Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 juni 2002 over knelpunten in de varkenshouderij.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dacht even dat het bosje uien in vak K zou blijven liggen, vanwege het feit dat ook het volgende onderwerp een aantal mensen wel eens tot tranen heeft bewogen!

De CDA-fractie heeft zich vanaf de introductie van de wet op de herstructurering van de varkenshouderij zeer druk gemaakt over de soms onrechtvaardige en soms onbillijke uitwerking van de toekenning van rechten. Bestaande rechten zijn ingeperkt. Bestaande rechten vergen echter een zeer zorgvuldige wetgeving. De introductie ook vandaag bij de AMvB van vele nieuwe categorieën hardheidsgevallen bevestigt het feit dat een onbillijke uitwerking op verschillende momenten aan de orde is geweest. Wij willen daarop verder voortborduren. Dat is geen micromanagement van de Kamer of van de CDA-fractie. Het is in onze ogen een staaltje van uiterste zorgvuldigheid. Wij willen graag een individuele beoordeling van de bekende resterende gevallen door een onafhankelijke commissie.

De minister heeft ons nog een brief geschreven met een aantal opmerkingen. Hij rept daarin van valse hoop. Ik denk dat er geen sprake is van het geven van valse hoop, maar dat er puur sprake is van het bieden van de mogelijkheid van een rechtvaardige onafhankelijke beoordeling van in onze ogen onbillijke uitwerkingen. Wij vinden het nuttig dat die uitwerkingen onafhankelijk worden beoordeeld. De minister waarschuwt dat wij de 24.000 dossiers niet opnieuw tegen het licht moeten houden. Dat willen wij ook niet. De minister vermeldt het strafrechtelijke punt dat de handhaving niet aan de orde is. Dat was tot op vandaag ook niet aan de orde. Wij waren nog steeds bezig met het wisselen van argumenten met betrekking tot...

De voorzitter:

Mijnheer Koopmans, uw spreektijd is voorbij. Ik heb begrepen dat u nog een motie wilde indienen. Dat moet u dan nu doen, anders kan het niet meer.

De heer Koopmans (CDA):

Dat doe ik dan bij dezen, voorzitter. Ik dien deze motie in mede namens de heren Van den Brink, Van Dijke, Teeven en Van der Vlies.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door het advies van de commissie van wijzen wederom groepen van hardheidsgevallen van de Wet herstructurering varkenshouderij zijn aangewezen;

overwegende dat er nog steeds varkenshouders in grote sociale en financiële onzekerheid verkeren als gevolg van onbillijkheden bij de toekenning van varkensrechten;

verzoekt de regering, een onafhankelijke commissie in te stellen die de resterende bekende gevallen individueel zal beoordelen op grond waarvan een definitieve vaststelling van de varkensrechten zal plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is ingediend door de leden Koopmans, Van den Brink, Van Dijke, Teeven en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 47(25448).

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Als ik de brief van de minister moet geloven, kan een varkenshouder wiens bedrijf niet is in te delen in een categorie nooit een knelgeval zijn. Dat is in wezen de werkelijkheid van de brief die de minister heeft geschreven. Ik neem toch aan dat de minister weet dat de varkenshouderij zo divers is dat het onmogelijk is om alle bedrijven in verschillende categorieën in te delen. Het kan toch niet waar zijn dat indien een bedrijf niet in een categorie is in te delen het bij voorbaat geen knelgeval is. Als je een klein beetje rechtsgevoel hebt in Nederland, een klein beetje maar, dan vind je toch dat ieder individueel bedrijf uiteindelijk op dezelfde merites moet worden beoordeeld? Los van alle andere problemen is dat er de oorzaak van dat ik de motie ondersteun. Ik vind heel simpel dat de minister het bij het verkeerde eind heeft.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter. Vorige week dinsdag heb ik namens de VVD-fractie in het algemeen overleg naar voren gebracht dat wij wensen vast te houden aan de gemaakte afspraak dat alle partijen zich zouden neerleggen bij het bindend advies van een onafhankelijke commissie inzake enkele groepen van hardheidsgevallen bij de herstructurering van de varkenshouderij. De minister van LNV heeft het advies overgenomen. LTO Nederland is tevreden over de werkwijze van de commissie en over het resultaat. Terecht merkt LTO Nederland op dat de nu nog overblijvende knelgevallen zo divers en specifiek van aard zijn dat ondernemers via een juridisch traject zullen moeten proberen hun gelijk te halen.

De VVD-fractie betreurt het dat door het indienen van de motie ten onrechte de verwachting wordt gewekt dat alsnog recht zal worden gedaan via een nieuwe commissie die individueel beoordeelt. Die individuele beoordeling kan in onze ogen alleen nog door de civiele rechter plaatsvinden, hoe vervelend dat ook is voor de betrokken ondernemers. Laten wij dat de getroffen varkensboeren gewoon eerlijk zeggen. Daar hebben zij recht op.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Wij hebben vorige week hierover inderdaad uitvoerig gediscussieerd. Sterker nog, wij hebben wel tien keer uitvoerig gediscussieerd sinds ik vanaf juni 1999 het voorrecht heb om dit mooie ambt te bekleden.

De heer Cornielje heeft terecht gezegd dat er inhoudelijk gezien een adequate voorziening is. Ik bestrijd ten enen male dat er sprake is van onwilligheid van de regering. Ik herinner er nog één keer aan dat er bij behandeling van de WHV sprake was van zes categorieën knelgevallen. Dankzij het gemeen overleg met de Staten-Generaal waren er bij mijn aantreden negentien categorieën aan knelgevallen. Sinds 1999 hebben wij daarover met elkaar gediscussieerd. Op voorstel van de Kamer heb ik een commissie van bindend advies ingesteld, een commissie van wijzen. Ook LTO Nederland is daarbij betrokken geweest. Dat sprake is van een adequate voorziening blijkt uit het feit dat die commissie, hoewel zij ook naar allerlei alternatieven heeft gekeken, tot de conclusie kwam dat het hiermee gedaan was.

In economische zin is het een buitengewoon slechte zaak als deze motie door de Kamer wordt aangenomen. De varkenshouders hebben recht op duidelijkheid; na vijf jaar moet er eindelijk eens een streep onder het verleden worden gezet. Wij moeten geen valse hoop geven aan individuele gevallen. De heer Cornielje heeft daar terecht op gewezen.

Ik kom bij het bestuurlijke aspect. Vorig jaar zomer heeft de Kamer met instemming kennisgenomen van de procedure van bindend advies en gezegd: "daarmee is het afgelopen." Als er ooit sprake is van een betrouwbare overheid, dan is het deze. Het gaat niet aan dat deze Kamer één jaar later precies het omgekeerde voorstelt. Het bindend advies, dat integraal is overgenomen door de regering en deze minister, geeft aan dat wij tot het uiterste zijn gegaan bij wat mogelijk is binnen het wettelijke criterium.

De heer Koopmans (CDA):

Ik begrijp niets van uw opmerking over het economische argument. U stelde dat varkenshouders hoop werd gegeven. Dat is eerder een aanbeveling voor de motie.

Minister Brinkhorst:

Uitvoering van de motie zou betekenen dat 24.000 varkenshouders in theorie de mogelijkheid krijgen om zich opnieuw te melden. Het gaat namelijk om individuele gevallen, wat nog eens wordt bevestigd door de opmerking van de heer Van den Brink hierover. De commissie van bindend advies heeft al deze vragen al behandeld. Ik kom zo bij het juridische argument.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik neem aan dat deze minister – zo heb ik het tenminste altijd begrepen – democraat is. In een democratisch bestel past het dat iedereen dezelfde rechten heeft, niet meer en niet minder. Hij heeft nog steeds niet uitgelegd hoe hij iedere varkenshouder dezelfde rechten heeft gegeven.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Hiermee kom ik bij het staatkundige argument. Het is de taak van regering en Staten-Generaal, materiële wetgeving aan te nemen met algemeen verbindende voorschriften; dat is onze gezamenlijke taak. Micromanagement van individuele gevallen past daar niet in. Het principe van de trias politica zegt heel nadrukkelijk dat de toepassing in individuele gevallen niet aan de Kamer is maar aan de rechter en in bepaalde gevallen aan het bestuur. De Kamer is natuurlijk verantwoordelijk voor de controle op hoofdlijnen. Binnen de trias politica heeft zij de mogelijkheid om categorieën aan te geven. Ik ben echter van mening dat de gekozen weg, waarbij de Staten-Generaal en een commissie van wijzen tot de conclusie zijn gekomen dat er geen sprake is van individuele hardheidsgevallen die voldoen aan het wettelijke criterium, leidt naar de rechter.

Ik kom ten slotte bij de politieke dimensie. Ik zou het aannemen van deze motie een buitengewoon zware belasting vinden van mijn opvolger, die zeer waarschijnlijk niet afkomstig zal zijn van D66. Ik spreek dus niet voor eigen zaak. Een volgend kabinet, een volgende minister wordt opgezadeld met een onmogelijk traject. Als deze weg wordt gekozen, is er op zijn vroegst in 2005 duidelijkheid. Het staat bovendien haaks op de gedachte dat het ambtelijk apparaat moet worden ingeperkt. Het opnieuw beoordelen van potentieel 24.000 gevallen is een extra beslag op het ambtelijk apparaat, terwijl het nieuwe regeerakkoord is gericht op het verminderen van het aantal ambtenaren. Het legt bovendien een hypotheek op de handhaving. Hoezo, hersteld vertrouwen? Verder heeft het morrelen aan de criteria tot gevolg dat de doelstellingen van de wet onder grote druk komen te staan. Ik wens u succes met een dergelijke motie.

De heer Van den Brink (LPF):

De minister stelt een vraag en dat gebeurt niet zo vaak. Hij vroeg: "Hoezo hersteld vertrouwen?" Het betekent het vertrouwen herstellen bij mensen voor wie acht jaar Paars daar geen inhoud aan heeft gegeven. Dat is herstel van vertrouwen! Ik hoop dat de minister dat vandaag begrijpt.

Minister Brinkhorst:

Waarschijnlijk beseft de heer Van den Brink in mindere mate wat ik besef, namelijk dat het recht ook voor individuen geldt, zelfs wanneer op een goed ogenblik ten nadele van een individu wordt beslist. Gelukkig is in de rechtsstaat Nederland altijd een beroep op de rechter mogelijk. Daarmee kan een individu altijd zijn recht halen. De LPF zal zich, als zij nog enige tijd bestaat, waarschijnlijk ook realiseren wat ongeveer de regels van de Nederlandse rechtsstaat zijn. Tegen deze achtergrond zal het de Kamer niet verbazen dat ik met zeer veel kracht aanvaarding van de motie ontraad.

De voorzitter:

Mijnheer Teeven, u had niet het woord gevraagd.

De heer Teeven (LN):

Dat had ik inderdaad niet gedaan en ik heb ook niet gesproken, maar ik mag de minister toch wel interrumperen?

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Teeven (LN):

Ik begrijp dat de minister de 24.000 gevallen allemaal als individueel ziet en tot zover kan ik het volgen. Is hij echter niet met mij van mening dat door de beperkte capaciteit waardoor nu het ambtenarenapparaat onder druk staat, straks de rechter onder druk staat, als er een persoon bij zit die gelijk krijgt van de rechter en meer personen een beroep gaan doen op de rechter? Of laat hij dat probleem over aan een nieuw kabinet?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik ben eigenlijk heel blij dat u de heer Teeven het woord hebt gegeven, ook al had hij geen inhoudelijke bijdrage in eerste termijn. Ik was er zeer verbaasd over dat de fractie van Leefbaar Nederland deze motie ondersteund heeft, omdat het naar mijn gevoel zo'n typisch voorbeeld van gedogen is. Dat is, dacht ik, in strijd met de filosofie van Leefbaar Nederland. Van de heer Van den Brink ben ik inmiddels gewend dat hij niet in overeenstemming handelt met zijn geestelijk leider, maar...

De voorzitter:

Mijnheer Brinkhorst, wilt u niet allerlei tegenspraak uitlokken? U mag een korte reactie geven op wat de heer Teeven heeft gezegd.

De heer Van den Brink (LPF):

Nu houdt de minister zich niet eens aan zijn uitspraak, want hij heeft laatst gezegd dat het de laatste keer was en nu doet hij het weer.

Minister Brinkhorst:

Dat gold voor het AO. Dit is de laatste keer dat ik plenair het genoegen heb om de heer Van den Brink aan zijn uitspraken te herinneren.

Voorzitter. Ik was eigenlijk met de heer Teeven in gesprek. De gedachte was dat de rechter de mogelijkheid heeft de individuele varkenshouder gelijk te geven. Dat is de rechtsstaat Nederland waar wij hartstochtelijk in geloven. Het betekent een afbakening ten opzichte van de 24.000. De weg die wordt voorgesteld in de motie is dat als eenmaal aan de 170 individuele varkenshouders het recht is gegeven – aan vier van die 170 is het recht gegeven – er geen enkel objectief afbakeningscriterium is om te voorkomen dat de overige varkenshouders in Nederland alsnog zeggen dat er achteraf gezien in hun geval wellicht een verkeerde berekening van het varkensrecht is geweest. Dat zal leiden tot een ongehoord beslag van administratieve aard, los van alle andere overwegingen die ik gegeven heb.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie donderdag in de loop van de dag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven