Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 december 2010 over de Landbouw- en Visserijraad.

De voorzitter:

Wij vervolgen met het VAO Landbouw- en Visserijraad. Ik heet de staatssecretaris, de heer Bleker, van harte welkom. Er zijn drie sprekers en de eerste spreker is mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat legbatterijkooien die nu nog worden gebruikt in de pluimveehouderij in de hele Europese Unie onbruikbaar zullen zijn na inwerkingtreding van het verbod op de legbatterij op 1 januari 2012;

constaterende dat pluimveehouders hun oude kooien doorverkopen aan landen buiten de Europese Unie omdat dit net iets meer zou opleveren dan verkoop aan de ijzerhandel;

van mening dat zowel de Europese markt als dierenwelzijn er niet bij gebaat is als vanuit EU-lidstaten een bijdrage wordt geleverd aan de opbouw van vormen van veehouderij in derde landen die niet voldoen aan Europese regelgeving;

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om de export van legbatterijkooien tegen te gaan en de Kamer op korte termijn te informeren over de mogelijkheden van een sloopregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 423(21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, ik weet dat ik verder niks mag zeggen, maar ik heb een tweede, historische motie. U zult zo horen waarom.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in Brussel te pleiten voor maatregelen om grootschalige export van legbatterijkooien te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 424(21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De motie is mede ondertekend door de heer Koopmans. Dat hadden wij nog niet eerder meegemaakt in dit huis.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van de Health Check de Europese Commissie in 2008 heeft besloten om bij het afschaffen van de melkquotering in 2015 een zachte landing te realiseren;

overwegende dat de Europese Commissie nog geen plannen heeft om EU-landen waar het melkquotum nog steeds duur is, te helpen bij het realiseren van een zachte landing;

overwegende dat een zachte landing eenvoudig gestalte kan krijgen door bekende maatregelen zoals geleidelijke quotumuitbreiding, quorumverevening en/of een superheffingverlaging toe te passen;

overwegende dat vooral jonge ondernemers de dupe zijn en deze de afgelopen drie jaar voor 700 mln. hebben uitgegeven aan quotum en superheffing;

van mening dat deze middelen beter ingezet kunnen worden om te investeren in verduurzaming van de melkveehouderij;

verzoekt de regering, de inspanningen van het kabinet voort te zetten zodat de door de EU toezegde zachte landing kan plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 425(21501-32).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een motie die met de visserij te maken heeft. Ik complimenteer de staatssecretaris. Hij heeft zijn woorden waargemaakt en zich de afgelopen week ingespannen. Wij hadden natuurlijk niets anders verwacht, maar er is ook resultaat geboekt. Voor de toekomst heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de visquota voor schol met 15% worden verhoogd en voor tong gelijk blijven, maar de quota van de daarmee geassocieerde bestanden tarbot/griet, schar/bot en tongschar met 5% worden verlaagd, terwijl deze vorig jaar al met 15% zijn verlaagd;

overwegende dat dit leidt tot meer ongewenste bijvangsten in plaats van hogere visbestanden;

overwegende dat de geassocieerde vissoorten slechts een klein deel uitmaken van de aanvoer, maar per kilo wel het meest opleveren en een daling van de quota met 5% dus grote gevolgen heeft voor de Nederlandse visserijsector;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat er een betere wetenschappelijke onderbouwing komt voor de bestandsschattingen van de geassocieerde visbestanden, en de visquota voor geassocieerde visbestanden wordt gekoppeld aan de trend bij de visquota voor schol en tong,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 426(21501-32).

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Ik ontraad de motie-Ouwehand op stuk nr. 423, omdat het niet tot de mogelijkheden behoort om de export tegen te gaan. De motie is gewoon niet uitvoerbaar.

De motie-Ouwehand/Koopmans op stuk nr. 424 moet ik met een zekere prudentie behandelen, gelet op de innige omarming door mevrouw Ouwehand en de heer Koopmans die daaraan ten grondslag ligt. Ik weet niet of het mogelijk is om vanuit de Europese Unie die grootschalige export te voorkomen. Ik wil mij er wel voor inzetten om bij de Eurocommissaris en binnen de Europese Unie dit punt onder de aandacht te brengen en te agenderen, en te laten nagaan of er mogelijkheden zijn om bij te dragen aan het doel dat in de motie is geformuleerd. Maar ik weet niet of het mogelijk is om "grootschalige export te voorkomen", zoals nu in de motie staat. Aan de bedoeling van de motie wil ik in positieve zin aandacht vragen bij de Europese Commissie.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand heeft nog een korte vraag om nadere informatie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil graag het doel van de eerste motie nader toelichten. Ik zou het liefst een exportverbod zien ...

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, het kerstregime geldt, en dan is het niet de bedoeling dat u aan de interruptiemicrofoon de motie alsnog gaat toelichten. Dat kan niet. Het enige wat u nu kunt doen, is een korte vraag om informatie stellen aan de staatssecretaris, als iets u niet duidelijk is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb de indruk dat de staatssecretaris de motie opvat in de trant van: wij moeten de export hoe dan ook tegengaan. Ik weet dat dit niet kan. De bedoeling van de motie is, de export zoveel mogelijk te voorkomen. Heeft de staatssecretaris de motie zo gelezen?

Staatssecretaris Bleker:

Ja, en mijn conclusie blijft dat ik de aanneming van de eerste motie moet ontraden. Wij hebben de Kamer eerder geïnformeerd dat dit voor Nederland niet tot de mogelijkheden behoort. Wat een sloopregeling betreft: die willen wij niet. Over de motie-Ouwehand/Koopmans heb ik gezegd dat ik in Europa aandacht wil vragen voor het doel dat de indieners beogen.

De motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 425 zie ik als ondersteuning van de inspanningen die nu al worden gepleegd. Wij gaan volop verder met de landen die in dezelfde situatie zitten, zoals Denemarken. Die motie voer ik dus uit.

De heer Koopmans (CDA):

De staatssecretaris begrijpt ongetwijfeld dat met het dictum ook wordt bedoeld dat dit grote probleem voor Nederland nu eens een keer in een mandje gegooid wordt, ook op andere momenten dan die waarop de staatssecretaris aan het onderhandelen is – dus bijvoorbeeld wanneer de minister-president of anderen overleg voeren.

Staatssecretaris Bleker:

Dat heb ik heel goed begrepen. Ik heb begrepen dat de regeringsleider van Italië, die recentelijk onder vuur lag – hij ligt bijna altijd onder vuur, geloof ik – er ooit in geslaagd is om iets te regelen voor de Italiaanse melkveehouders, tijdens een bijeenkomst waar het over totaal andere onderwerpen ging. Als onze regeringsleider daartoe ook gelegenheden ziet, zullen die ongetwijfeld onder ogen komen.

De motie van de heer Slob zie ik als ondersteuning van staand beleid. De heer Slob heeft er gelijk in dat, voor zover wij het kunnen beïnvloeden, de wetenschappelijke onderbouwing verbeterd moet worden als wij een quotaverbetering verlangen. Dat vind ik ook erg belangrijk. Dat zijn we in ieder geval verplicht om te doen, want niets is beroerder dan een quotaverlaging moeten accepteren omdat je een ontoereikende wetenschappelijke onderbouwing hebt. Ik beschouw de motie als ondersteuning van staand beleid, en we voeren haar uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven