Aan de orde is de behandeling van:

de Voorjaarsnota 2002 (28295).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Tijdens de algemene beschouwingen en tijdens de behandeling van de najaarsnota heeft de fractie van het CDA reeds aangegeven zich zorgen te maken over de economische ontwikkeling. Zij stelde bovendien dat de forse toename van de loonkosten en de inflatie en de afname van de winstgevendheid van het bedrijfsleven mede het gevolg zijn van het beleid van de regering. Omwille van de tijd zal ik dat betoog hier niet herhalen.

De zorg was echter wel terecht. In de bijgestelde prognose is de groei verder afgenomen, de inflatieverwachting voor dit jaar toegenomen, de loonkostenstijging hoger geworden en de werkgelegenheid wat afgenomen. Uit het Centraal economisch plan blijkt dat Nederland het op deze punten slechter doet dan het gemiddelde van de Europese Unie. Bovendien staat, zo bleek gisteren uit NRC Handelsblad en vanochtend uit enkele ochtendkranten, het consumentenvertrouwen onder druk.

De slechtere prognose heeft gevolgen voor de collectieve sector. Voor 2003 wordt gerekend op een tekort van 0,5%. Voor dit jaar is het optimisme uit de miljoenennota, waarin een overschot van 1% BBP werd verwacht, helaas verdwenen. Momenteel wordt gerekend op 0,1%. Er komt dus nog net het kleinst mogelijke plusje uit. Wij zouden het ons niet kunnen voorstellen, maar ik vraag het voor de zekerheid: kan de minister ons bevestigen dat geen problemen zijn doorgeschoven naar volgend jaar?

Het is dus allemaal zeer kwetsbaar. Wij hebben verschrikkelijk ons best gedaan om die kwetsbaarheid uit te rekenen, maar kwamen tot de conclusie dat wij het beter aan de minister kunnen vragen. Stel dat de rente 0,25% hoger is, schieten we dan in de min? Dat zou ons niet verbazen.

De heer Van Beek (VVD):

Ik begrijp de zorgen van de heer Wijn over het teruglopende saldo. Het laatste voorstel van het CDA was echter om de premies met ruim 2 mld gulden te verlagen. Dat verhoogt het tekort onmiddellijk met 2 mld. Is het niet een beetje vreemd om juist deze opmerking uit de mond van de heer Wijn te horen?

De heer Wijn (CDA):

Nee hoor, dat is niet zo vreemd.

De heer Van Beek (VVD):

Ik probeer om ook een inhoudelijk debat tot stand te brengen en confronteer de heer Wijn daarom met hetgeen hij zelf in het laatste debat heeft ingebracht.

De heer Wijn (CDA):

Ik heb expres in mijn eerste zin gezegd dat ik omwille van de tijd het betoog van de vorige keer niet helemaal wil herhalen. Desalniettemin wil ik die discussie voeren, maar dan gaat het meteen weer over de schotten tussen de budgetdisciplinesectoren, enz. In feite komen wij daarmee op een evaluatie van het financiële beleid van de afgelopen jaren. Het staat er nu nog slechter voor dan wij toen konden weten. Wij hadden graag gezien dat er inderdaad wat aan de WW- en de WAO-premies was gedaan. Ik moet wel nageven dat het op het moment buitengewoon moeilijk is om dat financieel invulling te geven. Ik meen daarom dat wij daar bij de formatie maar op moeten terugkomen, wellicht samen met de VVD.

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben er blij mee dat wij het erover eens zijn dat het niet goed is om die maatregel nu te nemen omdat dit onmiddellijk zou leiden tot een groot tekort.

De heer Wijn (CDA):

Ik wil het hierbij laten. Het is een punt om bij de formatie op terug te komen.

De heer Crone (PvdA):

Is het de heer Wijn bekend dat hij, als hij de premies lastendekkend vaststelt, een aantal premies moet verlagen, maar evenzoveel premies moet verhogen? Uit de stukken blijkt immers dat het saldo van overschotten en tekorten precies 0,2 is. Dat is dus 0. Waarom belooft de heer Wijn telkens mooie dingen, die hij niet eens uitvoert? Waarom vertelt hij er nooit bij dat de premies omhoog moeten?

De heer Wijn (CDA):

Aan welke premies denkt de heer Crone?

De heer Crone (PvdA):

De heer Wijn spreekt van lastendekkende premies. Het gaat dus om alle premies die lastendekkend zijn: werknemers- en volksverzekeringen. Of hoeven de volksverzekeringen niet lastendekkend te zijn? Gelden er dan geen schotten?

De heer Wijn (CDA):

Wij moeten bij alle premies werken in de richting van lastendekking. In de CPB-doorberekening van het CDA-programma is te zien dat wij stappen zetten in die richting. Het is overigens buitengewoon moeilijk om het gerommel van acht jaar beleid te herstellen, waarbij premies die voor het ene doel worden geheven vervolgens aan een ander doel worden uitgegeven. De heer Crone heeft hier zelf eerder op gewezen. Het is inderdaad heel moeilijk om daar weer lijn in te brengen. Het gaat ons niet lukken om dit knoeiwerk in vier jaar te herstellen. Wij hebben prioriteit willen leggen bij de werknemerspremies en werkgeverspremies op het gebied van werkloosheid en WAO. Wij zien daar dat de premies, als je die over de conjunctuurcyclus heen lastendekkend zou vaststellen, weldegelijk verlaagd kunnen worden. Het is niet voor niets dat wij zien dat de sociale zekerheidsfondsen overschotten kennen of dat er in ieder geval een fondsomvang is die te groot is, bezien op de langere termijn en dus conjunctuurongevoelig.

Ik heb net de vraag gesteld wat er gebeurt als de rente 0,25% hoger wordt. Schieten wij dan in de min? Wat als de contractlonen niet met 4% maar met een klein beetje meer stijgen? Wat als de dollarkoers of de olieprijs een fractie lager uitvalt en de aardgasopbrengsten tegenvallen? Welke tegenvallers kunnen wij nog hebben op deze onderwerpen? Welke tegenvallers niet?

Tijdens de algemene financiële beschouwingen en de behandeling van de najaarsnota hebben wij uitgebreid van gedachten gewisseld over het gebrek aan inzicht in de prestaties bij het Rijk door de EMU-criteria. De saldi van lokale overheden en de omvang van de fondsen bij de sociale zekerheid en het Rijk wordt allemaal bij elkaar opgeteld. De lokale overheden zorgen op dit moment voor een geflatteerd beeld. Daar is immers sprake van een overschot. Het Rijk zelf heeft echter een tekort van 540 mln euro. Dat is het gevolg van het feit dat de budgetdisciplinesector rijksbegroting in enge zin niet op orde is, zodat de rentelasten toenemen. Dat gaat om, naar het zich laat aanzien, 300 mln euro structureel per jaar. Wat vindt de minister hiervan?

Bij ons leeft voorts onduidelijkheid over de prijsbijstellingstranche. Een stuk daarvan, 50 mln euro, wordt niet uitgedeeld. Is dat een kaasschaafbezuiniging omdat de inflatie niet wordt gecompenseerd of wordt dit geld uiteindelijk toch uitgedeeld? En als het wordt uitgedeeld wat is dan, overige zaken gelijk blijvend, het EMU-saldo-effect daarvan?

Ik kom te spreken over de Zalmnorm. Ik heb mijn eerste budgetcyclus nog niet helemaal doorgemaakt. Ik heb dan ook de volgende informatieve vraag. Het is vervelend om vast te stellen. De kans is echter reëel aanwezig dat wij nog dit jaar worden geconfronteerd met een tekortsituatie. Dat zou natuurlijk niet leuk zijn. De begrotingsnorm van dit kabinet voorziet er onzes inziens niet in dat dit eventuele tekort wordt afgewend. Het tekort ademt bij de Zalmnorm mee met de economie. De Zalmnorm heeft zijn waarde bewezen in de richting van een begrotingsoverschot. Met de wind in de rug is de Zalmnorm ook een goed kompas. Als de windrichting omslaat naar een tekort, lijkt het erop dat de Zalmnorm niet echt geschikt is om te sturen op een bepaald saldo, behalve die van het stabiliteitspact. Is die stelling juist? Kan de minister bevestigen dat de Zalmnorm betekent dat bij niet ingrijpen bij een tekort de staatsschuld kan oplopen? Wil de minister pas ingrijpen als er een tekort dreigt van min 3%? Kan de minister aangeven hoe de formule die wij tot nu toe vooral kennen als de formule van de inkomstenmeevallers, die worden aangewend voor extra uitgaven en verdere lastenverlichting, werkt in een situatie van lagere inkomstenmeevallers dan geraamd? In dit geval gaat het om ongeveer 3,4 mld euro. Loopt dit dan helemaal weg in het tekort? Zelfs de PvdA, toch niet de meest solide fractie in de Kamer, heeft in haar programma staan dat tegenvallers niet in het tekort mogen lopen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Wijn stelt veel vragen en ik heb het vermoeden dat de minister van Financiën op veel vragen "ja" zal zeggen. Ik ben geïnteresseerd in het antwoord van de CDA-fractie. Wat vindt de heer Wijn belangrijker? Staat hij een trendmatig begrotingsbeleid voor, waarbij het EMU-saldo inderdaad de klappen in de conjunctuur opvangt, of wil hij terug naar het tijdperk van Lubbers III, toen een doelstelling voor het tekort de maat aller dingen was?

De heer Wijn (CDA):

Wij willen niet terug naar het tijdperk van Lubbers III omdat, zoals de heer Vendrik zei, er toen tekorten waren. Het is een goede zaak dat die er nu niet meer zijn. Er moet een ondergrens worden gesteld bij nul. Wij zitten nu in een overschotsituatie en wij moeten niet terug naar een tekortsituatie. Het is voor mij het belangrijkste dat wij niet onder de nulgrens duiken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vermoedde reeds dat dit de prioriteit was voor het CDA. De heer Wijn keert met zijn opmerkingen over een dreigend tekort in 2002 terug naar het tijdperk van Lubbers III, in ieder geval voor volgend jaar, wanneer het Centraal planbureau een tekort voorziet van 0,5%. Het tekort is de maat der dingen; er mag geen feitelijk tekort ontstaan. Dat is de incentive voor een volgend kabinet om zeer fors te bezuinigen in 2003. Dat is dus de boodschap waarmee de heer Wijn naar de kiezers gaat. Het CDA wil als eerste bezuinigen en gooit het trendmatig begrotingsbeleid van deze minister van Financiën in de prullenbak.

De heer Wijn (CDA):

Wij gaan naar de kiezer met de boodschap dat wij niet terug willen naar de tijden van Lubbers III, omdat er toen een tekort was. Wij zeggen tegen de kiezer dat wij niet weer in een tekortsituatie willen terechtkomen. In de doorrekening door het Centraal planbureau kan iedereen zien dat wij suggesties doen om zo'n tekortsituatie te vermijden. Als de GroenLinks-fractie een tekort prima vindt, kunnen wij dat ook aan de kiezer voorleggen. Het CDA stelt bijvoorbeeld ombuigingen voor op het gebied van beleidsambtenaren bij het ministerie van OCW of bij het ministerie van VWS. Wij hebben liever "doende" ambtenaren en willen bijvoorbeeld bezuinigen op "denkende" ambtenaren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat het CDA bezuinigt op denken, kan ik mij heel goed voorstellen. De boodschap van de heer Wijn is duidelijk: het CDA gaat de verkiezingen in met de boodschap dat het feitelijke tekort zo belangrijk is, dat er 2,5 mld euro moet worden bezuinigd. De publieke sector zal dat moeten ophoesten, dat weet de heer Wijn ook. Of komt het CDA met een voorstel tot lastenverzwaring? Dat zou merkwaardig zijn, in het licht van het initiatiefwetsvoorstel van de zijde van de CDA-fractie dat wij gisteren hebben besproken.

De heer Wijn (CDA):

Dat is jammer; ik had zo op de steun van de GroenLinks-fractie gehoopt voor het wetsvoorstel. Ik denk dat het heel duidelijk is met welke boodschap het CDA naar de kiezers gaat. Het CDA gaat naar de kiezer met een solide financieel beleid en met de boodschap dat Nederland niet terecht moet komen in een tekortsituatie. GroenLinks wil te veel geld uitgeven, zodat er een tekortsituatie ontstaat. Dat wil het CDA niet.

De voorjaarsnota wordt behandeld terwijl het kabinet demissionair is. Nu lijkt de voorjaarsnota erg op de CPB-berekening van het PvdA-programma, in die zin dat het niet zo beleidsrijk is. Vermoedelijk komt dat omdat het sowieso de laatste voorjaarsnota zou zijn. Een aantal geplande uitgaven lijkt toch wel degelijk samen te hangen met onderwerpen die wij als controversieel beschouwen. De ESF-affaire is daarvan een voorbeeld. De Kamer is reeds vaker, bijvoorbeeld bij de najaarsnota, geconfronteerd met de extra kosten van de ESF-affaire. Nu gebeurt dat weer. Laat ik het eens vriendelijk proberen te zeggen. De heer Melkert wil in de verkiezingen bestuurlijke ervaring als campagneonderwerp naar voren brengen. Wat heeft de ESF-affaire, die wij dan maar beschouwen als zijn dure cursus in besturen, gekost? Hoeveel gaat die cursus in totaal kosten? Ik laat hierbij maar in het midden of de cursus met goed resultaat is afgesloten.

Ook de kosten van de plannen met betrekking tot SUWI en de ontvlechting van de Arbeidsvoorziening beschouwen wij als controversieel. Wij willen dat er voorlopig geen cent meer wordt uitgegeven aan ESF, SUWI, en ontvlechting van de Arbeidsvoorziening; wij zullen daartoe een amendement indienen

Bij de suppletoire begroting van het ministerie van Defensie zullen wij een amendement indienen om de aanschaf van de pantserhouwitsers op te schorten. Bij de begroting van het ministerie van Financiën willen wij een stop zetten op de aan- en verkoop van domeinen, in verband met de controversialiteit van de Vijfde nota.

De heer Bakker (D66):

De heer Wijn maakt nu een wel heel erg leuke opmerking. Kennelijk beschouwt de CDA-fractie de aankoop van pantserhouwitsers als controversieel, terwijl dat niet geldt voor de JSF. Kan de heer Wijn dat uitleggen?

De voorzitter:

Misschien kunnen wij terugkeren naar het onderwerp van de vergadering deze ochtend, de voorjaarsnota. Ik breng dat nog maar even in herinnering.

De heer Bakker (D66):

Jawel, maar de heer Wijn dient een amendement in over de pantserhouwitsers van het ministerie van Defensie. Aangezien wij het nu hebben over de suppletoire begroting, is dat toch essentieel.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Wellicht heeft u in technische zin gelijk dat dit amendement bij de suppletoire begroting van het ministerie van Defensie moet worden aangekondigd.

De voorzitter:

Dat was mijn punt; dat onderwerp bespreken wij later op de dag. Ik wil de discussie nu beperken tot de voorjaarnota.

De heer Wijn (CDA):

Het onderwerp hoeft inderdaad niet nu behandeld te worden.

De voorzitter:

U hoeft de vraag dan dus ook niet nu te beantwoorden.

De heer Wijn (CDA):

Ten aanzien van de suppletoire begroting van OCW zal mijn collega Atsma ingaan op de discussie rond het niet uitvoeren van een aangenomen amendement inzake de financiering van lokale en regionale omroepen. Wij zijn wel akkoord met de uitgaven voor de aanpak van terrorisme en drugskoeriers, uitgaven aan de afwikkeling van de ramp in Enschede, de verlaging van de numerus fixus voor medische opleidingen, onderwijshuisvesting, de kwijtschelding van de hoofdsom aan Ghana, de meningokokken-C-inenting en de wachtlijstenaanpak.

Dan kom ik nu op een drietal overige punten. Binnen het uitgavenkader sociale zekerheid is sprake van meevallers en ramingsbijstellingen in het kader van de WIW en de ID-banen. Het lijkt erop dat de dekking van enkele CDA-moties, namelijk over onderuitputting bij de Melkertbanen, die destijds als niet onvoldoende werd aangemerkt, nu toch door het kabinet wordt ingeboekt. Is dit inderdaad zo?

De afgelopen jaren zagen wij zowel bij de begroting van VWS als in de premiesector in de Zorgnota voortdurend onderuitputtingen. Deze hebben langzamerhand een structureel karakter. Het gaat dan voor wat de VWS-begroting betreft bijvoorbeeld om een onderuitputting in 2000 van 227 mln gulden en in 2001 van 209 mln gulden. Bij de zorgnota zien wij dat in 2000 524 mln gulden aan onderuitputting werd ingeboekt. Het CDA vindt het niet acceptabel dat deze onderuitputting niet adequaat benut is. Mijn collega Buijs heeft enkele moties ingediend om bijvoorbeeld de huisartsenzorg in dunbevolkte gebieden beter bereikbaar te maken, om de bereikbaarheid van kleine ziekenhuizen te verbeteren en om iets te doen aan de arbeidsvoorwaarden van artsen in opleiding. Bij de behandeling van de suppletoire begroting van VWS zal de heer Buijs een motie indienen met de uitspraak dat zijn moties alsnog moeten worden uitgevoerd, zodra de onderuitputting zich daadwerkelijk voordoet. De regering is het toch met de CDA-fractie eens dat het kostbare geld voor de goede gezondheidszorg niet onbenut mag blijven?

De voorzitter:

Dat hoort dus ook weer bij de suppletoire begroting.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb natuurlijk ook heel veel collega's die graag moties en amendementen willen indienen om allerlei goede zaken te realiseren. Het zou echter verstandig zijn als de heer Wijn ook aangeeft hoe wensen betaald moeten worden. Zijn collega, woordvoerder van volksgezondheid, dient driftig moties en amendementen in zonder dekking.

De heer Wijn (CDA):

Wat ik aangeef is dat die moties moeten worden uitgevoerd zodra de dekking ervan zich concreet manifesteert.

De heer Van Beek (VVD):

Zo werkt het natuurlijk niet. Er zijn een aantal momenten waarop wij met elkaar praten over het wijzigen van de begroting. Dat doen wij bij het vaststellen van de begroting en in het voor- en najaar. Dit is dus het moment waarop de heer Wijn concreet kan aangeven welke dekking hij heeft en welke van de hele rij aan moties hij uitgevoerd wil zien. Stel maar eens prioriteiten en geef maar aan waar het geld vandaan moet komen.

De heer Wijn (CDA):

Ik begrijp dat de heer Van Beek denkt dat wij hetzelfde doen als de PvdA-fractie, die deze truc vaak vertoont. Zij dient dan een motie in die niet is gedekt. Later komt er toch wat extra geld beschikbaar. Dan zeggen ze: kijk eens, we hebben het voor mekaar. Je moet inderdaad erg uitkijken met die truc, maar nu is het toch anders. Immers, wat de VWS-begroting betreft hebben wij te maken met een tamelijk structurele onderuitputting. In 1999 ging het om 102,4 mln gulden, in 2000 om 227 mln gulden en in 2001 om 209,1 mln gulden. Voorts waren er grote vervallen budgetten: in 2000 betrof dat bijna 144 mln gulden en in 2001 bijna 142 mln gulden. Natuurlijk is dat geen goede zaak. Ook in verband met de Zorgnota kom ik bedragen tegen die tamelijk permanent als onderuitputting kunnen worden beschouwd. Als er nu sprake is van permanente structurele onderuitputting terwijl men die middelen toch in de sector wil besteden, zijn verschuivingen mogelijk.

De heer Van Beek (VVD):

Als ik een discussie met u heb, behoeft u zich niet te beroepen op de PvdA. Als ik dáár wat mij heb, spreek ik die wel aan. Het gaat mij nu om úw bedrag. Uw collega die zich met volksgezondheid bezighoudt, heeft niet voor enkele tientallen of honderden miljoenen maar voor meer dan een miljard aan plannetjes ingediend. Overigens, als een bedrag niet wordt besteed, komt dat bij het eerstvolgende herverdelingsmoment weer beschikbaar. Zo wordt nu in het kader van de voorjaarsnota een niet onaanzienlijk bedrag weer gebruikt voor de volksgezondheid. Welk gedeelte zou u nu op dit moment willen toevoegen en hoe denkt u dat dan te dekken?

De heer Wijn (CDA):

Zodra die structurele onderuitputting zich manifesteert, is de dekking in orde. Wat de prioriteiten betreft, verwijs ik naar mijn betoog: huisartsenzorg in dunbevolkte gebieden; bereikbaarheid van kleine ziekenhuizen; arbeidsvoorwaarden voor artsen in opleiding.

De heer Crone (PvdA):

Ik stel vast dat de heer Wijn nu voor de vijfde keer probeert om mij bij discussies te betrekken om zijn eigen antwoord niet te hoeven geven. Ik weet niet of dat in de orde past. In elk geval kan ik zoiets niet laten lopen. Als ik het iedere keer laat lopen, ontstaat hier een sfeer alsof de PvdA vijf keer iets verkeerd zou hebben gedaan. Ik richt mij meer tot u dan tot de spreker. Wat moet ik hier nu mee? Ik kan toch moeilijk bij elke uitlokking gaan uitleggen dat meneer Wijn niet gelijk heeft? Ik zou liever zien dat hij gewoon zijn eigen verhaal houdt zodat wij eindelijk eens weten waar het CDA staat. Overigens vind ik dit een ouderwetse CDA-politiek.

De voorzitter:

Dat staat nu in de Handelingen. De heer Wijn vervolgt zijn betoog.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Het asielbeleid geniet mijn bijzondere aandacht en tegen die achtergrond vraag ik mij af wat er de laatste tijd is gebeurd met de vreemdelingenkamers. In de Kamer is een forse discussie gevoerd over het feit dat in het kader van de nieuwe Vreemdelingenwet illegalen die in bewaring zijn genomen, na tien dagen voor de rechter moeten worden gebracht. Onder de oude wetgeving gold de termijn van 28 dagen. Wij hebben gezegd dat hierdoor de vreemdelingenkamers zouden vastlopen vanwege een te zware belasting. Wij hebben bepleit het toetsingsmoment weer op 28 dagen te zetten. De staatssecretaris van Justitie hield echter vast aan de termijn van tien dagen en daardoor hebben de vreemdelingenkamers het veel en veel te druk. Echter, in de voorjaarsnota die wij van het ministerie van Financiën kregen, stond een blijde tijding, namelijk dat deze toets wel degelijk pas na 28 dagen plaatsvindt en niet al na tien dagen. Dit levert bij de vreemdelingenkamers een efficiencyslag op en het lijkt erop dat die ook in financiële zin is ingeboekt. Niettemin hebben wij later het bericht gekregen dat er sprake was van een foutje; dit had er niet in mogen staan.

Voorzitter. Misschien kan de minister uit de doeken doen hoe zo'n discussie tussen twee departementen verloopt. Mijns inziens suggereert zo'n verschrijving toch minimaal dat het ministerie van Financiën van oordeel was dat die toets inderdaad pas na 28 dagen moet plaatsvinden en niet al na tien dagen. Ik neem aan dat dit er vervolgens onder druk van Justitie weer is uitgehaald. Had de minister deze toets niet liever op 28 dagen gesteld? Wat betekent dit alles nu in financiële zin? Wij zien dat er een bedrag is ingeboekt dat lijkt op een bezuiniging van 15 mln euro, terwijl er anderzijds sprake lijkt te zijn van een intensivering van 14 mln euro. Wij kunnen dit niet overzien; kan de minister aangeven wat per saldo de efficiencyverbetering is die bij de vreemdelingenkamers bereikt zal worden en welk bedrag zij er per saldo op vooruitgaan, wat ik hoop, of achteruitgaan?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Het lijkt er eigenlijk een beetje op dat wij deze discussie juist bij een dieptepunt voeren. In de stukken is er sprake van neerwaartse bijstellingen van de economische groei, terwijl wij op grond van berichten in de krant en gelet op de ontwikkelingen in Amerika en Europa het gevoel hebben dat wij het dieptepunt gepasseerd zijn en dat de eerstvolgende prognoses beter zullen zijn dan de huidige. Dit is op zichzelf plezierig, maar nu beoordelen wij het geheel nog op basis van de prognoses voor 2002 uit de voorjaarsnota. Ik zal hierbij ook de tweede versie van de brief over de ontwikkeling van de inflatie betrekken, waarom gisteren door mijn collega's De Haan en Crone gevraagd was.

Wij maken ons zorgen over de inflatie, maar met name ook over het beeld ervan en over de suggestie dat dit alles te maken heeft met de invoering van de euro. Wij komen er maar niet goed achter wat de relatie is tussen de introductie van de euro en de echte prijsontwikkelingen. Volgens de officiële cijfers gaat het om tienden van procenten; het laatste cijfer dat ik heb gezien, was 0,16%. Dat is een buitengewoon geringe invloed op de totale inflatie, maar toch zien wij allen en krijgen wij ook elke dag brieven over ontwikkelingen die aanzienlijk ernstiger zijn.

De minister heeft de opdracht gegeven, dit te onderzoeken; hij heeft hierbij met name de Consumentenbond betrokken. Er wordt met de vrijkomende gegevens heel zorgvuldig, heel voorzichtig omgegaan, terwijl ik de cijfers veel meer in de publiciteit gebracht zou willen zien. Als bepaalde merken hun prijzen fors verhogen, dan moet dat gewoon openbaar worden, want een markt kan alleen werken als ze transparant is, als iedereen weet wat er gaande is. Zijn het bepaalde winkels, dan is het goed als de consumenten weten welke winkels dat zijn. Gaat het om bepaalde sectoren, dan is het van belang dat de NMa nagaat wat er mis is in die sectoren, want dan zou er wel eens wat meer aan de hand kunnen zijn dan wanneer alleen een bepaald merk de prijzen verhoogt. Gaat het om gemeenten en provincies, die ook nogal vaak genoemd worden in het verband van tarievenbeleid, dan moeten gemeenteraden en provinciale staten actie ondernemen. Is de minister in staat om de gegevens die boven tafel gekomen zijn, met vermelding van naam en toenaam te publiceren, opdat de markt beter kan functioneren? De rest van de brief hierover voldeed aan de verwachtingen; die laat ik op dit moment dan ook verder onbesproken.

Wij maken ons dus zorgen over de inflatie. De echte oorzaak van de toenemende inflatie is vooral in de sfeer van de loonkosten te vinden. Het blijft dan ook van belang dat werkgevers en werknemers zich terughoudend opstellen, want vooral zij bepalen de loonkostenontwikkeling. Heeft de minister nog mogelijkheden om de regering een bijdrage op dit punt te laten leveren?

Het is natuurlijk op zichzelf heel plezierig dat wij in een jaar waarin het financieel-economisch eigenlijk helemaal niet zo goed gaat, toch nog een voorjaarsnota als de nu aan ons voorgelegde kunnen bespreken, waarin toch nog behoorlijke bedragen voor extra bestedingen in voorkomen. Natuurlijk, het is heel vervelend om te zien dat de overschotten zo teruglopen, maar het is toch mogelijk gebleken om nog enkele echt belangrijke zaken ter hand te nemen.

Ik wil nog deze indringende vraag stellen. Ik krijg de indruk dat de ruimte voor 2002 meer incidenteel dan structureel is, althans, naar de jaren toe een dalende tendens te zien geeft. De voorgestelde uitgaven vertonen echter een stijgende tendens. Het plan is voor 2002 passend, maar wat is de doorwerking naar 2003? Dit jaar hebben wij weliswaar te maken met een kabinetswisseling maar het is denkbaar dat dit kabinet de voorbereidende handelingen moet verrichten voor de totstandkoming van een begroting voor 2003. Ik dring er bij de minister op aan dat de begroting voor 2003 sluitend is. Uit onze doorrekening van de diverse programma's blijkt dat wij snel willen doorgroeien naar een overschot van 1%. Dat kan niet het eerste jaar gehaald worden, maar het gat van waaruit je in 2003 start mag absoluut niet te diep zijn. Het nulpunt is daarom een mooi ijkpunt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Betekent dit laatste dat volgens de nieuwe inzichten over 2003 de VVD het omvangrijke pakket aan lastenverlaging wil terugdraaien om ervoor te zorgen dat er in dat jaar geen tekort ontstaat?

De heer Van Beek (VVD):

Die lastenverlaging zit voor een groot deel niet in 2003. Dat biedt dus geen oplossing. Er ligt een pakket aan lastenverlichtingen dat veel beperkter is dan de afgelopen vier jaar, maar het merendeel is gekoppeld aan maatregelen die pas later in de periode tot stand komen. Als je aan het eind van de periode op 1% wilt uitkomen met een doorgroei naar een hoger percentage moet je voorkomen dat de beginsituatie zodanig verslechtert dat er nadien grote problemen ontstaan. Het gat dat ontstaat mag niet dieper worden en daarom is het nulpunt het beste vertrekpunt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Van Beek zegt dat de VVD wil uitkomen op een overschot van 1% in 2006, maar dat lijkt mij een neerwaartse bijstelling ten opzichte van de eerdere ambities. Dit betekent dat de VVD het gat dat deze minister van Financiën onverwacht achterlaat, in de komende kabinetsperiode volledig ten laste wil laten komen van het EMU-saldo. Zo moet ik hem kennelijk begrijpen.

De heer Van Beek (VVD):

Neen, zo moet u mij niet begrijpen. Het is de bedoeling dat de doelstelling ten aanzien van het EMU-saldo in de volgende periode gehaald wordt en dat die 1%, die in de jaren daarna doorgroeit naar een hoger percentage, gerealiseerd wordt. Het probleem wordt alleen maar groter als de situatie in het eerste jaar te negatief is. Daarom is het niet de bedoeling dat in 2003 een tekort ontstaat. Als je op tijd eraan werkt om dat te voorkomen, kan dit alleszins worden gerealiseerd. Als je het laat ontstaan, duurt het langer om dit probleem weer op te heffen. Onze doelstellingen blijven dus gewoon overeind.

Er wordt een bedrag van 51 mln beschikbaar gesteld voor de aanpak van drugskoeriers. Is dit bedrag op basis van de recente gegevens voldoende? Verder worden enorme bedragen uitgetrokken voor SUWI, de Arbeidsvoorziening en de SUWI-businessplannen. Alles bij elkaar gaat het om 185 mln euro. Wij hebben al een aantal keren in voorjaarsnota en najaarsnota incidenteel bedragen beschikbaar gesteld. Is dit de laatste keer? Wij hadden ook graag gezien dat een en ander meer was ingebed en dat goed zichtbaar wordt wat in de loop der jaren in totaal hieraan is uitgegeven.

Voor de VVD-fractie is dit niet controversieel. Het voldoet niet aan die terminologie. Wij hebben ook waardering voor de aanpak van de huidige minister. Die aanpak moet ook worden voortgezet, want het probleem moet worden opgelost. Laat echter duidelijk zijn dat de waardering die wij voor deze minister hebben, zeker niet zijn voorgangers betreft. Dit hele dossier is namelijk beschamend zwak behandeld. Men is echt schromelijk tekortgeschoten. Dat blijkt ook uit de rapporten die in de tussentijd over dit onderwerp zijn gepubliceerd.

Het was heel bijzonder om te zien dat de bedragen, 214 mln euro, gedekt worden uit de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik krijg een beetje het gevoel dat het afhangt van de vraag wie het voorstel doet, of het antwoord "ja" of "nee" is. Als wij voorstellen doen om een post te schrappen, wordt altijd beweerd dat dit niet kan. Nu de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zelf met het voorstel komt, kan het wel. Ik vraag mij af of er nog meer ruimte op die post is. Is mijn indruk juist dat het feit dat bedragen nodig waren, andere begrotingsbedragen vloeibaar heeft gemaakt?

Voor de door ons zeer gewaardeerde post voor bestrijding van de wachtlijstproblematiek is in het kader van de voorjaarsnota een aanzienlijk bedrag beschikbaar gesteld. Voor die post vraag ik echt aandacht van Financiën. Het is niet alleen een kwestie van input, maar ook een kwestie van controle op de output. De wachtlijsten moeten echt korter worden. Er moet niet alleen 360 mln euro worden opgemaakt, maar het moet ook zichtbaar zijn. De doelstellingen moeten dus kwantitatief en meetbaar zijn.

De Zalmregels hadden hun positieve kant al getoond in de situatie dat het goed gaat met het land. De voorjaarsnota geeft aan dat de Zalmregels ook goed werken of misschien juist goed werken op momenten dat het wat minder goed gaat. Daarmee wordt de spanning in dat proces wat verminderd. Het is goed dat niet bij elke tegenvaller opnieuw moet worden bezuinigd, maar wij moeten het ook niet zover laten komen dat wij weer onder de nul zakken, want dan wordt een inhaalslag alleen maar moeilijker.

De heer Wijn (CDA):

Die opmerking doet mij buitengewoon deugd. De heer Van Beek zegt dus eigenlijk dat wel degelijk moet worden ingegrepen, als wij door de Zalmnorm, die toch meebeweegt met de economie, onder de nul dreigt te komen. Dat is een amendering, die ik zojuist ook voorstelde, op de huidige systematiek van begrotingsnormering.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat mij niet om een amendering op de systematiek. Het gaat om de vraag hoe wij ermee omgaan in deze concrete situatie. Ik ben bang dat in een jaar waarin veel andere zaken spelen, dit proces wat minder aandacht krijgt, omdat het oude kabinet demissionair is en er nog geen nieuw kabinet is. Ik pleit hiervoor om te voorkomen dat het gat eerst wordt gegraven en later weer moet worden dichtgegooid. In de specifieke situatie van een demissionair kabinet vraagt dit extra aandacht.

De heer Wijn (CDA):

Het lijkt alsof wij op dezelfde lijn zitten. Stel dat blijkt dat wij dit jaar een tekort krijgen, moeten wij dan ondanks de afspraken om niet tussentijd in te grijpen, dat ook voor dit jaar toch nog doen?

Voorzitter: Rehwinkel

De heer Van Beek (VVD):

Dat zou niet mijn eerste oplossing zijn, want daarmee tast je de systematiek aan. Ook in technische zin is dit nauwelijks mogelijk. Je moet de nodige ruimte hebben. Ik richt mij vooral op de begroting voor 2003: zorg nu dat datgene wat je bereikt hebt, een sluitende begroting, ook het volgend jaar kan worden gerealiseerd. Aan het eind van het jaar zal wel blijken wat de situatie is. Het gaat erom dat we de huidige begroting goed uitvoeren en daarop streng toezien. Vaak brengt dat overschotten met zich. Wellicht trekt de economie in de loop van het jaar zodanig aan dat een aantal zaken iets gunstiger wordt. Dat sluit ik zeker niet uit. Ik verwacht dan ook dat wij zonder al te grote problemen het jaar 2002 boven nul kunnen afsluiten.

De heer Wijn (CDA):

Dat hoop ik natuurlijk ook. Wij hopen dit allemaal.

De heer Van Beek (VVD):

Ik hoop het niet alleen, ik verwacht dit ook, gelet op de signalen die er zijn.

De heer Wijn (CDA):

Dit laten wij dan maar in het midden. U zegt echter dat de bijzondere aandacht voor dit jaar, dat onverhoopt in een tekort zou kunnen eindigen, bestaat uit de stelling: we zien wel aan het eind van het jaar hoe alles uitpakt. Dat is dus uw bijzondere aandacht voor dit jaar. Die leidt niet tot actie, begrijp ik.

De heer Van Beek (VVD):

Voor het jaar 2002 is die niet nodig. Dat is nu juist het fijne van de systematiek. Mijn aandacht richt zich op de voorbereidende werkzaamheden in de komende zomer voor de begroting voor 2003.

Voorzitter. Mag ik afronden met de minister en met name zijn medewerkers te bedanken voor de schriftelijke informatie die wij op alle gestelde vragen hebben gekregen? Daardoor kon de mondelinge inbreng kort blijven.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Dit is de laatste voorjaarsnota van deze minister en het beeld wordt steeds minder. Laten we maar beginnen met te zeggen: minister, technisch is alles prima. Tijd voor politieke complimentjes is er echter niet, want het beleid kent een aantal politieke keuzen waarover wij van mening verschillen.

Net als bij het debat over de najaarsnota wil ik mijn betoog beginnen met opmerkingen over de invoering van de euro. Die leverde ons destijds een stropdas van het ministerie van Financiën op. Nog dank daarvoor! Nu wil ik de minister echter indringend voorhouden dat er bij de mensen grote onrust is vanwege de invoering van de euro. Steeds meer mensen zien prijsverhogingen. Het onderzoek van De Telegraaf is al genoemd. Vandaag zal ik nog een pakket van 600 handtekeningen op het ministerie bezorgen. Dat pakket heeft mijn collega Noorman-den Uyl in Amsterdam-Noord gekregen. De cijfers zijn onthutsend, maar de minister zegt steeds: de algemene inflatie is door de euro niet zo sterk gestegen. In zijn brief van hedenochtend noemt hij het cijfer 0,16. Eerder sprak hij over 0,2. Ik vraag hem commentaar te geven op de uitspraak van De Nederlandsche Bank. Die zegt dat het inflatie-effect 0,4 is geweest. Daarmee wordt de inflatie dus substantiëler. Hoe denkt de minister er nu over?

Het consumentenvertrouwen is lager. Het algemeen economisch beeld is daarin vervat. Mensen hebben ook wel degelijk het gevoel dat zij aan het eind van de maand eerder rood staan. Dat gevoel heeft kennelijk te maken met de invoering van de euro. We horen dat vaak.

Ik heb de afgelopen maanden hierover vele malen vragen gesteld. Ook gisteren heb ik dat gedaan. De bedoeling van het onderzoek van de Consumentenbond was dat bedrijven aan de schandpaal zouden worden genageld als zij de euro misbruiken voor extra prijsstijgingen. De heer Van Beek wees daar al op. Op deze manier zou de concurrentie worden bevorderd: als burgers zien dat een bepaald bedrijf het verkeerd doet, zullen zij daar een tijdje niet meer boodschappen doen. Dat is effectieve concurrentie en het afstraffen van verkeerd gedrag. Gisteren heb ik de minister erop gewezen dat hij of de Consumentenbond dit soort concurrentie zou bevorderen maar hij gaat er in zijn brief van hedenochtend niet eens op in. Kunnen wij op dit punt nog iets verwachten? Ik sluit mij in dezen aan bij datgene wat collega Van Beek hierover heeft gezegd.

Dan wil ik iets zeggen over de voorjaarsnota zelve. De economie ziet er nu minder gunstig uit dan wij verwacht hadden. Met de gedaalde economische groei is de stand van zaken verslechterd: hogere inflatie, hogere contractloonstijgingen en hogere werkloosheid. Toch is het saldo van meer en minder uitgaven, bijvoorbeeld meer uitkeringsgelden, maar ook weer minder afdrachten aan de Europese Unie, ongeveer in evenwicht. De dalende inkomsten, belastingen en premies, zorgen er verder voor dat het verwachte saldo daalt van 1% naar 0,1%. Om het saldo dan toch positief te houden, zowel voor dit jaar als het volgende jaar, schept de minister financiële ruimte door de prijsbijstelling niet uit te keren, althans nog niet geheel. Als wij dat alsnog zouden doen, komen wij natuurlijk uit op een financieringstekort. Ik begrijp die beweging dus wel, maar ik ben wel benieuwd naar wat er in de miljoenennota gaat gebeuren. Krijgen wij dan misschien wat meevallers die dan kunnen worden ingezet om de prijsbijstelling alsnog uit te keren? Of kan er dan ook een zekere verschuiving plaatsvinden tussen inkomsten, meevallende inkomsten en uitgaven? De scheiding van inkomsten en uitgaven is immers niet meer aan de orde als een kabinet in demissionaire staat moet kiezen tussen een sluitende begroting of extra bezuinigingen.

Dit werkt ook door in 2003. Het kabinet of minister Zalm wil natuurlijk vier jaar Paars 2 afsluiten met vier jaar van begrotingsoverschotten. Het achterhouden van de prijsbijstelling is echter in feite een soort ombuiging. Verwacht de minister daar ook nog schade van, met name voor de centrale doelstellingen van het kabinet inzake zorg, onderwijs en veiligheid? Of kan hij ons garanderen dat dit verder geen dramatische invloeden heeft? Het is immers toch een fors bedrag. Ik wil daarom zeker weten dat bij de miljoenennota zo nodig een aantal van die prijsbijstellingen kan worden uitgedeeld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Gaat de PvdA ermee akkoord dat deze minister of dit kabinet een reservepotje "niet uit te keren prijsbestelling" aanhoudt van 0,5 mld euro dat straks eventueel wegloopt in het EMU-saldo, zodat dat positief kan blijven in 2002? Dat betekent dan dat er bezuinigd wordt op uitgavenkader voor de prioriteiten die u noemde. Ik voeg daar "natuur" aan toe. Hier kan de PvdA toch nooit mee akkoord gaan?

De heer Crone (PvdA):

U heeft een paar stappen in mijn redenering gemist. Ik ga akkoord met wat het kabinet nu voorstelt. Ik kijk vervolgens naar wat er gebeurt bij de miljoenennota: is er dan ruimte om de prijsbijstelling alsnog uit te keren? Wij krijgen die cijfers pas in september, maar het kabinet kan al voor de zomer beslissen over de ruimte die er dan is. Dan gaat het om een bekende combinatie van zaken, zoals de definitieve prijsontwikkeling. Na 15 mei, eigenlijk al nadat het kabinet gevallen is, moet het kabinet in onze ogen het saldo als criterium nemen. Het saldo mag niet weer negatief worden. De 0,1 van nu is een goed ijkpunt. Als dan toch een prijsbijstelling wordt uitgekeerd, moet het geld ergens anders vandaan komen, bijvoorbeeld uit uitgavenmeevallers of uit meevallers aan de inkomstenkant. Wij zullen wel zien hoe dat uitpakt. Ik zie dus niet de noodzaak om te bezuinigen. Daarom vraag ik wel aan de minister of dit tot ombuigingen leidt, in die zin dat wij een aantal beleidsmatige zaken moeten laten die wij wel hadden gewild.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Normaliter mag je daar wel van uitgaan. Als je 0,5 mld euro op de plank laat liggen om die eventueel ten gunste te laten komen van het EMU-saldo, dan zal dat waarschijnlijk bij veel departementen tot bezuinigingen moeten leiden. Het is merkwaardig als de Kamer vandaag in meerderheid besluit om het kabinet de vrijheid te geven 0,5 mld euro op de plank te laten liggen, terwijl de prioriteiten echt wachten op meer geld. Mijn keuze is dat niet. Wij moeten dan toch vandaag besluiten om de prijsbijstelling zeker voor dit jaar uit te delen, zodat er in ieder geval niet bezuinigd wordt op onderwijs, zorg, veiligheid en natuur.

De heer Crone (PvdA):

Ik zeg niet dat er bezuinigd moet worden omdat die prijsbijstelling wordt achtergehouden. Dat is te simpel geredeneerd. De prijsbijstelling is functioneel, maar wij hebben hier nog geen voorjaarsnota gehad of er bleek wel in de maanden daarna dat er toch weer ruimte in de begroting zat. Dat is logisch, want bij een begroting gaat het om maximumposten. Wij zitten nu feitelijk nog in het begin van het jaar en dat kan in de tweede helft van het jaar meevallen. Het kan ook tegenvallen, maar ik zal u straks nog wat meevallende opties voorhouden. Als in augustus blijkt dat het voor het lopende jaar meevalt, ben ik benieuwd of die prijsbijstelling alsnog kan worden uitgekeerd. Dat zien wij dan wel. Ik accepteer wat het kabinet nu doet. Ik ben ook benieuwd of u een amendement indient om de prijsbijstelling alsnog uit te keren, want dat heb ik nog niet gezien. Dat zou u dan nu moeten doen. U moet het niet alleen hier roepen, maar ook een amendement indienen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat zal ik in mijn eigen termijn nader toelichten. U vermoedt nu al dat er op tal van fronten bij de begrotingsuitvoering meevallers optreden. Waarom gaat u dan akkoord met een spaarpot van deze minister om eventuele tegenvallers op te vangen, want die lijken er waarschijnlijk niet te komen? Waarom moeten wij dat bij de miljoenennota regelen? De miljoenennota gaat niet over dit jaar, maar over volgend jaar. Wij kunnen het dus pas bij de najaarsnota doen, in november. Dan zitten al die departementen te wachten: gaat de Kamer akkoord met het alsnog uitkeren van de prijsbijstelling? Daar wordt het beleid, het besteden van geld op een doelmatige wijze, natuurlijk niet echt veel beter van. Dat weet u toch ook?

De heer Crone (PvdA):

U haalt nu een aantal dingen door elkaar. Het kabinet zegt zelf dat het in de zomer zal beslissen over een nadere prijsbijstellingsuitkering. Ik dring er ook bij het kabinet op aan om dat te doen, zeker als het niet uitkeren van de prijsbijstelling zou leiden tot ombuigingen op een terrein waar wij dat niet zouden willen. Mijn vraag was dan ook of dat zo is. Vervolgens kan het kabinet nog wel degelijk in juli of augustus, zoals de afgelopen jaren ook gebruikelijk was, voor het lopende jaar een aantal beslissingen nemen. Het is dus niet zo dat de ministeries dan pas in november het geld zouden hebben. Dat gaat echt in de zomer gebeuren. Er moet echter wel met enige onzekerheid rekening worden gehouden. Zijn die meevallers er namelijk wel en loopt het dan wel rond? Ik ga nu echter niet het saldo vast negatief maken, want dat gebeurt als de prijsbijstelling nu al definitief wordt uitgekeerd. Ik wacht eerst de aard van de prijsbijstelling af en ook welke ruimte er wellicht zal zijn in de zomer.

Er zijn twee punten waar wel enige ruimte zou kunnen blijken te zijn. Er is uitgegaan van een voorzichtige dollarkoers en van een nog meer voorzichtige olieprijs. Het CEP gaat uit van een olieprijs van 21 dollar voor het lopende jaar, terwijl de olieprijs daar tot nu toe al dik boven zit en op dit moment zelfs 25 dollar per vat bedraagt. Wij weten allemaal dat 1 dollar extra olieopbrengst ongeveer 200 mln euro extra oplevert. Dat geeft dus al een enorme ruimte.

Verder heeft het kabinet een lagere afdracht voor Nederland aan de Europese Unie ingeboekt. Het gaat om 800 mln euro, waarvan 550 mln euro incidenteel en zo'n 200 mln euro structureel is. Ik sluit zeker niet uit dat ook daarvan in de loop van het jaar blijkt dat een groter deel structureel is en dat er misschien ook wel meer incidenteel geld is. Ik ga daar niet op speculeren, maar dat zijn al twee posten, waarbij moet worden afgewacht wat er in de zomer gaat gebeuren. Het kabinet kan dan komen met een goed verantwoord uitgavenbeleid en een saldo dat positief is en zeker niet negatief wordt.

Ik wil nu ingaan op een aantal specifieke punten die ook in de suppletoire begrotingen terugkomen, maar die soms begrotingsoverschrijdend zijn. Dan vind ik het terecht om ze nu te melden.

Vanuit de begroting van EZ wordt 43,5 mln uit de uitgavenruimte en 4,5 mln aan inkomsten overgeheveld naar de begroting van Defensie, die dit bedrag van 48 mln nog in 2002 aanwendt voor deelname aan het SDD-programma voor de JSF. Met amendementen op beide begrotingen – die straks uitvoerig zullen worden toegelicht door college Bakker van D66 – willen wij dat terugdraaien. De minister van Defensie kan dan niet zonder de wil van de Kamer te bruuskeren de eerste deelname aan het SDD-programma betalen. Als hij dit toch zegt van plan te zijn, zullen wij tegen de suppletoire begroting van Defensie moeten stemmen. Daarmee is dan ook duidelijk dat hij het begrotingsrecht niet ziet als een fundamenteel democratisch recht, want dan kan niet worden meegedaan aan het SDD-programma voor dit jaar. Dat lijkt mij helder, want wij als economen weten allemaal wanneer er democratie kwam. Als de koning, in dit geval Zalm, te veel geld ophaalde of aan verkeerde dingen uitgaf, bijvoorbeeld te veel oorlog voerde, zeiden de burgers: ho, ho, het is ons belastinggeld. Daarmee ontstond de democratie. Democratie ontstond dus altijd bij burgers die belasting betaalden. Burgers die geen belasting betaalden, vrouwen en armen, mochten dan ook nooit stemmen. Het fundamentele recht van amendement op de begroting en het afwijzen van een begroting zal terecht door D66 als kernpunt van de democratie worden ingebracht bij de behandeling van de suppletoire begroting voor Defensie. Ik neem aan dat de minister het met ons eens is dat als de Kamer besluit dat er geen ruimte is om geld uit te geven, dat dan ook niet kan.

Als het gaat om de lokale en regionale omroepen moet er nog wat worden geregeld voor de provincies. Het kabinet heeft echter wel gelijk dat het voor de gemeenten goed is geregeld.

Bij de suppletoire begrotingen van EZ en LNV hebben wij ook nog een kleine verschuiving voor ogen. Wij willen 10 mln euro overhevelen van EZ naar LNV om de rubberfabriek Vredestein te verplaatsen, zodat een ecologische verbindingszone kan worden aangelegd tussen de Veluwe en de Rijn. Door drie amendementen op de begrotingen van V en W, VROM en LNV in te dienen, wordt geld vrijgemaakt – ook dat is weer zo'n aanpak om verkokering te doorbreken – voor verdieping van het spoor en de weg in de plaats Dieren. Ook die amendementen zijn keurig gedekt, maar zijn wel overschrijdend voor een aantal departementen. Het niet doorgaan van de JSF schept binnen de EZ-begroting enige ruimte om een sinds lang door ons gewenst project voor stadsverwarming doorgang te doen vinden. Hierbij gaat het om gebruikmaking van warmte van Shell Pernis ten behoeve van een stadsverwarmingsproject in de wijk Hoogvliet. Hiermee heb ik een aantal overschrijdende amendementen voldoende toegelicht.

De dualisering van het lokaal bestuur gaat gepaard met nieuwe instituties op lokaal niveau. Er komt een griffier die zal werken ten behoeve van de meer dualistisch opererende gemeenteraden. De extra kosten worden door het Rijk nu voor de helft vergoed. Wij vinden dat goed, maar menen dat met name voor de kosten van de griffier een extra vergoeding op zijn plaats zou zijn. Wij willen daar graag in het kader van de miljoenennota of van het regeerakkoord op terugkomen.

Wij zullen de motie van het CDA steunen met betrekking tot de fiscalisering van de omroepbijdrage bij de behandeling van de suppletoire begroting, omdat de doorwerking van de fiscalisering in de omroepbijdrage door het kabinet te laag is ingeschat. Dat zal dus nog worden goedgemaakt.

Positief in de voorjaarsnota is dat er middelen zijn uitgetrokken voor zaken waar wij om hadden gevraagd. Er is bijvoorbeeld extra geld uitgetrokken voor maatschappelijke opvang. Ook voor schoolgebouwen heeft het kabinet de ruimte gevonden om 25 mln extra beschikbaar te stellen, wat wordt aangevuld uit het accres van het Gemeente- en Provinciefonds met 63 mln. Voor verbetering van de kwaliteit van schoolgebouwen is nu 110 à 113 mln beschikbaar. Er is geld beschikbaar gesteld voor de Dienst justitiële inrichtingen. Het kabinet heeft echter nog niets gedaan voor de reclassering. Daar hechten wij wel aan, omdat voor het uitbannen van de draaideurcriminaliteit met name de reclassering van groot belang is, opdat mensen niet in de recidive vervallen. Wij willen op dat punt bij de behandeling van de miljoenennota terugkomen.

De Studiegroep begrotingsruimte heeft voorgesteld om een andere deflatoir te hanteren voor de algemene prijsaanpassingsystematiek. Als wij dat voorstel hadden gevolgd, zouden wij in de afgelopen vier jaar een ruilvoetverlies hebben geleden cumulatief van ongeveer 1 mld, terwijl toevalligerwijs de gehanteerde deflatoir precies op nul uitkomt. Tegen die achtergrond lijkt het beter om niet over te gaan op een andere systematiek. Wel wil ik de minister vragen of hij daar een zorgvuldige studie naar wil doen ten behoeve van het regeerakkoord en daarbij te onderzoeken of de tussentijdse bewegingen – in het voorjaar wordt meestal een ander cijfer geraamd dan er later uitkomt – wel enige verbetering laten zien. Daarnaast zou bij het regeerakkoord afgesproken moeten worden dat er tussentijds gecontroleerd wordt of de deflatoir niet te sterk afwijkt van de verwachting. Daar zou dan extra budget tegenover moeten staan.

Wij hebben helaas al vanaf 1999 gewaarschuwd voor een stijgende arbeidsinkomensquote. De arbeidsinkomensquote is 3 procentpunt gestegen sindsdien. Een self-fulfilling prophecy waar ik niet trots op ben. Ik maak mij met name zorgen om de plannen die VVD en CDA in hun verkiezingsprogramma's hebben opgenomen met betrekking tot de WAO. Met die voorstellen wordt hard ingegrepen in de WAO. Doorrekening van die plannen leidt wel tot een betere arbeidsinkomensquote en tot loonmatiging, maar zo hard ingrijpen in de WAO is politiek gezien niet goed. Als je zo hard ingrijpt in de WAO kun je niet verwachten dat werkgevers en werknemers aan loonmatiging zullen doen. Helaas wordt het drama van de stijgende loonkosten en de AIQ op een contraproductieve manier aangepakt door CDA en VVD. Ik vraag het kabinet wat het doet om die verantwoorde loonontwikkeling wel na te streven. Men kan niet een oorlogsverklaring afgeven aan werkgevers en werknemers in de SER en vervolgens vragen of zij aan loonmatiging willen doen. Naar mijn mening zijn heel wat extra uitgaven en lastenverlichting in de programma's van het CDA en de VVD op drijfzand gebouwd.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Ik deelde wat speldenprikjes uit aan de heer Crone en toen reageerde hij al zo geagiteerd dat ik er wel een aantal terugverwachtte. Daarom heb ik even gewacht met interrumperen, maar als dit het is, valt het allemaal buitengewoon mee. Het CDA heeft de oorlog niet verklaard aan werkgevers en werknemers, integendeel. In ons verkiezingsprogramma staat dat mensen die omkeerbaar ziek zijn niet in de WAO terecht mogen komen, omdat zij weer beter kunnen worden. In de CPB-berekening is daaraan nadere operationalisering gegeven, in lijn met het SER-advies, in de vorm van mensen met psychische klachten. Bij de kabinetsformatie – want u heeft het probleem een tijdje laten liggen – komen wij daar nader over te spreken. Het SER-akkoord is echter voor het CDA wel degelijk de basis om verder te praten. U heeft eerder de oorlog verklaard met het aan de kant schuiven van het SER-advies over het zorgstelsel. Dat was pas een affront voor werkgevers en werknemers.

De heer Crone (PvdA):

U heeft niet goed opgelet. In het SER-advies is gesteld dat onomkeerbare gevallen, al of niet psychisch, met een toetssteen van vijf jaar, niet meer in de WAO komen. De SER heeft niet gesteld dat dit alle psychische gevallen zijn. Vandaar dat het CPB tegen de SER heeft gezegd dat dit niet als bezuiniging wordt ingeboekt. Als de SER had gezegd dat het om alle psychische gevallen gaat, had precies dezelfde bezuiniging ingeboekt kunnen worden als bij het CDA. Nog maar enkele dagen nadat het CPB-advies werd gepubliceerd, heeft uw collega Van der Knaap in Trouw gezegd dat dit anders ligt dan in het verkiezingsprogramma van het CDA. Mevrouw Verburg heeft dat op verkiezingsbijeenkomsten ook al gezegd. Er is dus wel degelijk een verschil tussen uw verkiezingsprogramma, waarin dit niet voorkomt, het SER-advies, waar dit ook niet in voorkomt, en de doorrekening van het CDA, waarin deze harde maatregel is opgenomen om ombuigingseffecten te kunnen incasseren en de slechte werking op de arbeidsmarkt vanwege de inkomensafhankelijke kortingen te kunnen compenseren. Deze zijn namelijk ontmoedigend voor de arbeidsmarkt. Het woord "ontmoedigend" is overigens letterlijk opgenomen in het CPB-advies, waarin is opgenomen dat het CDA-plan voor zorgafhankelijke kortingen zeer arbeidsmarktontmoedigend is. Dat wordt gecompenseerd via de maatregel om psychische gevallen uit de WAO te gooien. Ik heb het CPB-advies dit weekeind samengevat in ESB. Het is niet anders.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. De heer Crone haalt een onderdeel uit een totaalpakket. De heer Fortuyn heeft eens gezegd dat de helft van het verhaal vertellen, altijd dicht in de buurt komt bij jokken. Het gaat ons om het totaalpakket. Uit de doorrekening van het CPB blijkt dat het CDA nieuwe werkgelegenheid creëert en de PvdA niet, maar als dat wel het geval is, dan moet u mij maar corrigeren.

De heer Crone (PvdA):

Dat is bij deze gecorrigeerd, want dat doen wij wel.

De heer Wijn (CDA):

Ik constateer dat ten aanzien van de WAO het CDA het SER-akkoord zal gebruiken als start bij de onderhandelingen bij de formatie. Dat is van groot belang. Voor het overige moet de heer Crone de CPB-doorrekening nog maar eens goed bekijken. Daaruit blijkt dat de "replacement rate" op basis van de plannen van het CDA fors verbetert. Dat leidt tot een uitermate goed werkgelegenheidsresultaat. De heer Crone spreekt over keiharde maatregelen. Hij moet zich dan toch eens afvragen wat sociaal is. Wat is socialer? Dat mensen met psychische problemen in de WAO terechtkomen, zoals de PvdA wil, of dat mensen aan het werk blijven, zoals het CDA wil?

De heer Crone (PvdA):

U gaat helaas niet in op mijn vraag. Ik corrigeer eerst uw opmerking over de groei van de werkgelegenheid. In de doorrekening groeit deze bij de PvdA ongeveer net zoveel als bij het CDA. Echter, de wijze waarop dat bij het CDA gerealiseerd wordt, deugt niet. Het CDA tast wel degelijk het SER-akkoord in het hart aan. Mensen die een psychische ziekte hebben die langer dan vijf jaar duurt, komen bij de SER en bij ons gewoon in de WAO. U bent heel hartvochtig door mensen met een onomkeerbare ziekte daar niet in onder te brengen. Vandaar dat het CPB uitspreekt dat dit een ferme maatregel is. Het CDA boekt op dat punt dan ook een flinke bezuiniging in. Ik vind het niet erg dat de VVD dat doet, want zij is daar eerlijk in en zegt dat gewoon. Ik vind het echter oneerlijk dat u zegt, een en ander op dezelfde manier als in het SER-advies te doen. U zegt zelfs dat het SER-advies voor het CDA het vertrekpunt is voor de onderhandelingen over het regeerakkoord. Dat doe je echter alleen als je ergens anders op wilt uitkomen. Eindpunt voor het CDA is de eigen doorrekening, waarin alle psychische gevallen buiten de WAO blijven. Ik vind dat niet eerlijk. U moet gewoon zeggen wat u vindt. Ik ben het eens met uw collega's Van der Knaap en Verburg, die beiden stellen dat dit niet in het verkiezingsprogramma staat en dat dit ook niet het SER-advies is. U kunt niet van twee walletjes eten. Dat is precies waarom het replacement rate van het CDA het beter doet. Het is in feite veel slechter door alle inkomensafhankelijke kortingen en het invoeren van het gezinsinkomen – daardoor is het arbeidsmarktbeleid ontmoedigend; dat verzin ik niet, het woord "ontmoedigend" staat gewoon in de doorrekening van de SER – maar dat compenseert het CDA in één grote klap door de WAO'ers eruit te gooien.

De heer Wijn (CDA):

Ik zal het nog eens heel goed vertellen. Blijkbaar begrijpt de heer Crone het niet.

De voorzitter:

Wij gaan hier de zaken niet eindeloos herhalen. Dat doet de heer Crone al. Dat gaat u niet ook nog eens doen.

Ik wil dat u nog een keer kort een punt naar voren brengt. Daar kan de heer Crone dan op reageren en dan is het woord aan de heer Vendrik.

De heer Wijn (CDA):

Het SER-akkoord over de WAO is voor ons het vertrekpunt bij de onderhandelingen. Dat geldt ook voor de arbeidsongeschiktheidscriteria die de SER naar voren brengt. Onomkeerbaarheid is dus ook voor ons een vertrekpunt bij de onderhandelingen, niet om ergens anders uit te komen, maar wel om ervoor te zorgen dat het daadwerkelijk iets oplevert.

Dan rest nog één punt, waar de heer Crone toch nog eens op moet ingaan. De heer Crone brengt mensen met psychische problemen onder de WAO. Het CDA vindt dat mensen met psychische problemen aan het werk moeten blijven. Wij willen dat werkgevers ervoor zorgen dat die mensen reïntegreren en aan het werk blijven. In het plan van de PvdA groeit de werkgelegenheid met 30.000. Bij ons is dat 50.000. Dat is een fors verschil. De mensen die de PvdA wegens psychische redenen onder de WAO brengt, houden wij aan het werk. Dat is veel socialer.

De heer Crone (PvdA):

Bij het CDA groeit de werkgelegenheid ietsje harder dan bij ons, maar niet zoveel meer als de heer Wijn zegt. Dat komt doordat het CDA die extra klap in de WAO uitdeelt. Daardoor groeit het arbeidsaanbod en komt er een extra loonmatiging. Dat is glashelder. Alle andere maatregelen op de arbeidsmarkt zijn ontmoedigend. Zeg dat dan eerlijk. Dat doet het CPB ook. Dat leidt vervolgens tot extra banengroei, maar ik meen dat die groei er niet komt, want vakbeweging en werkgevers laten zich niet op zo'n manier de oorlog verklaren.

De heer Wijn bevestigt nog eens dat hij een ander beleid voert dan wij. Hij vroeg concreet of alle psychische gevallen volgens ons plan in de WAO moeten. Nog los van de demagogie: dat is natuurlijk onzin. Mensen met psychische problemen of met andere problemen die zich binnen vijf jaar kunnen herstellen komen niet in de WAO. Dat geldt alleen voor mensen die langdurig psychische problemen hebben of om andere redenen langdurig arbeidsongeschikt zijn. Dat is precies het verschil tussen het sociale aspect en de hardvochtigheid van het CDA.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als de PvdA het SER-advies zo serieus neemt, waarom heeft zij er dan niet voor gekozen om de uitkeringen voor de duurzaam arbeidsongeschikten te verhogen naar 75%?

Het begrotingsbeleid van de PvdA puzzelt mij werkelijk. Ik heb altijd begrepen dat de PvdA voor de komende kabinetsperiode kiest voor de benadering "nooit meer een feitelijk tekort". Uit het hoofdstuk van de doorrekening dat gaat over de PvdA blijkt dat de PvdA ook een norm kiest, of in de plaats van een norm – misschien kan de heer Crone mij dat uitleggen – kiest voor 1% structureel trendmatig overschot. Daaronder moet je gaan bezuinigen of de lasten verzwaren, daarboven gaat het de andere kant op. Waar koerst de PvdA nou eigenlijk op?

Ga je uit van een feitelijke tekortnorm van nul of van een structurele norm van 1, dan heeft de PvdA een groot probleem voor het jaar 2003. Het feitelijke tekort zal immers bij ongewijzigd beleid min 0,5 zijn, het structurele overschot 0,2. Dat is geen 0, respectievelijk geen 1. Wat doet de PvdA in 2003? Wat gaat er gebeuren? Gaan de lasten omhoog? Wordt er bezuinigd? Welke norm zal in 2003 voor de PvdA leidinggevend zijn voor het begrotingsbeleid?

De heer Crone (PvdA):

Ik ga even kort in op het SER-advies. Zoals alle partijen hebben wij het doorrekenen moeten afronden voordat het SER-advies klaar was. De geest van onze doorrekening is dus dezelfde als die van het SER-advies. Het SER-advies voegt daar een wat effectiever beleid aan toe, waardoor het mogelijk wordt om de uitkeringen te verhogen. Dat nemen wij in die zin dan ook "lock, stock and barrel" over. Dat kon echter niet in de doorrekening verwerkt zijn. Het is echter bekend dat ons verkiezingsprogramma zelfs een iets hoger inverdieneffect kent dan het SER-pakket. Wij hebben dus alle financiële ruimte om dat integraal over te nemen. Wij hebben dus niet gewinkeld in het SER-advies en alvast de psychische gevallen erbij genomen. De discussie daarover hebben wij zojuist gevoerd. Wij doen het integraal. Dan verklaar je de werkgevers en werknemers ook niet de oorlog.

Dan het tekort. Ik denk dat ik dit punt wel kan verduidelijken, want ik snap de vraag van de heer Vendrik. Allereerst willen wij inderdaad nooit meer een feitelijk tekort, in geen enkel jaar. Daarnaast willen wij een structureel, trendmatig overschot van ongeveer 1%. De heer Vendrik haalt dit door elkaar met wat er jaarlijks moet gebeuren. Bij het regeerakkoord wordt het lasten- en uitgavenpakket zodanig vastgesteld, dat er ongeveer een saldo van plus 1% uitkomt. De mee- en tegenvallerformule treedt pas na het regeerakkoord in werking. In een jaar dat het overschot van 1% niet wordt bereikt, moet conjunctureel worden meegeademd totdat de nul wordt bereikt. In een jaar dat het overschot groter is dan 1%, kan het surplus worden ingezet voor extra schuldverlichting dan wel een combinatie van uitgaven en lastenverlichting. Het gaat dus om twee verschillende dingen. De trendmatige zaken worden eenmalig in het regeerakkoord bepaald en dan wordt gemikt op een overschot van 1%. In de mee- en tegenvallerformule laat je het ademen en wordt er niet elke keer bezuinigd als het overschot eentiende of tweetiende onder de 1% komt. Bezuinigingen en lastenverzwaringen moeten pas plaatsvinden als de nul in zicht komt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het wordt mij nu wat helderder. Toch blijft mijn vraag wat de plannen zijn voor 2003. Als de heer Crone koerst op een trendmatig overschot van 1% in de komende kabinetsperiode met de randvoorwaarde dat het feitelijke saldo nooit een tekort mag vertonen, heeft hij hoe dan ook in 2003 een groot probleem, in de orde van 2,5 mld euro. Dat moet op een of andere manier worden verhaald. Gaat de heer Crone de verkiezingen in met de boodschap dat de PvdA meteen bij aanvang van een nieuwe kabinetsperiode wil bezuinigen of de lasten wil verzwaren?

De heer Crone (PvdA):

Alle partijen hebben dit probleem. Overal bestaan er verschillen tussen de uitgangspunten en de doorrekening van het verkiezingsprogramma en de huidige verwachtingen. Ik denk dat alle partijen die aan het regeerakkoord zullen deelnemen, de definitieve keuze pas in de zomer maken. Pas dan zijn de echte cijfers voor 2003 beschikbaar. Dan weten wij of er inderdaad een gat van 1 mld euro is, of dat het gat groter is. Dat is relevante informatie. Voor 2003 en verdere jaren kan er dan geschoven worden: minder lastenverlichting in de eerste jaren of de uitgaven iets minder snel verhogen. Het duurt dus nog wel even voordat er eventueel echt moet worden omgebogen. Voor 2003 is er geen groot drama te voorzien. Ik denk dat het kan worden opgelost.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De voorjaarsnota 2002, de laatste van deze minister van Financiën, bevat een aantal betwistbare, zelfs controversiële boodschappen. Ik zal mij, gezien de beperkte spreektijd, daartoe beperken.

Wij constateren dat de minister van Financiën weer een kloppend plaatje heeft afgeleverd; er lijkt geen ruimte meer over te zijn onder het uitgavenkader. Wel zijn er tussen de sectoren – de rijksbegroting in enge zin, de sociale zekerheid en de zorg – weer grote verschuivingen in de uitgaven opgetreden. Ik moet dus constateren dat de begrotingsregels met betrekking tot de budgetdisciplinesectoren hun functie eigenlijk hebben verloren. Het is niet de eerste keer en het gaat opnieuw om forse bedragen. Wil deze discipline nog enige betekenis krijgen, dan zal er in de toekomst bij het begrotingsbeleid echt onder scheid moeten worden gemaakt tussen conjunctuurgevoelige en conjunctuurongevoelige uitgaven. Wil de minister hierop reageren?

In detail komt er extra geld voor de zorg, de aanpak van de wachtlijsten, het onderwijs, het actieplan inzake terrorisme, justitie en SUWI.

De heer Crone (PvdA):

De heer Vendrik heeft een heldere visie over de conjunctuurgevoelige uitgaven. Met zijn visie zal er in 2003 evenwel al gauw een tekort van 1 à 2% ontstaan. Hij zal alle conjunctuurgevoelige uitgaven meteen in het regeerakkoord opzoeken en alvast incasseren voor 2003.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kan, net als de heer Crone net deed, heel flauw doen en zeggen dat de precieze uitkomst daarvan nog niet bekend is omdat de precieze cijfers nog niet beschikbaar zijn. De harde bewering dat dit per definitie leidt tot een groter tekort, ga ik uit de weg. Dat zal nog moeten blijken. Het gaat nu om de begrotingsregels. De heer Crone wil waarschijnlijk van mij weten waar een volgend kabinet op moet sturen. Wat is meer van belang: het structurele saldo of het feitelijke saldo? Ik herhaal mijzelf als ik zeg dat GroenLinks een structureel trendmatig begrotingsbeleid wenst dat gericht is op een structureel EMU-saldo dat voldoende positief is. Of dit saldo nu wordt vastgesteld op 0,6%, 0,7%, 0,8%, 0,9% of 1,0%, is een kwestie van maatvoering. Daarbij moet worden gekeken naar de gevolgen voor het uitgavenpakket en het lastenbeeld. Dit is ons uitgangspunt bij het begrotingsbeleid. Eerlijk gezegd, vind ik de houding van andere partijen raar. Verschillende partijen hebben vier jaar lang deze minister van Financiën geroemd om zijn afscheid van de era Lubbers III en het tijdperk Kok. Er was toen grote bestuurlijke onrust, doordat de feitelijktekortbenadering centraal stond. De winst van het begrotingsbeleid van deze minister van Financiën is juist geweest dat dit is losgelaten. In dat licht is het vreemd dat verschillende partijen nu met voorstellen komen om, als puntje bij paaltje komt, weer aan te sturen op een feitelijk saldo van 0%; dat is buitengewoon merkwaardig. De winst van het begrotingsbeleid van deze de minister van Financiën – ik had overigens ook kritiekpunten – wordt daarmee te grabbel gegooid. Mijn pleidooi zal zijn, ook in de verkiezingscampagne, in hemelsnaam te koersen op een structureel saldo. Ook het IMF heeft dit in zijn artikel-IV-brief onlangs nog aanbevolen. Dit is nodig om een goed trendmatig begrotingsbeleid te voeren. Hoe de ontwikkeling van het feitelijk saldo is, maakt mij eerlijk gezegd niet zo heel veel uit. Deze benadering kan in sommige jaren leiden tot een flink tekort, maar in andere jaren tot een flink overschot; dat hoort nu eenmaal bij een trendmatig begrotingsbeleid. Je moet daar niet bang voor zijn of voor weglopen. Ik zie daarom absoluut geen noodzaak om, zoals de PvdA en andere partijen bepleiten, naast het zetten van een koers op een structureel saldo, ook nog een harde grens in het begrotingsbeleid in te bouwen voor het feitelijke saldo. Niemand in Europa doet dat en het stabiliteitspact verplicht ons er ook niet toe. Daarin staat slechts een ondergrens van min 3%. Ik ben de laatste om te beweren dat wij die ondergrens moeten opzoeken, maar er is alle ruimte om een structureel begrotingsbeleid te voeren, waarmee koers wordt gezet op een structureel EMU-saldo. Het gevolg daarvan is inderdaad dat je af en toe een feitelijk tekort hebt.

De heer Crone (PvdA):

Daarmee is helder dat met het volgen van de aanpak van de heer Vendrik, wij volgend jaar – 2003 is in conjunctureel opzicht voor de begroting waarschijnlijk een tegenvallend jaar – weer een financieringstekort zullen krijgen. Dat is een heldere keuze; ik stel dat vast.

De Zalmnorm heeft zijn diensten bewezen om van een groot tekort naar een overschotsituatie te komen. Nu is het politieke hoofddoel niet meer het bereiken van een overschot, maar het handhaven van een overschot met het oog op de vergrijzing. Die wordt ontkend door de heer Vendrik. Als wij weer tekorten krijgen, bereiden wij ons onvoldoende voor op de vergrijzing, die vanaf 2010 zal toeslaan; dat is al heel snel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Toe nou, meneer Crone. Moet ik het nu nog een keertje uitleggen?

De heer Crone (PvdA):

De heer Vendrik heeft het woord vergrijzing nog niet genoemd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is een onwaarheid. Als de heer Crone de heer Wijn het uitspreken daarvan verwijt, moet hij zelf ook op zijn woorden passen. Op het moment dat je bij een regeerakkoord afspreekt, te kiezen voor een bepaald structureel EMU-saldo, waarvan ik al vaak heb gezegd dat het voldoende positief moet zijn, betekent dat de facto dat je je voorbereidt op de kosten van de vergrijzing. Met een voldoende positief structureel EMU-saldo wordt de staatsschuld afgelost en wordt er in de verre toekomst ruimte gecreëerd om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Dat is het ABC van trendmatig begrotingsbeleid. Daarbij is het volstrekt irrelevant wat het feitelijke tekort doet. Als het kabinet in een situatie komt van feitelijke tekorten die in de analyse van het CPB zouden leiden tot een lager structureel EMU-overschot, is er wel een probleem. Daarover moeten wij dan in de Kamer debatteren. Het is niet waar dat onze benadering, met het centraal stellen van het structurele EMU-saldo, de vergrijzing niet in beeld brengt. Dat is echt volstrekte flauwekul.

De heer Crone (PvdA):

Als de heer Vendrik zou streven naar een trendmatig overschot in de buurt van 1%, zou hij wellicht gelijk hebben. Dat is eigenlijk ook onze lijn; er is dan een flinke buffer. Bij die lijn wordt het saldo waarschijnlijk nooit negatief. De heer Vendrik zit echter onder die 1%.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat klopt; wij zitten op een trendmatig overschot van 0,6%. Dat is al een heel eind in de goede richting. Vervolgens kun je een heel ingewikkeld debat voeren over wat dat, als je die lijn volhoudt, betekent voor de lasten van vergrijzing en het tempo van de aflossing van de staatsschuld. Er kunnen verschillende scenario's op worden gebaseerd. Ik merk bij het debat in de Kamer dat sommige partijen iets te makkelijk de aanbevelingen van de Studiegroep begrotingsruimte op dat punt volgen. Dat is gebaseerd op een heel zuinig scenario, met een heel lage inflatie en een tamelijk bescheiden economische groei. Zo definieer je natuurlijk onmiddellijk de noodzaak van een hoog structureel EMU-saldo, in de buurt van 1,5%. Dat kan lager. Dan ga je door met het aflossen van de staatsschuld. Daar zit het verschil tussen uw standpunt en het mijne niet in. Dat verschil is dat u het tijdperk-Kok terug wil hebben, dat wil zeggen dat u nooit een feitelijk tekort voor uw rekening wil nemen. Dat vind ik politiek onverstandig, bestuurlijk raar en in economische zin een waanzinnige redenering. Ik begrijp werkelijk niet waarom uitgerekend u – u bent toch een van de grote kenners van het begrotingsbeleid – daarvoor kiest. Wij kiezen daar niet voor en hebben daarvoor heel goede redenen.

Voorzitter. De heer Van Beek heeft terecht enkele vragen gesteld over de intensiveringen die verband houden met het SUWI-dossier, dat een klein financieel drama aan het worden is. Ook heeft hij goede vragen gesteld over de onderuitputting in het kader van het arbeidsmarktbeleid, de WIW- en ID-banen. Kennelijk is er weer te hoog ingezet waar het gaat om de verwachte uitgaven. Het gaat om zeer forse bedragen. Dit roept écht om nadere verantwoording. Ik sluit mij wat dit betreft graag aan bij de vragen van de heer Van Beek.

Vervolgens richt ik mij op een pikant punt dat mij tamelijk controversieel lijkt. Het kabinet heeft besloten om de prijsbijstelling – alle departementen ontvangen dit om de inflatie enigszins te kunnen bijbenen en om een uitholling van budgetten te voorkomen – niet uit te delen. Het gaat voor 2002 om 574 mln euro. Voorzitter. Ik vind dit een hoogst merkwaardige gang van zaken. Je zou bijna denken dat Zalm hier breekt met de Zalmnorm. Immers, het kabinet lijkt welhaast bewust op voorhand aan te sturen op onderuitputting in het uitgavenkader. Ex post hebben wij dit elk jaar al gezien. Het CEP 2002 geeft daarvan een uitstekend overzicht: elk jaar is er sprake van onderuitputting in het uitgavenkader, als gevolg waarvan het EMU-saldo hoger uitvalt en de staatsschuld extra wordt afgelost. Echter, nu lijkt de minister er, met steun van het kabinet, op aan te sturen dat op voorhand onderuitputting wordt gerealiseerd. Voorzitter. Dat is raar. Ik roep de collega's in de Kamer op om het hierbij niet te laten zitten. Als wij willen, kunnen wij dat geld uitgeven en vervolgens zal bij de verdere begrotingsuitvoering moeten blijken of het verhaal van de heer Crone over de aankopen en de meevallers klopt of niet. Dat zien wij dan wel weer. Om op voorhand deze minister de ruimte te geven om op grond van een georkestreerde uitgavenmeevaller het EMU-saldo nog wat op te krikken, dat vind ik buitengewoon vreemd. Bovendien is werkelijk niet waar wat de heer Crone zojuist per interruptie stelde, namelijk dat wanneer wij deze prijsbijstelling wél uitdelen, het EMU-saldo – dat heeft nu een plusje van 0,1– omslaat in een tekort. Dat is niet waar omdat die prijsbijstelling deel uitmaakt van het uitgavenkader. Aldus vastgesteld resulteert er een EMU-saldo van 0,1. Het kan nooit zo zijn dat, wanneer wij nu besluiten om dit bedrag geheel of gedeeltelijk te benutten voor extra uitgaven, daarmee het EMU-saldo wordt belast, integendeel. Ik vind dit een hoogst merkwaardige gang van zaken. Deze minister, de uitvinder van de Zalmnorm, lijkt te breken met die norm, de scheiding van inkomsten en uitgaven.

De heer Crone (PvdA):

Natuurlijk is het zo dat, als je meer uitgeeft, daarmee het saldo wordt belast. Echter, je mag binnen de Zalmnorm meer uitgeven omdat de prijsbijstelling daar nog wel binnen past. Kennelijk heeft het kabinet besloten: we willen géén tekort. Als wij alles gelijk laten maar wel extra uitgaven doen – of het nu prijsbijstelling heet of iets anders, doet er niet toe – heb je in euro's een tekort.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ga uit van de situatie zoals die ons door de minister is gepresenteerd. Hij komt met een aangepast uitgavenkader, hij heeft de rekenmachine laten lopen en er resulteert een positief EMU-saldo van 0,1%. Binnen dit uitgavenkader maakt hij een spaarpot van 550 mln euro. Als hij dat doet – zo lees ik de stukken – om in de loop van 2002 geld beschikbaar te hebben om een eventueel verder dalend EMU-saldo te compenseren, betekent dit dat het kabinet blijkbaar ineens een tekortnorm heeft geïntroduceerd, hetgeen ik strijdig acht met de Zalmnorm. Het betekent ook dat er bezuinigd wordt om het EMU-saldo op peil te houden. Dat is strijdig met de Zalmnorm en ik vind het raar dat de Kamer deze minister daarmee laat wegkomen. Waarom maken wij anders begrotingen? Het kader is sluitend en er is ruimte om het geld uit te geven, want er is een overschot. Ik zie dan ook werkelijk niet waarom de Kamer hiervoor toestemming zou moeten geven. Mijn fractie doet dit in ieder geval niet en ik vraag de minister om een nadere toelichting, temeer daar wij met enkele zinnen, zowel in de voorjaarsnota als bij de beantwoording van de vragen, het bos in worden gestuurd als het om de achtergrond hiervan gaat. Wij moeten die raden: een dalend EMU-saldo. De minister wil het boekjaar 2002 kennelijk niet met een tekort afsluiten. Dit kan ik me op zichzelf wel voorstellen, maar dit is dan een nieuw politiek gegeven, dat – ik zeg het nogmaals – strijdig is met de Zalmnorm. En vervolgens wordt er gerefereerd aan de problematiek in 2003 en in daarna, waarover verder geen gegevens verstrekt worden. Wij weten niet hoe groot die problematiek is, wij kunnen alleen uit andere stukken, namelijk van het Centraal planbureau, afleiden dat er in 2003 wellicht een tekort van 0,5% zal ontstaan. Maar waar dat tekort vandaan komt, wat de ontwikkeling van de uitgaven is die eraan ten grondslag ligt, wij moeten ernaar raden.

Dit vind ik echt raar, want de minister vraagt ons toestemming voor de vorming van een spaarpot, terwijl hij de reden daarvoor niet aangeeft. Die reden zal hij vandaag toch echt moeten toelichten en ik vraag hem dus om inzicht in de doorwerking van de voorjaarsnota in 2003. Waarom rechtvaardigt die het niet laten doorgaan van de prijsbijstelling?

Voorzitter. Het niet uitdelen van de prijsbijstelling zal waarschijnlijk op verschillende departementen tot bezuinigingen leiden. Waar en in welke mate dit zal gebeuren, is niet helemaal te voorzien. De minister heeft op ons verzoek wel een staatje ingeleverd met de procentuele verdeling van deze prijsbijstelling per departement en de mate waarin deze maatregel het beschikbare budget belast. Verkeer en Waterstaat zal inderdaad wellicht een forse aderlating ondergaan als de prijsbijstelling niet doorgaat, maar het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij blijft onderbelicht. Ik ben bang dat de natuuraankopen hiervan de dupe zullen worden. Dit ministerie zal zeer waarschijnlijk 20 mln euro kwijt zijn, als de prijsbijstelling niet doorgaat. Ik vraag de minister dan ook, dit ministerie de prijsbijstelling wel toe te kennen, opdat de hete kwestie van de aankoop van natuurgebieden nu eindelijk eens geregeld wordt. Wij moeten nu weer een dreigende verslechtering, een uitholling van het budget voor natuuraankopen compenseren. Ik vind dit een vermoeiende oefening, ik vind het lastig, vervelend. Waarom regelt het kabinet dit niet? De Kamer heeft al zó vaak uitgesproken dat er werkelijk voldoende budget voor natuuraankopen moet zijn. En nogmaals, het geld is beschikbaar, de spaarpot binnen het uitgavenkader kunnen wij aanspreken. Wij zullen hierover eventueel een amendement of een motie indienen. Ik ben benieuwd naar de reactie van mijn collega's op dit punt, want waarom zouden wij de minister met deze spaarpot laten wegkomen?

De amendementen-Oudkerk/Arib die bij de behandeling van de begroting van VWS zijn ingediend, worden nu door het kabinet qua besteding ongedaan gemaakt. Ik vind dit eerlijk gezegd echt ongepast. Waarom zouden wij nog amendementen indienen als bij de eerstvolgende aanpassing van de begroting de brede wens van de Kamer die uit die amendementen spreekt, ongedaan gemaakt wordt? Moeten wij dan in reactie daarop weer amendementen gaan indienen? Zo houden wij elkaar wel bezig. Ik vind dat het kabinet een verkeerde volgorde aanhoudt; het gaat niet aan om de budgettaire problemen die men in de eigen besluitvorming tegenkomt, af te wentelen op amendementen die de Kamer heeft aangenomen. Ik vind dat dit niet kan, ik vind dat de Kamer in zo'n geval vóór gaat. Per saldo geven wij de regering jaar in, jaar uit al veel ruimte om de begroting naar eigen inzicht in te delen, want amendementen gaan altijd maar over heel kleine stukjes van de begroting. Hoe komt het kabinet erbij om de dekking daarvan in te pikken en de besteding waarom het gaat, ongedaan te maken? Je zou bijna van een brutaliteit kunnen spreken. Ik vind dat dit niet kan en ik vraag de minister echt om een politieke uitleg. Je ziet dit bij het amendement van de heer Atsma over de media; ik meen dat de heer Bakker hierover nog iets zal zeggen, waarbij ik mij omwille van de tijd alvast aansluit. Je ziet het ook bij de amendementen-Oudkerk/Arib. En het gaat – God betere het – echt om een klein beetje geld, om een besteding die een groot deel van de Kamer gewenst acht. Maatschappelijke groeperingen in de GGZ-sector zitten op het geld te wachten, maar het komt niet. Ik ben buitengewoon teleurgesteld en ik vraag dan ook nadere uitleg van de minister. Ik hoop dat de Kamer het kabinet tot een andere koers zal kunnen dwingen, want de nu gevolgde werkwijze is zinloos. Ik zou het buitengewoon jammer vinden als dit aan het eind van dit debat nog steeds zo was.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Achteraf gezien sloeg de stemming rond het paarse kabinet om in het najaar 2000. Ongeveer op hetzelfde moment draaide ook de economische wind. Paars, dat de economie altijd mee had, kreeg te maken met de grootste economische terugval sinds 1993. Betekent dit nu dat wij de minister van Financiën het volgende verwijten: it's the economy, stupid? Eerlijk gezegd, denk ik dat dit een belachelijk verwijt zou zijn. De minister van Financiën heeft geen schuld aan de economische teruggang in een open economie als de Nederlandse, maar het omgekeerde geldt ook natuurlijk. Paars kan niet de laatste twee jaar tegenslag op de wereldeconomie afschuiven en de grote groei in de eerste zes jaar aan zichzelf toeschrijven. De economie zat in de eerste periode mee omdat de VS aan de langste periode van economische groei bezig was en de Nederlander massaal de overwaarde van zijn huis verpatste met fiscale steun van de minister.

Hetzelfde geldt voor het begrotingsoverschot. Daar is nog maar 0,1% van over in plaats van de verwachte 1%. Dat komt natuurlijk niet omdat de minister in een keer een onverantwoord begrotingsbeleid is gaan voeren, maar daarbij hoort de erkenning dat de omslag van het begrotingstekort naar een overschot vooral aan de economische groei te danken is in plaats van aan het begrotingsbeleid. Immers, 30 mld lastenverlichting wijst wat ons betreft niet op een behoedzaam begrotingsbeleid.

Wij waren er natuurlijk niet voor om al dat geld in het begrotingsoverschot te steken. Ook dat is dus niet ons verwijt. Ons verwijt is dat Paars wel geld had voor 30 mld lastenverlichting, maar niet voldoende geld beschikbaar wilde stellen voor de zorg en het onderwijs. Het percentage BBP, dat wij ondanks vergrijzing en verbeterde technologie uitgaven aan gezondheidszorg, daalde onder Paars van 9,9 in 1994 naar 8,9 in 2002. De onderwijsuitgaven daalden ondanks hogere leerlingenaantallen van 4,6 in 1994 naar 4,5% in 2002, ver onder de OESO-norm van 6%. De uitgaven voor de publieke sector als geheel daalden van 48% van het BBP in 1994 naar minder dan 39% in 2002. Over verschraling van de publieke sector gesproken!

De heer Crone (PvdA):

U hebt toch ook gezien dat de laatste vier jaar de economie 10% is gegroeid en zorg, veiligheid en onderwijs in de buurt van 15% uitkwamen? Dat is toch een aanzienlijk grotere stijging dan de economische groei? Als u kijkt naar de totale collectieve uitgaven ziet u dat uitgaven voor rente en werkloosheid niet meer nodig zijn, maar de kernsectoren zijn harder gegroeid dan de economische groei.

De heer De Wit (SP):

Gekoppeld aan die 30 mld lastenverlichting beweren wij dat er nog veel meer geïnvesteerd had moeten worden in zorg en onderwijs. In ons verkiezingsprogramma hebben wij dat berekend. De extra uitgaven die daarvoor nodig zijn belopen een aantal miljarden. Wil je het peil en de salarissen in de zorg en het onderwijs verhogen, dan heb je nog meer nodig dan u al die jaren hebt uitgegeven.

De heer Crone (PvdA):

Neen, die lastenverlichting was juist de olie in de banenmotor. Daardoor hoeven nu niet 1,2 miljoen mensen een uitkering te krijgen. Zelfs als de helft van die 1,2 miljoen een uitkering moest krijgen, had dit ons 4 of 4 mld extra gekost en dat hebben wij nu niet hoeven uitgeven. Die lastenverlichting had een functie. Gelukkig erkent u in de doorrekening in uw verkiezingsprogramma dat de ecotaks, enz., nuttig is.

De heer De Wit (SP):

Dat hebt u goed gezien. Ons verwijt blijft dat wij niet kiezen voor 30 mln naar de staatsschuld. Wij hadden graag geïnvesteerd in de maatschappelijke schuld: extra zorg, onderwijs en veiligheid.

Ik sluit mij op het punt van de zorg aan bij de opmerking van de heer Wijn over de moties die niet zijn uitgevoerd. Minister Borst eiste aanvankelijk 700 mln euro om de wachtlijsten in de zorg terug te dringen. Dit werd uiteindelijk ruim 360 mln. Waarom heeft de minister de eis van zijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gehalveerd? Mag het extra geld dat nu beschikbaar wordt gesteld, ook besteed worden aan de werving en opleiding?

De heer Vendrik heeft zojuist opmerkingen gemaakt over de uitvoering van de amendementen van mevrouw Arib en de heer Oudkerk. Ook mijn fractie vindt dat buitengewoon belangrijke amendementen die buitengewoon belangrijke doelen beogen. Ik krijg hierop graag nader antwoord van de minister.

De kleine ziekenhuizen vormen ook voor mijn fractie een punt van grote zorg. Wij hebben gepleit voor een kleinschaligheidstoeslag. Hoe staat het met de dekking waarnaar door het kabinet nog steeds wordt gezocht? Kan de minister op dat punt nadere informatie geven?

Ook bij de inenting tegen meningokokken was er een probleem met de dekking. Aanvankelijk had de minister het ongelukkige idee om mensen zelf daarvoor te laten betalen. Hoe staat het op dit moment met de dekking?

Wij hebben het afgelopen jaar bij herhaling bepleit dat er een vergoeding zou komen, als een soort gebaar, voor de ex-dwangarbeiders in dit land voor het leed dat hen is aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna in ons eigen land. In de motie die in januari van dit jaar is aangenomen, werd de regering gevraagd om een visie op zo'n gebaar. Minister Borst heeft dit afgewezen en als niet mogelijk gezien. Ik vind dat zo'n gebaar er wel moet komen in de vorm van een symbolische vergoeding van 1000 gulden. Is de minister bereid – ik probeer het nog een laatste keer – te zoeken naar een mogelijkheid om het op deze manier af te ronden?

De SP-fractie maakt zich zorgen over de prijsstijgingen als gevolg van invoering van de euro. Wij hebben dit al vaker in de Kamer aan de orde gesteld. Erkent de minister dat er sprake is van prijsstijgingen en van forse prijsstijgingen of vindt hij dat dit in totaliteit meevalt? In navolging van anderen wijs ik hem op de visie van De Nederlandsche Bank, die uitkomt op 0,4% inflatie. In de brief die wij zojuist hebben gekregen, schrijft het CBS dat men in feite niet precies kan vaststellen wat de effecten van de invoering van de euro zijn. Desalniettemin hebben de mensen te maken met een verhoging van de prijs van de producten die zij in de winkel, op straat of waar dan ook kopen. De minister kan toch niet ontkennen dat er soms prijsstijgingen van 10% worden gemeten. Kunnen wij op dit punt maatregelen van de minister verwachten?

De heer Bakker (D66):

Mijnheer de voorzitter. Ik had een aantal inleidende en algemene opmerkingen willen maken. Ik zie daar echter van af, omdat ik ook nog veel concrete punten wil bespreken. Ik kan ze ook niet toevoegen aan de Handelingen; zij moeten dus nu ongezegd blijven. Ik bewaar ze echter nog even.

Over de invoering van de euro zijn wij opnieuw geconfronteerd met berichten dat het hier en daar de spuigaten uitloopt. Nu vindt misschien iedereen dat men ferme maatregelen zou moeten voorstellen, maar de overheid kan geen maatregelen nemen. Het beleid is erop gericht om prijzen vrij vast te stellen. Hooguit kan de NMa een onderzoek starten naar prijsverhogingen in bepaalde sectoren. Maar dan nog is het moeilijk en een langdurige zaak. Ik vind wel dat de minister een rol heeft bij het vergroten van de transparantie en bij het herhalen van het signaal naar ondernemers en ook naar lagere overheden – denk aan de parkeertarieven – over de maatschappelijke verantwoordelijkheid die men daarbij draagt. De transparantie is uiteindelijk het allerbelangrijkste. Hoe meer daarover bekend is, des te meer de consumenten desgewenst met de voeten kunnen stemmen.

Ik heb de voorjaarsnota zo gelezen dat de prijsbijstelling weliswaar is aangehouden in woorden, maar in wezen is afgeboekt. Er staat een minteken voor. Als je dat minteken serieus neemt en helemaal niet uitkeert, wordt het uitgavenkader overschreden met 20 mln euro. Als dit zo is, is het woord "aanhouden" erg eufemistisch en is het in wezen misschien al afgeboekt. Ik hoor graag van de minister hoe dit precies zit.

Verder wil ik graag dat de minister iets zegt over de financiële vooruitzichten voor 2003. Er dreigt dan namelijk weer een tekort te ontstaan. Wat ons betreft mogen er geen begrotingstekorten meer ontstaan. Dat is in meerdere interruptiedebatjes aan de orde geweest. Wat je bij een dreigend tekort moet doen is ofwel geplande investeringen uitstellen ofwel de prijsbijstelling niet uitkeren ofwel bezuinigingen doorvoeren. Van dat laatste kennen alle verkiezingsprogramma's voorbeelden. Zij komen met gewenste bezuinigingen. Overigens is het interessant dat ook de VVD daarmee de Zalmnorm doorbreekt, maar ik vind de keus dat geen feitelijke tekorten meer mogen ontstaan heel wijs. Deelt de minister deze visie? De heer Vendrik heeft overigens gelijk als hij zegt: in wezen is dit afstand nemen van het structurele en trendmatige karakter van de Zalmnorm.

De heer Wijn (CDA):

Waaraan denkt u in dit verband voor 2002? De VVD-fractie heeft duidelijk gezegd: eventueel willen wij bijstellen voor 2003. Bent u het met het CDA eens dat je eventueel al in 2002 tot bijstellingen moet komen, zodat je ook dit jaar niet een tekort krijgt?

De heer Bakker (D66):

Gelet op de cijfers meen ik dat er vooralsnog geen reden is om nu al met bijstellingen te komen. Of die er werkelijk niet hoeven te komen, hangt echter ook van de verdere ontwikkelingen. Als op enig moment uit de cijfers zou blijken dat wij dit jaar op min 0,1 procentpunt uitkomen, maar dat zonder al te drastische ingrepen het eindbeeld toch weer goed is, moet je geen drastische ingrepen bepleiten. Echter, als je merkt dat je op een glijbaan terechtkomt, kan er aanleiding zijn om in de tweede helft van het jaar met bijstellingen te komen.

De heer Wijn (CDA):

Maar dan is uw stellingname dus niet: wij willen geen tekorten meer. Dan is uw stellingname: wij willen een bepaalde bandbreedte en een daling onder de nul nog wel accepteren. Dan bent u toch weer minder helder dan u lijkt te zijn.

De heer Bakker (D66):

Mijn stelling is dat je wel formules kunt formuleren, hetgeen ik zelf ook heb gedaan met bijvoorbeeld: geen tekorten meer, maar dat alleen al vanwege de vertraging die het opstellen van de cijfers met zich brengt, het altijd verstandig blijft om je verstand te gebruiken. Dus de stelling is: geen tekorten meer, maar wel altijd in het licht van de vraag: wat is wijs? U wilt geen oplopende staatsschuld, wij ook niet. Als er oplopende tekorten zijn, moet je iets doen.

Mijn volgende punt betreft de omroepen. Het is al een paar keer aan de orde geweest. In de laatste opmerking van de heer Vendrik herken ik mijn woorden van een jaar geleden. Zij gaat over de amendering door de Kamer en het serieus nemen van die amendering. Ik vind dat je het recht van amendering en de rol van de Kamer als medewetgever niet kunt uithollen door iedere keer eigen keuzen te maken. Dit is een principieel punt. Op grond van de voorjaarsnota constateer ik dat het kabinet voor de lokale omroep een goede regeling heeft getroffen, waarvoor natuurlijk alle hulde. Toch nog een standbeeld! Blijft echter de kwestie van de regionale omroep. Gelet op alle moties die de collega's en ook ik in het afgelopen jaar hebben ingediend, wordt het belang van de regionale omroep voor de komende jaren heel serieus genomen. Ik denk in dit verband aan het nut van een rampenzender, aan de toegang tot de satelliet enzovoorts. Ik meen dat staatssecretaris Van der Ploeg een beleidsnota in voorbereiding heeft. Dit onderwerp komt dus wel weer aan de orde. Des te belangrijker is het dan om in 2002 voor de regionale omroepen geen gat in de financiering te laten vallen. Daarom heb ik opnieuw een amendement voorbereid dat bij de behandeling van de begroting van OCW zal worden ingediend. Bij de behandeling van de najaarsnota heeft de minister overigens gezegd in de voorjaarsnota hom of kuit te zullen geven. Dat heeft hij wel gedaan als het gaat om de lokale omroep, maar niet voor de regionale.

Ik wil vervolgens een aantal opmerkingen over de Arbeidsvoorziening maken. Een bodemloze put, zou je bijna zeggen. Op basis van het rapport-Koopmans wordt weer extra geld uitgetrokken voor financiering van de werkvoorraad van KLIQ, 70 mln, voor een kapitaalstorting voor de stichting Centrum vakopleiding, 18 mln en voor de kapitaalstorting KLIQ, 82 mln. Uit de antwoorden blijkt dat dit volgens de minister allemaal niet relevant is voor het uitgavenkader. Wat bedoelt hij daarmee? En: waarom is dit zo? Lees ik het goed dat de definitieve liquidatiekosten op basis van de jaarrekening 2001 nog hoger kunnen uitvallen? Er is geld gereserveerd voor de afwikkeling van ESF, voor de bedrijfsplannen van het UWV, het CWI, het bureau Ketenbeheer werk en inkomen en voor de transformatiekosten van de uitvoeringsorganisaties. Dat alles gaat dan ook nog eens 78 mln kosten. Daarbij komen nog de middelen voor de aanvullende post. Ik vind het zo langzamerhand volstrekt ondoorzichtig worden wat er nu in 2002 en latere jaren is gereserveerd voor dergelijke voorzieningen, wat er cumulatief is geboekt op de aanvullende post "algemeen" en wat er is geboekt op de sector "sociale zaken/sociale zekerheid". Ik wil graag uitleg en een overzicht van de minister op dat punt. Ik heb goed gehoord dat de heer Wijn amendementen op dit punt heeft aangekondigd. Ik sluit niet uit dat ik daar positief tegenover sta, maar ik realiseer mij ook dat het allemaal verleden tijd is en dat het huidige kabinet en de huidige minister van SZW deze zaak nu aanpakken en de put proberen te dempen. Ik moet dus nog afwegen hoe verantwoord die amendementen zijn.

De heer Wijn (CDA):

De vraag is wat voor u wel en niet verantwoord is. Ik kan mij voorstellen dat wij de regering alleen ruimte bieden voor de juridisch reeds aangegane verplichtingen; daarbij zou de minister dan een bedrag kunnen noemen. Ik vind echter dat wij niet verder moeten gaan in dit, zoals u terecht zegt, heel vervelende en pijnlijke dossier. De rest moet echt maar goed worden overwogen door een nieuwe regeringsploeg.

De heer Bakker (D66):

Ik kan mij dat op zichzelf voorstellen, maar er is natuurlijk ook werk in uitvoering. Er is een aantal reorganisatieprocessen gaande. De vraag is of je die nu in wezen allemaal stil kunt zetten, omdat het controversieel is en het kabinet in Den Haag gevallen is. Dat is, denk ik, ook niet verantwoord. Dit is echter de eerste termijn. Daarin stel ik een aantal vragen. Ik wil dat na de beantwoording dus graag nader afwegen.

De heer Crone heeft, wat de JSF betreft, al duidelijk de relatie tussen de democratie en de belastingbetaler aangegeven. Namens die belastingbetaler heb ik een amendement ingediend op de defensiebegroting, bedoeld om de 55,2 mln euro die in 2002 voor de JSF was uitgetrokken, terug te draaien. De JSF is een papieren vliegtuig en van ons mag het papier blijven.

Tot slot heb ik nog twee vragen. Mijn eerste vraag betreft de ICES-gelden. Minister Jorritsma heeft daarover een aantal brieven aan de Kamer gestuurd, maar die waren nogal vaag. Hoe zit het nu precies met de financiële ruimte voor ICES-investeringen? De minister van EZ noemde, dacht ik, een bedrag van 805 mln, maar het was niet duidelijk waar dat vandaan kwam, of het oud of nieuw geld was en op welke jaren dat betrekking had. Het afgelopen najaar was er bijvoorbeeld voor kennis nog behoorlijk wat geld gereserveerd op het FES-artikel "projecten in voorbereiding". Hoeveel is daarvan inmiddels ingevuld en hoe verhoudt zich dat met alle plannen van dezer dagen? Ik wijs op het CPB-rapport dat daarover is verschenen. Het is nogal opmerkelijk dat reserveringen voor harde infrastructuur vaak direct worden ingezet, ook vaak met veel enthousiasme van de minister van Financiën, en die voor andere doeleinden, zoals breedband en "fiber to the home", niet.

Uit dit betoog vloeit ook mijn tweede en laatste vraag voort: wat zijn de budgettaire gevolgen van datgene wat gisteren is gebeurd, namelijk het niet aannemen van het NVVP? Op het eerste gezicht moet dat iets uitmaken, misschien voor het uitgavenkader, voor de natuur, of voor wat dan ook. Hoeveel ruimte is er eventueel voor herallocatie? Ik krijg graag enig licht van de minister op dat punt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Had de behandeling van de voorjaarsnota vorig jaar zowel qua tijdstip als qua intensiveringen nog het karakter van een summersale, vandaag lijkt het debat over de voorjaarsnota 2002 meer weg te hebben van een laatste restantenopruiming. Dat is niet alleen het geval omdat er amper daadwerkelijk nieuwe intensiveringen plaatsvinden, maar ook gelet op de tijd die voor de behandeling van de voorliggende voorjaarsnota is ingeruimd. Wordt andere keren de minister en zijn ambtenaren in ieder geval een nacht de tijd gegund om de Kamer van goede antwoorden te voorzien, deze laatste paarse voorjaarsnota lijkt tussen de bedrijven door te worden afgehandeld. Wij bespreken de nota ook op een bijzonder moment. De Kamer staat bijna te trappelen om op campagne te gaan en inmiddels hebben wij te maken met een kabinet dat uitgeregeerd is en in demissionaire staat is beland.

Hoe het ook zij, ook in financieel-economisch opzicht is het een bijzondere tijd. Voor het eerst in zijn carrière als bewaker van 's Rijks schatkist maakt deze minister mee dat de behandeling van de voorjaarsnota onder een minder gunstig economisch gesternte plaatsvindt. Weliswaar lijkt op dit moment het dieptepunt van de conjunctuur in de wereldeconomie gepasseerd te zijn, toch is de presentatie minder uitbundig dan de SGP-fractie de laatste jaren van deze minister gewend was. De achterliggende paarse jaren bleek deze minister dankzij de gunstige financieel-economische ontwikkelingen steeds weer in staat nieuwe meevallers tevoorschijn te toveren ten behoeve van broodnodige intensiveringen in de collectieve sector. Ik denk hierbij aan de sectoren zorg, onderwijs en veiligheid. De SGP-fractie denkt niettemin dat de kritiek van velen in de samenleving terecht is, dat ondanks de economische voorspoed van de achterliggende jaren de collectieve sector relatief op achterstand is komen te staan.

De regering schrijft in de voorjaarsnota dat het groeitempo van de Nederlandse economie deels door de verslechterende prijsconcurrentiepositie dit jaar achterblijft bij het gemiddelde in het eurogebied. Hieraan zijn, aldus de regering, de reeds enkele jaren sneller stijgende arbeidskosten in vergelijking met omliggende landen debet. Juist deze week is een onderzoek gepubliceerd, waaruit blijkt dat de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van andere Europese landen het afgelopen jaar sterk is verzwakt. Die negatieve ontwikkelingen zouden onder meer te wijten zijn aan de prijsstabiliteit en het fiscale klimaat in ons land. Ook het teruglopend aanbod aan technisch personeel zou een rol spelen. Wat is de reactie van de regering op deze studie, die toch feitelijk ook kritiek betekent op het gevoerde beleid dienaangaande?

Ik stelde zojuist al dat het kabinet er de afgelopen periode slechts ten dele in is geslaagd om in financiële zin aan de groeiende noden en behoeften in de collectieve sector tegemoet te komen. Bijvoorbeeld wat betreft de zorgsector. Even afgezien van de middelen ten behoeve van inflatiecorrectie, komt bij voorjaarsnota een kleine 400 mln euro beschikbaar voor nieuw beleid. Dat een substantieel deel daarvan naar de gehandicaptenzorg gaat, heeft de instemming van de SGP-fractie. Mijn fractie beschouwt het als een extra stimulans voor een sector die de afgelopen periode heeft bewezen de wachtlijstproblematiek voortvarend aan te kunnen pakken. Anderzijds is de SGP-fractie teleurgesteld over de slechts 9,5 mln euro extra voor de GGZ. Deze sector is de achterliggende regeerperiode structureel onderbelicht gebleven. Mijn fractie heeft daar meermalen aandacht voor gevraagd. Wil de regering de geringe intensivering ten behoeve van de GGZ nader onderbouwen? En wil de minister als het gaat om de palliatieve zorg nader ingaan op de condities waaronder het veld aanspraak kan maken op de 10 mln euro extra voor palliatieve zorg?

In bijlage 3 bij de voorjaarsnota wordt een staatsrechtelijke verhandeling gegeven over het door de regering terugdraaien van door de Kamer aanvaarde amendementen op een begrotingswet. Dit conform de toezegging van de minister tijdens het debat over de najaarsnota 2001 naar aanleiding van een discussie hierover met collega Van der Vlies. De regering stelt in de notitie dat juridisch gezien een uitgavenverhogend amendement geen uitgavenverplichting impliceert. Dat is op zichzelf juist, maar er is, zo erkent ook de regering, wel degelijk een harde politieke binding. Dat moet volgens ons ook voorop worden gesteld. Uitgangspunt is dat een door de Kamer gewenste uitgavenverhoging die wettelijk wordt vastgelegd, ook daadwerkelijk beleidsgevolgen heeft die leiden tot de besteding van die middelen. Het is onjuist dat de regering aangenomen amendementen die in hun ogen om een of andere reden onwelgevallig zijn, naast zich neerlegt of daar naar hartelust aan gaat sleutelen. Wij hebben nogal wat voorbeelden van amendementen die alsnog worden bijgesteld. Dit doet materieel afbreuk aan de rechten van de Kamer. Het is ook een uitholling van het recht van amendement, dat toch een daad van medewetgeving is.

Wij willen voorstellen dat als een uitgavenverhoging of dekking op onoverkomelijke problemen stuit, dat door de regering concreet in het desbetreffende begrotingsdebat wordt aangegeven en dat men daar niet pas achteraf achter komt, hetgeen dan leidt tot een voorstel tot wijziging via de suppletoire begroting. Dan begint spel namelijk als het ware weer opnieuw. Zo gaan wij ook niet om met wetgeving. Dan wordt ook niet gezegd: het amendement is wel aangenomen, maar wij komen wel met een nieuwe wet om het weer geheel of gedeeltelijk terug te draaien. Alleen nieuwe feiten of omstandigheden, zo is onze stelling, die ten tijde van de desbetreffende begrotingsbehandeling niet bekend waren of konden zijn, kunnen aanleiding zijn om alsnog een bijstelling voor te stellen. Dat zou dan zo spoedig mogelijk gemeld moeten worden. Wat is de reactie van de minister hierop?

Ik kom ten slotte op het amendement van de heer Van der Vlies inzake vestigingssteun aan jonge boeren. Dat is een voorbeeld van het voorgaande. Dit amendement is verwerkt in de begroting 2002, maar de regering heeft eigenhandig een kasschuif aangebracht en voor een alternatieve dekking gekozen. Dat roept de vraag op om welke reden het amendement zowel qua fasering als qua dekking anders wordt uitgevoerd dan door de Kamer gewenst. Wordt met de alternatieve invulling die in de suppletoire begroting wordt voorgesteld ook bewerkstelligd dat het amendement structureel wordt verwerkt voor tien jaar? Vanmorgen is er nog een brief binnengekomen inzake de vestigingssteun, maar het voert te ver om daar nu uitvoerig op in te gaan. Duidelijk zal echter zijn dat wij ontevreden zijn over de manier waarop nu toch gesleuteld wordt aan de regeling die inmiddels door minister Brinkhorst de "guldenvliesregeling" genoemd wordt. Zoals minister Zalm niet graag wil dat er aan de Zalmnorm wordt getornd, zo wil de SGP niet graag dat er wordt geknabbeld aan de guldenvliesregeling.

Minister Zalm:

Mijnheer de voorzitter. Het lijkt mij wat overdreven om een lunchpauze in te lassen voordat ik de Kamer antwoord. Ik gok er maar op dat mijn ambtenaren mij op een enkel punt nog gedetailleerde antwoorden verschaffen. De ambtenaren van Financiën zijn altijd snel; dus ik denk dat het wel goed komt.

Voorzitter. Deze behandeling van de voorjaarsnota is wat korter dan anders het geval is. Er zit ook minder spektakel in de voorjaarsnota, zoals door enkelen is opgemerkt. Wij zijn nu in een situatie terechtgekomen waarin de economie zich iets minder gunstig ontwikkelt. Ik ben blij dat de heer De Wit het de minister van Financiën niet verwijt. Hij vindt echter wel dat de minister van Financiën zich niet zo op de borst moet kloppen wat de goede jaren betreft. Ik geloof niet dat ik wat dat betreft veel borstklopperij heb laten zien. Ik heb steeds betoogd dat wij onze resultaten moeten vergelijken met de ons omringende landen. Dat moet de benchmark zijn. In vergelijking met andere Europese landen heeft de Nederlandse economie een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt, in het bijzonder de groei van de werkgelegenheid die het dubbele was van de groei elders in Europa. Dus op dat vlak hebben wij niet slecht gescoord. Wij zijn nu wel in de situatie terechtgekomen waarbij die successen hun problemen gaan oproepen. Er is een gespannen arbeidsmarkt, de arbeidskosten ontwikkelen zich al een paar jaar sneller dan in andere Europese landen. Dat is, los van het feit dat de werkgelegenheid zo succesvol is, niet te wijten aan kabinetsbeleid. Wij hebben juist met lastenverlichting en met maatregelen die het arbeidsaanbod vergroten geprobeerd om dat af te remmen. De werkgevers hebben zich toch genoodzaakt gezien om aanzienlijk hogere loonstijgingen uit te delen aan hun werknemers dan elders in Europa gebruikelijk was. Daar zijn nu de gevolgen van te zien in negatieve zin. De groei van de werkgelegenheid vertraagt. Werkgevers zijn nu hard bezig om ervoor te zorgen dat de loonontwikkeling neerwaarts wordt bijgebogen. Hier en daar gebeurt dat met succes en op andere onderdelen nog niet zozeer.

Zoals het zich nu laat aanzien, toont de begroting voor 2002 een miniem overschotje. Overigens is het nog een heel stuk beter dan wij bij de afspraken over het regeerakkoord dachten. Toen meenden wij een tekort van meer dan 1% in de boeken te hebben staan aan het eind van deze kabinetsperiode. Het is plezierig dat er voor het vierde jaar op rij een overschot is. Ik kan mij niet herinneren – misschien weet de heer Wijn dat – of dat wel eens gebeurd is bij kabinetten waar het CDA aan deelnam. Ik vermoed dat je daarvoor terug moet gaan naar de negentiende eeuw.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Ik gun de minister dat succes. Laten wij ernaar streven, wellicht gezamenlijk, om nooit meer in die situatie terug te keren.

Minister Zalm:

Daar kom ik nog op terug. Ik ben overigens blij dat wij het erover eens geworden zijn dat het onverstandig is om de extra lastenverlichting van 1 mld euro en de uitgavenintensivering van 200 mln euro door te voeren waar wij het bij de algemene beschouwingen over hadden. Dat vond ik toen al.

Het blijft gaan om een raming. Het geraamde percentage van 0,1 kan anders uitvallen. De voorbeelden van de heer Wijn hebben betrekking op de uitgaven. Zij kunnen geen effect hebben op het begrotingstekort, omdat wij binnen het uitgavenkader moeten blijven. Bij een rente van 0,25% gaat het om betrekkelijk kleine bedragen. Bij een financieringsbehoefte van zo'n 20 mld euro, een rentepercentage van 0,25 en op halfjaarbasis kom je uit op enkele tientallen miljoenen. Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert, maar van een iets hogere rentevoet raakt de begroting dus niet gederailleerd. De heer Crone noemt als mogelijke meevallers de koers van de dollar en de olieprijs. Die factoren zijn echter moeilijk beheersbaar.

Ten aanzien van de sociale fondsen is er geen sprake van exploitatieoverschotten, integendeel. Er is zelfs een klein tekort bij de EMU-bijdrage, een bescheiden negatief exploitatieoverschot van 0,1% BBP. Wat er nog ligt, zijn de oude voorraden als gevolg van spaarzaamheid. Dat wordt ons nu verweten door de heer Wijn, maar dat is toch prettiger dan hetgeen wij in 1994 aantroffen, te weten een negatieve vermogenspositie. Wij zijn jaren bezig geweest, die in te lopen. Het beginsel van lastendekkendheid voor de fondsen als geheel wordt op basis van de huidige inzichten al toegepast. Er is dan ook geen directe aanleiding om in paniek te raken over het potten. De overreserves lopen terug.

Ik weet niet welke tegenvallers er nog kunnen komen, anders had ik die in de nota opgenomen. Zoals te doen gebruikelijk, poetsen wij het beeld op en reviseren wij dat. Dat zal in juni/juli gebeuren en in augustus nog een keer. De laatste oppoetsbeurt is de najaarsnota. Dan zijn er echter geen nieuwe macro-economische prognoses. De macro-economische gegevens worden in juni en augustus verwerkt.

Het debat over EMU-saldo en -definities is al enige keren gevoerd. De heer Wijn probeerde, overigens iets minder intensief dan de vorige keer, de focus apart op het Rijk te richten. Je kunt dat ook op de sociale fondsen doen. Zijn pleidooi inzake schotten is niet consequent ten aanzien van de zorg, waarbij hij spreekt over onderuitputting. Er is een overschrijding ten opzichte van het regeerakkoord van ruim 1,7 mld euro. Op basis van de schottentheorie van de heer Wijn moet er 1,75 mld euro van het zorgbudget af in plaats van de enkele honderden miljoenen erbij, die zijn collega in het vooruitzicht wil stellen vanwege toekomstige onderuitputting. Er is in de zorg een enorme overschrijding ten opzichte van het regeerakkoord. Dat is in het totaal ingepast door onderschrijding in de sociale zekerheid en de rijksbegroting. Volgens de schottentheorie gaat het dus om een onvergeeflijk grote overschrijving die onmiddellijk moet worden teruggedraaid. Dat heeft de heer Wijn echter niet betoogd.

De heer Wijn (CDA):

De schottentheorie heeft te maken met de vraag op welke wijze genoemde sectoren aan hun geld komen. Als er onderuitputting is, gaat het ons om de vraag wat gedaan wordt met het beschikbare geld. Structurele onderuitputting vinden wij zonde. Die gelden moeten wel voor de zorg worden aangewend.

Minister Zalm:

Dat is, als ik zo vrij mag zijn, toch wel een wat rare redenering. Eerst wordt een grote overschrijding gevreesd. Die komt vervolgens iets lager uit, maar daarmee is er nog geen sprake van onderschrijding. Het blijft gaan om een overschrijding, zij het iets minder groot dan eerder werd gevreesd. Dat is de feitelijke situatie in de zorgsector, het begrotingskader zorg. Een en ander is ook afhankelijk van het vertrekpunt. De laatste opwaartse bijstelling wordt wellicht niet geheel uitgegeven, maar de eerdere bijstellingen zijn ook in strijd met de spelregels. Het kabinet heeft die middelen vanwege het belang van een goede zorg toch ter beschikking gesteld. Het omgekeerde vind ik dan niet gewenst: als het laatste stukje, dat je veiligheidshalve ook inboekt, niet helemaal wordt uitgegeven, vind ik het nogal overdreven en in strijd met de regels van de budgetdiscipline om daar per se iets aan te moeten doen. We zien nu dus geen verdere onderuitputting of meevallers. Anders hadden wij die wel ingeboekt. Over een langere periode bekeken is de zorg nou niet een sector die per saldo veel onderuitputting heeft aangeleverd. Per saldo zijn we altijd meer geld kwijt dan we aanvankelijk dachten.

Misschien is het goed om iets te zeggen over de prijsbijstelling. Veel afgevaardigden hebben daarover gesproken. Het gaat inderdaad om zo'n 550 à 600 mln euro. Mij lijkt de tekst van de voorjaarsnota wel helder. De prijsbijstelling wordt niet ingepikt. Dat staat er niet. Er staat ook niet dat zij is vervallen of wordt afgeboekt. Er wordt gezegd: "De uitdeling van de prijsbijstelling wordt vooralsnog aangehouden in verband met de begrotingsproblematiek in 2003 en latere jaren". Dat is dus het argument.

De heer Van Beek heeft de indruk dat de intensiveringen oplopen en de bezuinigingen aflopen, maar dat is niet het geval. Integendeel, het saldo van de intensiveringen en ombuigingen, dat nu een plusje is, loopt structureel terug. Verder moeten ook de oplopende effecten van de werkloosheid in beeld komen. Ook het rente-effect is nog niet tot volledige wasdom gekomen. De macro-onderstroom vertoont dus een overschrijdingstendens. De beleidsmaatregelen, de kortingen en de ramingsbijstellingen op de afzonderlijke begrotingen, vertonen dus los van het macrobeeld enige afloop. Als wij niks doen komen wij in 2003 dus op een hoger uitgavenniveau dan in de miljoenennota in reële termen was aangegeven. Er gold natuurlijk geen plafond voor 2003. Het kabinet heeft zijn uitgavenkaders tot 2002 bepaald. Door de oplopende werkloosheid en een iets hogere rente-uitgave, die met enige vertraging werkt, kom je in 2003 op hogere reële uitgaven uit.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb die opmerking vooral gemaakt omdat ik zag dat een niet onaanzienlijk deel van de intensiveringen, 800 mln euro, werd gedekt uit de afdracht EU. Dat is geen structurele post, terwijl de posten die daartegenover staan, naar mijn indruk wel structureel zijn.

