Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 15, pagina 623-637 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 15, pagina 623-637 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008) (31205);
het wetsvoorstel Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008) (31206).
De beraadslaging wordt hervat.
De heer Biermans (VVD):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn reactie in eerste termijn. Het lijkt me een hele klus om op de inbreng van de Kamer in eerste termijn te reageren, zeker in zo'n korte tijd. Volgens mij heeft hij dat perfect gedaan. Ik prijs hem ook omdat hij zichzelf heeft uitgeroepen tot de Robin Hood van Nederland. Zoiets past een staatssecretaris wel, misschien ga ik hem vanaf nu ook zo noemen. In mijn eerste termijn heb ik zestien thema's aan de orde gesteld. Voor de tweede termijn heb ik die moeten halveren, omdat ik nu ook maar de helft van de spreektijd heb. Ik zal proberen om minder tijd te besteden dan de 22 minuten die mij zijn toebedeeld. Nog één compliment vooraf aan de staatssecretaris: hij heeft de term "hardwerkende Nederlander" overgenomen. Als daar de passende fiscale behandeling bij komt, is mijn fractie helemaal tevreden.
Het eerste thema dat ik aan de orde stelde, was de samenvoeging van zoveel maatregelen in één wetsvoorstel. Een dergelijke samenvoeging maakt dat deze Kamer niet de juiste afwegingen kan maken, of in ieder geval steeds moet afwegen tussen zoet en zuur. In het verleden hebben alle partijen gezegd dat dit ongewenst is. Diverse partijen hebben dat in de eerste termijn ook gesteld. Om te bezien of ze dat zowel toen als nu meenden, bied ik mijn eerste motie aan.
De voorzitter:
Door de leden Biermans, Hillen, Reuten, Hermans, Kox en Böhler wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Belastingplan als een geheel in behandeling wordt genomen;
overwegende dat ernstige bezwaren tegen delen van het Belastingplan alleen tot uitdrukking kunnen worden gebracht door tegen het gehele Belastingplan te stemmen;
overwegende dat daarmee de positie van de Eerste Kamer onvoldoende tot haar recht komt;
spreekt als haar mening uit dat het Belastingplan in voorkomende gevallen weliswaar in samenhang maar in de vorm van afzonderlijke wetsvoorstellen in behandeling moet worden genomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt D (31205,31206).
De heer Biermans (VVD):
Ik kom bij mijn tweede thema: de eigenwoningregeling. Als de overige Kamerleden straks even enthousiast zijn als bij mijn vorige motie, zal het met mijn tweede motie ook goed gaan. Je kunt aan deze maatregelen veel woorden besteden, maar voor mijn fractie zijn ze een materiële aantasting van de eigenwoningregeling die dit kabinet bij aanvang aantrof. Het voornemen van dit kabinet was altijd om deze regeling in stand te houden. Om daarover helderheid te krijgen, bied ik mijn tweede motie aan.
De voorzitter:
Door de leden Biermans, Duthler, Schouw, Ten Hoeve, Schaap, Broekers-Knol en Hofstra wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het laten vervallen van het plafond in het eigenwoningforfait een materiële verslechtering van de fiscale behandeling van de eigen woning is;
overwegende dat deze maatregel in strijd is met de afspraak om in deze kabinetsperiode de fiscale behandeling van de eigen woning ongemoeid te laten;
verzoekt de regering, de maatregel in 2008 ongedaan te maken en verdere verslechteringen van de eigenwoningregeling deze kabinetsperiode achterwege te laten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt E (31205,31206).
De heer Biermans (VVD):
Mijn derde thema is de aftopping van de pensioenen. De brief van de staatssecretaris doet goed. Toch blijft er twijfel over de afhandeling van de regeling in het Belastingplan. Ik heb begrepen dat die regeling definitief van tafel is en ook niet in een ander wetsvoorstel zal terugkomen. De brief wordt in dank aanvaard. Verder is er twijfel over de hoogte van de pensioenbackservice. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat de gedachte bestaat om de aftopping van de backservice te baseren op de Balkenende-plusnorm. Mijn fractie is van mening dat dit toch echt over het bedrijfsleven gaat en dat de Balkenendenorm, noch iets erboven, daarom überhaupt in aanmerking komt. Toch hebben wij besloten om het bij dat oordeel te laten en de voorstellen van de staatssecretaris af te wachten.
Mijn volgende thema betreft de vele maatregelen met betrekking tot de auto. In eerste termijn heb ik hierover vele lelijke dingen gezegd. Ik heb daar absoluut geen spijt van, maar zal ze niet herhalen en me beperken tot het aanbieden van een motie. Deze motie houdt in dat de verschuiving van de bpm naar de motorrijtuigenbelasting in een apart wetsvoorstel moet komen. Dat kan overigens heel gemakkelijk, omdat deze maatregelen op dit moment geen materiële belangen raken.
De voorzitter:
Door de leden Biermans, Ten Hoeve, Broekers-Knol, Schaap, Schouw en Hofstra wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering in het voorjaar van 2008 met nadere vergroeningsvoorstellen wil komen;
overwegende dat de komende tijd nader moet worden besloten tot de kilometerbeprijzing, inclusief een concreet meerjarig stappenplan;
voorts overwegende dat verschuiving van bpm naar mrb tot aperte fiscale ongelijke behandeling leidt;
spreekt uit dat de verschuiving van bpm naar mrb per 1 januari 2008, vooruitlopend op de nadere planning en besluitvorming, voorbarig is;
verzoekt de regering om dit onderdeel van het Belastingplan, dat overigens budgetneutraal is, op te schorten tot bedoelde nadere besluitvorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt G (31205,31206).
De heer Biermans (VVD):
Ik kom tot mijn vijfde thema: de vliegtaks. Verschillende partijen hebben gepleit voor een Europese benadering van deze belastingheffing. De VVD heeft daarvoor ook gepleit. Op dit moment ligt een maatregel voor in het Belastingplan. Daarmee zullen wij het voorlopig moeten doen. De leden van de VVD-fractie hebben hier wel één motie over, die de ongelijke tariefstelling betreft bij vertrek vanaf verschillende vliegvelden in Nederland.
De voorzitter:
Door de leden Biermans, Broekers-Knol, Schaap, Schouw, Hofstra en Asscher wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er bij de in het Belastingplan opgenomen vliegtaks onderscheid wordt gemaakt tussen een laag continentaal tarief en een hoog intercontinentaal tarief;
stelt vast dat het gekozen afstandscriterium ertoe kan en zal leiden dat voor sommige continentale vluchten toch het hoge tarief zal gelden, met name vanaf vliegveld Groningen;
spreekt uit dat voor alle vliegvelden in Nederland het lage tarief moet gelden voor alle niet-intercontinentale vluchten,
en gaat over tot de orde van de dag.Biermans
Zij krijgt H (31205,31206).
De heer Biermans (VVD):
Voorzitter, het schiet op: ik ben toe aan mijn zesde thema, de belastingheffing in de speelautomatenbranche. Ik heb hierover al een aantal vragen gesteld, onder andere of er sprake is van bevoordeling van Holland Casino. Misschien kan de staatssecretaris nu reageren op het volgende. Er is een bevoordeling van Holland Casino: a. omdat tafelspelen alleen zijn toegestaan bij Holland Casino; b. omdat Holland Casino de enige partij is die drank en voedsel mag serveren; c. omdat de maximale inzetten voor speelautomaten bij Holland Casino 250 maal hoger zijn, dus€ 250 versus € 0,20 bij particuliere ondernemingen; d. omdat het maximale gemiddelde uurverlies 170 keer hoger bij automaten van Holland Casino, wat € 4800 versus € 40,80 bij particuliere ondernemingen betekent. De staatssecretaris doet dit af met de opmerking dat dit verschillen van technische aard zijn, maar ik denk dat het toch echt meer dan dat is, dat het echt verschillen in materiële zin zijn.
Uit berekeningen van KPMG is gebleken dat met een heffing van 29% 87% van de winst van de speelautomatenbranche weggehaald wordt. Dit leidt naar de mening van deze branche tot een koude sanering. Wil de staatssecretaris dit nu echt? Om ook de mening van de andere fracties in deze Kamer te weten te komen heeft onze fractie een motie voorbereid.
De voorzitter:
Door de leden Biermans, Broekers-Knol, Schaap, Hofstra, Böhler en Duthler wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in het Belastingplan een zeer forse verhoging van de kansspelbelasting voor speelautomaten is opgenomen;
overwegende dat er over dit voorstel nauwelijks overleg met de sector heeft plaatsgevonden;
overwegende dat er een reële dreiging is dat deze maatregel grote economische schokken zal veroorzaken en dat er voor een groot aantal exploitanten een faillissement dreigt;
overwegende dat een dergelijk effect nooit het gevolg van belastingmaatregelen mag zijn;
spreekt als haar mening uit dat er, alvorens deze verhoging wordt ingevoerd, aan de Kamer inzicht moet worden gegeven in de aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van exploitanten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt F (31205,31206).
De heer Biermans (VVD):
Voorzitter, dan het wetsvoorstel met de overige fiscale maatregelen voor 2008.
De staatssecretaris heeft in verband met artikel 10a, derde lid, toegezegd dat hij het bedrijfsleven met open armen zal ontvangen, blijkbaar als uitvoerder van de wet. Onze fractie neemt hier op dit moment genoegen mee, wij wachten af hoe dit zich in de praktijk gaat ontwikkelen.
Dezelfde houding neemt onze fractie aan tegenover artikel 64, zij het met de voorwaarde dat de staatssecretaris toezegt dat hij de toepassing van dit artikel na een redelijke termijn – wij denken hierbij aan een jaar tot anderhalf jaar – zal evalueren. Wij gaan ervan uit dat hij deze Kamer erover zal informeren hoe dit artikel in de praktijk blijkt te werken, en of de belastingplichtigen en de Belastingdienst daar tevreden mee zijn. Als de staatssecretaris deze evaluatie toezegt, ziet het ernaar uit dat onze fractie voor de overige fiscale maatregelen zal stemmen.
Wij zijn blij dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat hij de herziening van de Successiewet heel serieus zal aanpakken. Het is al jarenlang een wens van de VVD om de successietarieven te verlagen en de belastingvrije sommen hierbij te verhogen. Er is gebleken dat dit op brede steun in de Kamer kan rekenen; ik heb de woordvoerder van GroenLinks hierover horen praten, D66 vindt deze heffing niet meer van deze tijd en de CDA-fractie vindt het tarief van 68% veel te hoog. Onze fractie heeft besloten om het wetsvoorstel en de verdere plannen van de staatssecretaris in dezen af te wachten.
Dank aan de staatssecretaris voor zijn opmerkingen over de stadsherstellichamen. Hij heeft heel duidelijk gezegd dat hem er veel aan gelegen is dat deze lichamen hun goede werk kunnen voortzetten en dat hij, als zij op enig moment in problemen zouden komen, een open oog en een groot hart zal hebben voor die problemen en daarvoor ook een oplossing zal verzinnen.
De staatssecretaris is niet ingegaan op artikel 8 van de WIB; dat zal hij nog schriftelijk doen.
Al is het pijnlijk, ik wil er ook nog graag een mondelinge reactie van de staatssecretaris op, al zou het alleen maar een ontkenning zijn, dat de Hoge Raad hem een gespleten persoonlijkheid genoemd heeft. Het zou zo pijnlijk zijn om straks in een brief te moeten toegeven dat hij dit misschien wel is. Ik heb dus liever dat hij het nu maar gewoon in een paar zinnen ontkent en laat zien hoe hij de mening van de Hoge Raad kan rechtzetten.
De woordvoerder van de ChristenUnie heeft belangrijke dingen gezegd, net als alle andere woordvoerders. Er waren veel dingen in zijn betoog die ons absoluut niet aanspraken, vooral als het de betuttelende kant op ging, maar wat ons aansprak, was de opmerking dat critici niet kunnen zeggen dat dit kabinet geen besluiten neemt en niets doet. Ik zal dit ook zeker niet zeggen, maar wel dat ik het zeker bij het Belastingplan een stuk fijner zou hebben gevonden als er niet zoveel onmogelijke besluiten in opgenomen waren. Ik zou er toch de voorkeur aan gegeven hebben als het kabinet niets gedaan had ...
De heer Reuten (SP):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen. Omdat het bijna Kerstmis is, mag ik daar misschien onparlementair aan toevoegen dat ik ook de ambtelijke staf wil danken.
De voorzitter:
Dat mag ook als het geen Kerstmis wordt!
De heer Reuten (SP):
Senator Biermans vroeg aandacht voor de hardwerkende Nederlander, de HWN'er. Daar hebben wij in het geheel geen bezwaar tegen, want ook wij komen op voor de HWN'er. Daarnaast heeft de SP het beginsel van beloning naar inzet van capaciteiten (BIC) hoog in het vaandel staan. Daarmee hebben wij de HWN'er die wordt beloond naar BIC, ofte wel HWN-BIC. Ik geef de staatssecretaris in overweging om zich ook bij dat beginsel aan te sluiten!
Het kabinet wil de milieubelastingen verhogen, waarvan wij voorstander zijn. Het kabinet wil verder de belasting op arbeid verlagen, waarvan wij genuanceerd voorstander zijn. Het punt is dat het gevolg van die twee is dat de indirecte belastingen stijgen, wat denivellerend werkt, en daar zijn wij geen voorstander van. Hoe zou je dat moeten oplossen? Door de structuur van de IB-tarieven te corrigeren, anders ontstaat er steeds verdere vervlakking. Ik hoor hierover graag de opvatting van de staatssecretaris.
Het gemiddelde tarief per deciel van de directe belastingen is niet lastig te berekenen. Graag zien wij dat de staatssecretaris cijfers produceert over de indirecte belastingen per deciel. Dat is lastig, maar niet onmogelijk. Kan de staatssecretaris daarvan op zijn minst een indicatie geven? Wij krijgen graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij de cijfers die ik in eerste termijn gaf, en waarop het een en ander is aan te merken, zal verbeteren en die in januari naar de Kamer zal sturen.
Het verbaast mij dat bij de discussie over de topinkomens onduidelijkheid heerst over wat er onder een topinkomen wordt verstaan. Het tiende deciel van de inkomensverdeling, dus de top10, heeft een gemiddeld bruto inkomen – cijfers 2005 – van € 87.000, oftewel ongeveer € 62.000 besteedbaar. Kennelijk wordt die top 10 niet als topinkomen gezien. Is € 185.000 dan een topinkomen? Hoeveel procent van de belastingbetalers heeft een dergelijk inkomen? Specifieker krijg ik graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij de Kamer ook in januari dezelfde informatie doet toekomen die wij eerder kregen naar aanleiding van schriftelijke vragen: tabel 1 van de nota naar aanleiding van het verslag, en de overeenkomstige tabel van het eerdere schriftelijke overleg. Wij willen een nadere uitsplitsing van het tiende deciel in nogmaals decielen. Wat weten wij dan? Dan weet de Kamer wat het inkomen is van de top 10 qua bruto besteedbaar inkomen, en wat de aftrekposten daarbij zijn, zoals hypotheekrente, pensioenpremie en misschien nog wel huurtoeslag! De discussie over de pensioengrondslag moet ons inziens in dit empirisch kader worden gevoerd. De vraag is dus, of het wenselijk is dat de top 2 van de inkomensverdeling een belastingsubsidie krijgt om zijn pensioenvoorziening te regelen.
Ik zou graag drie punten willen accentueren die de PvdA in eerste termijn naar voren heeft gebracht. De SP-fractie onderschrijft de strekking van die drie punten, en ik vraag de staatssecretaris of hij dat ook doet. Om te beginnen is dat het feit dat de motie-Hillen ten principale heeft vastgelegd dat het eigenwoningforfait moet worden gezien als een relativering van de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Verder maakt het schrappen van het vigerende plafond voor het eigenwoningforfait een eind aan de ongelimiteerde voorkeursbehandeling van bezitters van duurdere woningen. Ten slotte is de percentverhoging van het eigenwoningforfait boven de 1 mln. een principiële stap in de gewenste beperking van de hypotheekrenteaftrek, en wel een stap die degenen treft die zij moet treffen, namelijk de hogere inkomens. Ik citeer hierbij bijna letterlijk uit de bijdrage van senator Leijnse. Is de staatssecretaris het als coalitiegenoot van de PvdA hiermee eens?
Ik kom toe aan de woningbouwcorporaties. Ik zie het probleem van de dekking voor 2008. Mijn voorstel is om met de corporaties een convenant te sluiten, waarin staat dat de invoering van de Vpb wordt opgeschort en dat in 2008 een overdracht plaats zal vinden in een nader te bepalen vorm van 350 mln., zijnde het bedrag dat voor 2008 is ingeboekt. Vervolgens moeten de corporaties worden betrokken bij de bredere discussie over de maatschappelijke onderneming. De staatssecretaris suggereerde net dat hij de uitkomst al weet, maar ik vraag hem die discussie open in te gaan.
Enkele vragen zijn nog niet beantwoord. Om te beginnen is dat het oordeel van de staatssecretaris over de onevenredige fiscale behandeling van consumptie en besparingen. Verder wil ik weten of het niet logisch zou zijn om alle besparingen en vermogens van huishoudens in box 3 te plaatsen. Als de eigenwoningschuld niet in box 3, maar in box 1 wordt geplaatst, zou het dan niet logisch zijn om huurders hun huur als aftrekpost te gunnen? Ik krijg graag alsnog meer specifieke antwoorden op de oorspronkelijk gestelde vragen over het aantal personen dat in de belastingsector werkt. Ten slotte hoor ik graag van de staatssecretaris of hij vindt dat wij rekening moeten houden met het sombere scenario dat ik in eerste termijn schetste over de internationale beleids- en belastingconcurrentie, en hoe hij dat tij op zijn terrein wil keren.
Mevrouw Böhler (GroenLinks):
Voorzitter. Ook van mijn kant hartelijk dank aan de staatssecretaris voor de bijna uitputtende beantwoording van alle vragen. Hij heeft in heldere taal uitgelegd dat de vergroeningsmaatregelen niet alleen en niet altijd zijn bedoeld om gedragsveranderingen te bewerkstelligen. Het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt, heeft voor de regering ook ten doel bewustwording te creëren van de milieukosten van bepaald gedrag. Daar kunnen wij zeker mee instemmen.
Mijn fractie is ook blij met de inspanning die de staatssecretaris heeft toegezegd te zullen verrichten om verdergaande harmonisatie en uniformiteit binnen de EU te bevorderen wat de vliegtaks betreft. Wij hebben er ook begrip voor dat niet kan worden gewacht tot alle lidstaten van de EU het eens zijn over de vliegtaks om die in Nederland in te voeren. Een vraag heeft de staatssecretaris helaas niet beantwoord, namelijk in verband met een verschuiving van de bpm naar de mrb. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat het positieve milieueffect er is als je ook de kilometerheffing betrekt in het hele pakket. Ik begrijp wel dat de staatssecretaris liever niet denkt aan de mogelijkheid dat de kilometerheffing er niet komt, maar ik had toch expliciet gevraagd wat er gebeurt als die heffing er niet, later of slechts gedeeltelijk komt, zodat er wel een negatief milieueffect overblijft. Kan de staatssecretaris toezeggen dat er dan andere maatregelen worden genomen om tot een positief milieueffect te komen van die verschuiving van de bpm naar de mrb? Mijn fractie is daarentegen wel blij met de toezegging dat voor 1 mei 2008 voorstellen zullen worden geformuleerd door de staatssecretaris over een verdergaande differentiatie van absolute zuinigheid wat de auto's betreft.
Het pijnpunt voor mijn fractie blijft de integrale Vpb-plicht van de woningbouwcorporaties. Wij hebben in eerste termijn uitvoerig gediscussieerd over de openingsbalans. Volgens mij ligt een van de problemen mede hierin dat zonder de afschrijvingsmogelijkheid in de openingsbalans weliswaar economisch geen winst, maar wel fiscale winst wordt behaald. Van deze fiscale winst is in ieder geval een kwart niet beschikbaar om te worden besteed aan woning- en wijkopbouw. Mijn fractie vindt dat geen wenselijke uitkomst. Mijn fractie heeft dan ook mede de motie van de heer Essers ingediend. Voor het overige wacht ik met belangstelling het antwoord van de staatssecretaris af.
De heer Leijnse (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide en heldere beantwoording van onze vele vragen en opmerkingen. Hij heeft zich in die beantwoording doen kennen als een vrome bankrover, zoals hij het zelf zei. Vervolgens bedacht hij zich en trok een parallel met Robin Hood, wat meer een vrome struikrover is. Zo naar de staatssecretaris kijkend, vind ik dat de betere metafoor!
Ik zal mij in tweede termijn beperken, al was het maar om de heer Reuten niet de gelegenheid te geven een derde termijn nodig te hebben om al mijn opmerkingen en vragen nog eens aan de staatssecretaris voor te leggen. Dat lijkt mij namelijk werkelijk overbodig. Ik begin met de verschuiving van de bpm naar de mrb. Het platform-Nouwen heeft daarvan gezegd dat die verschuiving wat sneller kan dan de regering nu voorstelt. In dit tempo doorgaand, met 5% à 6% per jaar, zullen wij in 2012 nog een flink deel van de prijs van auto's af moeten doen om die bpm helemaal af te schaffen. De vraag is of wij het tempo niet kunnen verhogen door de milieudifferentiatie in de bpm voor de komende jaren nog wat scherper toe te passen, en met name bpm-belasting weg te schuiven van de schone, zuiniger auto's naar de mrb. Wat vindt de staatssecretaris hiervan?
Ik kom toe aan de aftrekbaarheid van de pensioenpremies boven € 185.000. Ik kan goed leven met wat de staatssecretaris hierover in zijn brief heeft geschreven. In het coalitieoverleg is afgesproken om de plafonnering in de tweede pijler af te schaffen. Wat je daarvan ook vindt, die afspraak is er, en dan moet niet worden geprobeerd langs een achterdeur toch weer een ander plafond in te brengen. Ik vind dat op zich een redelijke, heldere gedragslijn. Alternatieven worden toegesneden op de topinkomens en de echt excessieve beloningen. Daarmee wordt wel degelijk de werking van de omkeerregel beperkt. Het lijkt mij dat het werken in die lijn goede resultaten kan opleveren. In dat opzicht zit er wel enige ambiguïteit in de discussie over de topinkomens. Wat is top en wat is excessief? Enerzijds is er de Balkenendenorm, anderzijds merk ik in deze Kamer bij partijen die de minister-president overigens heel goed kennen, dat zij € 185.000 een wat lage norm voor een topinkomen vinden. Dat is overigens 10% boven de Balkenendenorm. Waar zit nu de consistentie? Daar kunnen wij wel vervelend over doen, maar eerlijk gezegd snap ik het probleem wel. Dit gaat over vrome en minder vrome bank- en struikrovers.
Wat is nu in de particuliere sector eigenlijk een topinkomen? Wat is in de collectieve sector een topinkomen? Dit zijn tamelijk verschillende dingen, en dat is terecht, want de collectieve sector is in een aantal opzichten niet vergelijkbaar met de particuliere sector, al was het alleen maar wat betreft het risico dat mensen lopen. Beide zijn niet erg vergelijkbaar met het politieke bedrijf. Mijn stelling is dat de Balkenendenorm, toch een maat voor de salarissen van politici, nooit een maat kan zijn voor de salarissen in de collectieve en de particuliere sector. Politieke salarissen zijn in iedere beschaafde democratie laag: men moet niet in de politiek gaan om daar geld te verdienen. Dat uitgangspunt van fatsoenlijke democratie zie je in ieder land. Dus verdienen politieke functionarissen altijd relatief weinig. Daar kun je wel een norm aan proberen te ontlenen, maar die norm geldt alleen maar voor politiek Den Haag. Praten wij over grote instellingen in de collectieve sector en over grote bedrijven in de particuliere sector, dan hebben wij een heel andere discussie, die wij nog eens wat meer ten principale zouden moeten voeren. Op dit moment heersen daar namelijk verwarring en selectieve verontwaardiging, wat ons niet zo gek veel verder helpt. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat er veel retoriek is, maar buitengewoon weinig effectieve maatregelen. Ik zou daarover in deze Kamer wel eens een debat willen, voorzitter.
Ik stem in met de verdediging van de staatssecretaris van diens standpunt over het eigenwoningforfait, en met zijn verwijzing naar het "denken-Hillen". Het blijft overigens wel zonde dat wij over een openeinderegeling van nu al 11 mld. en die met bijna 1 mld. per jaar toeneemt, geen goed debat kunnen voeren. Die regeling wordt vanzelf onbetaalbaar. Ik geloof dat alle partijen in dit huis ervoor zijn om wat je ook doet de gewone hardwerkende huizenbezitter niet te treffen door een beperking of zelfs afschaffing van de aftrek. Ik geloof ook dat de meeste partijen het erover eens zijn dat wij in zekere mate naar een beperking toe zullen moeten, met name in de sfeer van de excessieve fiscale faciliteiten bij die huizen waar je moet spreken van een niet-noodzakelijke fiscale faciliteit. Anders zal namelijk de wal het schip keren, waardoor die regeling op een bepaald moment zo duur wordt dat daar het mes in moet worden gezet. Ik ben bang dat als wij te lang wachten, de gewone hardwerkende modale huizenbezitter wel het slachtoffer wordt van de beperkende maatregelen die moeten worden genomen. Dat zouden wij moeten zien te voorkomen. Het zou goed zijn als wij daarover een keer een wat opener debat voeren. Nu zit het te veel vast op afzonderlijke maatregelen. De staatssecretaris heeft in dat opzicht die afzonderlijke maatregelen op een eloquente manier overeind gehouden, waarin ik hem graag steun.
De heer Reuten (SP):
Mijn fractie is het op hoofdlijnen eens met wat senator Leijnse net naar voren bracht. Hij heeft het over de meerderheid van de partijen in deze Kamer. Welke andere fracties zijn dat? Geldt dat ook voor CDA en VVD?
De heer Leijnse (PvdA):
Ik gebruik opzettelijk een open formulering, omdat ik iedere fractie de gelegenheid wil geven haar eigen standpunt te bepalen. Mijn ervaring is dat die standpunten in het algemeen wat genuanceerder liggen dan wat je meestal in de krant leest. Soms is het heel goed om die openheid te creëren. Vandaar dat ik spreek in zeer algemene termen. Ik geloof dat in bijna alle partijen consensus bestaat over het feit dat, wat je ook doet op het gebied van de hypotheekrente, je dit zo moet doen dat juist de modale huizenbezitter niet wordt getroffen. Als je dat wilt voorkomen, moet je op een bepaald moment iets aan de excessieve fiscale faciliteiten gaan doen. Anders zal de wal het schip keren.
De heer Reuten (SP):
Eens.
De heer Leijnse (PvdA):
De Vpb-heffing op de corporaties is natuurlijk het pièce de résistance van dit Belastingplan. Ik heb respect voor de principiële verdediging van de staatssecretaris. Hij heeft zijn poot wat stijf gehouden, wat hem siert in dit verband, zij het dat daarmee de kern van het verschil van mening tamelijk duidelijk is geworden, wat ook wel helpt. De kern zit hem in het feit dat fiscaal gezien de woningbouwcorporaties nu als gewone onderneming worden gekwalificeerd. Ik begrijp van de fiscalisten dat dat niet anders kan: je bent of een gewone onderneming of niet, maar iets ertussenin bestaat niet. Maar voor de gewone mensen zit er wel degelijk iets tussenin, en dat is nu net het punt. Een gewone onderneming die bij volle bewustzijn een onrendabele investering doet, bedrijft daarmee in feite geen goed koopmanschap. De fiscus zegt: als u dat bij uw volle verstand als gewone onderneming doet, mag u dat niet ten laste van de fiscale winst laten komen. U doet immers in feite iets wat tegen het goed koopmanschap in gaat. De corporaties zijn net op dit punt geen gewone ondernemingen. Het zijn bijzondere ondernemingen, want zij moeten onrendabele investeringen doen. Zij zijn ook onrendabel omdat zij lage huren moeten vragen. Dat is allemaal door de overheid gereguleerd. Het is als het ware hun specifieke vorm van goed koopmanschap om onrendabele investeringen te doen in de volkshuisvesting. Dat specifieke punt wordt eigenlijk niet gezien in een regeling waarbij je voor de Vpb de corporaties als gewone onderneming gaat kwalificeren.
Wij voeren dit debat niet omdat de corporaties zielig zijn. In de vele brieven die ons hebben bereikt is hier en daar die toon aangeslagen, maar 15 mld. overtollig vermogen geeft aan dat niet alle corporaties hun taak naar behoren verrichten, om het maar eens zacht te zeggen. Ook valt op dat binnen de branche wel erg weinig de neiging bestaat om door verevening de problemen van de armlastige corporaties met name in de herstructureringsgebieden in de grote steden als een gezamenlijke verantwoordelijkheid op te pakken. In dat opzicht zijn over het functioneren van de corporatiebranche de laatste jaren wel enkele twijfels gerezen. Het is goed dat met enige stevigheid op die gebreken wordt ingegrepen en dat ook corporaties als collectiviteit hun verantwoordelijkheid in dat opzicht meer gaan nemen. Maar de Kamer heeft naar de regering toe duidelijk gemaakt dat zij het middel van de integrale Vpb-heffing op de wijze waarop dat nu is ingezet, niet het meest geschikt vindt om dat doel te bereiken. Daarom zullen wij vragen om dit veel meer afgewogen te regelen in het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming, omdat daarin de specifieke rechtsvorm van de maatschappelijke onderneming met zijn hybride structuur en zijn gereguleerde publieke taak beter kan worden neergezet, en in dat kader ook de fiscaliteit ten aanzien van die specifieke publieke taak beter kan worden geregeld. Dan zijn wij een beetje uit het dilemma van: of je bent een gewone onderneming met goed koopmanschap, of je bent het niet. Dan zitten wij in een tussenvorm die dan ook vennootschapsrechtelijk goed omschreven is. In dat wetsvoorstel dat, kan het zijn, zo snel mogelijk naar deze Kamer zal moeten komen langs de gebruikelijke weg, zou dat op zijn plek zijn, inclusief de fiscaliteit en de fiscale behandeling van de corporaties. Verder zou het zinvol zijn dat in het kader van de nieuwe vaststellingsovereenkomst ruimte wordt gemaakt voor een misschien wat flexibeler benadering van de waardering van het onroerend goed. Wij hebben daarover in deze Kamer het een en ander gewisseld, en ik denk dat het de staatssecretaris duidelijk zal zijn dat een breed levend gevoel in deze Kamer is dat de regering daar toch wat te strak heeft ingezet op een lage waardering. Deze Kamer heeft behoefte aan wat meer soepelheid op dit punt. Ik heb een motie op dit punt van collega Essers dan ook gaarne mede ondertekend. Ik zie graag de reactie van de staatssecretaris tegemoet.
De heer De Boer (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook onze beide fracties willen de staatssecretaris heel hartelijk danken voor de duidelijke beantwoording. Er blijven daardoor niet veel punten meer over om aan de orde te stellen.
Ik noteer graag de toezegging van de staatssecretaris dat hij zich sterk zal maken om de vergroening van het belastingstelsel door te zetten. Terecht zegt hij daarbij dat hij dat niet alleen kan, maar dat daarbij ook andere bewindslieden moeten worden betrokken. Wij vullen dat aan door te zeggen dat het niet in de laatste plaats de burgers zelf zijn die moeten meewerken aan vergroening van hun doen en laten. De voorstellen zullen, heb ik begrepen, in mei naar ons toe komen in de vorm van een beleidsbrief, waarin ook de moties van mevrouw Huizinga en de heer Cramer zullen worden geconcretiseerd.
Ik heb gevraagd naar de reacties van gemeenten op de Afvalstoffenheffing. Natuurlijk kan die nog niet worden verlaagd, omdat de belasting op de verpakkingen nog moet ingaan. Maar het is misschien een goede suggestie om na anderhalf jaar na te gaan of er positieve effecten voor de burger kunnen zijn door verlaging van de Afvalstoffenheffing bij gemeenten.
Het door de branche bekostigde onderzoek naar de kansspelbelasting geeft inderdaad aan dat er een grote kans is dat er een sanering optreedt in de branche. Stel nu dat die sanering er niet komt, is de staatssecretaris dan bereid de oorspronkelijke plannen voor een belasting van 40% alsnog mee te nemen? Het zijn namelijk aannames, en de staatssecretaris heeft heel duidelijk aangegeven dat hij heeft gemiddeld, en dat hij moest zoeken naar middelen om de gaten te vullen. Welnu, valt het probleem mee, dan is er alle reden om te kijken of de oorspronkelijke plannen van het kabinet alsnog kunnen worden ingevoerd.
Ik incasseer graag de toezegging van de staatssecretaris over de aankoop van landbouwgronden om daarvan natuur te maken. Hij heeft daarvan gezegd dat hij, als er in de praktijk met name bij de overdrachtsbelasting problemen ontstaan bij de huidige voorstellen, daarnaar wil kijken. Ik neem aan dat het laatste betekent: een positieve grondhouding om problemen op te lossen.
Het zou te gek zijn als je aan de ene kant bezig bent prachtwijken te realiseren – dat ondersteunen wij – terwijl je aan de andere kant een instrument dat verloedering in binnensteden tegengaat en goed werkt, afbreekt. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij bij problemen op dit punt naar het kabinet zal gaan om ervoor te zorgen dat ze worden opgelost.
De heer Essers zal straks met een motie over de woningbouwcorporaties komen, waar ook onze naam onder staat. Overigens sluit ik mij aan bij de heldere analyse van de heer Leijnse op dit punt.
De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Wij danken de staatssecretaris voor de beantwoording en de collega's voor het plezierige debat dat wij hier gisterenavond en vanmiddag met elkaar hebben gevoerd. Wij hebben de staatssecretaris leren kennen als to the point, volhardend, maar ook met voldoende bewegingsruimte in zijn argumentatie om toch nog verschillende kanten op te kunnen gaan. Wij hebben dat als zeer plezierig ervaren.
Over de vergroening hebben wij gezegd dat wij waardering hebben voor het initiatief, maar tegelijkertijd is het ook een beetje een grabbelton aan leuke ideeën. Het zou goed zijn om wat meer systematiek in de tweede tranche aan te brengen. Ik noteer wat het blokje vergroening betreft vijf afspraken. Om te beginnen komt er in mei een stuk naar de Tweede Kamer, met een afschrift aan deze Kamer, met een visie en een architectuur. Verder is dat niet alleen een stuk van Financiën, maar ook van VROM. Er komt een systeem dat inzicht geeft in de gedragsverandering die ontstaat. Gedragsverandering is geen randvoorwaarde voor maatregelen in het kader van vergroening, maar wij willen het wel graag monitoren. Er komt een inspanning om de vliegbelasting meer in een internationale context in te bedden. Dat duurt even, maar dat zal gebeuren. Ten slotte komt er op korte termijn een etikettering van de auto voor wat betreft de CO2-uitstoot. Daarvan wordt de basis veranderd, want dat gaat richting absolute getallen. Als die vijf toezeggingen kloppen, zijn wij ten aanzien van de vergroening een heel stuk opgeschoten.
Bij de corporaties gaat het vooral om de integrale Vpb-plicht. Ik blijf dat ook na de beantwoording van de staatssecretaris toch een wat onzorgvuldige manier van doen vinden. De discussie over maatschappelijke ondernemingen loopt net. Woningbouwcorporaties zijn geen gewone ondernemingen, waarbij ik verwijs naar het betoog van de heer Leijnse. Woningbouwcorporaties hebben de laatste jaren ook een belangrijke verantwoordelijkheid genomen om in het publieke domein activiteiten te ondernemen die gaan van het sociaal domein tot het veiligheidsdomein. Wij weten absoluut niet wat het effect is van deze belastingmaatregel, dus wij moeten geen onbezonnen acties ondernemen op dat punt. Ik had in eerste termijn een motie beloofd. Ik ben buitengewoon gelukkig dat de coalitiepartijen dat initiatief hebben overgenomen en een motie hebben gemaakt die in grote lijnen mijn betoog in eerste termijn overneemt. Dat komt er voor een belangrijk deel op neer dat het fiscale regime voor de woningbouwcorporaties opnieuw wordt bezien in het kader van de Wet op de maatschappelijke ondernemingen. Dan kan er mogelijk een andere uitkomst uitkomen dan de beslissing die nu onderdeel uitmaakt van het Belastingplan.
Over de vereenvoudiging van het belastingstelsel heeft de staatssecretaris mooie woorden gesproken, waarin wij ons kunnen vinden. Wat wij missen, is het zicht op de daden, op het kader. De intenties zijn goed, maar langs welke weg worden die gerealiseerd? Ik vraag de staatssecretaris daarover met de Kamer te corresponderen, anders blijft het bij mooie woorden.
Deze Kamer heeft twee onderwerpen hernieuwd geagendeerd. Het eerste is dat van de topinkomens, waarover wij veel praten. Het is als je niet uitkijkt een beetje retoriek, omdat de normering ontbreekt. Het zou goed zijn om daar nog eens met elkaar in alle rust wat zinniger over door te praten. Het tweede onderwerp betreft het complex van de hypotheekrente, het eigenwoningforfait enzovoorts. Ook daarbij hebben de collega's een aantal heel interessante lijnen geschetst. Het zou goed zijn als deze Kamer de moed zou hebben om los van de politieke realiteit in coalitieverband of Tweede Kamer te kijken hoe wij daarbij wat stappen vooruit kunnen zetten. Maar dat kan ik niet alleen, dat is een oproep aan de collega's.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris heel hartelijk voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik constateer dat er in de plannen heel veel zit om blij mee te zijn. Dat geldt vooral voor de keuze voor vergroening en de daarachter liggende keuze om daarmee verder te gaan. De staatssecretaris heeft gelijk als hij zegt dat de voornaamste rechtvaardiging daarvoor zit in het beginsel van de vervuiler betaalt. Dat betekent dat op deze manier, ook al is het maar heel weinig, toch een deel van de externe kosten wordt verwerkt in de prijs. Dan betaalt de vervuiler iets van wat hij aanricht. Maar gedragsverandering is toch ook belangrijk. Heel veel gedragsverandering is misschien op den duur alleen te bereiken door andere maatregelen – gebods- of verbodsmaatregelen – maar alles wat te bereiken is met belastingen is toch ook van belang. Daarom verwonderde mij een klein beetje de uitspraak van collega Biermans die zei dat de vliegbelasting ten koste gaat van de vliegbranche en dus te veel banen kost. Dat is toch juist de bedoeling hiervan? Dan gaan wij de goede kant op. Behalve als sprake is van verschuiving naar het buitenland, dus als wij het hier verbieden en in het buitenland wordt er extra gevlogen. Dat betekent dat erop gelet moet worden wat het effect van onze maatregelen is op het buitenland. Dus ben ik heel blij met het overleg dat de staatssecretaris heeft met Ecofin, de Eurocommissaris en de omringende landen.
Wat minder blij ben ik met het feit dat de staatssecretaris in die gesprekken zo uitdrukkelijk het beginsel van de subsidiariteit benadrukt. En dat hij dan bedoelt dat belastingheffing een nationale verantwoordelijkheid is. Juist bij dit type belastingen zien wij toch heel duidelijk dat het van erg veel belang is dat gezamenlijk actie wordt ondernomen. Wat wij doen, moet in afstemming gebeuren met wat het buitenland doet. In wezen zou dit type belasting toch in gemeenschappelijkheid tot stand moeten komen. Dat betekent dan toch ook dat als je spreekt over subsidiariteit, de conclusie moet zijn dat dit soort dingen bij Europa en niet meer bij ons thuishoort. Dan is het effectiever.
Met de verschuiving van bpr naar mrb ben ik niet heel blij. Maar als ik het goed heb begrepen, sluit de staatssecretaris niet uit dat wij toch een systeem van tolpoorten moeten gebruiken als het te lastig wordt om tot de echte maatregel, de kilometerheffing, te komen. Als wij bereid zijn die keuze te maken, ben ik daar wel blij mee. Daarmee maken wij het namelijk een stuk zekerder dat er iets gebeurt. De staatssecretaris zei daarbij dat verrekening met de mrb dan minder makkelijk is. Wat mij betreft is dat ook minder belangrijk. Verminder dan maar de IB, de belasting op arbeid en winst. Dan is het toch ook in lijn met wat wij met onze vergroeningsdoelstelling telkens beweren? Onze vergroeningsbelastingen zijn erop gericht meer op consumptie en vervuiling te belasten en minder op arbeid en winst. Laat het autopakket daar dan maar onder vallen, en handel daarnaar.
Het belangrijkste onderwerp van vandaag is het probleem van de corporaties. Daarmee zat iedereen in zijn maag. Het voornaamste motief, het motief dat iedereen vandaag naar voren heeft gebracht en dat ook voor mij zwaar weegt, betreft de mogelijke verandering in de toekomst. Wij nemen nu een maatregel, maar later gaan wij over het punt van de maatschappelijke onderneming spreken. Wij weten niet wat de uiteindelijke afweging dan oplevert. De staatssecretaris suggereert dat als wij dat wel wisten, dat waarschijnlijk geen verschil voor de positie van de corporaties zou maken. Hij meent dat voor de corporaties de Vpb integraal blijft gelden. Toch is naar mijn gevoel door deze maatregel sprake van een zodanige verandering van de positie van de corporaties dat het zinvol is om daarover langer na te denken. Ik wijs in dit verband op het volgende.
Afgezien van het verschil in behandeling tussen bestaande complexen, woningen en gebouwen die tegen de marktwaarde moeten worden opgenomen in de beginbalans en nieuwe complexen die tegen kostprijs moeten worden opgenomen, lijkt de behandeling volstrekt fair: als er geen winst is, wordt er ook geen belasting betaald. De winst van de investeringen op de woningcomplexen blijkt op het moment waarop ze verkocht worden. Soms worden zij na jaren verkocht, maar als dan een complex verlies oplevert, telt dat ook als verlies. Maar op deze manier worden wel verliezen naar de toekomst verschoven. Dat betekent dat het beschikbare vermogen van deze instellingen overschat wordt, want de winst die nu gemaakt wordt, is feitelijk nodig om het vermogensverlies te dekken. Toch wordt de winst met de Vpb afgeroomd en als daadwerkelijke winst beschouwd. Op deze manier staan de corporaties, zoals het de bedoeling is van de regering, hun vet af. Op termijn teren de corporaties dan wel in op het vermogen. Dat kan, want volgens de staatssecretaris is er veel weerstandsvermogen en heel veel woningen kunnen nog verkocht worden, maar op den duur wreekt zich wel dat de corporaties op hun vermogen interen. Op termijn betekent dat dat er steeds meer met vreemd vermogen en steeds minder met eigen vermogen geïnvesteerd kan worden. Dat maakt op den duur de investeringen duurder en je kunt op die manier ook minder risico's lopen. De vraag is: willen wij dat? Deze kwestie zou nader bestudeerd moeten worden in het kader van de behandeling van het onderwerp van de maatschappelijke onderneming en niet alleen bij de behandeling van dit Belastingplan aan de orde moeten komen. De motie die collega Essers straks zal indienen en die Kamerbreed is ondertekend, wijst op deze mogelijkheid. Hierover moet dus opnieuw nagedacht worden in het kader van de behandeling van de maatschappelijke onderneming en dan kunnen wij definitief beslissen.
Mijn laatste opmerking betreft de stadsherstelinstellingen. Naar mijn gevoel maakt de staatssecretaris zich er met zijn antwoord daarover wel heel erg gemakkelijk vanaf. Hij refereert aan de Brusselse vrijstelling en zegt dat wij daar geen gebruik van hoeven te maken. Natuurlijk hoeven wij dat niet, maar die Brusselse vrijstelling geeft aan dat het gaat om ondernemingen, bedrijven en instellingen die maatschappelijke diensten verrichten en die, als zij niet het oogmerk van winst hebben, niet als echte onderneming beschouwd kunnen worden. Als wij ze wel als ondernemingen gaan beschouwen en de Vpb voor ze laten gelden, dan vinden wij hun doelstelling blijkbaar niet van zoveel maatschappelijk belang als wij destijds in Brussel hebben gesuggereerd. Ik ben nog niet aan de conclusie toe dat dit ook zo is. Er is in het verleden door deze Kamer en de Tweede Kamer een serie moties ingediend, waarmee werd gesuggereerd dat dit maatschappelijke doel belangrijk genoeg is om die instellingen vrij te stellen van belasting. Ik hoop dat de staatssecretaris in zijn gesprekken met deze instellingen daar rekening mee wil houden.
De heer Essers (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de beantwoording van onze vragen en voor de sportieve wijze waarop hij met ons het debat is aangegaan. De behandeling van een Belastingplan is te vergelijken met het lezen van de krant: goed nieuws is geen nieuws, alleen het slechte nieuws komt erin.
Vanwege de beperkte tijd blijft er voor de meeste sprekers niets anders over dan de nadruk leggen op die maatregelen waarop de meeste kritiek bestaat en waarover nog veel vragen leven. De indruk zou dan kunnen ontstaan dat het allemaal niets is. Die indruk wil ik wegnemen. Ik ben mijn eerste termijn ook begonnen met het benadrukken van het belang van deze voorstellen voor onder meer het garanderen van de financiële soliditeit en het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie. Dit Belastingplan zorgt voor de financiering van veel maatregelen die goed en noodzakelijk zijn voor Nederland. Het zijn dan ook maatregelen waar wij achterstaan.
Elk jaar bevat het Belastingplan enkele maatregelen waar wij minder gelukkig mee zijn. Die betrek je dan bij de uiteindelijke beoordeling waarbij de minnen worden vergeleken met de plussen. Dit jaar heeft mijn fractie naast waardering voor de plussen meer dan gebruikelijk problemen met een aantal onderdelen van het Belastingplan. Het gaat daarbij vooral om maatregelen die een inbreuk op de rechtsgrondslag van de desbetreffende regelingen betekenen en die voornamelijk worden genomen om budgettaire of inkomenspolitieke redenen. In de eerste denk ik dan aan de maatregelen inzake de progressieve verhoging van het eigenwoningforfait en de aftopping van de pensioenafbouw. In eerste termijn heb ik een uitermate kritische analyse van deze maatregelen gegeven. Het verheugt ons dat het kabinet gehoor heeft gegeven aan ons verzoek om schriftelijk te bevestigen dat de voorgenomen pensioenaftoppingsmaatregel in 2008 definitief uit de wet wordt gehaald. Er zijn ook duidelijke toezeggingen over het tijdpad. Het is de bedoeling dat in het eerste kwartaal van volgend jaar het wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gestuurd, zodat het nog voor het zomerreces bij de Tweede Kamer kan worden ingediend. De wet zal de meer proportionele maatregelen voor de belastingheffing van echt excessieve inkomens bevatten. De CDA-fractie staat achter dergelijke maatregelen. Laat daar geen twijfel over bestaan.
Verder vind ik het heel belangrijk dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat het feit dat de aftoppingsmaatregel nog steeds in het Belastingplan staat, louter en alleen het gevolg is van administratieve, begrotingstechnische redenen. Voor ons is deze toezegging cruciaal om met open vizier de nog in te dienen meer proportionele maatregelen gericht op de topinkomens te kunnen beoordelen. Zolang de aftoppingsmaatregel nog als een soort stok achter de deur kon worden gebruikt, was een dergelijke open en eerlijke afweging niet mogelijk. De politieke realiteit is dat het kabinet niet voornemens is om de voorgestelde maatregel inzake het eigenwoningforfait op dezelfde wijze te behandelen als de andere maatregel waarmee wij problemen hadden. Wij nemen daar kennis van, maar kondigen tevens aan dat de CDA-fractie deze aanpassing wel zal blijven betrekken bij de beoordeling van toekomstige maatregelen inzake de topinkomens.
Daarbij speelt ook een rol dat de aangebrachte en ook in de wet opgenomen fasering, waarbij eerst in 2010 met de ophoging van het forfait wordt begonnen en de laatste fase pas in 2016 wordt bereikt, mijn fractie voldoende tijd biedt om deze maatregel ter discussie te blijven stellen in aansluiting op de andere voorstellen die ik in eerste termijn heb gedaan om het echte eigenwoningbezit te stimuleren. Dat kan door het aflossen van de schuld op de eigen woning fiscaal te stimuleren.
Wij moeten ons realiseren dat een periode van negen jaar politiek gezien een eeuwigheid is, zeker als men bedenkt dat deze termijn veel verder reikt dan de huidige kabinetsperiode. In een dergelijk lange periode kan politiek veel gebeuren. Deze tijd was ons echter niet gegund voor de behandeling van de aftoppingsmaatregel. Daarom hebben wij voor die maatregel sterk aangedrongen op een brief van het kabinet.
Voor de CDA-fractie was er nog een ander minpunt bij de uiteindelijke beoordeling van dit belastingpakket. Dat betreft de voorgestelde integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties. Wij betreuren het dat deze maatregel vanaf het begin heel sterk budgettair was ingekleurd. Wij vinden het ook jammer dat deze maatregel wordt ingevoerd nadat begin dit jaar een convenant met de woningcorporaties is gesloten en wij in afwachting zijn van een wetsvoorstel over de maatschappelijke onderneming. Verder gaan wij nog de belastingheffing bij overheidsbedrijven bespreken. Als je binnen een jaar zo'n convenant opzegt, is dat niet goed voor het vertrouwen dat burgers en organisaties in de overheid mogen en moeten kunnen hebben. Toch is er in dit verband ook goed nieuws te melden. Ik meen dat door de staatssecretaris belangrijke toezeggingen zijn gedaan. Daarbij denk ik aan het mogelijk maken van de overgang van de huidige situatie naar de nieuwe. Volgens mij zijn er belangrijke toezeggingen door de staatssecretaris gedaan over het mogelijk maken van de overgang van de huidige naar de nieuwe situatie. Ook zijn er volgens mij belangrijke toezeggingen gedaan op het terrein van de herinvesteringsreserve, de btw en de overdrachtsbelasting en op het terrein van het belastingvrij realiseren van de stille reserves op het commerciële onroerend goed.
De spanning is al een beetje weggenomen, want de volgende motie is al diverse keren aangekondigd. Zij vormt het wonder van de Eerste Kamer, omdat wij ons op een gegeven moment Kamerbreed in één tekst hebben kunnen vinden. Ik leg die graag voor.
De voorzitter:
Door de leden Essers, Leijnse, De Boer, Van den Berg, Böhler, Reuten, Schouw, Ten Hoeve, Biermans en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel dat de fiscale behandeling van de volkshuisvestelijke activiteiten van woningbouwcorporaties en stadsherstellichamen ten principale dient te worden vastgelegd in een Wet op de Maatschappelijke Onderneming, een voorstel daartoe verwacht de Kamer nog in het jaar 2008 tegemoet te zien;
concluderende dat het voorliggende voorstel, de Vpb-vrijstelling op volkshuisvestelijke activiteiten te laten vervallen dus in dit kader opnieuw op zijn werking zal worden getoetst;
overwegende dat de Belastingdienst de bestaande Vaststellingsovereenkomst per 1 januari 2008 heeft opgezegd en op korte termijn een nieuwe Vaststellingsovereenkomst zal sluiten met woningbouwcorporaties en stadsherstellichamen;
spreekt als haar oordeel uit dat:
- de regering zich in de afwikkeling van de bestaande Vaststellingsovereenkomst in de belastingheffing over 2006 en 2007 flexibel dient op te stellen;
- de regering bij de totstandkoming van de nieuwe Vaststellingsovereenkomst, in het bijzonder ten aanzien van de waardering van het onroerend goed op de openingsbalans en ten aanzien van de fiscale behandeling van zogeheten "gemengde projecten", ernstig rekening zal houden met het in deze Kamer breed gebleken gevoelen dat hiermee op een constructieve en redelijke manier moet worden omgegaan;
- de regering de Kamer over de voortgang van het voorafgaande periodiek zal informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt I (31205,31206).
De heer Essers (CDA):
Wij kijken uit naar de schriftelijke beantwoording op de door ons gestelde vragen over de openbaarheid van convenanten. Wij achten meer in het algemeen toezicht door het parlement op de af te sluiten convenanten van cruciaal belang voor het welslagen van de stille revolutie die zich in de toch al dynamische fiscale wereld afspeelt op het terrein van het horizontale toezicht. Deze revolutie beïnvloedt de verhoudingen in de trias politica. Om te vermijden dat met deze revolutie gebeurt wat met vele andere revoluties is gebeurd, namelijk dat zij uiteindelijk haar eigen kinderen opeet, is parlementaire controle op deze processen onontbeerlijk. De overheid is nu eenmaal altijd een veel machtiger partij dan een belastingplichtige, hoe groot en belangrijk die ook mag zijn. Controle van de zijde van het parlement is dan noodzakelijk. Daarbij past ook openheid over de afgesloten convenanten. Alleen dan kan worden gecontroleerd of de afspraken binnen bestaande wet en regelgeving blijven. Om elke schijn van bevoordeling te vermijden, achten wij publicatie essentieel. Daar waar individuele belangen van belastingplichtigen een rol spelen, kan anonimisering en het maken van een samenvatting van de gemaakte afspraken een oplossing bieden. Geheime afspraken werken uiteindelijk alleen maar wantrouwen en ingrijpen van Brussel in de hand, vanwege vermoedens van oneigenlijke staatssteun.
Ik heb nog een opmerking over de vennootschapsbelastingmaatregel, artikel 10a en in het verlengde daarop over Werken aan winst. Het is natuurlijk zeer goed dat de staatssecretaris zegt dat er veel mogelijkheden zijn voor vooroverleg om duidelijkheid te schepen over de al dan niet zakelijke aspecten. Dat is – met alle respect – ook een deel van het probleem. Als iemand voor elk voorstel dat wordt gedaan door een potentiële buitenlandse investeerder eerst vooroverleg moet plegen – hetgeen altijd de nodige tijd duurt en waarbij pingpongen of het wel dan niet kan, hoort – is dat al schadelijk voor het vestigingsklimaat. Ik denk dat wij behoefte hebben aan maatregelen, aan besluiten, die het voor een adviseur mogelijk maken om de voorspelbaarheid van de wetgeving te kunnen zien, zonder dat vooroverleg altijd mogelijk is.
Ik heb van mijn hart geen moordkuil gemaakt. In menig opzicht was onze inbreng volgens mij kritischer dan die van menig collega van de oppositie. Wij ontkomen echter niet aan de finale afweging waarover ik in het begin van mijn tweede termijn sprak. Die afweging, dat moge duidelijk zijn, is dit jaar in mijn fractie zeer moeilijk geweest. Uiteindelijk hebben wij de vele positieve punten die ook in dit Belastingplan zitten de doorslag laten geven. Wij willen dit kabinet de ruimte bieden om zijn plannen met behulp van dit Belastingplan te financieren. Wij hebben echter in het voorgaande ook een duidelijke claim gelegd op de discussies die wij in de toekomst nog met elkaar zullen voeren. Of die discussies gaan over de belastingheffing van de topinkomens, van maatschappelijke organisaties en overheidsbedrijven, de buitengewone ziekte-uitgaven van chronisch zieken en gehandicapten of het successierecht, wij blijven opkomen voor het nakomen van de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid en voor het grote goed van een betrouwbare overheid.
Voorzitter: K.G de Vries
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere beantwoording van de vragen. Een paar vragen zijn nog overgebleven. De staatssecretaris heeft aangegeven niet van plan te zijn zich te zullen inzetten voor een heffing op vlees. Hij geeft daarvoor als reden dat de ministers van LNV en VROM bezig zijn met een inventarisatie van de milieueffecten van vleesconsumptie. Het is op zichzelf begrijpelijk dat hij dit niet wil doorkruisen. Merkwaardig is dat dit geen antwoord geeft op het feit dat al lang is vastgesteld dat de maatschappelijke kosten van de veehouderij niet worden doorberekend in de consumentenprijzen.
Ik hoef geen toezeggingen over de hoogte van een heffing op vlees, maar ik wil graag van hem weten waarom een product, waarvan de regering als officieel standpunt huldigt dat het het meest belastende onderdeel van ons voedselpakket is – dat is door de minister van VROM en door de voormalig staatssecretaris van VROM gezegd, die nu fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer is – niet wordt betrokken in de vergroening van het belastingstelsel. Anders gezegd, waarom beprijst het kabinet de ene vorm van milieuvervuiling wel en wenst het andere vormen welbewust buiten beschouwing te laten?
Het argument van de staatssecretaris dat er in de Tweede Kamer geen meerderheid is die steun geeft aan het burgerinitiatief Stop fout vlees treft om een aantal redenen geen doel. Het burgerinitiatief ging over de vervanging van de ene soort vlees door de andere. In analogie met de kilometerheffing op auto's ging het daarbij om de keus tussen een SUV of een milieuvriendelijker auto. Het beprijzen van vlees als milieubelastend onderdeel van ons voedselpakket gaat om een generieke maatregel, vergelijkbaar met een algemene kilometerheffing.
Het zou goed zijn wanneer de staatssecretaris duidelijk maakt waarom voedsel überhaupt geen onderdeel uitmaakt van het principe dat de vervuiler betaalt, terwijl daarmee grote milieueffecten te behalen zijn. De staatssecretaris geeft aan dat hij van de tickettaks verwacht dat de milieuopbrengst daarvan wereldwijd vergelijkbaar zou kunnen zijn met het weghalen van 500.000 auto's. Hij noemt dat een indrukwekkend aantal. Volgens onderzoekers van de Vrije Universiteit zou één vleesvrije dag per week voor de Nederlandse bevolking al een milieubesparing op leveren die het equivalent zou vormen van een miljoen auto's van de weg. Dat is twee keer zo veel. Dat zou minsten twee keer zo indrukwekkend moeten zijn in de ogen van de staatssecretaris.
Waarom die ingewikkelde en omstreden tickettaks, terwijl het zoveel makkelijker kan? CE Delft heeft becijferd dat een accijns op vlees van 13% zou leiden tot een vermindering van de vleesconsumptie met 9% en dat de milieueffecten daarvan groter zouden zijn dan van kilometerheffing te verwachten is. De staatssecretaris kan natuurlijk verwijzen naar andere dossierhouders, maar feit blijft dat wij hier in het kader van de derde pijler, de vergroening van het belastingstelsel, uitleg zouden moeten krijgen hoe – ik herhaal dat nog maar eens – vlees dat volgens het vorige en het huidige kabinet het meest belastende onderdeel van het voedselpakket is, nog steeds accijnsvrij is, terwijl de maatschappelijke kosten door het Landbouw Economisch Instituut allang zijn becijferd en boven de € 100 per Nederlander liggen.
Voeg daarbij de alarmerende berichten over de wereldvoedselsituatie. Vandaag kan men in de NRC lezen dat de FAO bekend heeft gemaakt dat de wereld op een ernstig voedseltekort afstevent en dat de wereldvoedselvoorraden als nooit tevoren zijn geslonken. Wij hebben nog acht weken voedsel op voorraad om de wereld te voeden en voorheen was dat achttien weken. Een van de drie belangrijkste oorzaken daarvan volgens de FAO zijn de opwarming van de aarde en de massale vleesconsumptie, waardoor 50% van de wereldgraanoogst voor veevoer nodig is. Ik heb daarover een motie.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Reuten, Kox, Böhler, Schouw en Ten Hoeve wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de veehouderij een substantiële bijdrage levert aan de opwarming van de aarde via de uitstoot van broeikasgassen;
overwegende dat Nederland een van de meest veedichte landen ter wereld is;
overwegende dat het kabinetsstandpunt is dat vlees het meest milieubelastende onderdeel is van ons voedselpakket;
constaterende dat vlees onbelast is in termen van het "de vervuiler betaalt principe", en dat zulks niet past bij het streven van vergroening van het belastingstelsel;
spreekt als haar wens uit dat het kabinet onderzoek zou dienen te doen naar de mogelijkheden van het beprijzen van vlees op zodanige wijze dat ten minste de maatschappelijke kosten integraal onderdeel zouden moeten vormen van de consumentenkostprijs en daarover rapporteert aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt J (31205,31206).
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter. Het is overduidelijk dat er ongewenste neveneffecten zitten aan de tickettaks, zoals het verschuiven van vliegbewegingen en verlies van werkgelegenheid, mogelijk zonder veel milieuvoordelen zoals de staatssecretaris aangeeft. Kortom, de tickettaks lijkt een experiment waarvan de resultaten op voorhand moeilijk te voorspellen zijn. Omdat regeren vooruitzien is, zou het de moeite waard kunnen zijn onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid om de bezettingsgraad van vliegtuigen te verhogen om daarmee het aantal vliegbewegingen te kunnen beperken. Het moet ook de staatssecretaris zijn opgevallen dat low cost carriers zoals Ryanair vliegen met vliegtuigen die tot de laatste plaats bezet zijn, terwijl andere maatschappijen met halflege of vrijwel geheel lege toestellen vliegen, nog steeds. Is de staatssecretaris bereid onderzoek in te stellen naar de effecten van een legestoelenbelasting op vliegverkeer om daarmee de efficiency in de luchtvaart te verhogen? Het zou kunnen helpen om een alternatief achter de hand te hebben, wanneer de tickettaks niet blijkt te werken of tot te veel ongewenste neveneffecten zou leiden. Ik heb daarover een motie.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Reuten, Kox, Böhler, Schouw en Ten Hoeve wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sprake is van een beperkte bezettingsgraad bij veel vliegtuigmaatschappijen;
constaterende dat zogenoemde low cost carriers werken met maximale bezettingsgraden, waarmee het gebruik van vliegtuigen geoptimaliseerd wordt;
constaterende dat een heffing op lege vliegtuigstoelen een impuls zou kunnen geven aan efficiënter gebruik van vliegtuigen met bijbehorende milieuvoordelen;
spreekt als haar wens uit dat het kabinet onderzoek doet naar de mogelijkheden van een legestoelenheffing in het vliegverkeer en de daaruit voortvloeiende te verwachten effecten op efficiency en milieubelasting en daarover rapporteert aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt K (31205,31206).
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik ben voornemens om de stemmingen over de belastingwetgeving uit te stellen totdat wij ook de wijziging van het Wetboek van Strafrecht hebben behandeld. Dat geeft de fracties ruimte om ook in eigen kring nog enig beraad te hebben. Ik kom daar straks op terug.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik wil mij in tweede termijn graag aansluiten bij de woorden van uw leden, die hebben aangegeven dat zij het op prijs hebben gesteld een prettig debat te voeren. Dat is absoluut van beide kanten het geval; dank daarvoor aan u.
Ik handel de moties af tezamen met enkele vragen die ofwel in tweede termijn zijn gesteld ofwel in eerste termijn onbeantwoord zijn gebleven en waarnaar in tweede termijn nog is gevraagd.
Ik begin met de motie van het lid Biermans over het als één geheel in behandeling nemen van het Belastingplan. Ik ontraad aanneming van deze motie. Naar mijn oordeel is het kabinet voldoende zorgvuldig bij het bepalen van de inhoud van het Belastingplan. Dat is dit jaar ook gebleken uit het advies van de Raad van State in tegenstelling tot het jaar daarvoor, toen het plan terug moest naar de ministerraad omdat er naar het oordeel van de Raad van State te veel bij was gehaald. Dit jaar zijn wij in staat geweest een betere scheiding aan te brengen. Een Belastingplan is een uitvoerig plan, zeker het eerste Belastingplan aan het begin van een kabinetsperiode, waarin zowel de budgettaire maatregelen voor het komend jaar staan alsook de plannen van de coalitie zo veel mogelijk worden vertaald voor de komende kabinetsperiode. Dat was in dit plan ook te zien.
Het is belangrijk te beseffen dat er tegenover de nadelen van iets bij elkaar halen ook zoiets is als wetgevingseconomie en wetgevingsefficiëntie. Een efficiënte overheid en een efficiënte behandeling in beide Kamers der Staten-Generaal zijn van belang, gelet op de veelheid van voorstellen. In zijn algemeenheid kunt u de regering altijd aanspreken op dit punt. Zij moet er ook alert op zijn dat er een voldoende afweging in beide Kamers der Staten-Generaal kan plaatsvinden. Maar naar mijn oordeel is in de balans van de voor- en nadelen het Belastingplan evenwichtig geweest.
De heer Biermans (VVD):
De motie ziet niet op het huidige Belastingplan, want dat ligt er nu. De motie ziet op toekomstige wetsvoorstellen en daarvoor is zij wel van belang. Bovendien bestrijd ik dat de Raad van State zo positief is geweest over dit Belastingplan. Naar mijn idee heeft ook de Raad van State gezegd dat er in dit Belastingplan onderdelen zitten die er niet in thuishoren.
Staatssecretaris De Jager:
Het zal niet snel voorkomen dat de Raad van State een Belastingplan volledig blanco voorziet van advies. Wel heb ik de naar mijn mening terechte vergelijking getrokken met het jaar daarvoor, wat overigens niet eens een Belastingplan was als dit, waarin voor vier jaar beleid zit. Gelet op het gegeven dat dit het eerste Belastingplan van dit kabinet is, acht ik het evenwichtig en ontraad ik aanneming van de motie. Maar nogmaals, wij zullen altijd en uiteindelijk samen met beide Kamers der Staten-Generaal een afweging maken om tot een evenwichtige beslissing te komen wat wel en wat niet in een Belastingplan en in een voorstel Overige fiscale maatregelen hoort. Overigens heeft dat ertoe geleid dat het oorspronkelijke voorstel OFM, dat veel groter was, nog in de zomer is gesplitst. Het zal richting het voorjaar alsnog apart worden ingediend – wij noemen dat intern bij het ministerie van Financiën OFM 2 – bij de Tweede Kamer als nieuw voorstel Overige fiscale maatregelen. Dat zal apart worden behandeld, omdat het niet zag op een directe inwerkingtreding van het Belastingplan. Daar hebben wij een belangrijk onderscheid gemaakt.
Mevrouw Böhler heeft gevraagd of ik aanvullende maatregelen zal nemen om het negatieve milieueffect van de verschuiving van de bpm naar de mrb ongedaan te maken als de kilometerheffing er toch niet zal komen of als die er later of op een andere manier zal komen. Het kabinet is nu echt gecommitteerd aan de invoering van de kilometerheffing. Uit recente besluitvorming is duidelijk dat in deze kabinetsperiode een betekenisvolle, onomkeerbare stap – deze woorden zijn inmiddels vrij bekend – zal worden gezet om de invoering van de kilometerheffing zeker te stellen. Een scenario waarin de kilometerheffing niet doorgaat, wil ik op dit moment niet incalculeren. Inmiddels zal duidelijk zijn dat ik zeer positief sta tegenover maatregelen die een bijdrage leveren aan het milieu. Daarmee reageer ik op de inbreng van de heer De Boer. Mochten er echt rampen gebeuren waardoor de kilometerheffing echt niets wordt, dan zullen wij een nieuwe afweging maken, maar vooralsnog acht ik dat uitgesloten of ondenkbaar. Het kabinet heeft inmiddels een besluit genomen.
De heer Leijnse heeft gevraagd of de verschuiving van bpm naar mrb niet wat sneller kan, dus precies de andere kant op, zodat de milieudifferentiatie kan worden afgebouwd. Ook kan de milieudifferentiatie dan sneller worden verscherpt. Wij denken dat het geen goed idee is om het tempo van de verschuiving van bpm naar mrb op te voeren, maar ik deel met de heer Leijnse de wens om een verdere verscherping aan te brengen in de differentiatie. De verschuiving van de bpm naar de mrb zou dus best kunnen betekenen dat de belasting op slurpers nog aanzienlijk hoger zal worden in plaats van lager ten gevolge van de afbouw. Dit wordt volgend jaar, met de invoering van de slurptaks, verwacht. De slurptaks is bij de heel onzuinige auto's over het algemeen hoger dan de afbouw van de bpm. Wij blijven dus doordifferentiëren en wij zullen dit niet te snel invoeren, in verband met de schokeffecten en de problemen in bijvoorbeeld de lease-autobranche. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat de snellere verschuiving als zodanig de kilometerheffing niet dichterbij zal brengen, omdat het kritische pad van de invoering eerder op de techniek betrekking heeft. Daaraan pas ik mij als staatssecretaris van Financiën aan. Met de differentiatie van de bpm ben ik het inderdaad van harte eens.
De heer Biermans heeft mij opgeroepen om de verschuiving van de bpm niet per 1 februari aanstaande door te voeren, maar in een apart wetsvoorstel aan te bieden. Hij heeft daarover een motie ingediend. Ik ontraad het aannemen van die motie. De invoering van de door velen vurig gewenste kilometerheffing is een operatie waaraan het kabinet zich echt heeft verbonden. Zonder de verschuiving nu al in te zetten, kan de kilometerheffing alleen lastenneutraal worden ingevoerd onder gelijktijdige forse verlaging van de bpm, wat tot ongewenste schokeffecten zou leiden. De verschuiving zal in dit voorstel reeds in werking treden per 1 februari 2008. Dat is de facto een te korte termijn om daaraan nog iets te doen, als al denkbaar was geweest dat het kabinet met een dergelijk voorstel zou instemmen. Ik acht het aannemen van de motie niet wenselijk en strijdig met het kabinetsbeleid.
De heer Schouw heeft een vraag gesteld over vergroening in het algemeen. Hij heeft over vijf toezeggingen gevraagd of hij juist weergaf wat ik had gezegd. Ik bedank hem op de eerste plaats voor zijn positieve bewoordingen over de verdere vergroening. Ik zal zijn opmerkingen duidelijk betrekken bij de verkenning van de tweede tranche, waarmee ik inmiddels ben begonnen. Ik wil mij nog niet voor honderd procent vastleggen op een bepaalde vormgeving van de absolute differentiatie. Wij zullen daarmee komen in de brief in mei aanstaande. Dat dit de richting is, is wel duidelijk.
De heer Koffeman heeft een vraag gesteld in verband met zijn motie over heffing op vlees. Hij heeft verschillende redenen genoemd om in de tweede tranche van de vergroening toch aandacht te besteden aan een heffing op vlees. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat mijn collega's van VROM en LNV de milieueffecten van vlees in kaart brengen, waaronder overigens ook de consumptie van dieren uit de landbouw. Mij is verteld dat de totale landbouw op zijn minst CO2-neutraal of zelfs CO2-absorberend zou zijn. Ik denk dat het goed is om een integrale afweging te maken. Ik ben daarvoor niet de competente bewindspersoon. Dat lijkt mij eerder iets voor mijn collega's van VROM en LNV. Ik heb hem ook geantwoord dat ik weinig hoop heb dat een meerderheid van de Tweede Kamer zich zal kunnen vinden in een heffing op vlees. Dat zal te zijner tijd echter een nieuwe afweging zijn. Laten wij in ieder geval eerst de afweging en het onderzoek afwachten van mijn collega's van VROM en LNV.
De heer Koffeman (PvdD):
Los van het onderzoek dat nu wordt verricht, is het wel belangrijk om ervan uit te gaan dat het Landbouweconomisch Instituut bij herhaling heeft berekend dat de maatschappelijke kosten van vlees niet worden doorberekend in de consumentenkostprijs. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om aan te geven waarom men dit wel zou doen in het geval van vervuiling door vliegtuigen of auto's, maar niet in het geval van vlees, terwijl onomstreden duidelijk is dat de veehouderij 18% broeikasgas uitstoot en dat dit meer is dan de uitstoot van alle auto's, vliegtuigen, vrachtwagens en schepen samen. Als dat duidelijk is, kan de staatssecretaris, zonder vooruit te lopen op het onderzoek van de staatssecretaris, best toezeggen dat de systematiek dat de vervuiler betaalt wat hem betreft ook van toepassing is op voedingsmiddelen in algemene zin. Dat behoort tot zijn competentie bij de vergroening van het belastingstelsel. Dat wil ik graag van hem horen. Ik wil niet dat de staatssecretaris in dossiers van zijn collega's treedt of op zaken vooruitloopt. Dat doe ik ook niet.
Staatssecretaris De Jager:
Ik dank daarvoor, maar voor mij is over dat punt nog niet alles voldoende duidelijk. De heer Koffeman noemt bijvoorbeeld telkens de CO2-uitstoot van vlees. Men zou dan ook de CO2-opname moeten meenemen van het gras dat die koeien moeten eten. Daarover heb ik weer andere verhalen gehoord. Ik vind echt dat ik eerst het onderzoek van de ministers van LNV en VROM moet afwachten. Als dit bepaalde gevolgen oplevert, ben ik van harte bereid daarnaar nog een keer te kijken. Verder is in het verleden al vaker gekeken naar een mogelijke heffing op vlees. In tegenstelling tot bijvoorbeeld accijnzen op benzine of een vliegticket, zitten hieraan behoorlijk wat haken en ogen. Dit is erkend door verschillende adviesbureaus, zoals Adviesbureau CE, dat een aantal zaken voor ons doorrekent. Om die redenen is in eerdere verkenningen van de vergroening van het belastingstelsel een heffing op vlees afgewezen. Het ging daarbij om problemen als afbakening bij de uitvoering, de naleving en hybride producten. Er bestaan enorm veel producten waarin vlees is verwerkt. Als de heer Koffeman vegetariër is, zal hij er dagelijks mee te maken hebben dat hij soms weinig keuze heeft. Om die redenen is het ook voor een belastinginspecteur lastig om dat te interpreteren.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat begrijp ik heel goed, maar zonder op feiten of onderzoek vooruit te lopen, zou de staatssecretaris principieel wel de uitspraak kunnen doen of voedsel in algemene zin moet worden meegewogen in dezelfde systematiek als andere vervuilende producten. Als voedsel vervuilt, vindt de staatssecretaris dan dat de maatschappelijke kosten die daarvoor worden gemaakt integraal onderdeel moeten zijn van de consumentenprijs? In principe?
Staatssecretaris De Jager:
De heer Koffeman gaat net iets te ver, omdat voedsel ook tot de eerste levensbehoeften behoort, maar ik vind in algemene zin dat men dit niet voorbaat moet uitsluiten. Als iets zo vervuilend is, moet men dat niet bij voorbaat uitsluiten, maar moeten wij bereid zijn daarnaar te kijken. De motie loopt daarop echter vooruit en daarom ontraad ik het aannemen ervan.
Dan ga ik in op de vliegbelasting. De grens van 2500 km is willekeurig aangegeven, zo zegt de heer Biermans. Ik ben in de eerste termijn al ingegaan op het grensgeval van Dalaman. Dat wordt straks een populaire bestemming, waarop dan wel waarschijnlijk vanaf Eindhoven wordt gevlogen. Gisteren en vandaag hebben wij in ieder geval heel wat reclame voor deze prachtige Turkse badplaats gemaakt. Voor alle Nederlandse luchthavens kan het toepassen van het lage tarief voor die bestemming geen groot budgettair belang hebben. Toepassing van het lage tarief op de bestemming Dalaman kost ongeacht de locatie van de Nederlandse luchthaven ongeveer 4 mln. Het is niet zoveel op de totale vliegbelasting, maar helemaal niks is het ook niet. Wordt van Schiphol of van Rotterdam op Dalaman gevlogen, dan is de afstand ook meer dan 2500 km. Voor zover ik nu weet, zijn er geen andere bestemmingen waarbij dit een rol speelt. Ik ben wel beducht om nu hierover een bepaalde principe-uitspraak te doen, mede gelet op het feit dat de Tweede Kamer mij heeft gevraagd of het mogelijk is om nog een extra afstandscategorie te noemen. Dan zou je nog verder differentiëren op afstand en dan krijg je geheid weer andere grensgevallen. Nu wil ik in ieder geval geen uitzondering creëren voor een grensgeval. Het blijft altijd een zeker arbitrair karakter hebben. Het valt eigenlijk nog mee dat het beperkt is tot een of enkele bestemmingen. Om die reden wil ik het aannemen van de motie van het lid Biermans over de vliegtaks ontraden. Uiteraard wil ik volgend jaar mei bij de bespreking van de vliegbelasting in de Tweede Kamer de differentiatie die door een aantal fracties in de Tweede Kamer wordt gewenst, betrekken. Hoe mee je differentieert, hoe meer grensgevallen je natuurlijk hebt.
