Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 april 2008 over corporate governance.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Financiën van harte welkom. Het betreft een VAO onder het kerstregime. Ik zal heel streng zijn in het hanteren van de spreektijd van twee minuten inclusief het voorlezen van de moties. Er mogen geen interrupties worden geplaatst bij het indienen van een motie. De leden mogen vragen stellen aan de minister, maar alleen wanneer zij niet begrijpen wat de minister zegt. Gezien uw hoge opleiding, kan ik mij dat niet voorstellen. Ik doel op de opleiding van de leden. Ik heb nooit een oordeel over de opleiding van ministers.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begrijp dat toelichtende teksten niet gewenst zijn. Dan dien ik dus maar kaal een motie in. Dat is een beetje ongezellig, maar de minister weet hoe dat komt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de huidige code-Tabaksblatnormering van de topinkomens grotendeels ontbreekt;

van mening dat normering wenselijk is met het oog op matiging van topsalarissen en behoud van het sociale klimaat in het Nederlandse bedrijfsleven;

verzoekt de regering, maximale druk uit te oefenen op partijen die betrokken zijn bij de opstelling en uitvoering van de code-Tabaksblat om een concrete normering van de beloningsverhouding tussen top en werkvloer in de code op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31083).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Het kerstregime is inderdaad wat ongezellig, maar ook ik zal direct overgaan tot het voorlezen van mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat diversiteit binnen bedrijven gestimuleerd moet worden;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen voor een transparant diversiteitsbeleid bij ondernemingen, en daarbij bijvoorbeeld aan te sluiten bij het "comply or explain"-principe van Morris Tabaksblat of het voorstel van oud-minister Dekker dat een vrijwillige maar niet vrijblijvende code behelst op basis waarvan werkgevers zich vastleggen op meetbare doelstellingen, gericht op het weerspiegelen van de samenleving in de raad van bestuur en de lagen daaronder,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31083).

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Weekers

neemt met dank acte van het zeer waardevolle werk van de commissie-Tabaksblat en de commissie-Frijns in de afgelopen jaren en het werk dat zij verzet hebben voor een transparante en evenwichtige corporate governance in Nederland;

overwegende dat het werk van de monitoring commissie corporate Governance in de loop van het jaar wordt afgerond;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat dit werk ook de komende jaren op een vergelijkbare wijze wordt gecontinueerd en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Weekers en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31083).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Vendrik, ik sta geen interrupties toe. Het spijt mij; het kerstregime geldt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Mag ik dan aan u iets vragen? Ik vraag mij af of ik de motie van de heer Weekers moet steunen. Het dictum is echter voor verschillende interpretaties vatbaar. Mag ik de heer Weekers om uitleg vragen?

De voorzitter:

Nee, mijnheer Vendrik. U kunt naar de heer Weekers toelopen om hem persoonlijk om uitleg te vragen. Wij hanteren het kerstregime en iedereen heeft hetzelfde verhaal.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Frijns waardevolle aanbevelingen gedaan heeft op het gebied van de vaststelling van het beloningsbeleid, vergoedingen bij ontslag en change of control en op het gebied van diversiteit;

van mening dat deze aanbevelingen op gelijke wijze als de code-Tabaksblat verankerd dienen te worden, zodat het "pas toe of leg uit"-principe ook van toepassing is op deze aanbevelingen;

verzoekt de regering, deze aanbevelingen op zeer korte termijn op voet van artikel 2:391, lid 4, van het Burgerlijk Wetboek aan te wijzen als officieel na te leven gedragscode voor vennootschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Weekers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31083).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Burgerlijk Wetboek in artikel 2:92 enige ruimte biedt voor beloning van trouwe aandeelhouders;

van mening dat kapitaal niet anoniem is en vennootschappen de mogelijkheid moeten hebben om trouwe en betrokken aandeelhouders extra stemrechten en dividendrechten toe te kennen;

van mening dat die extra beloning alleen moet toekomen aan aandeelhouders die zowel de facto als de jure te allen tijde het juridische en economische eigendom van aandelen gehad hebben en aandelen dus niet hebben uitgeleend of via derivaten feitelijk het eigendom tijdelijk dan wel definitief overgedragen hebben;

verzoekt de regering, voor het einde van het zomerreces aan te geven welk onderscheid de huidige wetgeving en rechtspraak al dan niet toestaat en nadere voorstellen uit te werken waarin trouwe aandeelhouders beloond worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Kalma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31083).