Minister Zalm:

Dat laatste is gelukkig niet zo. Ik word nu wat schoolmeesterachtig, maar ik verwijs hierbij naar de stukken, tabel 2. Zoeken we naar de regels "overige bijstellingen", de ramingsbijstellingen op departementale begrotingen, dan zien we bij punt 7 overige bijstellingen rijksbegroting, punt 11 overige bijstellingen sociale zekerheid en punt 14 overige bijstellingen zorg. Daaruit blijkt dat de bijstellingen in de tijd gelukkig teruglopen. Dat biedt enig tegenwicht, ook tegen het feit dat wij incidenteel meevallers hebben bij de EU. Het probleem zit dus meer in de oploop die wij nog krijgen door de werkloosheid in vergelijking met de eerdere ramingen en de rente. Als het heel lang duurt, moet je als demissionair kabinet toch proberen om een nieuw kabinet armslag te geven zodat het in juli of augustus kan bezien of in de uitgavensfeer nog iets kan worden gedaan voor de begroting 2003. Gelet op alle geluiden die ik hoor, lijkt het mij voor de hand te liggen dat een volgend kabinet een begroting wil indienen die geen begrotingstekort kent. Ik denk daarom dat het verstandig is als het voorbereidende werk daarvoor is gedaan.

De heer Vendrik vindt precies focussen op nul strijdig met matigen. Als we echter toch een ombuiging moeten realiseren en een aantal fiscale aftrekposten sneuvelt, dan is het vanuit een bestuurlijk oogpunt niet gek om het leed vooral in het begin van een kabinetsperiode te nemen. Die twee dingen kun je dan heel goed combineren: een prefunding van de ombuigingen, de intensiveringen in de tijd naar achter schuiven. Dat is volgens mij ook uit bestuurlijk oogpunt een verstandig beleid. Dan zorg je ook voor een redelijke start, zodat je niet vanuit een "minsituatie" moet opklimmen naar de plus 1, die de meeste partijen in hun doelstelling hebben staan. Op zichzelf kan hierin, los van trendmatige overwegingen en conjunctuuroverwegingen, een zelfstandige reden worden gezien om in dat eerste jaar fors door de zure appel heen te bijten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat noopt tot een detaillering. Dan gaat het over de vraag of een kabinet bij de afspraken in het regeerakkoord een tekort voorziet. Wanneer wordt gekozen voor een structureel overschot, is dat nooit het geval. Als een kabinet eenmaal is begonnen en het feitelijke EMU-saldo zich anders ontwikkelt dan bij het regeerakkoord is voorzien, is het de vraag of een feitelijke tekortnorm van nul vanuit trendmatige overwegingen wel zo verstandig is. Ik denk van niet. Daar was het debat mij eerlijk gezegd om begonnen.

Minister Zalm:

Het beleid dat wij de afgelopen acht jaar hebben gevoerd, is ontstaan uit weerzin tegen een feitelijke tekortnormering. Het behoedzame uitgangspunt maakte daarvan onderdeel uit. Een behoedzaam uitgangspunt kan op twee manieren worden vertaald. Er kan worden gerekend met een behoorlijke korting op de verwachte economische groei. Wij hebben de afgelopen jaren de verwachte groei met 0,5 tot 0,75% gekort en daarmee in het beleid rekening gehouden. Zo hebben wij de meevallers eigenlijk zelf gecreëerd. Daarover bestaat nu wat minder enthousiasme.

Ook in een alternatief model worden er zekere veiligheidsmarges ingebouwd en wordt er gekoerst op een structureel overschot van 1 à 1,5%. Wij weten natuurlijk nooit helemaal wat de structurele groei is. Dat is echt een probleem, want een structureel tekort kan dus nooit goed worden berekend. Het is altijd een fictief begrip dat nergens wordt geboekt. De veiligheidsmarge ligt in dit model tussen een overschot van 0 en 3%. Als het overschot boven de 3% of onder de 0% uitkomt, moet worden geconstateerd dat wij wel erg ver van de aannames verwijderd raken. Dat moet dan leiden tot een heroverweging. Dit is de benadering die de Studiegroep begrotingsruimte naar voren heeft gebracht. Normaal gesproken wordt er trendmatig gewerkt en kunnen de belastinginkomsten en de premie-inkomsten rustig fluctueren. Er worden daarbij bepaalde grenzen in acht genomen. Nul is een bekend getal uit de magie en het is daarom zeer begrijpelijk dat nul als ondergrens wordt gekozen. Ik ben van mening dat de redenering van de studiegroep een zindelijke redenering is die niet strijdig is met het trendmatig begrotingsbeleid.

De heer Vendrik denkt wat dat betreft nog enigszins op de manier waarop wij in de jaren zeventig dachten, namelijk het mogelijk is om te bepalen wat structureel is en wat niet. Hij wil de uitgaven splitsen in structurele en conjuncturele uitgaven. Dat is in de jaren zeventig ook gebeurd. Er is toen gezegd dat de structurele werkloosheid 50.000 bedroeg. Vervolgens liep de werkloosheid op tot 300.000. Dat werd allemaal als conjunctureel geboekt en buiten de begrotingssystematiek gehouden. Ook werd er gezegd dat de economische groei trendmatig toch wel 3 à 4% zou bedragen. Die groei bleek uiteindelijk slechts 1% te bedragen, zodat wij tegen tekorten van tegen de 10% BBP aanliepen. Het is dus niet geheel zonder gevaar om te zwaar het accent te leggen op de idee dat onderscheid kan worden gemaakt tussen structurele en conjuncturele ontwikkelingen.

Het is bij het begrotingsbeleid verstandig om de feiten uiteindelijk maatgevend te laten zijn. Ik vind het een goede zaak om bepaalde veiligheidsmarges in acht te nemen en buiten bepaalde grenzen te erkennen dat de aannames niet meer deugen. Ik heb in mijn jonge jaren heel wat gezwendeld met het onderscheid tussen structureel en conjunctureel, als ik het populair mag zeggen, omdat het een betrekkelijk willekeurig onderscheid is. Wij hanteren nu een wat eenvoudiger en doorzichtiger methodiek, waarbij wij bijna alle uitgaven als relevant bestempelen. Dat is een goede lijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit daagt uit tot een groot debat dat de minister op dit moment niet wil voeren. Ik heb mij inderdaad als negenjarige aan het begin van de jaren zeventig met het structureel begrotingsbeleid van het toenmalige kabinet beziggehouden. Dat roept goede herinneringen op. Het punt is natuurlijk wel dat de begrotingstechniek sinds die tijd ook is veranderd. Klaarblijkelijk kiezen alle partijen, ook de VVD van deze minister van Financiën, voor een voorzichtig trendmatig begrotingsbeleid, waarbij afstand wordt genomen van de behoedzame groei. Die stap is dus al gezet en daarom ligt het eigenlijk voor de hand dat de minister nu zou zeggen dat dit een terugkeer naar de jaren zeventig is en dat zijn VVD daar onverstandig aan doet. Als hij dat niet wil uitspreken, moet ik constateren dat wij hierover niet van mening verschillen. Dan resteert alleen de vraag of het verstandig is om de ellende van het tijdperk-Kok met een tekortnorm van 0 tot 1% terug te halen.

Minister Zalm:

Ik moet wel een beetje voorzichtig blijven, want wij komen nu zo'n beetje bij de verkiezingsprogramma's uit. Als technocraat kan ik u wel zeggen dat ik een voorstander ben van een vrij brede marge waarbinnen de spelregels kunnen blijven wat ze zijn. Overigens durf ik dat ook als minister van Financiën te zeggen, want als bijvoorbeeld de heer Vendrik of de heer Crone op mijn stoel zou komen te zitten, zou ik deze nieuwe minister van Financiën ook adviseren om een brede marge aan te houden, waarbinnen die spelregels onverkort kunnen gelden. Je moet niet kiezen voor een te smalle marge, want dan werk je feitelijk met een tekortnormering en dat wil niemand. Ik ben het hierover met de heer Vendrik eens. Het is echter nog wel de vraag welke marge wij moeten hanteren. De studiegroep heeft een marge van 0 tot 3% geadviseerd. Zo'n marge lijkt mij op voorhand niet onverstandig, want binnen deze redelijk brede marge kun je heel wat doen. Anderen kiezen voor een iets smallere marge, omdat zij wel de tegenvallers, maar vooral geen enkele meevaller willen laten lopen. Hier geldt: ieder zijn smaak.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze minister kiest dus voor een ondergrens van 0%. Waarom is die norm dan niet in het regeerakkoord van 1998 opgenomen? In dat regeerakkoord wordt immers uitgegaan van een tekort van 1% voor 2002. Met het oog hierop is het toch eigenlijk raar dat hij nu zegt nooit meer een tekort te willen? Hij had dat vier jaar geleden toch zeker ook kunnen zeggen? Wij weten overigens dat de minister in werkelijkheid alleen maar overschotten heeft geboekt, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Minister Zalm:

Ik denk dat het zo is gegaan, omdat wij de geneugten van een overschot nog niet hadden gesmaakt. Nu wij dat wel hebben gedaan, zijn wij eraan verslaafd.

Voorzitter. Ik denk dat ik de opmerkingen van de heer Wijn over het tekort inmiddels heb beantwoord. Ik geloof niet dat wij daarover van mening verschillen.

Ten behoeve van de Kamer wordt een overzicht opgesteld van alles wat te maken heeft met SUWI, ESF en de Arbeidsvoorziening. Daarbij zal in beeld worden gebracht welke kosten bij welke posten zijn of zullen worden ondergebracht.

Ik ben niet gelukkig met de poging van de heer Wijn om lijken in de kast te laten liggen, om het een beetje demagogisch te zeggen. Er is een Engelse uitdrukking "it's no use crying over spillt milk" en die is hier zeker van toepassing. Wij moeten immers constateren dat wij schade hebben opgelopen, dat er geherstructureerd moet worden en dat er afvloeiingsregelingen moeten worden gemaakt. Als je dat hebt geconstateerd, moet je ook zorgen voor de financiële middelen. Wij doen dat niet met vreugde, maar het heeft nu eenmaal geen zin om een motie of een amendement in te dienen, waarin wordt gesteld dat het de eerstkomende weken niet mag regenen. Regen is vervelend en dit probleem is ook vervelend. Wij kunnen natuurlijk discussiëren over de vraag wat er is misgegaan, waarom het is misgegaan en wie verantwoordelijk is. Als je echter op een gegeven ogenblik constateert dat bepaalde uitgaven noodzakelijk zijn, moet je zorgen voor de middelen. Europa zal ESF-geld bij ons terugvorderen. Of de heer Wijn nu wel of niet een amendement indient: wij zijn gehouden die rekening te betalen. Er moet personeel afvloeien bij de Arbeidsvoorziening en voor die mensen moet een sociaal plan worden getroffen. Deze kosten zijn onvermijdelijk.

Er is door de heer Wijn gewezen op de niet-relevante uitgaven, zoals het nemen van een deelneming. Deze uitgaven gaan buiten het uitgavenkader om, omdat wij zo'n deelneming uiteindelijk weer zullen verkopen. Overigens moet de Kamer dan wel weer eens toestaan dat wij een deelneming verkopen. Met dat geld moet het FES worden gevoed, want het mag niet worden gebruikt voor de uitgaven. In het amendement terzake van de heren Bolhuis en Van den Akker is immers geregeld dat ook de opbrengsten van een tijdelijke deelneming naar het FES moeten gaan, ook al blijven de rentelasten permanent op de begroting drukken. Dat worden heel interessante heen-en-weertjes. Als wij af en toe eens een deelneming kopen en verkopen, is dat structureel goed voor de infrastructuur en slecht voor de uitgaven voor zaken als zorg, veiligheid en politie. Dat is een kleine wrok die ik heb jegens dat amendement, wat ik één keer heb geprobeerd uit te leggen in een apart briefje over dit onderwerp. Volgens mij is dit niet het meest doordachte amendement van na de Tweede Wereldoorlog. Maar goed, het zij zo.

De heer Wijn (CDA):

Ik kan mij op zich wel iets voorstellen bij de redenering van de minister dat hij geen lijken in de kasten wil laten liggen. Sterker nog, ik ga ervan uit dat hij dat überhaupt niet zal doen voor het komende kabinet. Het gaat erom hoe groot de omvang van dat lijk is. Onze woordvoerder voor sociale zekerheid zal later bij de behandeling van de suppletoire begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarop nog nader ingaan. Het is ons niet duidelijk waarvoor de bedragen precies bedoeld zijn; dat is te weinig inzichtelijk gemaakt. In dat licht hebben wij het controversieel verklaard. Wij hebben daarom gezegd dat er op dit moment geen nadere uitgaven mogen worden gedaan. Straks, bij de formatie van een nieuw kabinet, kun je beter inzicht krijgen; dat geldt zeker voor een oppositiepartij. Dan kan worden heroverwogen hoe die ontvlechting het beste vorm kan worden gegeven. Een nieuw kabinet kan op dat moment formeel toestemming krijgen om die gelden wel uit te geven.

Minister Zalm:

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen wat wordt toegevoegd aan de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en wat aan de aanvullende post. Er zijn ook voorzieningen op de aanvullende post; dit heeft ook gespeeld bij de najaarsnota. Wij weten ongeveer wat daarbij het bedrag zal zijn, maar het is nog niet concreet genoeg om deze uitgaven in een begrotingswet vast te leggen. Het geheel dat nu is ingediend, is een evenwichtig samenspel tussen dingen die wij voldoende weten om ze ook in de begroting op te nemen en zaken die wij nog op de aanvullende post houden om ze, als wij meer zekerheid hebben, toe te voegen aan het desbetreffende begrotingshoofdstuk. Als dit er nu wordt uitgeamendeerd, steekt de Kamer haar kop in het zand. Het betreft uitgaven waar wij aan vastzitten. Dat geldt naar mijn stellige overtuiging ook voor een nieuw kabinet, in wat voor samenstelling dan ook, tenzij dat nieuwe kabinet vindt dat er geen sociaal plan moet komen en het zijn juridische verplichtingen niet nakomt. Geen van beide is goed voorstelbaar. Ik wil de heer Wijn daarom in overweging geven of zijn amendement wel verstandig is. Ik heb toegezegd dat, na ommekomst van mijn betoog vanmiddag, de Kamer een overzicht zal krijgen, waarin precies wordt aangeven op welke punten en op welke momenten bedragen zijn toegevoegd en welke motieven daarbij een rol speelden. Dat valt echter ook te lezen in de memorie van toelichting bij de suppletoire begrotingen.

Ik kom bij de houwitsers. Misschien kun je daarmee zo'n vliegtuig neerschieten, maar dat denk ik niet. Misschien kunnen de fracties elkaar nog wat helpen.

De heer Bakker (D66):

Is de minister het met mij eens dat het op zich bizar is om de ene materiële aanschaf bij Defensie wel controversieel te verklaren en de andere niet?

Minister Zalm:

Wij houden te veel vast aan het woord "niet-controversieel". Er moet een onderscheid worden gemaakt – ik moet toegeven dat ik een amateur-staatsrechtgeleerde ben – tussen spoedeisend en niet-controversieel. Over spoedeisende zaken moet je een besluit nemen, ook als deze controversieel zijn. De JSF is spoedeisend; als nu wordt besloten om niet deel te nemen, kunnen wij niet meer terug. Dit onderwerp vereist nu een besluit. Ik weet eigenlijk niet hoe dit zit bij die houwitsers, maar ik denk dat het daarbij anders ligt. Ik wil het aannemen van dit amendement natuurlijk niet bepleiten, integendeel.

De heer Bakker (D66):

De minister heeft de heer Wijn fantastisch geholpen bij dit debat.

Minister Zalm:

Ik vermoed overigens dat houwitsers niet onder een apart begrotingsartikel vallen in het kader van de VBTB-operatie. Dat betekent dat kortingen op het begrotingsartikel niet automatisch leiden tot het niet kunnen besteden aan een specifieke aanschaf, omdat deze onderdeel is van de algemene doelstelling inzake de nationale integriteit.

De aankoop van gronden moet niet te zeer worden verbonden aan de Vijfde nota.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Het betoog van de minister brengt mij bij de volgende vraag. Stel dat er bij amendement van een bepaald beleidsartikel geld wordt afgehaald – terwijl in de toelichting op het amendement wordt aangegeven dat het de bedoeling is dat het geld niet voor een bepaald doel wordt aangewend – kan de minister zo'n amendement dan naast zich neerleggen omdat er binnen het beleidsartikel kan worden geschoven, zodat er wel degelijk geld wordt uitgegeven ten behoeve van het desbetreffende subdoel?

Minister Zalm:

U moet uw amendement wel intelligent vormgeven. Dat is nodig als men gegarandeerd wil hebben dat... Men kan ook aan de bewindspersoon vragen wat hij verder met het amendement denkt te gaan doen. Neerwaartse amendementen zijn dus wel effectief, in tegenstelling tot opwaartse amendementen, maar het hangt af van het begrotingsartikel dat wordt geamendeerd. Hoe is het omschreven en welk operationeel doel is eraan verbonden?

De heer Wijn (CDA):

Wij hebben een uitvoerige discussie gehad over het amendement inzake de omroepbijdrage waarbij is geconcludeerd dat het kabinet soms wel érg gemakkelijk omgaat met wensen van de Kamer. Soms kan een amendement niet "slimmer" worden geformuleerd dan eigenlijk nodig is om op de gewenste manier uitgaven te verlagen. In dat geval moet men het zoeken in de toelichting. Als men in die toelichting duidelijk aangeeft dat een bepaalde uitgave, ook al valt die binnen een grotere groep, niet mag worden gedaan, is het dan mogelijk dat de minister binnen het beleidsartikel schuift zodat de bedoelde uitgave tóch wordt gedaan? Als het zo gebeurt, behoort dat mijns inziens niet tot de normale omgangsvormen.

Minister Zalm:

Ik weet niet of u deze interventie op alle details heeft doordacht. Dat gold overigens wel voor de houwitsers denk ik.

De heer Wijn (CDA):

Je hebt een omvangrijk beleidsartikel met uitgaven. Daarin zit een bepaald onderdeel, bijvoorbeeld wapentuig voor defensie. Nu komt er een amendement dat erop is gericht om de bedoelde uitgave te verlagen of te schrappen. In formele zin kan dit in de tekst van het amendement zelf niet nader worden gespecificeerd, maar in de toelichting wordt aangegeven om welk wapentuig het gaat. Is de minister van oordeel dat hij in een dergelijk geval een bepaalde vrijheid wil behouden zodat in het aangegeven voorbeeld een ander wapentuig niet wordt aangeschaft om vervolgens middelen te verschuiven enz.?

Minister Zalm:

Ik neem aan dat de minister, áls hij zoiets doet, in de Kamer een zware pijp te roken krijgt. Men heeft hier te maken met het verschil tussen de juridische en de politieke dimensie. In juridische zin is de minister gehouden om binnen zijn begroting te blijven. In termen van rechtmatigheid moeten de uitgaven die hij doet, passen bij het desbetreffende artikel. Als de Kamer het signaal geeft dat zij bepaalde uitgaven niet wil, zal de minister dat signaal normaal gesproken volgen, zoals ook met moties het geval is. Er moeten wel heel zwaarwegende argumenten zijn om dat niet te doen. Wij kunnen dit punt later nader bekijken. Het heeft enerzijds alles te maken met het budgetrecht van de Kamer. Anderzijds is er de functie van de begroting. De minister zal nooit méér mogen uitgeven dan het gekorte budget; dat is evident.

Voorzitter. Zojuist zijn de omroepbijdragen genoemd. Wat dat betreft kennen wij de omroepreserve en daarmee heb ik een apart probleem waarvoor ik toch eens de aandacht wil vragen. Wij hebben onderling een discussie gehad over deze reserve en vervolgens hebben wij de Algemene Rekenkamer gevraagd om daar eens naar te kijken om een antwoord te geven op de vraag of de omroepen tekort zijn gedaan of niet. De Rekenkamer is tot de conclusie gekomen dat de wijze waarop wij hebben afgerekend met de omroepreserve rechtmatig is. Wanneer daarvan wordt afgeweken, loopt men het risico dat men bij onrechtmatige uitgaven terechtkomt. Er ontstaat tegen die achtergrond een apart probleem. De begrotingswetgever zegt: je mag er 32 mln doen. Aangezien de wetgeving inzake de omroepen aangeeft dat de bijdragen aan de omroepen in een begrotingsartikel zijn opgenomen, is er niet alleen sprake van een maximum- maar ook van een dwingend karakter. Dan zou je dus door de begrotingswetgever gedwongen worden, onrechtmatige betalingen te verrichten. Daarop wil ik de Kamer wijzen bij dit specifieke punt van de omroepreserves. Misschien kan ik hierbij meteen op het punt van de heer Bakker over de omroepreserves ingaan.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Bakker nu wil interrumperen. Ik geef hem daartoe de gelegenheid, maar daarna wil ik aan deze discussie een eind maken, want het lijkt mij niet de bedoeling dat de Kamer nu uitgebreid gaat discussiëren over hoe zij haar medewetgevende taak precies vorm kan geven. Dat behoort zij zo goed mogelijk te doen en het is bekend dat bij de totstandkoming van een wet ook de wetsgeschiedenis van belang is, en dus ook de toelichting op een amendement.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik ben het met u eens dat dit een principieel punt is en dat wij dit ook maar eens principieel in algemene zin moeten bespreken, maar tegelijkertijd is het in dit debat buitengewoon actueel. Daarom is het ook zo belangrijk.

De voorzitter:

Ik heb er ook discussie over toegestaan, ik heb alleen gezegd dat ik er zo dadelijk wel een eind aan wil maken.

De heer Bakker (D66):

Daar ben ik het ook zeker mee eens, voorzitter.

Het gaat mij om twee dingen. De toelichting op een amendement maakt geen onderdeel uit van de wetstekst, maar wel van "het recht". Zo wordt het ook door rechters enz. geïnterpreteerd. Maar bij begrotingswetten gaat het om een andere soort wetgeving, namelijk de wetgeving tussen parlement en regering. Daarbij is het parlement overigens evenzeer medewetgever en dat proces wordt beheerst door de Comptabiliteitswet. Nu herinner ik me dat er bij de behandeling van de Comptabiliteitswet is gezegd dat wij de begrotingen op een hoger aggregatieniveau gaan vaststellen. Dit betekent wel – en dit is bij die gelegenheid ook uitgesproken – dat de regering de toelichting op een amendement als buitengewoon serieus en zwaarwegend dient te beschouwen. Als de toelichting op een amendement helder is, als er bijvoorbeeld wordt aangegeven dat er geen houwitsers en geen vliegtuigen mogen worden aangeschaft, kan de regering dus niet zeggen dat dit juridisch wel mag. Dat is nergens te toetsen, dat is een wet die de verhouding tussen Kamer en regering beheerst. Daarbij moeten wij dit soort "grappen" niet uithalen. Is de minister het hiermee eens?

Minister Zalm:

Ik ben het er helemaal mee eens dat de toelichting op een amendement op een begroting zwaarwegend is. Het is geen sinecure om daarvan af te wijken, dat is inderdaad een zware zaak.

Voorzitter. De heer Wijn is nog ingegaan op de onderuitputting bij de WIW en de ID-banen. Zijn stelling was dat hij deze een vorige keer als dekking wilde gebruiken, maar dat het toen niet kon, terwijl het nu wel blijkt te kunnen. Daar heeft hij gelijk in. Wij hebben nu meer inzicht, ook in de uitvoering in 2001; wij hebben er nu ook realisatiegegevens over. Overigens valt niet alleen de q-component in de vermenigvuldiging p maal q lager uit dan geraamd was, maar ook de p-component. Er zijn meer I-banen dan D-banen gekomen; D-banen worden beter betaald en blijkbaar stroomt men liever door naar een baan buiten de ID-sfeer. Dit valt dus wat goedkoper uit. En men zal begrijpen dat mijn positie in onderhandelingen met een departement altijd wat steviger is als men overschrijdingsproblemen heeft. Dan kan ik in gesprekken de duimschroeven wat makkelijker aandraaien, daar is niet veel fantasie voor nodig. Dit heb ik dan ook gedaan, vandaar dat het hele complex van SUWI, Arbvo en ESF binnen de begroting met een ander soort ramingsbijstelling gecompenseerd kon worden, althans bij de voorjaarsnota. Ik geneer mij hier niet voor, zeker niet nu dit verantwoord kan, omdat het mogelijk is zonder allerlei mensen te moeten ontslaan vanwege een vermindering van het aantal banen in deze sfeer.

De heer Wijn (CDA):

Dit is toch wel een interessante opmerking. Als wij dit straks in heldere taal moeten uitleggen, kunnen wij dus eigenlijk zeggen dat de heer Melkert door de perikelen rondom de Europese sociale fondsen een korting op zijn eigen Melkertbanen heeft afgedwongen.

Minister Zalm:

Ja, maar die korting heeft niet al te kwalijke gevolgen voor de mensen met zo'n baan, want die behouden hun baan allemaal. Er worden ook geen belemmeringen voor uitbreiding van het aantal banen in deze sfeer opgeworpen. Wij constateren gewoon dat er door de verbetering van de situatie op de arbeidsmarkt minder belangstelling voor is. Tegelijkertijd constateren wij dat de kosten per tewerkgestelde lager uitvallen dan was gedacht. Deze nieuwe informatie brengen wij nu in beeld en daarmee verlagen wij ook het benodigde budget. Als regel van een stringent begrotingsbeleid worden tegenvallers op een begroting in de eerste plaats opgevangen door meevallers op diezelfde begroting. Dat heb ik hier natuurlijk met passie nagestreefd, zoals u dat van mij mag verwachten!

De tekst van de voorjaarsnota is, zoals de heer Wijn terecht opmerkte, op het punt van de vreemdelingenkamers helaas niet helemaal correct. Hij fantaseerde over de vraag wat daar achter zou steken, maar de tekst had ongeveer moeten luiden dat wij maatregelen zullen treffen om de belasting van de vreemdelingenkamers door inbewaringstelling van vreemdelingen, waarbij het overigens lang niet altijd asielzoekers betreft, te verminderen. Er zijn hiertoe twee mogelijkheden: via organisatorische maatregelen – en de staatssecretaris heeft hoop dat het zo kan geschieden – of via een wijziging van de wet. Aangezien een dergelijke wijziging de nodige voorbereiding vereist, beginnen wij in ieder geval met de organisatorische maatregelen. Het had geformuleerd moeten zijn als een soort fall-backpositie als de organisatorische maatregelen die de staatssecretaris wil treffen niet mogelijk blijken te zijn.

De heer Wijn (CDA):

Dit is een interessante opmerking. Ik begrijp dat de motivatie om hiertoe niet over te gaan, niets te maken heeft met een principiële argumentatie maar met een praktische. Als de achterstanden bij de vreemdelingenkamers binnen nu en een half jaar niet verbeteren, is het kabinet bereid om die toets naar achteren te schuiven.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

Minister Zalm:

Wij zullen hiertoe dan moeten overgaan, hoewel de staatssecretaris dat niet vreugdevol zal doen. Het is dan onvermijdelijk, maar zo is de afspraak gemaakt. Dit was de oorspronkelijke opstelling door Financiën zoals die in de voorjaarsnota per ongeluk terecht is gekomen. Uit het instemmend geknik van mijn medewerkers begrijp ik dat ik het goed heb gezegd.

De heer Van Beek sprak over de inflatie. De Telegraaf heeft een inventarisatie gemaakt waaruit soms zeer forse prijsstijgingen blijken. Iedereen associeert alles wat dit jaar plaatsvindt met de invoering van de euro. Iedere prijsstijging zou het gevolg van de euro zijn. Dat is de populaire opvatting, maar ook in andere jaren gebeurt in januari het een en ander met de prijzen. Wij zien dat op een aantal terreinen, zoals parkeertarieven, de prijsstijging stevig is. Op dat punt heb ik verleden jaar al de gemeenten aangeschreven met de vraag of zij daar terughoudend mee willen zijn. Nadat geconstateerd was dat in een aantal gemeenten de parkeertarieven fors opliepen, heb ik ze er nogmaals op gewezen dat ze ook jegens de burger duidelijk moeten maken op grond waarvan een dergelijke stijging heeft plaatsgevonden. Een aantal gemeenten heeft al een meerjarig parkeertarievenbeleid en zij zullen dat vanwege de euro niet veranderen. Andere gemeenten kennen een indexatiemethodiek die na een aantal jaren tot verhoging leidt. Die gemeenten zitten fors in de plus. Gelukkig zijn er ook veel gemeenten waar helemaal niets gebeurd is, maar daar krijg je geen meldingen over, noch bij de Consumentenbond, noch bij de SP-site, noch bij De Telegraaf. De Telegraaf en de SP vormen een pikante combinatie, maar tegenwoordig zitten ze op dit punt op dezelfde lijn.

Het CBS is minder selectief. Dat kent een geografisch gespreide meting. De heer Crone sprak over de boodschappen maar dat punt speelt geen grote rol, omdat daar het probleem niet zit. Wel is momenteel groente duurder maar dat heeft te maken met een slechte winter in Zuid-Europa. Het zit echt in de bijzondere zaken. De NMa kijkt hier ook naar. Er zijn echter prijsverhogingen in sectoren waarvan je met de beste wil van de wereld niet kunt zeggen dat het kartels zijn of dat het onderling gecoördineerd gedrag is. Het gehele caféwezen in Nederland is natuurlijk licht anarchistisch. Er zijn ook heel weinig grote caféketens. De één doet wel iets en de ander niet. Mensen moeten dan maar met de voeten stemmen. Als zij menen dat zij onheus worden bejegend door een leverancier, moeten zij naar een ander.

Wij kunnen alleen vaststellen dat het macro-inflatiecijfer de afgelopen maanden een neerwaartse ontwikkeling kent. Wij kunnen ook vaststellen dat de instellingen die proberen daarnaar een onderzoek te doen, twee cijfers opleveren. Het cijfer van De Nederlandsche Bank is 0,2% tot 0,4% op basis van een telefonische enquête. Dat is toch iets minder dan wat het CBS doet, namelijk echt meten en ter plekke prijzen opnemen. Het Europese bureau voor de statistiek komt met een cijfer van 0,16% als effect van de introductie van de euro. Dat is wat wij op dit moment weten.

De heer Van Beek (VVD):

Mijn specifieke vraag over dit onderwerp was of de minister het mogelijk kan maken dat onderzoeksgegevens uit onderzoek dat door de minister zelf is geëntameerd – in dit geval bij de Consumentenbond – ook openbaar wordt, met naam en toenaam. Zeg dus om welke producten het gaat en om welke winkels het gaat. Dan is de markt transparant en kan zij haar werking hebben. Dan kunnen mensen zelf bepalen of zij iets kopen.

Minister Zalm:

De Consumentenbond heeft over de producten ook iets gezegd. Men zag het nogal vaak bij cafés en in de cd-, video- en audiohandel.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat om de sectoren. Men heeft gezegd dat de NMa ernaar moet kijken, als er sprake is van een sector. Als het om één product gaat of om één zaak of om een keten, moet dat gewoon bekend zijn.

Minister Zalm:

Men is nog bezig met een afsluitende rapportage. Het is geen kwestie van privacy. De gegevens zijn ook niet onder geheimhouding verzameld. Het lijkt mij prima om de Consumentenbond aan te moedigen om aan "naming and shaming" te doen en om met naam en toenaam producten en winkels te noemen. Dat zal vooral via de website kunnen gebeuren. Dan kunnen mensen zien wat er aan de hand is. De Telegraaf zou dat ook mogen doen en de SP doet het al. Ik vind dat goede initiatieven. De winkeliers of ondernemers zullen dan aan hun klanten moeten motiveren waarom de prijsstijging onvermijdelijk was respectievelijk de prijsstijging terugdraaien. Ik behoef de SP niet aan te moedigen, maar ik zal de Consumentenbond aanmoedigen om op zijn site met naam en toenaam dit soort bijzondere prijsverhogingen te melden.

De heer De Wit (SP):

Je kunt dergelijke initiatieven overlaten aan de SP, de Consumentenbond of De Telegraaf, maar mijn vraag was of de minister zelf aanleiding ziet om iets te ondernemen. Hij heeft een brief naar de gemeenten geschreven, maar desondanks zien wij dat de parkeertarieven zijn gestegen. Zo zijn in die gehele sector prijsstijgingen te constateren. Ziet de minister zelf aanleiding om iets te ondernemen?

Minister Zalm:

Ik voel met de gemeenten, zijnde onderdeel van de overheid en onderdeel van het platform, een bijzondere relatie. Daarom heb ik verleden jaar de gemeenten er al op gewezen dat alle tariefstijgingen zullen worden geassocieerd met de invoering van de euro. Ik heb ze gevraagd om niet op 1 januari allerlei tariefstijgingen door te voeren. Een groot deel van de gemeenten heeft dat niet gedaan. Als de euro niet was ingevoerd, hadden ze dat misschien wel gedaan. Een ander deel had die tariefstijging gepland en voerde die ook uit. Dan is het uiteindelijk de gemeenteraad die iets kan doen. Die raad is bevoegd om B&W hierover te kapittelen. Ik heb de gemeenten, ook na 1 januari, aangeschreven. Het is verder aan de gemeenteraad om iets te doen als zij menen dat er ongelukkig is opgetreden. De raad kan een corrigerende actie ondernemen. Met de correspondentie heb ik echter mijn bijdrage op dit vlak geleverd. Verder meen ik dat wat wij gedaan hebben, het faciliteren van de Consumentenbond, heel efficiënt is. Dat is beter dan dat het ministerie van Financiën zelf allerlei activiteiten onderneemt. Zoals ik al zei, zal ik de Consumentenbond, die de door ons gefinancierde activiteiten onderneemt, aanmoedigen om in die gevallen waarop wordt gedoeld vaker naam en toenaam te noemen.

De heer De Wit (SP):

Zou de minister echter ook zelf op enig moment aanleiding kunnen zien om wat aan de prijzen te doen? Hij wacht op de afronding van onderzoeken, maar stel nu dat blijkt dat wat gebeurt ontoelaatbaar is. Ziet hij dan de mogelijkheid om in te grijpen en, zo ja, is hij daartoe ook bereid?

Minister Zalm:

Je zou de situatie van geval tot geval moeten beoordelen. Ik wijs er evenwel op dat het parkeerbeleid door de gemeenten wordt gevoerd en niet door het Rijk. Er zijn partijen die de energieheffing willen verhogen. Dat zal dan ook prijseffecten hebben, maar dit is als het ware des politieks. Het ministerie van Financiën kan niet de gemeentelijke autonomie inknellen. Wij kunnen ook niet de prijzen voor de kopjes koffie en de glazen bier vaststellen. Dat doet het bedrijfsleven. Goede voorlichting kan wat doen en voor het overige moet de consument kritisch zijn. Als ik zie wie allemaal verhogingen melden, constateer ik dat de consument niet gek is. Overigens, die rivier van gemiddeld 30 cm diep levert eigenlijk alleen de gaten op. Alleen die worden gemeld. Als in een gemeente de parkeertarieven niet worden verhoogd, wordt dat niet bij De Telegraaf gemeld, niet bij u en niet bij de Consumentenbond. Op dit punt bewijst zich het nut van het werk van het CBS. Het CBS brengt het hele pakket in beeld, ook geografisch. Het CBS krijgt niet alleen de gegevens van de winkels in Amsterdam, maar die van heel Nederland. Het weegt het bestedingspatroon van de consument. Vervolgens ontstaat een prijsindexcijfer waarmee je kunt werken. Dan blijkt dat een kentering is te bespeuren.

Verder wijs ik er nog op dat januari dé euromaand was en in die maand was de prijsstijging in Engeland en Zweden ietsje hoger dan in de eurozone. Er zijn dus omstandigheden die erop wijzen dan de euro niet alleen als de verklarende factor voor de prijsstijging is aan te wijzen. Wat in Nederland wel een bijzonder punt is, en dat zal ook in de horeca spelen, is de arbeidskostenontwikkeling. Als je als horecaondernemer je personeel 4%, 5% meer loon betaalt, moet dat op een gegeven moment zijn vertaling krijgen in de prijs voor het biertje, het kopje koffie en de uitsmijter. Met efficiencyverbetering is zo'n stijging namelijk niet op te vangen. De dag van 1 januari was de gebruikelijke prijslijstendag, alleen, dit keer was dat ook de eurodag en daarom koppelt iedereen het een aan het ander. Ik meen evenwel dat los van de invoering van de euro in de horeca bepaalde kosten een rol hebben gespeeld en met name de arbeidskosten. Die noopten tot het doen van prijsaanpassingen.

De heer Van Beek vraagt of de 51 mln voor de oplossing van de kwestie van de drugskoeriers voldoende is. Als de maatregel echt werkt, is dit te veel. Het paradoxale is dat als het volkomen oninteressant wordt om als koerier via de KLM Nederland binnen te komen, omdat hier de pakkans zo groot is, er hier bijna niemand meer als drugskoerier binnenkomt. Dat brengt de laffe-curve met zich. Op een gegeven moment ontstaat in de curve het draaipunt. Op een gegeven moment wordt de pakkans namelijk zo groot dat de interesse om als drugskoerier te werken afneemt. Daarmee wordt de 51 mln minder hard nodig. Zo is ook de opbouw. In het begin neemt het geld voor deze maatregel toe, maar het neemt later weer af. Naar mijn oordeel is het ook tijdelijk geld. Dat is het althans als goed wordt geopereerd. Als straks namelijk niemand meer via het vliegtuig als drugskoerier binnenkomt, heb je al die capaciteit niet meer nodig. Mocht die wel nodig zijn dan zal dat punt bij de eerstvolgende aanpassing van de begroting weer een rol moeten spelen. Dat geldt ook bij het terugdringen van de wachtlijsten, een kwestie die door een aantal uwer is genoemd. Ook daarbij geldt een vaste procedure. Steeds zal op grond van de realisatie en van nieuwe gegevens een herijking volgen en een nieuwe inpassing aan de orde kunnen zijn.

De heer Van Beek (VVD):

Dat laatste wilde ik graag horen. Het kan niet zo zijn dat mensen om financiële redenen worden heengezonden. Het is een open begrotingspost, begrijp ik.

Minister Zalm:

Nou ja, je moet ook de kat niet op het spek binden. Er zijn ook aanloopproblemen en dergelijke, maar wij houden het in de gaten. Het is een belangrijke prioriteit dat die drugskoeriers worden afgestopt en voorlopig denken wij het hiermee te kunnen doen. Mocht dat anders blijken te zijn, dan zal het kabinet een nieuwe afweging maken. Het is dan niet goed voorstelbaar dat het zegt: het is jammer, maar het wordt nooit meer dan 51 mln. Ik wil ook weer van dat geld af. Als wij er nu iets meer in steken, is de kans groter dat de benodigde budgetten snel weer teruglopen. Dat betekent dat je een flexibele aanpak moet hebben om weer snel een grote capaciteit op te zetten als je de indruk krijgt dat het toch weer begint te werken.

De heer Van Beek zei dat bij de wachtlijstproblematiek niet alleen naar de input maar ook naar de output moet worden gekeken. Daar ben ik het uiteraard mee eens. De output is niet de wachtlijst; dat is het complexe. De output is de productie, dus het aantal behandelingen dat kan worden gedaan. Er kan worden geschat hoe dat uitwerkt op de wachtlijst. Als tegenover het extra budget ook extra productie staat, dan heb je boter bij de vis gegeven. Er kunnen zich vervolgens echter ook weer meer mensen melden. Je kunt er dus niet automatisch een wachtlijstgarantie aan verbinden. Wij handelen naar ons beste inzicht; dat is bekend.

Ik heb genoteerd dat ook bij de PvdA een tekort niet meer gewenst wordt geacht. Ik heb al het nodige gezegd over de prijsbijstelling. Zij is niet verdwenen, maar is nog in het begrotingsbeeld opgenomen. Wij hadden haar dus niet nodig om op dit begrotingsbeeld uit te komen De prijsbijstelling is alleen nog niet toebedeeld aan de individuele departementen. Er is dus nog een aanvullende post beschikbaar. Ik heb daarvoor ook de overwegingen gegeven. Als wij straks iets met die prijsbijstelling moeten doen om voor 2003 het beeld een beetje op orde te krijgen, dan is het raar als wij die in 2002 al hebben uitgedeeld. Het is dus niet zozeer het argument van 2002 zelve als wel de doorwerking naar 2003 die tot die overweging heeft geleid. Het is overigens een lelijke maatregel. Ik heb de prijsbijstelling eerder al eens op een soort reservelijst gehad; zij staat nu eigenlijk ook weer op een reservelijst. Het is ook een beetje een wapen voor de minister van Financiën om binnen het kabinet te zeggen: als jullie nu geen echte bezuinigingen hebben, dan heb ik dit nog. Dat is ook lelijk, maar als je geld moet krijgen, is alles lelijk. Het is dan alleen nog een kwestie van lelijkheidsgradatie. Op zichzelf vind ik het een instrument dat je bij voorkeur niet moet hanteren, maar dat ik nu nog even in de achterzak houd ten behoeve van de voorbereiding van de begroting voor 2003. Ik weet uiteindelijk niet wie die begroting zal afronden en indienen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als het de minister van Financiën uitsluitend gaat om de voorbereiding van de begroting voor 2003 en latere jaren, dan betekent dit dat de Kamer volledig vrij is om het bedrag van 547 mln euro voor 2002 incidenteel aan te wenden. Daar zit voor het kabinet geen probleem. Dat geld is vrij besteedbaar, vrij beschikbaar. De Kamer kan vandaag besluiten om dat incidenteel aan te wenden.

Minister Zalm:

Dan komen wij echt in de problemen. Ik wil in juli kijken hoe de situatie ervoor staat. Dan moet het kabinet beslissen of het de bijstelling uitdeelt of schrapt. Meer soorten zijn er niet. Ik zal mij ervoor inzetten dat wij haar in juli kunnen uitdelen, maar ik kan dat nu niet garanderen. Daarom houden wij het nu even op. Wij verzetten het gewoon voor drie maanden. Als de Kamer dat geld nu echter in haar zak steekt en uitdeelt aan leuke dingen, dan komen de departementen echt in de problemen. Dat wil ik dus in ieder geval afraden. In juni/juli zullen wij dat besluit moeten nemen, want anders heeft het geen zin meer om voor 2002 een prijsbijstelling uit te delen. Die prijsbijstelling is overigens een sluipmoordenaar, omdat op alle materiële uitgaven 3,75% wordt gekort en dat is nog structureel ook. Bij investeringsbudgetten, landaankoopbudgetten – het punt waar de heer Vendrik zich druk om maakt – en defensiebudgetten betekent het een aftrek op alle aankoopbudgetten van ruim 3% voor een langdurige periode. Het is dus een vrij ingrijpende maatregel, hoewel die onschuldig oogt. Daarom wil ik nu niet overhaast beslissen om die prijsbijstelling niet uit te delen.

De Vendrik zegt nu dat hij incidenteel wel leuke dingen mee kan doen met dat geld, maar ik wil proberen hem daar vanaf te halen. Het kabinet moet in juli aangeven wat ermee gaat doen. Dat is de benadering. Wij moeten namelijk een stapje verder gaan met de begrotingsvoorbereiding voor 2003. Wij doen alleen wat echt noodzakelijk is, maar laten het verder liever over aan een nieuw kabinet. Over die uitdeling van de prijsbijstelling zullen wij in 2003 een besluit moeten nemen. Dan moeten wij er ook zicht op hebben hoe de begroting erbij staat en welke alternatieve mogelijkheden er zijn om die begroting op orde te krijgen. Pas dan geef ik het vrij.

De voorzitter:

Ik denk niet dat de heer Vendrik gaat zitten.

Minister Zalm:

Ik praat maar door, maar het helpt niet.

De voorzitter:

Nee, het lukt niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is net als met Rennies: wrijven helpt niet. Ik begrijp het namelijk nog steeds niet. De minister houdt de prijsbijstelling in zijn achterzak met het oog op een meerjarige doorwerking die met name voor 2003 en latere jaren een probleem vormt. Dat heeft hij een- en andermaal verklaard. Dat staat in de voorjaarsnota en hij zegt het hier opnieuw. Het gaat niet om dit jaar, maar om de consequenties voor latere jaren. Daar ligt zijn focus. Dan is automatisch de consequentie van zijn redenering dat het geld voor dit jaar vrijvalt. Of het is andersom, maar dat is dan wel een heel vreemde oefening, en zegt de minister dat hij voor dit jaar de prijsbijstelling wel geeft, maar de meerjarige doorwerking nog niet weggeeft.

Minister Zalm:

Los van het feit dat het wenselijk is om het uit te delen en het voor een deel ook zou moeten vanwege juridische verplichtingen, is er een connectie met het beeld van 2003 en 2002. Stel dat wij in 2003 nog problemen hebben, dan kunnen wij bepaalde uitgaven die 2003 belasten al vast in 2002 doen. Daar is de vrijval bij uitstek geschikt voor. Er zijn een paar regelingen waarbij het niet zo erg is als je eerder betaalt, ook niet in termen van rechtmatigheid en doelmatigheid. Een ISV-budget kan bijvoorbeeld eerder worden betaald. Daarmee wordt 2003 ontlast en levert de besparing in 2002 een bijdrage aan de oplossing van de problematiek van 2003. Dit soort intertemporele compensaties komen vaker voor. In die zin kan "2002-geld" in 2003 via een verschuiving met andere uitgaven behulpzaam zijn. Ik hoop echt dat de Kamer mij dit knutselwerk laat, omdat wij dit soort flexibiliteit nodig kunnen hebben om de begroting voor 2003 enigszins ordentelijk en zonder al te veel kleerscheuren op orde te krijgen. Het nu eenmalig verschmerzen zou ook mijn flexibiliteit voor de voorbereiding voor de begroting voor 2003 schaden. Ik spreek nu maar heel praktisch.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het wordt er wel iets duidelijker op, maar dan vraagt u toestemming om 1,1 mld gulden op de plank te laten liggen om een aantal nog niet nader benoemde problemen op te lossen. Daar zit de grootste pijn. Wij maken hier begrotingen op grond van een waarheidsgehalte, maar hier wordt een open post gecreëerd, waar wij maar mee akkoord moeten gaan, zonder dat u ons presenteert waar het probleem zich precies voordoet. U confronteert ons overigens niet met de eventuele consequenties van wat het niet doorgeven van die prijsbijstelling voor de departementale begroting betekent. Dat vind ik eerlijk gezegd in het verkeer tussen kabinet en Kamer hoogst merkwaardig.

Minister Zalm:

Dat is nu juist het punt. Er is niet besloten dat de prijsbijstelling niet wordt uitgedeeld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U vraagt ons wel toestemming om het geld nu niet aan te wenden, met de eventuele gevolgen die u zojuist heeft genoemd. Als ik het geld wil besteden, krijg ik voor de voeten geworpen dat ik de departementale begrotingen in wanorde breng. Op het moment dat u het geld reserveert en niet aan de desbetreffende departementen geeft, treedt dat probleem ineens niet op. Ik vind dat u zo niet om kunt gaan met de Kamer.

Minister Zalm:

Dan treedt het natuurlijk ook op.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hoe zit het dan precies? Die informatie ontbreekt ons.

Minister Zalm:

Dat is een heel zware beslissing. Ik stel dan ook niets voor aan de Kamer. Ik stel alleen maar voor om iets niet voor te stellen. Normaal gesproken wordt de toedeling van de prijsbijstelling aan de hand van de begrotingshoofdstukken in de voorjaarsnota gedaan. Ik heb de Kamer gemeld dat ik dit nu niet voorstel en dat ik dat vooralsnog reserveer in verband met budgettaire problemen die nog niet helemaal getackeld zijn. In juni/juli zal het demissionaire kabinet in een eerste ronde, ook gelet op de verkiezingsprogramma's, alvast wat voorwerk doen. Wij moeten ook afwachten hoe het met de formatie loopt. Als ik daar niet bij betrokken ben, heb ik er nog meer tijd voor om dat heel goed uit te zoeken. Op die manier probeer je zo'n nieuw GroenLinks-kabinet een beetje behulpzaam te zijn, maar dan moet dat wel mogelijk zijn. Het zou niet goed zijn als zo'n nieuw kabinet nog draconischer maatregelen moet voorstellen dan al nodig is. Daarom stel ik op dit moment niets voor. De Kamer heeft recht van spreken zodra ik haar heb bericht in juni of in juli. Ik zeg ook toe dat wij daar apart melding van zullen maken als wij dat besluit nemen. In ieder geval zal ik de Kamer onmiddellijk op de hoogte stellen als wij besluiten die prijsbijstelling niet toe te delen. Normaal gesproken vindt men deze prijsbijstelling terug in de suppletoire begroting bij de miljoenennota, maar dan is de poet binnen het kabinet al verdeeld. Binnen het kabinet is er overigens veel enthousiasme om wel uit te delen. Dat is voor mij juist extra reden om het nu aan te houden zolang ik van die andere kabinetsleden nog niets mijn kant op heb zien komen. Dat is het spel zoals het gespeeld wordt binnen het kabinet. Ik probeer nu GroenLinks er alvast te laten wennen aan hoe dat toegaat.

Voorzitter. De afdracht EU is al vrij fors: 800 mln euro. Zulke bijdragen zie je zelden. Er is vooral onderuitputting opgetreden bij de begroting 2001. Wij weten inmiddels hoe moeilijk het is om rechtmatig geld uit Europa te besteden. Meer landen hebben daar problemen mee. Dit hebben wij nu ingeboekt en wij hebben ook een gedeelte structureel ingeboekt. Ik durf op dit punt niet meer meevallers in het vooruitzicht te stellen.

Wij zullen nog afwachten wat de Kamer zal doen met de amendementen op de begrotingen van EZ en Defensie.

Ik had beloofd aan te geven of het nu hom of kuit is als het gaat om de lokale en regionale omroepen. Wat de gemeenten betreft is dat glashelder. Daar volgen wij structureel de wens van de heer Bakker en alle mede-indieners van het amendement. Wij hebben gegevens verzameld bij de provincies, waaruit blijkt dat zij minder uitgeven dan volgens het kabinet toegestaan was. In een laat stadium is door de provinciebesturen gesteld dat de cijfers die zij verstrekt hebben misschien niet kloppen. Naar aanleiding daarvan hebben wij het Commissariaat voor de media gevraagd om die cijfers te checken en te vertellen waar het precies om gaat. Mocht blijken dat men meer heeft uitgegeven dan wat het kabinet voor de regionale omroep heeft uitgetrokken, dan volgen wij de filosofie van de heer Bakker dat dit structureel tot meer uitgaven moet leiden. Als dat niet zo is, dan is naar ons oordeel de noodzaak van een structurele doorwerking van het amendement-Bakker vervallen. De achterliggende overweging van de heer Bakker bij het amendement was dat provincies te kort zouden komen aan het "schamele" bedrag dat het kabinet ze in het vooruitzicht stelde.

De heer Bakker (D66):

Ik kan mij herkennen in die redenering. Nu zijn de berichten via de tamtam dat die exercitie tussen uw ambtenaren en het Commissariaat voor de media, het IPO en dergelijke inmiddels tot resultaten hebben geleid die in de richting van mijn redenering komen. Nu zit ik met het probleem dat dit de laatste keer is dat wij het erover kunnen hebben voordat wij met verkiezingsreces gaan. Om die reden heb ik dit amendement ingediend.

Minister Zalm:

Als de heer Bakker op basis van de cijfers gelijk heeft, beloof ik hem plechtig dat ik ervoor zal zorgen dat dit in de suppletoire begroting wordt opnemen en van een dekking wordt voorzien, hoe moeilijk dat ook mag zijn. Ik vraag hem om op basis van deze belofte af te zien van zijn amendement tot de volgende suppletoire ronde. De afspraak is voor de gemeenten helder. Uit de eerste cijfers bleek dat dit voor de provincies niet nodig is. Mocht blijken dat dit wel het geval is, waarbij het Commissariaat voor de media de goede cijfers moet aanleveren, zal ik ervoor zorgen dat structureel geld beschikbaar komt.

De heer Bakker (D66):

Dat klinkt chique, ik doe daar niets aan af, maar misschien is het de moeite waard om na te gaan hoe formeel de tamtam is geweest. Dat kan ons vandaag en morgen verder helpen.

Minister Zalm:

Ik zal mij daarover laten informeren. Mocht ik ander nieuws ontvangen, dan zal ik de Kamer dat vandaag laten weten. Ik herhaal mijn offerte dat ik, als de cijfers bekend zijn, een en ander zoals toegezegd zal regelen.

De heer Crone heeft een aantal amendementen ingediend die ik niet op hun merites kan beoordelen. Ik laat dat over aan de eerstverantwoordelijke, en dan met name de gekorte bewindspersonen. De "plussers" zitten daar in het algemeen niet zo mee in hun maag. Bovendien zijn zij ook niet verplicht dat uit geven krachtens het maximumkarakter van de begroting.

De heer Crone is ons erkentelijk dat wij iets doen voor de dualisering, maar dat dit wellicht later wat meer moet zijn. Wij hebben afgesproken de gevolgen van de dualisering te monitoren.

Ik neem er nota van dat er ten aanzien van de reclassering een kleine voorsortering wordt gemaakt, gericht op de miljoenennota. Dat betreft primair de informateur en de onderhandelaars.

Ik kom op de prijsbijstellingssystematiek, de alternatieve prijsindex voor het uitgavenkader; in plaats van de prijs BBP, de prijs nationale bestedingen. Uit de becijferingen die wij hebben overlegd, blijkt dat toepassing van die methodiek 1 mld minder volume tot gevolg heeft. In de volgende periode kan het natuurlijk omgekeerd zijn. Ik wil wel een meerjarig overzicht maken. Er kan namelijk niet van jaar tot jaar een keuze worden gemaakt, afhankelijk van wat het meest oplevert. Een methodiek is een methodiek. Dit punt vergt een apart besluit van het nieuwe kabinet, al dan niet bij de formatie.

Op het punt van de WAO hebben de Kamerleden vooral elkaar bestookt. Mij zijn daarover geen vragen gesteld.

Ik heb in de beschouwingen van de heer Crone over het tekort een lichte asymmetrie menen waar te nemen. Als je boven een overschot van 1% uitkomt, kan dat verdeeld worden, maar als je eronder uitkomt, kun je dat laten lopen. Dat is overigens in overeenstemming met het verkiezingsprogramma van de PvdA. Een van de problemen die ik met dat programma heb, is dan ook dat het wat asymmetrisch is.

De heer Vendrik heeft de kwestie conjunctuurgevoel/ongevoelig nog eens in de aanbieding gedaan. Dat is een niet ongevaarlijk onderwerp. Mijn bezwaar is dat de ruilvoet precies de andere kant op moet uitwerken. Dan hoeft het meenemen van werkloosheid en bijstand in de uitgavenkaders voor het totale budget en de stabiliteit ervan niet zo'n probleem te zijn. De heer Vendrik doet eigenlijk twee dingen. Hij zet de ruilvoetproblematiek apart. Dat betekent dat er geen rem is voor een doorvertaling van de loonstijgingen naar de collectieve sector. Ook de conjuncturele uitgaven zet hij apart. Dat geeft ook stabiliteit. Ik hou ze er liever allebei in, want het zijn allebei feiten en ik ga liever op feiten dan op ficties af. Het gaat toch om het onderscheid conjunctureel-structureel, zowel bij de werkloosheid als bij het tekort of de uitkeringen. De heer Vendrik noemt de werkloosheid helemaal conjunctureel. Ik neem althans aan dat die helemaal in het conjuncturele vakje komt. Dan kun je natuurlijk ook weer eens een maatregel nemen waarmee werklozen worden doorgeschoven naar bijvoorbeeld de WAO, of waarmee WAO'ers juist naar de werkloosheid worden doorgeschoven. Dat zijn allemaal onderscheidingen die plotseling heel erg relevant worden als je in het uitgavenkader de verschillende categorieën uitgaven binnen de sociale zekerheid apart behandelt. Dan kun je ook een verkeerd geïnspireerd beleid krijgen als je dan toch probeert om met de "Vendriknormatiek" binnen de uitgavenkaders te blijven. Dan moet je er dus voor zorgen dat je iets uit het blokje structureel, of niet conjunctureel, overhevelt naar het blokje conjunctureel. Dat soort kunstgrepen lok je dan een beetje uit. Ik laat er liever zoveel mogelijk onder vallen. Dat lijkt mij beter dan allerlei dingen erbuiten laten. De heer Vendrik probeert stabiliteit te creëren door een heleboel uitzonderingen op de hoofdregel: de ruilvoeten hoef je niet mee te tellen, de werklozen hoef je niet mee te tellen. Ik vind: hoe meer uitzonderingen, hoe onbeheersbaarder het totaal wordt. Het zal niet verrassen dat ik die mening ben toegedaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het valt mij weer op dat de minister een echt meester is in het bedenken van allerlei ontduikingstechnieken. Het is wel frappant dat dit telkens in mijn richting wordt gebruikt.

Minister Zalm:

Ik heb in mijn ambtenarentijd op Financiën gewerkt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Uw afkomst verraadt zich onmiddellijk. Dat blijkt.

Elke begrotingstechniek en elke systematiek heeft zijn ontduikingsmogelijkheden, maar dat is niet de manier om het debat te voeren. Dan kan ik de minister ook tegenwerpen dat hij via de lastenkant allerlei gefiscaliseerde uitgaven heeft gedaan en daarmee het ventiel uit het regeerakkoord heeft gehaald.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u verknoeit uw tweede termijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voor welke systematiek je ook kiest, er zullen altijd ontduikingstechnieken blijven. Mijn vraag is of er macro-economisch niet veel meer voor deze aanpak te zeggen valt.

Minister Zalm:

Macro-economisch is één, bestuurlijk is twee. Je kunt een mooi macro-economisch betoog hebben dat in bestuurlijk opzicht tot verschrikkelijke dingen leidt. Ook het oude trendmatige begrotingsbeleid was natuurlijk macro-economisch perfect, maar wij zijn wel geëindigd met een ontspoorde begroting omdat onvoldoende veiligheidskleppen waren ingeboekt. Dat geldt met name voor het onderscheid relevant-niet relevant, dat ook betrekking had op conjunctuuruitgaven en conjunctuurprogramma's. Dat werd allemaal buiten de reguliere begrotingsprocessen om gedaan. Ik vind dat dus helemaal niet zo irrelevant. Overigens heeft de heer Vendrik gelijk: in de systematiek die wij hadden, was de inkomstenkant van de begroting min of meer ongenormeerd. Dat heeft de heer Vendrik met eigen ogen gezien en hij heeft het de facto ook vaak aangemoedigd. Daar zitten ook een heleboel aardige tax expenditures in: arbeidskortingen, heffingskortingen, EICT's, enz. Ik denk dat de aanbeveling van de Studiegroep begrotingsruimte om echt 100% beweging van de inkomsten te laten neerslaan in het tekort, zowel op als neer, een zekere disciplinering openliet voor de belastingkant. Je zult dan in een regeerakkoord een belastingverlaging of een premieverlaging afspreken van een bepaalde omvang, maar dat is het dan ook. Dan zou je alles op z'n minst binnen het afgesproken lastenverlichtings- of lastenverzwaringskader moeten inpassen. Dan is dus ook het ventiel dat het systeem tot nu toe kende, vertrokken. Dat is ook een les. Dat beoogt echter allemaal minder ontsnappingsmogelijkheden te creëren in plaats van meer. De aanpassing die de heer Vendrik voorstelt, leidt naar mijn oordeel tot ontzettend veel ontsnappingsmogelijkheden aan de uitgavenkant.

Het niet uitdelen van de prijsbijstelling is niet strijdig met de Zalmnorm, zeker niet als je dat vervolgens ook nog zou gebruiken om bepaalde uitgaven van 2003 naar 2002 te doen. Die hint gaf ik zo-even. Ook dat was nog denkbaar. De uitgavenkadersystematiek verbiedt het niet om minder te doen dan het plafond toestaat. Dat is immers het plafondsysteem. Zeker in de eerste jaren van Paars 1 zijn wij onder het afgesproken plafond gebleven, omdat wij onderschrijdingen bij de sociale zekerheid niet hebben opgevuld met overschrijdingen elders. Dat geldt zowel voor de ex post- als de ex ante-begrotingsstukken. Dat was de tijd dat het nog op deze manier kon worden gedaan! Er was toen immers nog niet zo'n aandrang uit de Kamer om dat geld onmiddellijk op te maken, terwijl die aandrang er nu zeker wel is.

De heer Vendrik zegt dat de regering op een rare manier is omgegaan met het amendement van mevrouw Arib en de heer Oudkerk, omdat de Kamer dat amendement heeft geautoriseerd. Om die vraag te beantwoorden moet ik iets zeggen over het ontstaan van die amendementen. Mevrouw Borst heeft een voorstel gedaan dat zij zei te kunnen financieren uit de medicijnenmeevaller. De Kamer heeft vervolgens gezegd dat als er daar enige ruimte is, die ruimte vast nog wel meer uitgaven mogelijk maakt. Men ging er dus van uit dat het nog meer zou opleveren en met die dekking heeft men een reeks amendementen op een veelheid van terreinen snel gerealiseerd. Vervolgens blijkt die dekking er niet te zijn, integendeel, er was overschrijding op het geneesmiddelendossier. De grond en de argumentatie van deze amendementen is daarmee komen te vervallen. Minister Borst heeft deze amendementen ontraden, mede vanwege de gekozen dekking. Zij heeft toen gezegd dat zij er in het geheel niet zeker van was dat die dekking er zou komen. Dat is de achtergrond van deze correctie in de suppletoire begroting. Deze correctie was dus nodig, omdat de dekking ontbrak.

De heer De Wit heeft gememoreerd dat wij nu de grootste economische terugval meemaken sinds 1993. Dat heeft hij goed gezien. Het is verder ook juist dat wij zes heel goede jaren hebben meegemaakt. Overigens hebben wij voor 1993 ook een paar goede jaren gehad. Ik denk dan met name aan 1988, 1989 en 1990. De groei gedurende de acht jaren van Paars 1 en Paars 2 was overigens zeker niet exorbitant hoog. De laatste stand is dat wij over deze periode uitkomen op 2,9% en dat is maar weinig boven de trend.

De daling van de quote voor de collectieve uitgaven bevat, zoals de heer Crone in een interruptie opmerkte, een stukje statistiek. Zo is 1 procentpunt van die daling het gevolg van herdefiniëringen. Verder zijn de rentebetalingen verantwoordelijk voor een daling met 3 procentpunt. Dat zal echter niet de grootste treurnis van de heer De Wit zijn. Bij de sociale zekerheid is ook een behoorlijke daling gerealiseerd, omdat wij veel werklozen en mensen uit de bijstand aan een baan hebben geholpen. Dat is ook niet iets waar grote treurnis over hoeft te ontstaan. Als je daarvoor corrigeert, hebben wij voor zorg, veiligheid, onderwijs en infrastructuur een behoorlijke reële groei gerealiseerd, die de groei van het BBP heeft bijgehouden. Dat is geen slecht resultaat.

Er is veel gediscussieerd over de vraag hoeveel geld er precies nodig is voor het terugbrengen van de wachtlijsten. Individuele bewindslieden vragen natuurlijk altijd een royaal budget aan. Vervolgens wordt bezien wat realistisch is en dat heeft in dit geval geleid tot een bedrag van 360 mln euro. Overigens is wel de afspraak gemaakt dat in juli en augustus aan de hand van recente informatie opnieuw wordt beoordeeld of dit bedrag goed is gekozen.

Binnen dit budget van 360 mln euro is een bedrag geoormerkt voor opleidingen. Er is echter niet voor gekozen om een pot met geld ter beschikking te stellen met de mededeling: zie maar wat u ermee doet. Er zijn aparte budgettaire voorzieningen getroffen die nodig zijn voor de uitbreiding van het personeelsbestand. Die uitbreiding levert immers niet onmiddellijk productie op.

Toen de voorjaarsnota werd opgesteld, was het ons voornemen om een eigen bijdrage te vragen voor de inenting tegen meningokokken. Overigens betalen mensen op dit moment vrijwillig een veel hoger bedrag voor die inenting dan de eigen bijdrage van 10 euro die de minister voor ogen had. Als je het helemaal zelf regelt met een arts, kost de behandeling en het vaccin je namelijk ongeveer 70 euro. Hiervoor wordt echter desalniettemin op grote schaal gekozen. De kostenraming moet dan worden herzien en ingepast in de volgende voortgangsrapportage over de zorg. Wij hebben ons erbij neergelegd, als ik dat zo mag formuleren, dat de inenting gratis zal geschieden. De budgettaire inpassing ervan komt op een volgend moment.

Wat de dwangarbeiders betreft, sluit ik mij aan bij hetgeen mevrouw Borst heeft gezegd. Het lijkt mij verstandig om geen andere argumenten naar voren te brengen dan die van de eerstverantwoordelijke bewindspersoon.

Over ICES is een aparte brief geschreven. Een van de grote mystieke verhalen die door Den Haag waart, is dat er een ICES-budget of een ICES-pot bestaat. ICES is een bepaalde procedure op grond waarvan departementen claims kunnen indienen, die dan enigszins worden geordend. Wij hebben bekeken of er ruimte bestaat binnen de bestaande meerjarencijfers die niet juridisch of bestuurlijk verplicht is. Op zichzelf wordt hierdoor geen nieuw geld gecreëerd. Er zijn een aantal budgetten, bijvoorbeeld in de kennissfeer, die nog niet geheel zijn belegd. Die worden in de loop der tijd belegd. Het hangt ook een beetje van het type project af. Het verdient natuurlijk altijd de voorkeur om op een zo laat mogelijk moment te beslissen, zodat je alle kennis en opties voor ogen hebt. Dat kan bij kennis vaak gemakkelijker dan bij de harde infrastructuur, waar planologische procedures een rol spelen. Als je een weg wilt aanleggen, moet je daarvoor tijdig budgettaire middelen ter beschikking stellen. Het geld dat in de ICES-besluitvorming bestemd was voor kennis is niet weggestroomd naar andere zaken. Ik weet niet of de Kamer er nog aan toekomt om de brief van de minister van Financiën over ICES te bespreken, maar bij de kabinetsformatie zal het in ieder geval relevant achtergrondmateriaal zijn.

De budgettaire gevolgen van het niet aannemen van het NVVP kan ik niet overzien. Ik vermoed dat dit geld bij de formatie weer snel boven tafel komt en dat er dan alsnog afspraken worden gemaakt voor de verkeers- en vervoerssector.

De heer Van der Staaij gebruikte een leuke metafoor over de restantopruiming. Dat vond ik wel aardig. Wij zijn inderdaad bezig met opschonen, met het afstoffen van de winkeldochters en met het netjes in de kist leggen van de lijken uit de kast. ESF en SUWI zijn hiervan voorbeelden. Ik hecht er zelf aan dat wij geen nare verrassingen achterlaten voor een nieuw kabinet op dit vlak. Daarom hebben wij geprobeerd om schoon schip te maken, ook met dit vervelende dossier waaraan behoorlijke budgettaire gevolgen zijn verbonden. Ik hoop dat de Kamer niet met amendementen zal verhinderen dat wij het schip schoon achterlaten.

De heer Van der Staaij noemde de prijsconcurrentiepositie. Hij heeft daarin gelijk. Wij hebben ons daar enigszins op verkeken, zeg ik met de wijsheid van heden. Wij hebben de groei van de werkgelegenheid systematisch onderschat, net als de spanningen die dat teweegbracht op de arbeidsmarkt. Daardoor is de loonontwikkeling in Nederland sterker geweest dan elders, zodat de Nederlandse concurrentiepositie geleidelijk is verslechterd. In het buitenland zou men zeggen dat dit een normaal, evenwichtsherstellend mechanisme is, maar in Nederland vinden wij dat zonde en willen wij ervoor zorgen dat die draai nu op tijd en op adequate wijze wordt gemaakt. Ik hoop dat de partners daarmee volop bezig zijn.

De heer Van der Staaij somde een aantal onderwerpen op waarvoor het kabinet te weinig zou hebben gedaan. Een minister van Financiën kan daarop nooit een goed antwoord geven. Wij vinden het überhaupt al gek om iets extra's te doen ten opzichte van de miljoenennota. Op een aantal onderdelen, zoals de geestelijke gezondheidszorg en de palliatieve zorg, is er in de voorjaarsnota, die niet makkelijk was om te maken in het licht van tegenvallende ontwikkelingen, toch nog niets extra vrijgespeeld. De heer Van der Staaij vindt natuurlijk dat het meer had kunnen zijn, maar dat geldt voor veel onderwerpen. Dit is wat wij hebben gedaan en wat wij aan de Kamer voorleggen.

Er is een notitie verschenen op verzoek van de heer Van der Vlies. Wij moeten uitgaan van de strikte leer van het staatsrecht dat een begroting het maximum is waartoe een minister uitgaven kan doen. Dat is het rechtstreekse effect van de wet. Als een minister vervolgens op onredelijke gronden weigert om bepaalde uitgaven te doen, zijn er andere instrumenten om, als de Kamer voet bij stuk wil houden, die minister te corrigeren. Hij overtreedt namelijk niet de wet. De Kamer kan het er ook bij laten zitten. Een begrotingswet is in ieder geval niet het juiste instrument. Zo'n wet kan worden gebruikt om te voorkomen dat er uitgaven worden gedaan. Een neerwaartse bijstelling is mogelijk, een opwaartse niet. Een uitzondering hierop vormt de omroepreserve, waarbij automatisch iets gebeurt.

De omroepreserve is "dood geld", dat er slechts als reserve ligt. In het amendement-Atsma wordt de dekking voor de verhoging van deze reserve gezocht bij de uitgaven voor de belastingdienst. In het licht van de tekortzorgen, die de heer Wijn en anderen ook hebben, ontraad ik om op dit moment 32 mln euro te korten op de uitgaven die de belastingdienst mag doen; daarmee komen wij echt in de problemen. Dan zouden er bijvoorbeeld geen scanners kunnen worden gekocht, die wij nodig hebben voor de drugsbestrijding. Ook een vermindering van het personeel is ongewenst. Het is natuurlijk budgettair gezien niet mogelijk om voor 2002 een dekking te vinden in 2000. Het aannemen van dit amendement heeft rechtstreeks gevolgen voor de uitgaven die de belastingdienst in 2002 kan doen. Het is onverstandig om hierop te bezuinigen, alleen maar om een pot dood geld van een extra donatie te voorzien. De Algemene Rekenkamer, uw en mijn adviseur, heeft gezegd dat zo'n donatie niet nodig is en dat deze wellicht zelfs onrechtmatig zal worden verklaard bij de afrekening. Dan zouden wij dus een indemniteitswet in verband met het amendement-Atsma krijgen. Dat lijkt mij allemaal niet de moeite waard. Ik breng dit dus nogmaals onder de aandacht. In het licht van de bevindingen van de Rekenkamer, hoop ik dat het niet door zal gaan.

De heer Van der Vlies heeft een amendement ingediend over wat nu de "guldenvliesregeling" wordt genoemd. Wij weten nog niet of dit structureel wordt doorgevoerd. De Kamer krijgt hierover nog bericht.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.46 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met deze voorstellen heeft verenigd.

Naar boven