36 200 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 november 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 oktober 2022 voorgelegd aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 11 november 2022 zijn ze door de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke

1

Vanaf wanneer kan iedereen in alle delen van het land robuust, supersnel en veilig internet krijgen, zoals is afgesproken in het coalitieakkoord?

Antwoord

Op dit moment kan meer dan 99% van alle huishoudens in Nederland beschikken over een snelle vaste internetverbinding van ten minste 100 Mbps en bijna 90% al over 1 Gbps.1 Dat betekent dat momenteel minder dan 1% van alle huishoudens nog niet over een snelle vaste internetaansluiting kan beschikken. Daarvan is het overgrote deel gesitueerd in het buitengebied. De Tweede Kamer is voor de zomer geïnformeerd over de resterende adressen in de buitengebieden en de mogelijkheden om de circa 19.000 adressen die dreigen achter te blijven alsnog van snel internet te kunnen voorzien (Kamerstuk 29 517, nr. 222).

Om te zorgen dat snelle internetverbindingen ook robuust en veilig zijn, zijn telecomaanbieders op grond van artikel 11a.1 van de Telecommunicatiewet verplicht om passende technische en organisatorische maatregelen te nemen om risico’s voor de veiligheid en integriteit van hun netwerken en diensten te beheersen.

2

Kunt u een stand van zaken geven over de uitrol van het glasvezelnetwerk?

Antwoord

Ongeveer 4,7 van de 8,1 miljoen Nederlandse huishoudens heeft in Q1 2022 glasvezel, oftewel ca. 58%. De overige 3,4 miljoen huishoudens heeft dat nog niet. Verwacht wordt dat, gelet op de aanlegambities van de diverse glasvezelpartijen en hun huidige aanlegtempo (in het afgelopen jaar zijn ca. 840.000 woningen op glasvezel aangesloten), het merendeel van deze resterende huishoudens in de komende jaren alsnog van glasvezel wordt voorzien.2

Het totale aantal huishoudens dat over een snelle vaste internetverbinding kan beschikken, via glasvezel of andere technieken, ligt overigens veel hoger. De verwachting is dat aan het einde van 2023 bijna alle Nederlandse huishoudens kunnen beschikken over snel vast internet. Zie ook het antwoord op vraag 1.

3

Vanaf wanneer hebben alle inwoners van Nederland toegang tot een glasvezelnetwerk?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 1 en 2.

4

Welke regio’s in Nederland lopen achter wat betreft de uitrol van het glasvezelnetwerk? Waarom lopen deze regio’s achter?

Antwoord

Op dit moment wordt er overal in Nederland glasvezel aangelegd en verwacht wordt dat het merendeel van de Nederlandse huishoudens in de komende jaren van glasvezel wordt voorzien. Toch is het de verwachting dat er circa 19.000 huishoudens overblijven die niet over een snelle vaste internetverbinding, waaronder via glasvezel, zullen beschikken. Deze huishoudens zijn gesitueerd in het buitengebied en liggen verspreid over heel Nederland. Wel zijn er een aantal specifieke gebieden aan te wijzen, zoals (delen van) het buitengebied van Zeeland, Zuid-Limburg en de Hollandse kustlijn. Deze gebieden zijn vanwege hun natuurlijke eigenschappen lastiger te ontsluiten en vallen (vooralsnog) buiten de huidige uitrolplannen van marktpartijen.

5

Waarom is er tot en met 2027 in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) geen budget meer gereserveerd voor de Subsidieregeling Verduurzaming MKB (SVM)?

Antwoord

De einddatum van de SVM-regeling was 1 oktober 2022. De Minister voor Klimaat en Energie heeft de regeling naar aanleiding van signalen van oneigenlijk gebruik door enkele energie-adviseurs echter in juli 2022 tijdelijk stopgezet. In de brief van 13 juli jl. heeft de Minister voor Klimaat en Energie aangeven dat het kabinet ernaar streeft de regeling zo snel mogelijk opnieuw open te stellen en dat Minister voor Klimaat en Energie ten behoeve daarvan onderzoekt in welke vorm en voor welke periode de SVM weer open zou kunnen. Voor een zorgvuldige vormgeving van de nieuwe regeling is meer tijd nodig, waardoor er momenteel nog geen budget in de EZK-begroting van 2023 is opgenomen voor de regeling. De Minister voor Klimaat en Energie zal uw Kamer dit najaar informeren over het vervolg. Daarnaast werkt MVRO aan een aanpak voor verduurzaming van de utiliteitsbouw, waarmee mkb’ers ondersteuning kunnen krijgen bij het verduurzamen van hun bedrijfspand en dat beoogd is om vanaf 2024 operationeel te zijn.

6

Zou het, zeker gezien de huidige energieprijzen, niet wenselijk zijn om de SVM weer spoedig en uiterlijk voor de jaarwisseling te openen om zo ondernemers te helpen verduurzamen?

Antwoord

De SVM is bedoeld voor mkb-bedrijven die niet onder de Energiebesparingsplicht vallen. Dit zijn doorgaans kleine bedrijven die weinig tijd en expertise hebben om uit te zoeken welke verduurzamingsmaatregelen ze kunnen nemen en hoe ze dit moeten regelen. De Minister voor Klimaat en Energie is het eens dat gezien de hoge energieprijzen, die naar verwachting de komende jaren nog aan zullen houden, deze doelgroep ondersteuning nodig heeft bij verduurzaming. De Minister voor Klimaat en Energie heeft daarom in zijn brief van 13 juli jl. aangeven dat het kabinet ernaar streeft de regeling zo snel mogelijk opnieuw open te stellen. Hernieuwde openstelling van de regeling dient echter zorgvuldig te gebeuren. De Minister voor Klimaat en Energie wil de regeling laagdrempelig houden voor ondernemers, maar tegelijkertijd zorgen dat de regeling niet opnieuw oneigenlijk gebruikt wordt door energie-adviseurs. De Minister voor Klimaat en Energie zal uw Kamer voor de EZK-begrotingsbehandeling nader informeren.

7

Waarom is er, gezien het feit dat het beschikbare budget van 100 miljoen euro voor Herstructurering winkelgebieden is verdeeld over vier tranches, niet voor gekozen om, met het oog op het grote aantal aanvragen in de eerste tranche, de vierde tranche te schrappen en dit geld over de eerste drie tranches te verdelen?

Antwoord

Als resultaat van de eerste openstellingsronde hebben 11 gemeenten een bijdrage ontvangen in het kader van de Impulsaanpak winkelgebieden, waarmee het beschikbare budget van 22 miljoen euro voor deze ronde werd uitgeput.

De 5 aanvragen die niet gehonoreerd werden, voldeden niet aan de voorwaarden.

Op basis van de resultaten van de eerste openstellingsronde was er geen aanleiding om geld dat gereserveerd is voor latere openstellingsrondes naar voren te halen.

8

Staat u nog steeds achter uw toezegging om, wanneer dat nodig is, geld in de regeling naar voren te halen? Wanneer ziet u de noodzaak om dit daadwerkelijk ook te doen?

Antwoord

Ja, de Minister van Economische Zaken en Klimaat staat nog steeds achter deze toezegging (Kamerstuk 31 757, nr. 106). De Minister van Economische Zaken en Klimaat zal dat bezien in een situatie waarbij veel kwalitatief goede aanvragen dreigen af te vallen omdat onvoldoende budget beschikbaar is.

9

Hoeveel financiële middelen zijn er besteed aan de campagne zet de knop om? Tot wanneer loopt deze campagne?

Antwoord

De voorjaars- en zomercampagnes van «Zet ook de knop om» hebben circa € 1,56 miljoen gekost. De najaarscampagne van «Zet ook de knop om» is gestart op 17 oktober en loopt tot medio december 2022. Voor de ontwikkeling en uitvoering van deze najaarscampagne zijn plannen gemaakt voor circa € 2,6 miljoen. De productie van een aantal communicatiemiddelen is nog in volle gang.

10

Hoeveel middelen zijn er gereserveerd voor het stimuleren van opslag en in het specifiek thuisopslag?

Antwoord

Er zijn momenteel geen middelen gereserveerd voor het stimuleren van opslag. Het beeld is dat initiatieven rondom batterijopslag in toenemende mate door marktpartijen zelf worden opgepakt. Zo hebben netbeheerders in totaal 20 GW aan batterijprojecten in de pijplijn zitten. In Q1 2023 wordt er een routekaart gepresenteerd voor energieopslag. Specifiek voor thuisbatterijen geldt dat dit naar verwachting niet de meest kosteneffectieve vorm van opslag is om congestieproblematiek of het onregelmatige aanbod van hernieuwbare energie aan te pakken. De ontwikkeling wordt nauwgezet gevolgd en er is bereidheid om actie te ondernemen als de thuisbatterij evident een netto positieve bijdrage levert aan het oplossen van de transportschaarste. Met onder andere Energy Storage NL en Netbeheer Nederland wordt in gesprek gebleven over de rol van energieopslag in het energiesysteem van de toekomst.

11

Wat zijn voor komend jaar uw plannen op het gebied van negatieve emissies?

Antwoord

In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat volgend jaar wordt gepubliceerd, werkt het kabinet nader uit hoe het Nederlandse energiesysteem er halverwege deze eeuw uit komt te zien. In het plan gaat het kabinet onder meer in op hoe zal worden omgegaan met emissies die, ook op termijn, niet tot nul gereduceerd kunnen worden. Er wordt daarbij nader ingegaan op de rol van CO2-verwijdering uit de atmosfeer door koolstofvastlegging en welke stappen nodig zijn om de ontwikkeling hiervan te bespoedigen, rekening houdend met de mogelijkheden daarvoor in de bos- en landbouwsector. Daartoe wordt op korte termijn een studie uitgezet.

De uitwerking van het NPE draagt ook bij aan de invulling van de nationale strategie om in 2050 tot klimaatneutraliteit te komen, en welke rol negatieve emissies daarin spelen. Die uitwerking wordt onderdeel van het tweede klimaatplan dat voor begin 2024 is gepland.

Daarnaast komt het kabinet, zoals aangegeven in de Kamerbrief over de «Quickscan behoefte naar een onderzoeksprogramma gericht op negatieve CO2-emissie» (Kamerstuk 32 813, nr. 1056), met een voorstel voor meer samenhangend onderzoek naar negatieve emissies, dat ondersteunend kan zijn aan de uitwerking van het klimaatbeleid, met name de toepassing van negatieve emissietechnieken in Nederland.

Op Europees niveau komt de Europese Commissie in het kader van het Duurzame Koolstofcycli traject met voorstellen voor onder andere de certificatie van negatieve emissies in zowel carbon farming als industriële koolstofvastlegging. Nederland maakt zich hierbij sterk voor een heldere definitie van het begrip koolstofverwijdering, waarin geen ruimte wordt gegeven voor vermeden emissies, en standaardisatie van monitoring-, rapportage- en verificatiemethodologieën. Ook pleit Nederland voor onderzoek naar opname van certificatie van industriële negatieve emissies in het ETS.

12

Komt het prijsplafond op de begroting van het Ministerie van EZK te staan? Zo ja, hoe wordt dit meegenomen in de begroting?

Antwoord op vragen 12 en 49

Ja, de financiële middelen voor het prijsplafond worden op de EZK-begroting verwerkt. Als er in 2022 budget nodig is zal dit worden verwerkt in een incidentele suppletoire begroting. Voor budgetten die in 2023 nodig zijn kan tot de stemming over de EZK-ontwerpbegroting 2023 een nota van wijziging worden ingediend. Als de Tweede Kamer reeds met de begroting 2023 heeft ingestemd moet er voor 2023 ook een incidentele suppletoire begroting worden gemaakt.

13

Wat zijn de kosten van het elektriciteitsnet voor wind-op-zee? Wat betekent dit voor de energierekening van huishoudens? Kan dit tot en met 2050 per jaar inzichtelijk worden gemaakt?

Antwoord

De totale investeringskosten voor de gehele 21 GW van de huidige routekaart windenergie op zee voor de periode tot en met 2031 bedraagt ongeveer € 26 miljard. Dit betreft een indicatie op dit moment. Ontwikkelingen in de (grondstoffen)markt, in de financiële markt en in de regulering hebben invloed op de uiteindelijke kosten. Naast de bovengenoemde investeringskosten zijn er ook nog financieringskosten, onderhoudskosten en het toegestane rendement voor TenneT voor het net op zee.

De kosten worden uitgesmeerd over de afschrijvingstermijn van het net op zee. De jaarlijks kosten die TenneT in rekening brengt bij gebruikers van het elektriciteitsnet voor het net op zee stijgen van circa € 40 miljoen dit jaar naar iets meer dan € 2 miljard per jaar vanaf 2032 (als alle geplande windparken in gebruik zijn). Het grootste deel van de reeds geplande netaansluitingen zullen niet voor 2050 zijn afgeschreven, dus zullen deze kosten ook voor het grootste deel doorlopen tot en met 2050.

Hoe deze kosten verdeeld worden onder de gebruikers van het elektriciteitsnet – en dus ook welk deel op de energierekening van huishoudens komt – is nog niet bepaald. De verdeling van de kosten voor het net op zee wordt de komende tijd nader uitgewerkt als onderdeel van de nadere regelgeving onder de Energiewet.

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief windenergie op zee 2030–2050 (Kamerstuk 33 561, nr. 54) zal de uitrol van windenergie op zee ook na 2031 door moeten gaan om de samenleving tijdig en efficiënt te verduurzamen. Dat betekent dat er ook na 2031 nog nieuwe netaansluitingen voor windparken nodig zijn. Wel zal in die periode een aanzienlijk deel van de windenergie worden aangeland als waterstof door buisleidingen, wat goedkoper is dan elektrische aansluitingen.

14

Klopt het dat er nog 13 miljard euro niet is geoormerkt uit het klimaatfonds? Welke verdeling is hierover bekend?

Antwoord

Nee, dit klopt niet. Het Klimaatfonds had oorspronkelijk een budget van € 35 miljard in het Coalitieakkoord. Het fonds bestaat uit zes percelen, ieder met een indicatief budget. Zoals te zien in tabel 1 van de indicatieve vaststelling van de begrotingsstaat van het Klimaatfonds voor het jaar 2023 is ongeveer € 4,5 miljard meerjarig beschikbaar gesteld voor urgente uitgaven om te voorkomen dat de uitvoering van Klimaatbeleid in het geding komt. Daarnaast heeft het kabinet in het Voorjaar besloten ongeveer € 0,9 miljard middelen aan het Klimaatfonds te onttrekken om budgettaire problematiek elders te dekken. In totaal zijn hiermee circa € 5,4 miljard van de middelen voor het Klimaatfonds reeds gecommitteerd. Daarmee resteert nog € 29,6 miljard. Tijdens de Voorjaarsbesluitvorming van 2023 vindt besluitvorming plaats over de te besteden middelen voor het Meerjarenprogramma van 2024 en verder. In de tabel hieronder vindt u de indicatieve budgetverdeling uit het Coalitieakkoord en het resterende bedrag op dit moment.

Overzicht Klimaatfonds na urgente uitgaven 2023-ronde

Ind. Budget (x 1.000)

Restant

(x 1.000)

Besluitvorming

1. Kernenergie

5.000.000

4.904.421

 

Uitvoeringskosten Klimaatbeleid

 

– 75.579

Voorjaarsnota 2022

Onderzoek bouw twee nieuwe kerncentrales

 

– 20.000

Miljoenennota 2023

2. Broeikasgas-neutrale gascentrales

1.000.000

984.884

 

Uitvoeringskosten Klimaatbeleid

 

– 15.116

Voorjaarsnota 2022

3. Energie-infrastructuur

4.000.000

3.687.537

 

Uitvoeringskosten Klimaatbeleid

 

– 60.463

Voorjaarsnota 2022

Subsidieregeling warmtenetten

 

– 200.000

Miljoenennota 2023

Slimme laadinfrastructuur

 

– 52.000

Miljoenennota 2023

4. Vroege fase opschaling

15.000.000

10.541.464

 

Uitvoeringskosten Klimaatbeleid

 

– 226.736

Voorjaarsnota 2022

Dekking generale beeld Voorjaarsnota 2022

 

– 880.000

Voorjaarsnota 2022

Wind op Zee

 

– 1.685.300

Voorjaarsnota 2022

IPCEI waterstof golf 2 en 3

 

– 1.385.000

ISB 7 2022

IPCEI waterstof golf 4

 

– 199.000

Miljoenennota 2023

Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

 

– 82.500

Miljoenennota 2023

5. Maatwerk industrie/ Innovatie mkb

3.000.000

2.904.653

 

Uitvoeringskosten Klimaatbeleid

 

– 45.347

Voorjaarsnota 2022

NIKI

 

– 22.000

Miljoenennota 2023

VEKI

 

– 28.000

Miljoenennota 2023

6. Verduurzaming gebouwde omgeving

7.000.000

6.571.690

 

a. Nationaal Isolatieprogramma

3.350.000

3.027.500

 

Dekking energiebesparende maatregelen en isolatie

 

– 160.000

Voorjaarsnota 2022

ISDE

 

– 100.000

Miljoenennota 2023

Versnelling lokale aanpak Nationaal Isolatieprogramma

 

– 62.500

Miljoenennota 2023

b. Verduurzaming maatschappelijke vastgoed

2.750.000

2.644.190

 

Uitvoeringskosten Klimaatbeleid

 

– 105.810

Miljoenennota 2023

c. Subsidie toepassen van hybride warmtepompen

900.000

900.000

 

TOTAAL

35.000.000

29.594.649

 

15

Klopt het dat er 22 miljard euro is geoormerkt voor de verduurzaming van de industrie?

Antwoord

Nee, dit is niet juist. Op basis van het regeerakkoord was indicatief in totaal € 22 miljard beschikbaar in het klimaatfonds, onderverdeeld in (energie)infrastructuur (€ 4 miljard), vroege fase opschaling (€ 15 miljard) en verduurzaming industrie en innovatie mkb (€ 3 miljard). De maatregelen in deze percelen worden in samenhang bekeken en komen naar verwachting gedeeltelijk ook ten goede aan de verduurzaming van de industrie. Infrastructuur en vroege fase opschaling zijn echter breder dan alleen de verduurzaming van industriële bedrijven. Het budget zal daarmee ten goede kunnen komen aan de ondersteuning van de bredere energietransitie die de Nederlandse economie doormaakt.

16

Welke voorwaarden worden er gesteld aan uitgaven uit het klimaatfonds?

Antwoord

Allereerst dienen de voorstellen bij te dragen aan het doel van het Klimaatfonds. Voorgesteld is dat het fonds het volgende doel heeft: het faciliteren van maatregelen om de mondiale stijging van temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor: (a) een broeikasgasneutrale energievoorziening in 2050; (b) het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgasreducerende technieken en maatregelen in het bedrijfsleven; en (c) het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie en van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving. Daarnaast worden alle voorstellen die worden ingediend bij het Klimaatfonds beoordeeld op de criteria additionaliteit, doelmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid. Verder is bij de totstandkoming van het Meerjarenprogramma Klimaatfonds voorzien dat gebruik wordt gemaakt van kennis en expertise van onafhankelijke kennispartijen. Zo wordt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd om een reflectie te geven op de plausibiliteit van de bijdrage van de maatregelen, aandachtspunten die verband houden met de interactie tussen maatregelen en de consistentie van voorgestelde inzet met het transitiepad naar klimaatneutraliteit in 2050. Tot slot worden de uitgaven gemonitord. De directe monitoring vindt plaats op de betreffende begroting van het vakdepartement. Daarnaast wordt bij het jaarverslag van het fonds een totaaloverzicht over de toegekende middelen aan departementen opgesteld. Dit overzicht is ter versterking van het budgetrecht en ter verbetering van de controleerbaarheid van de uitgaven.

17

Binnen hoeveel jaar zal de niet-geoormerkte 13 miljard euro uit het klimaatfonds uitgegeven worden?

Antwoord

Er resteert nog € 29,6 mld in het Klimaatfonds. Jaarlijks wordt een Meerjarenprogramma voor het Klimaatfonds opgesteld waarin voorgenomen uitgaven worden opgenomen. Het Meerjarenprogramma wordt samen met de Miljoenennota aan uw Kamer aangeboden. Voorgesteld wordt dat het klimaatfonds een tijdelijk karakter heeft en een horizon kent tot 1 januari 2031. Nadien kan het fonds alleen nog gebruikt worden voor uitfinanciering.

18

Waar is het resterende deel van de 1,6 miljard euro die voor Wind op Zee beschikbaar is, maar waarvan slechts 260 miljoen euro op de begroting van het Ministerie van EZK staat?

Antwoord

Van de in totaal € 1,685 mld staat er inderdaad € 260 miljoen nu al op de begroting van EZK. Een aanvullende € 500 miljoen is een reservering voor gebiedsinvesteringen in de omgeving van de aanlandlocaties van de netaansluitingen: dit bedrag staat nog op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën.

De overige € 925 miljoen zijn voor de inpassing binnen andere sectoren zoals scheepvaart, visserij en natuur en de middelen staan op de desbetreffende begrotingen van IenW en LNV.

19

Hoeveel extra inkomsten zal het afromen van overwinsten (windfall taxes) opleveren en komen die inkomsten op de begroting van het Ministerie van EZK?

Antwoord

Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 29 september 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 403) en 1 juli 2022 (Kamerstuk, 32 140, nr. 134) is de introductie van een nieuwe, generieke solidariteitsheffing ingewikkeld. Wel heeft het kabinet besloten tot een tijdelijke verhoging van het cijnstarief in de Mijnbouwwet in 2023 en 2024. In aanvulling hierop is besloten tot een tijdelijke solidariteitsbijdrage over 2022 conform de EU-verordening betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen. De ontvangsten als gevolg van de tijdelijke verhoging van de cijns komen binnen als onderdeel van de ontvangsten Mijnbouwwet, op artikel 5 van de EZK-begroting.3 De opbrengsten zijn geraamd op cumulatief € 2,8 miljard in 2023 t/m 2025. De opbrengsten van de solidariteitsbijdrage over 2022 zijn geraamd op € 3,2 miljard en staan op de begroting van het Ministerie van Financiën.

20

Hoeveel van de vanwege de hoge energieprijzen niet-uitgekeerde beschikkingen in het kader van de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE) blijven dit jaar op de begroting? Wat gebeurt er met dat geld?

Antwoord

Niet uitgekeerde SDE-middelen in enig jaar blijven beschikbaar voor de klimaattransitie middels de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Hierdoor kunnen deze middelen in een later jaar opnieuw worden ingezet voor vertraagde of nieuwe projecten. In de ontwerpbegroting voor 2023 is een storting aan de reserve van € 807 miljoen in 2022 voorzien.

21

Wat wordt er gedaan om het midden- en kleinbedrijf (mkb) beter aan te laten sluiten bij het innovatieve- en missiegedreven beleid buiten het Nationaal Groeifonds om? Kunt u hiervoor met een integraal plan komen dat het mkb helpt om de bedrijfsvoering toekomstklaar te maken?

Antwoord

In de brief «Innovatie en Impact» die de Minister van Economische Zaken en Klimaat samen met haar collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) medio november naar uw Kamer zal sturen, zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat een aantal maatregelen aankondigen om de aansluiting van het mkb op het missiegedreven beleid en de toegankelijkheid van het innovatie-instrumentarium voor het mkb te verbeteren. Het gaat dan bijvoorbeeld over de PPS-regeling, maar ook om de grotere rol die ROM’s kunnen vervullen bij de aansluiting van het mkb op dit beleid.

Recent heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat de Tweede Kamer de strategische agenda voor ondernemingsklimaat toegezonden, daarmee wordt gestuurd op beter inzicht, basis op orde en focus op het stimuleren van bedrijfsactiviteiten die cruciaal zijn voor de transities en de weerbaarbaarheid van de economie. Belangrijke onderdeel is het versterken van onze innovatieve ecosystemen, onder andere door samenwerking. Door het meer delen van kennis en expertise binnen en tussen innovatieve ecosystemen kunnen we stappen zetten. Hierbij kunnen grote bedrijven niet zonder de kleinere bedrijven, die vaak innovatiever en flexibeler zijn. Ook nemen we concrete acties die het mkb gaat helpen.

22

Hoeveel middelen voor fossiele bedrijven (top 25) zijn op deze begroting gereserveerd, bijvoorbeeld -maar niet uitsluitend- met staatsgaranties, kredietverzekeringen of subsidies?

Antwoord

Er zijn, naast de vergoeding voor de gewijzigde inzet van Norg ten behoeve van het verminderen van de gaswinning uit Groningen, geen middelen op de begroting geserveerd specifiek voor de (top 25) fossiele bedrijven. Wel kunnen ook deze bedrijven net als andere bedrijven gebruik maken van bepaalde regelingen. Aan de eigenaren van kolencentrales moet nadeelcompensatie worden betaald. De hoogte hiervan is nog niet bekend, met de eigenaren wordt in gesprek gegaan over de vaststelling hiervan. Deze nadeelcompensatie wordt uit de beschikbare middelen binnen de SDE betaald. U heeft 14 april jl. een overzicht ontvangen van alle uitgaven en gederfde inkomsten die samenhangen met fossiele brandstoffen, niet-groene waterstof en biomassa in de periode 2019–2025. Daarnaast is er de Investeringsaftrek kleine velden waarmee gaswinning wordt ondersteund. De investeringsaftrek kan worden toegepast als korting van de investeringen op het winstaandeel, wat een extra heffing voor mijnbouwbedrijven is krachtens de Mijnbouwwet naast de vennootschapsbelasting. Dit wordt niet als middelen op de begroting gereserveerd.

Exportkredietverzekering is een regeling van FIN in samenwerking met BZ en wordt uitgevoerd door Atradius Dutch State Business (ADSB). Er wordt gewerkt aan beleid met betrekking tot de exportkredietverzekering om fossiele steun te beëindigen. Hierover wordt uw Kamer binnenkort nader geïnformeerd.

Ook zijn er generieke innovatie en of verduurzamingsregelingen waar bedrijven in algemene zin, en in sommige gevallen dus ook fossiele bedrijven, gebruik van kunnen maken. Bijvoorbeeld de WBSO, SDE++, de EIA waar onder andere duurzame energieproductie, CO2-opslag en energiebesparing door bedrijven wordt gestimuleerd. Er zijn geen specifieke bedragen vooraf voor bedrijven voor gealloceerd, zo vindt in de SDE++ toekenning op basis van competitie plaats.

Voor het realiseren van de maatwerkafspraken met de top 20 uitstoters van CO2 is indicatief 3 miljard euro in het klimaatfonds gereserveerd. Besluitvorming over in het kader van het Klimaatfonds zal komend voorjaar plaatsvinden.

23

Hoeveel geld is totaal beschikbaar voor de opschaling en innovatie van waterstof?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft de huidige meerjarige budgetreserveringen weer die specifiek gericht zijn innovatie en opschaling.

Bron

Looptijd

Totale meerjarige budgetreservering

NGF: GroenvermogenNL I (R&D programma, kleinschalige pilot- en demonstratieprojecten)

2022–2028

€ 338.000.000

NGF: GroenvermogenNL II (grootschalige demonstratieprojecten)

2023–2026

€ 500.000.000

Tijdelijk opschalingsinstrument waterstof

2023

€ 250.000.000

IPCEI golf 1

2022

€ 35.000.000

IPCEI golf 2

2022

€ 785.000.000

Totaal

 

€ 1.908.000.000

Daarnaast kunnen additionele innovatieve waterstofprojecten gebruik maken van de techniek-neutrale energie-innovatieregelingen voor Klimaat en Energie; zoals regelingen vanuit de Topsector Energie (MOOI) of DEI+, en komt er budget uit het Klimaatfonds beschikbaar voor opschaling en innovatie van waterstof.

24

Hoeveel geld is vrijgemaakt voor handhaving op de energiebesparingsplicht en hoe wordt dat concreet besteed?

Antwoord

Gemeenten en provincies gaan als bevoegd gezag over het budget voor de handhaving op de energiebesparingsplicht. Het Rijk heeft daarnaast additionele middelen beschikbaar gesteld. Tussen 2020 en 2023 is de ondersteuningsfaciliteit versterkte uitvoering energiebesparings- en informatieplicht (VUE) beschikbaar waarmee omgevingsdiensten externe capaciteit kunnen inzetten. Inclusief uitvoeringskosten was er € 19,5 miljoen beschikbaar waarvan tot 2023 nog circa € 4,02 miljoen uitgegeven moet worden. Deze capaciteit wordt ingezet voor bedrijfsbezoeken, brieven sturen, etc. Via de VUE-monitor (https://vue.databank.nl/dashboard/dashboard-vue) zijn per omgevingsdienst de (geplande) werkzaamheden te bekijken. Daarnaast heeft de Minister voor Klimaat en Energie onlangs de regeling Toezicht en Handhaving Energiebesparingsplicht gepubliceerd (Stcrt 2022 nr. 17828). Omgevingsdiensten kunnen met deze Specifieke Uitkering tot en met 2026 in totaal € 56 miljoen aanvragen. Deze aanvragen worden momenteel ingediend en beoordeeld. Met dit geld kan extra capaciteit en kennis opgebouwd worden. De omgevingsdiensten rapporteren over de verrichtte activiteiten en de Kamer zal hierover periodiek geïnformeerd worden.

25

Kan er worden geconcretiseerd hoeveel ondernemers en projecten niet worden gestimuleerd in hun innoverende ontwikkelingen als gevolg van de krapte van het Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerkbudget (WBSO-budget)?

Antwoord

Op dit moment en in 2023 heeft de budgetproblematiek rond de WBSO nog geen gevolgen voor ondernemers. Bij stijgende kosten van de WBSO en een gelijkblijvend WBSO-budget zal de regeling op termijn versoberd moeten worden. Dit kan door de parameters neerwaarts bij te stellen of door de grondslag van de regeling te beperken, zodat bepaalde kosten en uitgaven niet meer in aanmerking komen. Bij het neerwaarts bijstellen van de parameters zullen nog evenveel bedrijven en projecten gebruik kunnen maken van de WBSO, maar het effect op de gebruikers van de WBSO is dat zij per uitgegeven euro aan een innovatieproject minder WBSO ontvangen. Bij een grondslagversmalling zullen bepaalde kosten en uitgaven worden uitgesloten van de WBSO. Het effect daarvan is nu niet te concretiseren. Dit hangt af van op welke wijze de grondslag wordt versmald. Eventuele aanpassingen van de grondslag of de parameters die ingaan per 1 januari 2024 worden op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer gemeld.

26

Kan (een deel van) het WBSO-budget worden geoormerkt voor innovatieve ontwikkelingen die tot verduurzaming leiden?

Antwoord

De WBSO is een generieke innovatieregeling. Er zijn in 2021 ruim 139.000 verschillende ontwikkelings- en onderzoeksprojecten toegekend voor de WBSO. Zoals in het jaarverslag 2021 (Focus) valt te lezen zijn dit projecten in verschillende sectoren en met verschillende doelen, waaronder duurzaamheid. Genoemde voorbeelden zijn onder andere een duurzaam middel tegen algengroei op bijvoorbeeld schepen, maar ook een monitor tegen voedselverspilling of betere zorg met een patiëntbewakingssysteem. De WBSO levert dus ook een belangrijke bijdrage aan andere maatschappelijke opgaven zoals gezondheid en zorg. En ook zonder nadere sturing daarop richten veel bedrijven zich met hun speur- en ontwikkelprojecten dus op duurzaamheid.

Binnen de mix aan innovatie-instrumenten is er daarnaast reeds een groot aantal instrumenten waarmee wel gestuurd kan worden op specifieke doelen zoals verduurzaming.

Door het generieke karakter van de WBSO, kunnen alle bedrijven er een beroep op doen. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar het doel van de innovatie. Omdat er hierdoor geen sprake is van een zogenoemd selectief voordeel, wordt de WBSO niet als staatssteun aangemerkt. Door bepaalde activiteiten uit te sluiten of alleen nog bij te dragen aan ontwikkelingen die leiden tot verduurzaming, dan wel groene projecten extra of anders te stimuleren, wordt inbreuk gemaakt op dit generieke karakter. Daardoor zal de regeling wel worden aangemerkt als staatssteun. Dat acht de Minister van Economische Zaken en Klimaat vanwege de aanzienlijke verplichtingen die dat met zich meebrengt, zowel aan de kant van de uitvoering als die van bedrijven, zeer onwenselijk. Het zou de toegankelijkheid van de regeling verminderen.

Tot slot is een belangrijke reden voor regelingen als de WBSO dat dit tot innovaties leidt die ook maatschappelijke en economische voordelen met zich meebrengen die de ontwikkelaar van die innovatie niet geheel naar zich toe kan trekken. Deze zogenoemde spillovereffecten van innovaties zijn moeilijk voorspelbaar. Zo kunnen innovaties die oorspronkelijk helemaal niet gericht zijn op verduurzaming, hier door middel van een andere toepassing wel een belangrijke bijdrage aan leveren.

27

Hoe verhoudt de oplopende inflatie zich met het niet-geïndexeerde budget van de WBSO?

Antwoord

In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 637, nr. 505) die de Minister van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer op Prinsjesdag heeft gestuurd, is Minister van Economische Zaken en Klimaat nader ingegaan op de impact van de inflatie op de stimulering van innovatie door de WBSO. Door de hoge inflatie loopt het verschil tussen het beschikbare budget en de kosten van de WBSO zonder nadere maatregelen waarschijnlijk sneller op dan zonder die inflatie het geval zou zijn. Of, en zo ja in welke mate, dat op korte termijn het geval zal zijn is echter in hoge mate onzeker, omdat de inflatie tegengestelde gevolgen kent voor de kosten van de WBSO. Enerzijds is er een aanzienlijk effect van de oplopende inflatie op de werkelijke kosten en uitgaven die in aanmerking komen voor de WBSO. Dit effect zal in de komende jaren versterkt worden omdat dan ook de stijgende loonkosten als gevolg van de inflatie bij ongewijzigd beleid effect krijgen op de kosten van de WBSO. Anderzijds is de verwachting dat sommige bedrijven werken met een vooraf vastgesteld S&O-budget (Speur- en Ontwikkelingswerk). Het effect van de inflatie is dan dat speur- en ontwikkelingsactiviteiten op de korte termijn deels worden uitgesteld door de stijgende kosten per project om binnen dit budget te blijven. Dit zorgt in ieder geval op de korte termijn voor een dempend effect op de kosten van de WBSO ten opzichte van de stijgende kosten van S&O en dus van de WBSO als gevolg van de inflatie. Bij ongewijzigd beleid en aanhoudende hoge inflatie is per saldo de verwachting dat het verschil tussen de kosten van de WBSO en het beschikbare vaste budget, sneller zal oplopen. Dit effect geldt zeker voor de langere termijn.

28

Waardoor wordt de daling in het aantal bedrijven dat gebruikmaakt van de MIT-subsidie (stimulering topsectoren) veroorzaakt? Wat is hier het gevolg van?

Antwoord

Er is geen sprake van een (structurele) daling van het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de MIT. Het jaar 2020 was een uitzonderingsjaar in gebruikersaantallen van de MIT, doordat er in dat jaar uitzonderlijk extra budget voor de MIT beschikbaar is gesteld. In 2020 hebben de provincies Overijssel en Gelderland namelijk besloten een eenmalige extra impuls te geven aan de MIT, door extra middelen toe te voegen aan de module «MIT haalbaarheidsprojecten». Ook het Ministerie van EZK voegde in dat jaar eenmalig extra middelen toe aan het landelijk deel van de MIT. De reden hiervoor was de in dat jaar geconstateerde overvraging van de budgetten voor de MIT haalbaarheidsprojecten. Het ging om € 1,5 miljoen van EZK, ook € 1,5 miljoen van de provincie Gelderland en € 1 miljoen van de provincie Overijssel. Dit totaal van € 4 miljoen extra, gaf ruimte om 200 extra ondernemers van een subsidie voor een haalbaarheidsproject te voorzien in 2020. Met het reguliere budget, dus zonder deze extra impuls, maakten in 2021 grosso modo evenveel ondernemers gebruik van de MIT als in 2020 (1.595 in 2021 ten opzichte van 1.640 in 2020). Binnen de MIT geldt dat het aantal ondernemers en het aantal projecten niet gelijk zijn omdat binnen R&D-samenwerkingsprojecten ten minste twee ondernemers gezamenlijk één project doen.

29

Welke voorwaarden worden voorzien om circulariteit te borgen in het klimaatfonds?

Antwoord

Het doel van het Klimaatfonds is dat er middelen beschikbaar kunnen worden gesteld die nodig zijn voor de uitvoering van aangescherpte doelstellingen die worden vastgelegd in de Klimaatwet: het realiseren van 55% broeikasgasreductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Maatregelen op het terrein van circulaire economie kunnen leiden tot broeikasgasreductie op Nederlands grondgebied, dus komen in aanmerking voor het fonds. Daarnaast kan circulariteit een voorwaarde zijn bij maatregelen die gevoed worden uit het fonds, maar dit is geen vereiste.

30

Hoe correspondeert de gereserveerde 5 miljoen euro voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)(-Groen) met de verwachting van gebruik van de regeling zoals beschreven in uw brief van 10 oktober 2022?

Antwoord

De risicovoorziening waarnaar gerefereerd wordt was € 7,5 miljoen. Inmiddels is het garantiebudget en de risicovoorziening verhoogd naar € 200 respectievelijk € 15,2 miljoen. Het gebruik van een garantieregeling kent doorgaans een aanloopperiode en neemt in de loop der tijd toe. De verwachting is dat het begrote garantiebudget voor de BMKB-Groen zal volstaan.

31

Waar liggen knelpunten in het huidige startupbeleid die moeten worden verholpen? Is dit afhankelijk van budget en subsidie?

Antwoord

Belangrijke aandachtspunten voor het versterken van het ecosysteem zien we op het punt van beschikbaarheid van financiering (in de hele vroege fase bij startups en in de late fase van snelle internationale groei bij scale-ups), tekort aan beschikbaar (technisch) talent en de benutting van hoogwaardige kennis. Naast beschikbaarheid van voldoende middelen ligt de oplossing in de praktijk ook in betere benutting van bestaand instrumentarium en slimmere vormen van samenwerking tussen de verschillende partners.

32

Kunt u toelichten welke stappen u onderneemt om de aansluiting tussen het Nationaal Groeifonds, de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) en Invest-NL te verbeteren?

Antwoord

Het beeld van de Minister van Economische Zaken en Klimaat is dat er tussen Invest-NL, het Nationaal Groeifonds (NGF) en de ROM’s volop en met grote toewijding onderling wordt samengewerkt. Zo werkt Invest-NL samen met indieners van aanvragen voor het NGF. Denk daarbij aan de additionaliteitstoets op de NGF-aanvragen en de samenwerking bij NGF-aanvragen die binnen de focusgebieden van Invest-NL vallen. De ROM’s hebben in eerdere rondes een beoordeling gedaan van de NGF-aanvragen op een aantal onderwerpen die in het verlengde liggen van de expertise van de ROM’s. In de komende ronde zijn stappen gezet om de ROM’s een grotere rol te laten spelen in de voorstelontwikkeling en ondersteuning van een aantal NGF-consortia op het gebied van valorisatie en het actiever betrekken van het mkb.

Ook tussen Invest-NL en de ROM’s vindt al intensieve samenwerking plaats. Zo hebben de ROM’s en Invest-NL de «ROM range extender» ontwikkeld. Dit stelt Invest-NL in staat om ROM’s te ondersteunen bij vroege fase financiering door mee te investeren en daardoor de slagkracht van de ROM’s te vergroten en een pijplijn voor vervolginvesteringen in veelbelovende start-ups te creëren.

33

Kunt u een overzicht geven van alle projecten en programma’s die gericht zijn op het verbeteren van mkb-financiering, inclusief de daarbij behorende middelen en tijdspaden?

Antwoord

Programma’s en projecten gericht op het verbeteren van mkb-financiering:

  • Met de BMKB geeft de overheid garantie op leningen aan het mkb. Doel is om bedrijven die in de kern gezond zijn maar te weinig zekerheden hebben, te ondersteunen bij het verkrijgen van krediet. Specifiek voor duurzame investeringen is de BMKB-Groen geïntroduceerd. Voor de BMKB is er een garantieplafond van € 765 miljoen, hiervan is € 200 miljoen gealloceerd voor de BMKB Groen. De premie voor de BMKB Groen is van 3,9–5,85% naar 2–3% verlaagd om een grotere impuls te geven aan deze investeringen. De horizonbepaling is 1 juli 2023.4

  • EZK heeft aan Qredits een lening verstrekt van € 44,7 miljoen, hiermee kan Qredits vreemd vermogen aantrekken om daarmee kredieten aan het mkb te verstrekken. Qredits verstrekt veel microkredieten; het gemiddelde krediet is 20.000 euro. Qredits steunt ondernemers ook in de aanvraag door middel van coaches.

  • Daarnaast heeft EZK € 130 miljoen Borgstellingsruimte, zoals op leningen van o.a. EIB (European Investment Bank), CEB (Council of Europe Bank) en BNG (Bank Nederlandse Gemeenten) aan Qredits. Het betreft allemaal langer lopende financieringen.

  • De Stichting MKB Financiering (SMF) heeft in de periode 2018–2021 totaal 3 ton en voor 2e helft 2021 en 2022 totaal 4 ton aan subsidie ontvangen om de markt voor non-bancaire financiering verder door te ontwikkelen. EZK gaat in gesprek met SMF over een subsidie voor 2023/2024, zodat SMF verder werkt aan professionalisering en zelfregulering van deze sector van alternatieve financiers. SMF zorgt door middel van twee keurmerken (mkb financier, financieringsadviseur mkb) voor een verdere professionalisering van de alternatieve financieringsmarkt.

  • Met het Dutch Alternative Credit Instrument (DACI) wordt de alternatieve financieringsmarkt gestimuleerd door middel van co-financieren van fondsen gericht op het mkb. Dit fonds heeft een omvang van € 200 miljoen en is sinds 2021 operationeel.

  • In de Kamerbrief «Mkb-financiering: knelpunten en acties (Kamerstuk 32 637, nr. 502) is aangekondigd het «één-deur-principe» te verkennen. Dit principe moet ervoor zorgen dat ondernemers gemakkelijker en sneller bij de juiste private of publieke financier terecht komen. Hier is nog geen specifiek tijdspad voor bekend en zijn nog geen middelen voor gereserveerd. De Kamer zal hierover in het eerste kwartaal van 2023 worden geïnformeerd.

  • Ook wordt verkend of en hoe door middel van een pilot invulling kan worden gegeven aan het advies «versterking eigen vermogen mkb» van het Nederlandse Comité voor Ondernemerschap. Voor deze pilot is € 25 miljoen gereserveerd binnen het Toekomstfonds voor 2023. De Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2023 hierover geïnformeerd.

  • EZK onderzoekt in samenwerking met Financiën daarnaast of en in welke vorm een kredietregister van toegevoegde waarde kan zijn. Dat onderzoek is al van start gegaan. De afgelopen maanden zijn stakeholders hierover geraadpleegd. Er zal een vervolgonderzoek worden opgezet om te onderzoeken hoe een kredietregister effectief en efficiënt zou kunnen worden ingericht.

  • Daarnaast is er het instrumentarium dat zich richt op risicokapitaalfinanciering van start- en scale-ups:

    • De Seed Capital en Seed Business Angel regeling stimuleren risicokapitaalfondsen, hiervoor is jaarlijks respectievelijk € 32 miljoen en € 8 miljoen beschikbaar. Deze regeling loopt tot 1 juli 2024.

    • Vanuit de regeling Vroege fase financiering is er jaarlijks € 10,8 miljoen beschikbaar. Daarnaast is er € 30 miljoen beschikbaar voor regionale vroege fase fondsen in de periode 2021–2023. Deze regeling loopt tot 1 juli 2024.

    • De ROM’s en Invest-NL bieden via hun fondsen investeringsmiddelen aan. Daarnaast is het Deeptech fonds (€ 250 miljoen) in 2022 ondergebracht bij Invest-NL en beheert Invest-NL samen met EIF het Dutch Future Fund (€ 300 miljoen).

Tot slot wordt er gewerkt aan een visie op durfkapitaal, welke in de brief over het start- en scale-up beleid aan de Kamer wordt aangeboden. Begin 2023 zal deze naar de Kamer worden gestuurd.

34

Welke stappen zet u om de 18.800 huishoudens die -volgens het onderzoek van Dialogic- nog geen snel internet hebben- in 2023 toch van snel internet te voorzien? Zijn hiervoor middelen begroot en zo ja, hoeveel?

Antwoord

Zoals de Minister van Economische Zaken en Klimaat reeds beschreef in de Kamerbrief van afgelopen juni, vraagt de ontsluiting van de restopgave om overheidsinterventie en om een politieke afweging van de beleidsopties aangedragen door Dialogic. Bij overheidsinterventie denkt de Minister van Economische Zaken en Klimaat gelet op de kaders van de Europese Telecomcode in de eerste plaats aan financiering van de onrendabele top met staatssteun en pas als dat geen soelaas biedt door het opleggen van een universele dienst verplichting aan de markt. Op dit moment is er geen financiële dekking om de ontsluiting van de restopgave te realiseren. Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat dit opnieuw bezien. Ondertussen juicht de Minister van Economische Zaken en Klimaat het zeer toe als provincies stappen blijven zetten en blijft de Minister van Economische Zaken en Klimaat provincies ondersteunen met kennisuitwisseling en expertise.

35

Welke publieke en private partners hebben reeds een uitnodiging gekregen om mee te werken aan de ontwikkeling van een actieve strategie ten aanzien van de nieuwe innovatieve ontwikkelingen in batterijtechnologie, conform de motie-Amhaouch/Van Strien (Kamerstuk 33 009, nr. 110)?

Antwoord

De «Actieagenda Batterijsystemen» is deze maand door mijn collega Van Heijnen van I&W aan uw Kamer toegezonden. Deze Actieagenda is opgesteld door een expertgroep waarin op persoonlijke titel vertegenwoordigers van de Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Twente deelnamen, naast bedrijfsdeelnemers en kennisinstelling TNO. De expertgroep werd ondersteund door medewerkers van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Infrastructuur en Waterstaat, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs), Brainport Development en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook de Topsectoren zijn geconsulteerd. Verder hebben partijen op twee expertsessies hun input kunnen geven op 18 november 2021 en 28 januari 2022. Tenslotte is de uitvoering van de Actieagenda bij het Battery Competence Cluster-NL (BCC-NL) belegd, een doorstart van het Battery Competence Center, een nationaal innovatieplatform wat gestart is met een samenwerking van partijen zoals Brainport Development, RAI Automotive Industry NL, VDL Groep, DAF Trucks, Damen Shipyards, ELEO, NMT, TU Eindhoven, TNO en provincie Noord-Brabant.

36

Wat is het bedrag aan uitgestelde betalingen door de coronacrisis dat niet meer terugvloeit ten gevolge van faillissementen?

Antwoord

In de raming van de totale belastingontvangsten op begroting IX van Financiën, is rekening gehouden met oninbaarheid van een deel van de opgebouwde coronabelastingschuld als gevolg van de mogelijkheid om gebruik te maken van coronabelastinguitstel. Op basis van vpb-aangiftedata heeft het Ministerie van Financiën de belastingschuld op bedrijfsniveau gekoppeld aan historische winsten en de vermogenspositie. Op basis van deze analyse is zoals toegelicht in de Voorjaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 120, nr. 1) de prognose voor de mate van oninbaarheid opgehoogd naar 30 procent. Op totaalniveau betekent dit een afschrijving van de openstaande schuld van circa 6 miljard euro. Deze analyse en de raming is nog met veel onzekerheid omgeven. De ontwikkeling van de coronabelastingschuld wordt periodiek gemonitord. De integrale voortgangsrapportage steunpakket met focus op NOW, TVL en Fiscale steun is op 21 oktober jl. naar de Kamer gestuurd (kenmerk 2022Z20200).

37

Hoeveel gesprekken zijn er in 2022 geweest met lobbyisten?

Antwoord

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft op reguliere basis contact met stakeholders. Het exact aantal gesprekken is niet te geven. Wel publiceert het kabinet de agenda’s van de bewindspersonen op rijksoverheid.nl, dit geldt ook voor de agenda’s van de bewindspersonen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze agenda’s geven inzicht in de afspraken met externe partijen, werkbezoeken en gehouden toespraken.

38

Hoeveel geld is er uitgegeven aan kolencentrales ter compensatie voor de tijdelijke sluiting?

Antwoord

Op grond van de Wet verbod op kolen bij de elektriciteit is het verplicht om nadeelcompensatie te verlenen aan de exploitanten van de kolencentrales in verband met de bij die wet opgelegde productiebeperking. Deze compensatie komt overeen het geleden nadeel en is daarom geen voorwerp van een onderhandeling. De gesprekken over de vaststelling van het nadeel worden op dit moment gevoerd, deze zijn nog niet afgerond.

De voorgenomen intrekking van de productiebeperking met terugwerkende kracht tot 21 juni 2022 (zie ook: Kamerstuk 29 023, nr. 312) heeft de periode waarbinnen de exploitanten van de kolencentrales nadeel kunnen hebben gehad verkort, maar de mogelijkheid dat in die periode nadeel is geleden niet weggenomen. Gezien de marktontwikkelingen zal naar verwachting het nadeel, ook voor deze kortere periode, fors zijn. Voordat het bedrag zal worden uitbetaald, zal instemming van de Europese Commissie moeten zijn gekregen dat de verleende nadeelcompensatie geen onrechtmatige staatssteun betreft. Wanneer de besluiten over de verlening – onder de voorwaarde van instemming van de Europese Commissie – van de nadeelcompensatie worden genomen, zal ook de Kamer hierover geïnformeerd worden.

39

Wat gebeurt er met het overgebleven budget van SVM nu deze tijdelijk is stopgezet?

Antwoord

In de brief van 13 juli jl. is aangeven dat het kabinet ernaar streeft de regeling zo snel mogelijk opnieuw open te stellen en dat ten behoeve daarvan onderzocht wordt in welke vorm en voor welke periode de SVM weer open zou kunnen. Wat er met het overgebleven budget gebeurt is nog afhankelijk van de daarbij gemaakte keuzes. De Kamer zal dit najaar geïnformeerd worden over het vervolg. Zie ook het antwoord op vraag 5.

40

Hoeveel publiek geld is de afgelopen jaren uitgegeven om het elektriciteitsnet te versterken/verzwaren?

Antwoord

Onderstaand is een overzicht weergeven van wat de grote regionale netbeheerders en landelijk netbeheerder TenneT netto geïnvesteerd hebben in het elektriciteitsnetwerk. Dit is op basis van PWC-onderzoek dat Netbeheer Nederland in 2021 heeft gepubliceerd.5 Deze cijfers zijn exclusief klantbijdrage, meters en het prijseffect dat nog niet in de prognose (voor 2022) is verwerkt.

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Netto investeringen in het elektriciteitsnet (in miljoen)

890

1.051

1.019

1.087

1.051

1.020

1.240

1.409

1.626

2.028

2.356

2.560

2.523

Netbeheerders verdienen deze investeringen terug via gereguleerde tariefopbrengsten. Deze worden niet direct gefinancierd uit publieke middelen.

41

Hoeveel geld is nodig om aan de totale kapitaalbehoefte van de netbeheerders tegemoet te komen bij de noodzakelijk verzwaring van het elektriciteitsnet?

Antwoord

Regionale netwerkbedrijven verwachten een totale kapitaalbehoefte van € 4,5 miljard tot en met 2027. Ook na deze periode verwachten de regionale netwerkbedrijven tot 2040 en mogelijk tot 2050 nog een significante kapitaalbehoefte zoals ook gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 32 813 nr.1086). Samen met medeoverheden kijkt het kabinet hoe dit het best ingevuld kan worden. TenneT verwacht in Nederland een kapitaalbehoefte van € 9,3 miljard tot en met 2031.

42

Hoeveel van de productie van duurzame energie is in publieke handen? Om hoeveel projecten gaat dit? Om hoeveel energieopwekking gaat dit?

Antwoord

Dit is niet bekend. Er zijn vele soorten en gradaties van publiek eigendom in energieopwekking.

43

Wat wordt er gedaan om de minimaal 50% lokaal eigendom uit het Klimaatakkoord te behalen?

Antwoord

Het behalen van dit doel is een gedeelde verantwoordelijkheid van de partijen van het Uitvoeringsoverleg Energiesysteem (UO-E). Om het doel te halen vinden verschillende stappen op nationaal en lokaal niveau plaats. Lokaal biedt een uitvoerende partij (ontwikkelaar, energiecoöperatie of gemeente) in dialoog met burgers aan hoe de omgeving mee kan doen en mee kan profiteren (denk aan aandeelhouderschap, obligaties, crowdfunding, een omwonendenregeling, omgevingsfonds of een mix van deze mogelijkheden). In verschillende gemeentes bestaan verschillende behoeftes en middelen om financieel te participeren in projecten. Ruimte voor lokaal maatwerk is dus essentieel. Nationaal komt RVO jaarlijks met een monitor die laat zien in hoeverre het streven naar 50% lokaal eigendom gerealiseerd wordt. Dit jaar is de meest recente monitor aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 1087). Met het UO-E en RVO is afgesproken om volgend jaar uitgebreider de voorkeuren en tevredenheid van burgers bij het aanbod van financiële participatie te onderzoeken. Bovendien worden projecten die nog in de pijplijn zitten en nog niet gerealiseerd zijn in kaart gebracht, zodat er beter zicht is op de ontwikkeling van lokaal eigendom. Op basis van de derde monitor, die in het derde kwartaal van 2023 verwacht wordt, wordt bekeken in hoeverre er nieuwe lessen te trekken zijn, en of het nodig is om bij te sturen in de praktijk.

EZK zorgt met het ontwikkelfonds en de stimuleringsregeling voor energiecoöperaties voor verdere groei en professionalisering van de coöperatieve sector. Bovendien monitort EZK in welke mate inkomsten uit wind en zon bij de lokale omgeving terecht komen. Uit gesprekken met de sector blijkt duidelijk dat deze ook streeft naar meer lokaal eigendom.

De gedragscode Wind op Land heeft als uitgangspunt vastgelegd dat iedereen die lokaal mede-eigenaar wil worden, hiertoe ook de mogelijkheid krijgt. Bovendien is een richtbedrag van 0,40 tot 0,50 euro/MWh per windprojecten aangehouden voor een bijdrage in een lokaal omgevingsfonds. Holland Solar voorziet de gedragscode Zon op Land binnenkort van een update om gemeenten een handreiking te bieden die helpt invulling te geven aan het streven naar 50% lokaal eigendom. Bovendien zijn gemeenten volgens de VNG actiever geworden met het faciliteren van financiële participatie in duurzame energieprojecten.

Kennisontwikkeling en -verspreiding worden ook gestimuleerd. In september 2021 is een uitgebreide brief (Kamerstuk 32 813, nr. 820) naar Uw Kamer gestuurd, met daarin ook een handreiking voor beleidskaders voor gemeenten. Tot slot wordt gewerkt aan een kabinetsvisie op burgerparticipatie in de energietransitie, waarbij er ook aandacht is voor meer samenhang van proces- en financiële participatie op decentraal niveau.

44

Op welke manier vindt er samenwerking en coördinatie plaats tussen het Ministerie van EZK en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) met betrekking tot de verduurzaming van Nederland?

Antwoord

Er wordt nauw samengewerkt met de Minister voor VRO om de verduurzaming van de gebouwde omgeving te realiseren. Zo is EZK mede-uitvoerder van het programma Verduurzaming gebouwde omgeving, met name waar het de regelgeving voor en ontwikkeling van duurzame bronnen en van de benodigde energie-infrastructuur betreft. BZK en EZK zijn in dat kader bijvoorbeeld ook betrokken in de opzet, samen met de medeoverheden, van het ondersteuningsprogramma voor de lokale warmtetransitie. Daarnaast is er veelvuldig contact tussen beide ministeries in het kader van de energiebesparingsplicht, het reduceren van gasverbruik (o.a. bij Rijksvastgoed) en de publiekscampagne Zet ook de knop om.

45

Op welke manier wordt geborgd dat er onafhankelijk wordt geadviseerd over de toekenning van gelden uit het Klimaatakkoord?

Antwoord

Onafhankelijk advies maakt een vast onderdeel uit van de besluitvorming over toekenning van middelen uit het Klimaatfonds. Bij de totstandkoming van het Meerjarenprogramma van het Klimaatfonds wordt gebruikgemaakt van de kennis en expertise van onafhankelijke kennispartijen, zoals TNO en PBL. Tevens worden uitvoeringsinstanties, zoals RVO, zo vroeg mogelijk betrokken. Daarnaast zal het PBL half februari een onafhankelijke reflectie geven op: (1) de plausibiliteit van de bijdrage van afzonderlijke maatregelen aan de doelen van het fonds (in ieder geval doelmatigheid, additionaliteit ten opzichte van bestaand instrumentarium en de inschatting van CO2-reductie of andere kwantificeerbare gevolgen), (2) de plausibiliteit van de verwachte bijdrage van het geheel aan maatregelen per perceel aan de operationele doelstelling van dat perceel, (3) aandachtspunten die verband houden met de interactie tussen percelen en (4) consistentie van de voorgestelde inzet met het transitiepad naar klimaatneutraal 2050. De reflectie zal rond 1 juni, als bijlage van het Meerjarenprogramma, worden aangeboden aan uw Kamer.

46

Op welke manier wordt geborgd dat er onafhankelijk wordt geadviseerd over de toekenning van gelden uit het Klimaatakkoord wanneer de Minister (of het ministerie) zelf indiener van een voorstel is?

Antwoord

De Minister voor Klimaat en Energie gaat bij beantwoording van deze vraag uit van toekenning van gelden uit het Klimaatfonds in plaats van uit het Klimaatakkoord, zoals genoemd in de vraag. Om zorgvuldig om te gaan met deze dubbele verantwoordelijkheid worden in de uitvoering verantwoordelijkheden zo goed mogelijk gescheiden. Zo is het fondsbeheer ambtelijk separaat belegd in een team dat geen beleidsverantwoordelijkheid draagt voor voorstellen voor het fonds. Dit zogenaamde «fondsbeheerteam» zal de ontvangen claims samen met het Ministerie van Financiën beoordelen aan de hand van criteria van het Klimaatfonds (additionaliteit, doelmatigheid, doeltreffendheid, uitvoerbaarheid) en diens bijdrage aan de doelen van het Klimaatfonds. Het fondsbeheerteam stelt tevens het ambtelijke advies voor de Minister voor Klimaat en Energie op over de toekenning van middelen uit het Klimaatfonds. Tenslotte neemt de Minister voor Klimaat en Energie als fondsbeheerder niet zelfstandig een besluit over het toekennen van middelen uit het fonds. Dit gebeurt in de ministerraad. Uiteindelijk dient ook uw Kamer in te stemmen met de begroting van het Ministerie van EZK. Daarnaast maakt onafhankelijk advies een vast onderdeel uit van de besluitvorming over toekenning van middelen uit het Klimaatfonds. Zie voor nadere toelichting het antwoord op vraag 45.

47

Op welke manier werkt het ministerie aan het versterken van de informatiepositie van de Kamer, bijvoorbeeld door meer inzicht te geven in de meerjarenramingen en uitgavenramingen in de begroting?

Antwoord

Vanuit het Programma Transparantie in Informatie wordt er in den brede gewerkt aan het versterken van de informatiepositie van de Kamer door o.a. de actieve openbaarmaking van beslisnota’s, het traject politiek-ambtelijke verhoudingen en actieve openbaarmaking van informatie onder de Wet Open Overheid. Ook wordt er sinds 2022 een openbaarheidsparagraaf geschreven bij het jaarverslag en de jaarlijkse begroting. Op het onderdeel begrotingen draagt de centrale ontsluiting van gegevens over de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat op rijksfinanciën.nl ook bij aan het versterken van de informatiepositie van de Kamer door de relevante informatie toegankelijker te maken. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan het voorstel van de Kamer om op ambtelijk niveau een dialoog te voeren over de informatiewaarde van de begroting waarin ook wordt stilgestaan bij de informatiewens van de Kamer. Hierbij blijft betrokkenheid van het Ministerie van Financiën van belang vanwege de Rijksbrede verantwoordelijkheid voor de begrotingsvoorschriften.

48

Kunt u inzichtelijk maken welk budget voor 2023 wordt vrijgemaakt voor beleid ter ondersteuning van sociale ondernemingen die zich specifiek richten op de brede welvaart?

Antwoord

In de begroting voor 2023 is geen specifiek budget vrijgemaakt voor de ondersteuning van sociale ondernemingen. Er wordt wel gewerkt aan een wettelijke regeling voor de maatschappelijk BV die de zichtbaarheid en herkenbaarheid van sociale ondernemingen bevordert en hen daarmee een betere uitgangspositie biedt op de markt.

Daarnaast stimuleert EZK meer in den brede het ondernemerschap dat bijdraagt aan brede welvaart, onder meer door MKB-Innovatiestimulering Topsectoren, start-up beleid, een samenhangend aanbod van financieringsinstrumenten, maatschappelijk verantwoord inkopen en door op maat gesneden informatie en advisering aan ondernemingen door de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze stimuleringsmaatregelen en voorzieningen gelden ook voor sociale ondernemingen.

49

Op welke manier wordt het prijsplafond verwerkt in de begroting?

Zie antwoord op vraag 12.

50

Hoeveel extra belastinginkomsten zijn het gevolg van de stijging van de energieprijs?

Antwoord

Ter invulling van de toezegging aan het lid Azarkan heeft de Minister voor Klimaat en Energie deze zomer aan uw Kamer medegedeeld dat het niet mogelijk is om inzichtelijk te maken in hoeverre de btw-inkomsten hoger uitvallen door de hoge energieprijzen in 2022 (Kamerstuk 35 927, nr. 135). In lijn met dit antwoord is daarom ook niet mogelijk om inzichtelijk te maken hoe de hoge energieprijzen de totale belastinginkomsten beïnvloeden. Dit komt doordat er naast de btw ook andere belastingen mede afhankelijk zijn van de energieprijzen en er verschillende effecten door elkaar heen lopen als gevolg van de hoge energieprijzen. Zo leiden hogere energieprijzen aan de ene kant tot hogere gasbaten en btw-inkomsten op energie, ervan uitgaande dat de gaswinning en het energieverbruik niet beïnvloed worden door de hoge energieprijzen. Echter, door de hogere uitgaven aan gas en elektriciteit verbruiken huishoudens en bedrijven minder energie en besteden zij mogelijk ook minder aan andere producten. Het beschikbare inkomen is namelijk niet direct meegestegen met de hogere prijzen. Deze lagere consumptie zorgt juist weer voor minder btw-inkomsten en energiebesparing leidt tot lagere opbrengst van de Energiebelasting. Tegelijkertijd kan een hogere gasprijs leiden tot een toename van de gaswinning, binnen de technische mogelijkheden voor opschaling op de korte termijn. Wat het saldo is van deze tegengestelde richtingen op de belastinginkomsten is op voorhand niet te zeggen. Daarnaast zijn er ook andere budgettaire doorwerkingen van de veranderde macro-economische en geopolitieke omstandigheden als gevolg van de ontwikkelingen op de energiemarkten te verwachten. Hierdoor is het niet mogelijk om inzichtelijk te maken in hoeverre de belastinginkomsten hoger zijn uitgevallen door de hoge energieprijzen.

51

Welk effect heeft een toename van het aantal faillissementen en het daarmee niet kunnen terugbetalen van coronaschulden op de begroting? Welke buffers zijn hiervoor gereserveerd?

Antwoord

Op dit moment heeft de toename van het aantal faillissementen in combinatie met het niet kunnen terugbetalen van de grootste corona steunmaatregel, de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), een gering effect op de EZK-begroting.

Op dit moment is het bij 132 ondernemingen niet gelukt om de terugbetaling te innen als gevolg van een faillissement. Het totaalbedrag dat hiermee gemoeid gaat bedraagt € 3,1 miljoen. De verwachting is dat zowel het aantal ondernemingen dat als gevolg van faillissement niet kan terugbetalen als het bedrag in 2023 zal oplopen. Dit omdat er in 2023 nog veel vaststellingen van de subsidie plaatsvinden. Mocht een ondernemer, of een curator in het geval van faillissement, niet reageren op een vaststellingsverzoek dan wordt ambtshalve de hoog te van de subsidie vastgesteld op basis van de gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn. Ook kan het voorkomen dat bedrijven waarmee een betalingsregeling is afgesproken failliet gaan.

De uitgaven en ontvangsten voor de TVL zijn zo goed mogelijk geraamd op de EZK-begroting. Een eventueel tekort op dit gebied komt ten laste van de algemene middelen.

52

Wat doet het Ministerie van EZK concreet, eventueel in samenwerking met andere ministeries, om de krapte op de arbeidsmarkt terug te dringen? Wat merken ondernemers hiervan? Hoe staat het met de ontwikkeling van een aanvalsplan om de krapte terug te dringen?

Antwoord

Het ministerie EZK werkt samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan de generieke aanpak van de arbeidsmarktkrapte, waarbij het kabinet gezien de krapte op de gehele arbeidsmarkt o.a. inzet op technologische arbeidsbesparende innovaties om het werk effectiever (met minder mensen) te organiseren (Kamerstuk 29 282, nr. 485.)