De heer Kalma (PvdA):

Voorzitter ik wil twee moties indienen. De eerste gaat over het beloningsbeleid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de relatie tussen prestaties en beloning soms ver te zoeken is;

constaterende dat ook leden van de commissie-Frijns twijfelen aan de effectiviteit en de wenselijkheid van variabele beloning of sommige vormen daarvan;

verzoekt de regering, er bij de commissie-Frijns op aan te dringen om in de eindrapportage uitgebreid te bespreken in hoeverre variabele beloning of vormen daarvan effectief en wenselijk zijn voor alle betrokkenen bij een bedrijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kalma, Tang en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31083).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aandeel van vrouwen in het bestuur van grote ondernemingen in Nederland rond de 5% ligt;

constaterende dat dit cijfer erg laag is in vergelijking met het (toch al lage) Europese gemiddelde;

overwegende dat dit zeer beperkte aandeel zich niet uitsluitend laat verklaren door aanbodfactoren;

overwegende dat ambitieuze streefcijfers, (25%-30% in 2015) de participatie van vrouwen in raden van bestuur en raden van commissarissen sterk bevorderen en dat de capaciteiten van vrouwen gunstig uitwerken op bedoelde raden;

verzoekt de regering, de binnen de Kamer levende wens om dergelijke streefcijfers een plaats in de code-Tabaksblat te geven over te brengen aan de monitoring commissie corporate governance code,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kalma, Weekers, Koşer Kaya, Vendrik en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 17(31083).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik probeer het nog maar een keer, met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering als maatregel heeft aangekondigd, beloningen van bestuurders in de publieke sector (Rijk, lokale overheid, zbo's) te maximeren tot het ministerssalaris;

constaterende dat er bestuurders zijn in de publieke sector die dit maximum overschrijden;

verzoekt de regering, de inkomens van alle bestuurders die werkzaam zijn in de publieke sector nog voor het einde van 2008 te maximeren tot aan het ministerssalaris en eventuele voorgenomen uitzonderingen op deze maatregel voor te hangen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31038).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Mijn fractie dient één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de beloningen van topbestuurders in het Nederlandse bedrijfsleven exorbitante vormen aanneemt;

constaterende dat de hoogte van de salarissen aan de top in geen verhouding staat tot de hoogte van salarissen aan de basis;

verzoekt de regering om zich in te spannen om te komen tot afspraken met sociale partners om de salarissen van topbestuurders in het Nederlandse bedrijfsleven onder een cao te brengen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(31083).

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Minister Bos:

Voorzitter. Via u dank ik de leden voor hun bijdragen. Ik beperk mijn commentaar kortheidshalve tot de ingediende moties.

In de eerste motie wordt de regering gevraagd maximale druk uit te oefenen op de partijen die betrokken zijn bij de opstelling en uitvoering van de code-Tabaksblat, om een concrete normering van de beloningsverhouding tussen top en werkvloer in de code op te nemen. Ik ontraad die motie, omdat zij strijdig is met de plaats van de code in het bouwwerk van de corporate governance. De code is een zaak van zelfregulering. Als ons niet aanstaat wat daar tot stand komt, kunnen wij besluiten tot wetgeving. Druk uitoefenen op de partijen die de code maken zou afbreuk doen aan het karakter van zelfregulering.

In de volgende motie vraagt mevrouw Koşer Kaya de regering met voorstellen te komen voor een transparant diversiteitsbeleid bij ondernemingen. Er zou onder andere aangesloten kunnen worden bij initiatieven van de heer Morris Tabaksblat en oud-minister Dekker. Ik ben geneigd deze motie te zien als ondersteuning van ons standpunt. Op een aantal punten hebben wij dezelfde wensen. Ik meen dat minister Plasterk in een debat met de Kamer al heeft aangekondigd wat zijn voornemen op dit gebied is. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

De heren Weekers en Omtzigt vragen met hun motie op stuk nr. 13 aan de regering om ervoor zorg te dragen dat het werk van de monitoringcommissie ook de komende jaren op een vergelijkbare wijze wordt gecontinueerd en de Kamer daarover te informeren. De motie begint overigens met uitgebreide dankzegging voor het werk van de commissie. Het is belangrijk om dat te memoreren. Uiteraard kan ik met deze motie goed leven.

Met hun motie op stuk nr. 14 vragen de heren Omtzigt en Weekers de regering om een aantal aanbevelingen van de commissie-Frijns op voet van artikel 2:391, lid 4, van het Burgerlijk Wetboek aan te wijzen als officieel na te leven gedragscode voor vennootschappen. Als wij dit zouden doen, zouden wij handelen in de strijd met wat wij eerder met de Kamer hebben besproken en met de manier waarop wij omgaan met de code. Het is nu eerst aan de deelnemende partijen zelf om te besluiten hoe de nieuwe code er zal uitzien en of men elementen van eerder gedane aanbevelingen en getrokken conclusies zal verwerken in de nieuwe code. Als die nieuwe code er is, kunnen wij met het Burgerlijk Wetboek naar die nieuwe code verwijzen. Het lijkt mij onverstandig om op onderdelen selectief te gaan shoppen. Wij moeten wachten waar de commissie zelf mee komt. Om die reden ontraad ik aanneming van deze motie.

De heren Omtzigt en Kalma vragen met de motie op stuk nr.15 de regering om "voor de eind van het zomerreces aan te geven welk onderscheid de huidige wetgeving en rechtspraak al dan niet toestaat en nadere voorstellen uit te werken waarin trouwe aandeelhouders beloond worden". Ik verkeer in dubio bij het geven van een oordeel over deze motie. Ik heb namelijk geen probleem met het aangeven welk onderscheid de huidige wetgeving en rechtspraak al dan niet toestaat. Ik hoop echter dat de indieners mij de ruimte laten om na analyse wellicht tot de conclusie te komen, waartoe wij steeds zijn gekomen, dat het niet primair de taak is van het kabinet of de overheid om nadere initiatieven te nemen. De conclusie zou ook kunnen zijn dat de ruimte met wetgeving en rechtspraak zodanig is dat de partijen de benodigde initiatieven kunnen nemen en dat niets ze hierbij in de weg staat, zodat er geen reden is voor aanvullend overheidsbeleid. Als de Kamer het niet met die conclusie eens zou zijn, zal zich vanzelf weer een gelegenheid voor debat voordoen. Dus wij willen deze analyse maken en daaraan vervolgens zelf een conclusie verbinden met betrekking tot het al dan niet bestaan van de noodzaak voor het doen van verdere voorstellen. Als ik de motie zo mag verstaan, kan ik er prima mee leven.

De heren Kalma, Tang en Vendrik verzoeken de regering met de motie op stuk nr. 16 om "er bij de commissie-Frijns op aan te dringen in de eindrapportage uitgebreid te bespreken in hoeverre variabele beloning of vormen daarvan effectief en wenselijk zijn voor alle betrokkenen bij een bedrijf". Ik constateer dat de motie niet vraagt om daaromtrent iets in de code op te nemen, maar om in de rapportage uitgebreid op het aspect van beloning in te gaan. Ik meen dat ik dit verzoek aan de commissie over kan brengen als de Kamer mij dat zou vragen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 17 is van de leden Kalma, Weekers, Koşer Kaya, Vendrik en Omtzigt. Zij verzoeken de regering "de binnen de Kamer levende wens om dergelijke streefcijfers een plaats in de code-Tablaksblat te geven, en die wens over te brengen aan de Monitoring Commissie Corporate Governance Code". Ik ga ervan uit dat als de Kamer deze motie zou aannemen, zij twee uitspraken doet. Ten eerste zegt zij dan dat zulke streefcijfers in de nieuwe code zouden moeten komen en ten tweede dat ik dat moet doorgeven aan de monitoringcommissie. Als die interpretatie klopt, laat ik het oordeel graag aan de Kamer.

De heer Van Dijck vraagt met de motie op stuk nr. 18 om de "inkomens van alle bestuurders die werkzaam zijn in de publieke sector nog voor het einde van 2008 te maximeren tot aan het ministersalaris en eventuele voorgenomen uitzonderingen op deze maatregel voor te hangen aan de Kamer". Er is eerder met de Kamer gecommuniceerd binnen welke tijdspanne het kabinet zijn standpunt over het advies van de commissie-Dijkstal inzake maximering en normering van salarissen in de publieke en semipublieke sector met de Kamer zal bespreken. Ik stel voor dat wij aan die planning vasthouden en ontraad de Kamer dus om die motie aan te nemen.

Tot slot kom ik op de motie-Karabulut/Vendrik met het verzoek aan de regering zich in te spannen om te komen tot afspraken met sociale partners met de intentie de salarissen van topbestuurders in het Nederlandse bedrijfsleven onder een cao te brengen en de Kamer daarover te informeren. Ik ontraad de Kamer om die motie aan te nemen. De vraag welke salarissen onder een cao vallen, dient alleen door sociale partners te worden beantwoord. Dat is dus niet aan het kabinet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Mede namens de leden dank ik de minister voor zijn bondige beantwoording. De stemmingen zullen hedenavond plaatsvinden.

Minister Bos:

Mag ik oneigenlijk gebruikmaken van het feit dat ik hier sta? Ik dank de Kamer – het zijn deels dezelfde woordvoerders – voor het feit dat het overleg over de Wet toezicht accountantsorganisaties de afgelopen dagen succesvol is afgerond en dat daarover vanavond kan worden gestemd.

De voorzitter:

Ik dank de minister zeer. De afwezige woordvoerders zullen wij daarover informeren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven