Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 72, pagina 4722-4726 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 72, pagina 4722-4726 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van heden over MKZ.
De voorzitter:
Er is mij verteld dat u vanmiddag tweeënhalf uur langer dan gepland in het algemeen overleg hebt gezeten. Ik stel voor om het strakke regime toe te passen. Dat wil zeggen dat de spreektijd alleen wordt gebruikt voor het indienen van moties binnen de maximaal twee minuten die iedere spreker heeft.
De heer Ter Veer (D66):
Voorzitter. Uw voorstel lijkt niet meer dan logisch na het terecht heel lange debat dat wij hebben gehad, dus ik voeg mij graag in uw regie. Ik heb de eer een motie in te dienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij het ruimen van een veestapel van een veehouder in het kader van de georganiseerde dierziektebestrijding een taxatierapport wordt opgemaakt omtrent de waarde van de over te nemen dieren;
overwegende dat dit rapport door twee partijen te weten de veehouder en de overheid wordt ondertekend;
constaterende dat bij de tot op heden gebruikelijke gang van zaken uitbetaling van dit bedrag in twee tranches plaatsvond;
constaterende dat deze gedragslijn bij eventuele toekomstige dierziekte-uitbraken negatief uitpakt voor de atmosfeer rondom de ruimingen;
verzoekt de regering, de geldende gedragslijn te wijzigen in die zin dat zo mogelijk binnen veertien dagen na overname het in het taxatierapport genoemde bedrag in zijn geheel wordt uitgekeerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ter Veer, Waalkens, Van der Vlies, Stellingwerf, Poppe, Oplaat en Atsma.
Zij krijgt nr. 98(27622).
De heer Stellingwerf (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil twee moties indienen die te maken hebben met het feit dat wij al jarenlang een vaccin hebben dat wij zouden kunnen gebruiken en met het reserveren van de producten van die dieren voor binnenlands of eventueel binnen-Europees gebruik.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- ten gevolge van het non-vaccinatiebeleid MKZ-uitbraken vooralsnog worden bestreden door middel van doding en vernietiging van besmette en/of gevaccineerde dieren;
- vaccinatie met het oog op de indamming van een MKZ-uitbraak de veestapel beschermt tegen verdere verspreiding van deze dierziekte;
- producten afkomstig van gevaccineerde dieren geen gevaar voor de volksgezondheid Stellingwerfopleveren;
spreekt als haar mening uit dat het als gevolg van het non-vaccinatiebeleid doden en vernietigen van (grote aantallen) dieren in ethisch opzicht niet acceptabel is;
verzoekt de regering, bij de Europese Commissie aan te dringen op een zo spoedig mogelijke intrekking van het Europese non-vaccinatiebeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 99(27622).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- ten gevolge van het non-vaccinatiebeleid MKZ-uitbraken vooralsnog worden bestreden door middel van doding en vernietiging van besmette en/of gevaccineerde dieren;
- producten afkomstig van gevaccineerde dieren geen gevaar voor de volksgezondheid opleveren;
- op dit moment Argentijns vlees afkomstig van gevaccineerde runderen in Nederland wordt geconsumeerd;
- producten afkomstig van gevaccineerde dieren via een aparte keten voor de consumptie beschikbaar kunnen blijven wanneer daarvoor binnen het Europese non-vaccinatiebeleid ruimte wordt geschapen;
verzoekt de regering, een zodanig voorstel te ontwikkelen dat, in geval van een dierziekte-uitbraak producten afkomstig van gevaccineerde dieren, door middel van tracering en etikettering via een aparte voedselketen voor binnenlandse en zo mogelijk binnen-Europese consumptie beschikbaar kunnen blijven;
verzoekt de regering tevens, daarvoor binnen de Europese Unie draagvlak te verwerven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 100(27622).
De heer Poppe (SP):
Voorzitter. Ik heb een motie, die verder geen inleiding behoeft.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit vrijwel alle lagen van de bevolking groot verzet is ontstaan tegen het preventief ruimen van gezonde dieren ter bestrijding van het zeer besmettelijke MKZ-virus;
constaterende dat slechts in "buitengewone omstandigheden" voorzien is in het preventief vaccineren van dieren die vervolgens in leven worden gelaten;
overwegende dat als gevolg van de laatste MKZ-crisis bestrijding op basis van het "stamping out"-principe een dermate maatschappelijke ontwrichting is ontstaan, waaraan tevens ernstige ethische bezwaren kleven, dat bij het uitbreken van een MKZ-crisis gesproken kan worden van "buitengewone omstandigheden";
overwegende dat tijdens de laatste MKZ-uitbraak ons land wat betreft de omvang van de besmetting door het MKZ-virus door het oog van de naald is gegaan en de factor geluk daarbij zwaarwegend is geweest;
overwegende dat een grootschaliger uitbraak van MKZ derhalve niet tot de onmogelijkheden behoort;
spreekt als haar mening uit dat een uitbraak van MKZ derhalve uit voorzorgsbeginsel gezien moet worden als een buitengewone omstandigheid welke het preventief vaccineren en vervolgens in leven laten van dieren rechtvaardigt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 101(27622).
De heer Van der Vlies (SGP):
Mijnheer de voorzitter. Diverse moties die tijdens dit debat worden ingediend, zijn door mij medeondertekend. Ik heb er zelf één als eerste ondertekend. Doel van deze motie is om in samenspraak met de EU een weg te vinden om geënt vee in leven te laten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij de MKZ-crisis geënte dieren werden vernietigd vanwege de exportpositie;
overwegende dat de Europese Unie geënt vlees uit Argentinië en Uruguay op de Europese markt toelaat en dit kan doorvoeren naar derde landen, terwijl de MKZ-vrije status niet wordt aangetast;
overwegende dat in Nederland nog steeds geënte dieren leven van vóór 1991 en Nederland vanaf dat jaar zijn MKZ-vrije status heeft verkregen;
overwegende dat het vernietigen van geënt en overigens gezond rundvee ethisch niet verantwoord is;
verzoekt de regering, in Europees verband de discussie aan te zwengelen dat ingevoerd (en doorgevoerd) geënt vlees niet wezenlijk anders is dan geënt vlees dat ontstaat door enting van vee binnen de EU;
verzoekt de regering voorts, bij de Europese lidstaten en bij exportlanden alles in het werk te stellen om deze landen ervan te overtuigen dat Nederland in staat is om geënt vlees niet in de exportketen te laten komen waardoor de MKZ-vrije status behouden kan blijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Atsma, Van Gent en Poppe. Naar mij blijkt, Van der Vlieswordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 102(27622).
De heer Stellingwerf (ChristenUnie):
Een korte vraag...
De voorzitter:
Ik had dit debat zonder interrupties willen doen. Als één lid vragen gaat stellen, kan ik het anderen niet meer weigeren.
De heer Stellingwerf (ChristenUnie):
Het gaat hier over het vlees, maar gaat het ook over melk...
De voorzitter:
Dat doet u nu altijd. Ik overweeg of ik misschien zo vriendelijk zal zijn om u de interruptie toe te staan en dan begint u er al mee. Nu sta ik hem niet toe!
De heer Atsma (CDA):
Voorzitter. Ik stel drie moties voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
- de MKZ-crisis van 2001 voor bedrijven, ondernemers en hun gezinnen grote emotionele, sociale en financiële gevolgen heeft;
- in financiële zin de gevolgen van de MKZ-crisis zijn vergroot voor ondernemers die geconfronteerd zijn met strafkortingen;
stelt vast:
- dat onder meer door de opgelegde strafkortingen het draagvlak voor het MKZ-beleid enorm is afgenomen en dat dit gevolgen heeft voor de uitvoering van het beleid in de toekomst;
- dat sprake is van strafkortingen op basis van kleine tekortkomingen;
- dat sprake is van willekeur waarbij ondernemers soms wel en soms niet zijn gekort op basis van dezelfde of vergelijkbare tekortkomingen;
roept de regering op, op de kortst mogelijke termijn de opgelegde strafkortingen te heroverwegen en terug te brengen tot een maximale korting van 3% over de getaxeerde waarde van het geruimde vee met een minimum dat overeenkomt met de boete die tijdens de routinecontrole wordt opgelegd bij vergelijkbare overtredingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 103(27622).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het ruimen van dieren na enting bij een dierziekte-uitbraak niet strikt noodzakelijk is voor het bestrijden van de dierziekte;
overwegende dat bij het in leven laten van de geënte dieren dit consequenties heeft voor de handel, verwerking en export van producten van de bedoelde dieren;
overwegende dat er mogelijkheden zijn om de geënte dieren en daarvan afkomstig zuivel en vlees voor de regionale en/of binnenlandse markt te bestemmen;
verzoekt de regering, te bevorderen dat het bedrijfsleven op korte termijn een plan van aanpak maakt voor het verwerken en vermarkten van bedoelde producten zodat het onnodig ruimen van dieren wordt voorkomen, en de Kamer op korte termijn hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 104(27622).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
- er vanuit het ministerie van LNV na de MKZ-crisis in 2001 gewerkt is aan een vernieuwd beleidsdraaiboek MKZ en een handboek communicatie bij crisis;
- maatschappelijke organisaties, provincies, gemeenten, het bedrijfsleven, agrariërs en overige betrokkenen onvoldoende betrokken zijn bij de totstandkoming van het vernieuwde draai- en handboek;
stelt vast dat voldoende communicatie en draagvlak voor beleid cruciaal is om te komen tot een effectieve aanpak van dierziekten;
roept de regering op, genoemde partijen actief te betrekken bij de aanpassingen in het beleidsdraaiboek MKZ en het handboek communicatie, en de aangepaste voorstellen aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies, Van Gent en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 105(27622).