Er is een motie ingediend over de beperkte bezettingsgraad van vliegtuigen bij veel vliegtuigmaatschappijen. Voorgesteld wordt om een heffing te leggen op lege vliegtuigstoelen. Het aannemen van deze motie wil ik ontraden. De vliegsector heeft decennia lang nooit één cent belasting hoeven te betalen. Het lid Vendrik van de Tweede Kamer sprak daarom niet van een vakantiebelasting, maar een belastingvakantie. Op dit punt wil ik eigenlijk onze zegeningen tellen: wij gaan nu een vliegbelasting invoeren. Laten wij eerst deze belasting invoeren. Uiteraard spreken wij met de sector over bijvoorbeeld een differentiatie en een eventuele bijschaving. Dat kan er best toe leiden dat wij bezien of je in plaats van een passagiersbelasting een vliegtuigbelasting moet heffen. Dat wordt in het Verenigd Koninkrijk op dit moment ook bekeken. Dan leg je zowel een heffing op de passagiers als op de lege stoelen. Dat is misschien nog wel eerlijker, want alleen een heffing leggen op de lege stoelen is ook niet logisch. Overigens is er voor vliegmaatschappijen al een enorm sterke economische prikkel om lege stoelen op te vullen, zeker nu de olieprijs behoorlijk is gestegen. Dat wil ik eerst afwachten. De gedachte om te differentiëren en het effect van deze belasting zal ik zeker betrekken bij gesprekken met de branche en met de Tweede Kamer in mei over een verdere differentiatie van de vliegbelasting.
De heer Koffeman (PvdD):
De staatssecretaris doet nu in twee minuten hardop denkend een onderzoek. De motie vraagt niet meer dan dat eens serieus te laten bekijken door een onderzoeksadviesbureau. Wat zou het effect zijn van het beprijzen van lege stoelen, bijvoorbeeld op de bezettingsgraad van vliegtuigen? Blijkt dat de tickettaks niet werkt of een negatieve neveneffecten heeft – Ryan Air wordt het land uitgejaagd, terwijl andere maatschappij misschien een voorbeeld kunnen nemen aan Ryan Air – dan is het toch handig om te weten hoe dat werkt. De staatssecretaris had de bereidheid om alvast in twee minuten een gedachte-exercitie te doen. De motie vraagt niet meer om dat elders ook te laten doen.
Staatssecretaris De Jager:
Misschien kan de heer Koffeman instemmen met mijn toezegging. De motie vraagt om een specifiek onderzoek. Ik zou de onderzoeksvraag iets anders stellen: de vliegtuigen als geheel erbij betrekken en differentiëren naar milieukenmerken. Dat is ook iets wat Ryan Air heeft gevraagd. Ryan Air zegt met schonere en zuinigere vliegtuigen te vliegen. Zij zou gebaat zijn met meer belasten naar milieukenmerken van vliegtuigen. Dat is nu al verwerkt in de gedachten die ik in mei met de Tweede Kamer wil bespreken. Daarbij wil ik tevens bezien of het mogelijk is om hele vliegtuigen te belasten. Dan belast je in feite het eerlijkst. Niet alleen de lege stoelen, maar ook de passagiers.
De heer Reuten (SP):
De motie sluit toch niet uit dat naast deze onderzoeksvraag andere vragen worden geformuleerd?
Staatssecretaris De Jager:
Misschien kan de heer Reuten na mijn ruimhartige toezegging de motie overbodig verklaren. Zij sorteert immers voor op een onderzoeksvraag die ik niet deel. Ik zou het iets breder trekken. Als de heer Reuten daarmee kan instemmen, denk ik dat wij het eens zijn over de inhoud.
De heer Reuten (SP):
Wordt deze onderzoeksvraag dan ook behandeld?
Staatssecretaris De Jager:
Ja. Als je een heel vliegtuig belast, belast je ook de lege stoelen. Dan heb je deze vraag impliciet behandeld. Eigenlijk is het nog breder.
De heer De Boer heeft gevraagd in anderhalf jaar na te gaan of gemeenten de afvalstoffenheffing daadwerkelijk verlagen. Ik ben bereid om toe te zeggen dat wij dat zullen nagaan. Wij vinden het van belang om naar deze effecten te kijken.
Dan kom ik op de topinkomens, het eigenwoningforfait en de motie-Biermans. De heer Reuten heeft gevraagd hoeveel procent van de belastingbetalers een inkomen heeft van rond de € 185.000. Hij wilde schriftelijk geïnformeerd worden over een uitsplitsing van de top tien procent. Ik zeg hem toe deze informatie schriftelijk te geven.
Hij heeft mij ook gevraagd of ik de volgende punten wil onderschrijven: de regeling-Hillen en de eigenwoningforfaitmaatregel zijn een relativering van de aftrekbare hypotheekrente, het schrappen van het plafond beperkt de ongelimiteerde aftrek van de hypotheekrente en een percentageverhoging voor woningen boven de 1 mln. is een principiële stap naar de beperking van de hypotheekrenteaftrek. Deze punten kan ik niet als zodanig onderschrijven. Ik heb al aangegeven dat de regeling-Hillen los gezien moet worden van de verhoging van het eigenwoningforfait. De Wet Hillen beoogt aflossing te stimuleren. Een verhoging van het eigenwoningforfait beoogt dure woningen op een reëlere wijze in de heffing te betrekken. Ik heb ook aangegeven dat de hypotheekrenteaftrek zelf niet wordt beperkt in de thans voorgenomen maatregel van het kabinet over de verhoging van het eigenwoningforfait, voor zover een woning uitstijgt boven een WOZ-waarde van 1 mln. Voor dure woningen blijft de volledige rente op de eigenwoningschuld aftrekbaar. Dat door een hoger eigenwoningforfait het totaal aan belastbare inkomsten uit de eigen woning – dus het eigenwoningforfait minus de rente – lager uitkomt, doet daar niet aan af. De verhoging van het eigenwoningforfait is geen stap naar een beperking van de hypotheekrenteaftrek. Het coalitieakkoord, zo zeg ik tegen een medecoalitiepartner, is daarover duidelijk.
Dan de motie van de heer Biermans over het laten vervallen van het plafond in het eigenwoningforfait. Dat zou een materiële verslechtering zijn van de fiscale behandeling van de eigen woning. Het aannemen van deze motie wil ik ontraden. Het kabinet hecht eraan, deze maatregel in stand te houden. Het betreft naar het oordeel van dit kabinet alleen een fiscaal reële behandeling van heel dure woningen. Wij achten het in alle afwegingen en in samenhang met de overige maatregelen in het Belastingplan een niet onevenwichtige maatregel.
De heer Reuten stelt dat de regering misschien in overleg moet treden met de woningcorporaties om een convenant te sluiten waarbij de vennootschapsbelasting voor 2008 wordt opgeschort en de woningcorporaties 350 mln. bijdragen. Dat is wellicht de betaalbaarheidsheffing die in de Eerste Kamer nog aan de orde is, of wellicht inmiddels is teruggetrokken. Ik kan dat voorstel niet overnemen. Het kabinet heeft namelijk gekozen voor de vennootschapsbelasting. In eerste termijn heb ik al aangegeven waarom. Wij vinden namelijk de vennootschapsbelasting evenwichtiger dan een heffing. Verder haakt de vennootschapsbelasting aan bij principes die internationaal worden onderkend. Zo heeft de Europese Commissie Nederland bevraagd over deze vrijstelling. Bovendien doen wij zo recht aan het draagvlakbeginsel van de Vpb. Het valt nog te bezien of dat met een heffing of een vermogensrendementsheffing ook het geval is.
De leden Essers, Leijnse en De Boer hebben een uitgebreide motie ingediend over de fiscale benadering van de volkshuisvestelijke activiteiten van woningbouwcorporaties en stadsherstellichamen. Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van mijn beleid. Deze leden hebben in hun motie datgene keurig verwoord wat ik in eerste termijn en tijdens de behandeling in de Tweede Kamer beoogde te zeggen.
De heer Biermans vroeg of Holland Casino er ten opzichte van de huidige situatie op voor- of achteruitgaat. De lasten voor de spelautomaten gaan omhoog en de lasten op de tafelspelen omlaag. Per saldo resulteert dat in een lastenverzwaring voor Holland Casino van ongeveer 10 mln. Dit bedrijf gaat er dus op achteruit.
De heer Biermans heeft gewezen op de verschillen tussen Holland Casino en de vrije speelautomatensector, bijvoorbeeld het feit dat Holland Casino met een hogere maximuminzet en een hoger maximumuurverlies werkt. Dit zijn echter elementen uit het reguliere kansspelbeleid, die niet zien op de fiscale behandeling uit het wetsvoorstel. De vragen van de heer Biermans raken dus echt aan het beleidsterrein van de minister van Justitie. De kansspelbelastingmaatregel staat dan ook volstrekt los van de bevoordeling waarnaar de heer Biermans verwees.
De heer Biermans heeft verder zijn zorgen uitgesproken over de winstgevendheid van de speelautomatenbranche. De heer De Boer pleitte er daarentegen voor om het tarief alsnog op 40,85% vast te stellen wanneer de gevolgen van de huidige maatregel voor de sector mee blijken te vallen. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de eerder voorgenomen maatregel van 40,85% te mitigeren en het tarief vast te stellen op 29%. Ik heb aangegeven dat de sector daardoor winstgevend blijft. Ik ben mij er echter ook van bewust dat de sector zelfs bij dit tarief wordt getroffen door een forse lastenverzwaring. Ik kan de heer De Boer dan ook antwoorden dat een verhoging van het voorgestelde tarief van 29% niet aan de orde is.
Ik ontraad aanneming van de motie-Biermans over de effecten op de bedrijfsvoering door exploitanten in de kansspelautomatenbranche. Het Belastingplan kan namelijk op dit punt niet meer worden gewijzigd.
De heer De Boer vroeg of mijn toezegging over natuurgrond zo mag worden uitgelegd dat ik mogelijke problemen zal oplossen. Mijn toezegging houdt in dat ik mij sterk zal maken voor een oplossing als zich in de komende tijd daadwerkelijk situaties voordoen die onbedoeld niet worden gedekt door de cultuurgrond- of de natuurgrondvrijstelling.
Ik ben blij dat ik de leden van de Eerste Kamer zover heb gekregen dat zij zich, net als de Tweede Kamer, achter het voorstel van de regering scharen om artikel 64 AWR weer in behandeling te nemen. De heer Biermans vroeg mij in dit verband om de toezegging dat de doelmatigheidsbepaling na een redelijke termijn wordt geëvalueerd. Ik kan hem dat toezeggen en ook dat ik de Eerste Kamer daarover te zijner tijd zal informeren. Ik heb er in ieder geval alle vertrouwen in dat het zowel voor de belastingplichtige als voor de Belastingdienst naar tevredenheid zal verlopen.
Voorzitter. Ik bedank u voor de mogelijkheid om de Kamer in tweede termijn te mogen beantwoorden.
De heer Reuten (SP):
Ik herinner de staatssecretaris eraan dat ik hem in tweede termijn een aantal vragen over de decielen heb gesteld.
Staatssecretaris De Jager:
Ik zeg de heer Reuten toe dat ik zijn vragen schriftelijk zal beantwoorden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij na de behandeling van het wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden gedragsbeïnvloeding jeugdigen (30332) stemmen over het Belastingplan 2008 (31205), het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2008 (31206) en het wetsvoorstel Wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (30673).
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 19.55 uur tot 20.20 uur geschorst.
Voorzitter: Timmerman-Buck
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20072008-623-637.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.