De heer Oplaat (VVD):
Voorzitter. Ik dien bij dezen de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rol van de AID en de RVV in het B&A-rapport maar summier aan de orde is gekomen;
voorts constaterende dat beide organisaties een belangrijke rol hebben gespeeld tijdens de MKZ-crisis en er veel kritiek is geuit op deze organisaties;
verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk over te gaan tot het in gang zetten van een onafhankelijk onderzoek naar de rol van AID en RVV en de Tweede Kamer hier zo spoedig mogelijk over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 106(27622).
De OplaatKamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de lokale overheden een zeer belangrijke rol spelen bij de uitvoering van de dierziektecrises;
voorts constaterende dat het van groot belang is dat de rechten en plichten van de lokale overheden duidelijk gedefinieerd zijn;
van mening dat de wederzijdse financiële verplichtingen tussen lokale en rijksoverheid ten tijde van een dierziektecrisis nu niet goed geregeld zijn;
verzoekt de regering, wederzijdse financiële verplichtingen tussen lokale en rijksoverheid in crisistijd opnieuw te bezien en een voorziening te treffen ter dekking van de financiële verplichtingen van lokale overheden, in geval van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Stellingwerf, Van der Vlies, Atsma en Poppe.
Zij krijgt nr. 107(27622).
De voorzitter:
Verder wijs ik erop dat er een kleine wijziging is aangebracht in de eerste motie van de heer Stellingwerf. De motie-Stellingwerf (27622, nr. 99) is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:
"verzoekt de regering, bij de Europese Commissie aan te dringen op een zo spoedig mogelijke aanpassing van het Europese non-vaccinatiebeleid,".
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 108 (27622).
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. De motie van de heer Ter Veer leidt bij mij tot twee opmerkingen. De eerste is van wat meer principiële aard: de motie sluit niet uit dat als het betrokken bedrag in zijn geheel wordt uitgekeerd, dit vervolgens als gevolg van nog lopende kortingsproblemen wordt teruggevorderd. De doelstelling van deze motie is mij zeer sympathiek, want het gaat erom te zorgen dat gevolgen van ruimingen zo snel mogelijk ongedaan worden gemaakt. Maar heeft de heer Ter Veer ook overwogen dat de emotionele spanning van het terugvorderen van een eenmaal uitgekeerd bedrag, evenzeer grote problemen oproept? De tweede opmerking is van puur praktische aard: in de vorige ronde hebben wij alles in het werk gesteld om een periode van één maand te hanteren, wat grotendeels is gelukt. "Zo mogelijk binnen veertien dagen" lijkt mij onuitvoerbaar. Zo de heer Ter Veer het aspect van emotionele schade in de beschouwingen heeft betrokken, lijkt mij een periode van één maand realistischer. Nogmaals, de motie is mij sympathiek, maar het aspect van emotionele schade de andere kant op als er alsnog kortingen worden toegepast, doet mij toch aarzelen. Als eindconclusie geef ik dat ik het oordeel over de Kamerbrede motie, mits de termijn van veertien dagen wordt veranderd, aan de Kamer wil overlaten.
De heer Stellingwerf heeft een motie over een andere vorm van vaccinatiepolitiek ingediend. Zoals bekend is dat staand beleid, waarvoor het kabinet een geweldige inzet heeft gepleegd. Ik vraag de heer Stellingwerf, in plaats van het woord "intrekking" het woord "aanpassing" te gebruiken. Intrekking is alleen maar iets negatiefs, en aanpassing betekent dat iets in een bepaalde richting verandert. Het intrekken van het Europese non-vaccinatiebeleid lijkt mij in Europees verband geen haalbare kaart. Ik zie dat de heer Stellingwerf knikt. Met die verandering wil ik de motie graag overnemen.
De tweede motie van de heer Stellingwerf gaat over de totstandbrenging van een aparte voedselketen. Die motie lijkt erg op de motie van de heer Atsma. Als ik die motie bezie, geloof ik dat de motie van de heren Atsma, Van der Vlies en Stellingwerf wat realistischer is. Het verkrijgen van een draagvlak voor een aparte voedselketen lijkt mij op zichzelf positief, maar het is wel heel sterk gekoppeld aan de relatie met het bedrijfsleven. Uiteindelijk zal kanalisatie moeten plaatsvinden via het bedrijfsleven. Ik stel voor, de motie van de heer Atsma, die eigenlijk een vergelijkbare intentie heeft en correspondeert met de visie van het kabinet, in verband te brengen met de tweede motie van de heer Stellingwerf.
De motie van de heer Poppe is strijdig met bestaand Europees beleid en Europese regelgeving. Aanpassing is, zoals gezegd, mogelijk, maar het gaat te ver om nu een aanpak te kiezen die niet op draagvlak in Europa kan rekenen. Dat is onwijs en werkt contraproductief. Ik ontraad aanneming van de motie van de heer Poppe dan ook krachtig.
De motie van de heer Van der Vlies bevat sympathieke elementen. Ik doel op het entameren van de discussie over ingevoerd en doorgevoerd geënt vlees. Ik maak echter bezwaar tegen de suggestie dat een en ander via een Alleingang van Nederland bereikt kan worden. Naar mijn mening wordt het draagvlak ondergraven als wij tegen de andere lidstaten zeggen dat alleen Nederland in staat is om dat te doen. Het is juist van groot belang om het nonvaccinatiebeleid aan te passen in die richting die wij al verschillende malen met elkaar hebben besproken. Ik ontraad aanneming van deze motie.
Er is een fundamenteel verschil van opvatting tussen de fractie van de heer Atsma en het kabinet op het punt van de strafkortingen. De heer Atsma wil een liever een boetesysteem en ik heb begrepen dat hij werkt aan een initiatiefwetsvoorstel terzake. Dezer dagen zal het kabinet een aangepast voorstel doen voor de kortingen. Hierbij worden de lijnen gevolgd zoals geschetst in het AO dat wij hier kort geleden over hebben gehouden. Tegen die achtergrond ontraad ik aanvaarding van de motie van de heren Atsma, Van der Vlies en Stellingwerf.
De motie van de heer Atsma over het draaiboek betreft staand beleid. Ik ben bezig om zoveel mogelijk partijen daarbij te betrekken. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid.
In zijn eerste motie vraagt de heer Oplaat om een onafhankelijk onderzoek naar de rol van de AID en de RVV. Tijdens de ruimingen namen de AID en de RVV een andere positie in. Ik heb vanmorgen gezegd dat de RVV bezig is met een verandering van de eigen cultuur. Doel daarbij is een adequaat opererende dienst. Het is niet juist dat een en ander in het onafhankelijke B&A-rapport summier aan de orde is geweest. Tegen deze achtergrond is het niet wijs om nu naast het in gang gezette beleid een nieuw onafhankelijk onderzoek te starten. Ik wijs erop dat ik heer Waalkens al heb toegezegd dat ik de Kamer zo snel mogelijk over de stand van zaken zal informeren. Mijn ervaring is dat het initiëren van een nieuw onderzoek contraproductief werkt, omdat vervolgens iedere veranderingsoriëntatie binnen de organisatie op slot wordt gedaan in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek. Ik moet aanneming van deze motie van de heer Oplaat dan ook ontraden.
In de tweede motie van de heer Oplaat staat dat de wederzijdse financiële verplichtingen tussen lokale overheden en de rijksoverheid ten tijde van een dierziektecrisis niet goed geregeld zijn. Ik betwist dat. Die verplichtingen zijn uitstekend geregeld. Zowel in de Gemeentewet als in de Financiële-verhoudingswet is bepaald welke uitgaven door gemeenten en provincies moeten worden gedaan. Met betrekking tot de uitvoering van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is het duidelijk hoe de financiële verantwoordelijkheden liggen. Tegen die achtergrond moet ik aanvaarding van de motie van de heer Oplaat ontraden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, morgenavond aan het einde van de vergadering over de moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20012002-4722-4726.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.