De inzet richting ondernemers is vanuit het ministerie EZK – samen met die van SZW en OCW – vooral gericht op het behouden van werknemers via het stimuleren van leven lang ontwikkelen, het ondersteunen van omscholingstrajecten voor zij-instromers en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt via publiek-private samenwerkingen van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Wat betreft de 2 laatste voorzieningen kunnen als concrete voorbeelden genoemd worden resp. de Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek (Staatscourant 2022 nr. 25148) en de netwerkorganisatie Katapult6 die ondersteuning biedt bij het opschalen van innovatieve vormen van om- en bijscholing.

In het verlengde van de generieke aanpak werken de Ministeries van EZK, SZW en OCW samen aan het Actieplan Groene en Digitale Banen plan om tekorten aan technici en ICT'ers voor de klimaat- en digitale transitie terug te dringen (Kamerstuk 29 544, nr. 1120)

Het oplossen van tekorten aan technici en ICT’ers is complex: de tekorten zijn structureel en er is geen quick fix. Het is een gezamenlijke opgave van overheden, werkgevers, werknemers en onderwijsinstellingen. Het Actieplan Groene en Digitale Banen wordt momenteel nader uitgewerkt, waarbij er 4 actiesporen worden onderscheiden:

  • 1. verhogen van instroom in het bètatechnisch onderwijs;

  • 2. het behoud van huidige en vergroten van aantal nieuwe werknemers in techniek en ICT;

  • 3. arbeidsbesparende innovatie;

  • 4. versterken van de governance en het tegengaan van versnippering

Uw Kamer wordt hierover verderop in het najaar nader geïnformeerd.

53

Hoe ziet u de samenhang van het NGF met andere fondsen, zoals het stikstoffonds en het klimaatfonds, waar het gaat om het aangaan van maatschappelijke uitdagingen op dusdanige wijze dat de Nederlandse innovatie en verdienmodellen worden gestimuleerd?

Antwoord

Over de samenhang tussen de verschillende fondsen heeft de Minister van Financiën uw Kamer op 10 juni 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 33). Voor de mogelijke samenloop tussen enerzijds het Nationaal Groeifonds en anderzijds het Klimaatfonds en het Transitiefonds geldt dat de doelstellingen van de fondsen verschillen. Voorstellen voor het Nationaal Groeifonds dienen bij te dragen aan het duurzaam verdienvermogen. Het Klimaatfonds draagt bij aan de aangescherpte doelstellingen van 55% broeikasgasreductie in 2030 en klimaatneutraal in 2050 en het Transitiefonds op de wettelijke doelen in het landelijk gebied. Het is echter mogelijk dat projecten aan de doelstellingen van meerdere fondsen bijdragen. Investeringen in nieuwe technologie op gebied van broeikasgasreductie kunnen naast een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen ook het duurzame verdienvermogen van Nederland versterken. Zo zijn in de eerste en tweede ronde van het Nationaal Groeifonds diverse voorstellen gehonoreerd die tevens een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, zoals voorstellen op het gebied van waterstof en circulaire economie.

Voor alle fondsen is additionaliteit een voorwaarde. Dit betekent dat het voorstel aanvullend is aan bestaand beleid en instrumentarium en aan private investeringen. Gezien de doelstellingen en de gehonoreerde projecten tot nu toe bij het Nationaal Groeifonds lijkt er meer kans op overlap te bestaan tussen het Nationaal Groeifonds en het Klimaatfonds dan tussen het Nationaal Groeifonds en het Transitiefonds. Bij de beoordeling van de ingediende voorstellen zal hier aandacht voor zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat een voorstel niet voor financiering uit het Nationaal Groeifonds in aanmerking komt indien dit voorstel in aanmerking komt voor financiering uit het Klimaatfonds.

Projecten van het Nationaal Groeifonds kunnen van belang zijn voor het behalen van de klimaatdoelen. Het huidige beeld is dat bij het Klimaatfonds de focus meer zal liggen op de opschaling en uitrol van technieken, terwijl via het Nationaal Groeifonds geïnvesteerd kan worden in de ontwikkeling van nieuwe technologieën indien deze bijdragen aan het duurzaam verdienvermogen van Nederland.

54

Welke kansen ziet u om vanuit deze drie fondsen maatschappelijke uitdagingen in samenhang op te pakken? Hebben de fondsen op dit moment de juiste governancestructuur en kaders om een dergelijk aanpak vorm te geven? Zo nee, hoe zou deze governance er dan uit kunnen zien, zodat deze fondsen niet alleen innovatieve oplossingen stimuleren maar ook ons bedrijfsleven helpen bij het creëren van de banen en boterhammen van de toekomst?

Antwoord

Voorstellen voor het Nationaal Groeifonds dienen bij te dragen aan het duurzaam verdienvermogen. Het Klimaatfonds draagt bij aan de aangescherpte doelstellingen van 55% broeikasgasreductie in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Het Transitiefonds is gericht op de wettelijke doelen in het landelijk gebied m.b.t. de stikstofproblematiek. Het is mogelijk dat projecten aan de doelstellingen van meerdere fondsen bijdragen. Investeringen in nieuwe technologie op gebied van broeikasgasreductie kunnen bijvoorbeeld naast een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen ook het duurzame verdienvermogen van Nederland versterken. Juist omdat de maatschappelijke uitdagingen die er liggen zo groot zijn, vindt de Minister van Economische Zaken en Klimaat het van belang dat de fondsen zich op deze specifieke doelen kunnen focussen, waarbij zij elkaar kunnen versterken. De drie fondsen kennen derhalve hun eigen doelstellingen, maar die doelstellingen liggen deels in elkaars verlengde. Bij de inzet van de fondsen wordt daarom samengewerkt om te bekijken hoe deze fondsen elkaar kunnen versterken en hoe voorkomen wordt dat er onnodige overlap ontstaat. Deze samenwerking vindt plaats bij zowel de vormgeving en opzet van de fondsen als waar relevant bij de beoordeling van projecten. Zie ook het antwoord op vraag 53.

55

Zullen natuur en ecologische draagkracht als factoren worden meegenomen in het transitieplan Noordzee waaraan door de olie- en gassector met producenten aan worden gewerkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op wat voor manier?

Antwoord

De offshore olie- en gassector kan en moet ook een bijdrage leveren aan de energietransitie. Denk bijvoorbeeld aan de verduurzaming van de huidige operaties door middel van elektrificatie van productieplatforms en het benutten van de gasinfrastructuur op zee voor CO2- opslag en waterstoftransport. Ik zal met de sector in gesprek gaan met de ambitie om tot een transitieplan te komen, geïnspireerd door de North Sea Transition Deal in het Verenigd Koninkrijk. Een dergelijk transitieplan moet zicht geven op een afbouw van de gaswinning richting 2050 met als tussenmijlpaal 2035 en moet perspectief bieden om de kennis, kunde en infrastructuur in te kunnen zetten voor het energiesysteem van de toekomst.

Daarnaast hebben de ontwikkelaars van energieprojecten zich middels het Noordzeeakkoord gecommitteerd om bij energie-infrastructuurprojecten op zee (waaronder dus ook olie- en gaswinning) naast de wettelijke beste stand van de techniek extra maatregelen te treffen voor wat betreft natuur- en milieu-impact. Concreet is hierover afgesproken in het Noordzeeakkoord dat voor alle bestaande en nieuwe ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen binnen de draagkracht van het ecosysteem en wordt de ambitie geformuleerd om ze met een zo klein mogelijke negatieve voetafdruk te realiseren en natuur inclusief te bouwen. Periodiek worden er afspraken gemaakt in het NZO over de mogelijke extra bovenwettelijke maatregelen voor mitigatie en natuurversterkend bouwen en ecologisch vriendelijk handelen en de doorwerking hiervan voor nieuwe installaties en objecten.

56

Hoeveel geld is ingezet om de binnenlandse productie van energie te verhogen om minder afhankelijk te zijn van Rusland? Tot hoeveel extra productie van energie heeft dit geleid? In welke vormen van energie is geïnvesteerd?

Antwoord

Er zijn vanuit de Staat geen middelen geïnvesteerd in extra binnenlandse productie van olie, kolen en gas. Wel zijn er andere maatregelen genomen om de afhankelijkheid van Rusland te verminderen. In de Kamerbrief van 22 april 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 302) heeft het kabinet beschreven hoe zij aan het einde van 2022 onafhankelijk wil zijn van Russische olie, kolen en gas. Het kabinet wil dit doel bereiken door in de eerste plaats in te zetten op besparing en door de energietransitie te versnellen. Daarnaast is het op korte termijn nog nodig om fossiele alternatieven voor Russische fossiele brandstoffen te gebruiken («fossiel voor fossiel»). Om de daling van de binnenlandse productie van gas op de Noordzee af te remmen, heeft het kabinet een versnellingsplan opgesteld (Kamerstuk 33 529, nr. 1058). In dit versnellingsplan beschrijft het kabinet de maatregelen die zij neemt om de daling van de binnenlandse productie af remmen, zoals verbeteren van het vergunningenproces en het vrijgeven van gegevens. In totaal kan een versnelling van de gaswinning leiden tot een additionele productie van 2 tot 4 miljard m3 per jaar over een periode van 10 jaar. Verder is op 20 juni 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 312) besloten de productiebeperking voor kolencentrales voor 2022 tot en met 2024 in te trekken. Dat betekent dat de kolencentrales weer op vol vermogen mogen produceren, waardoor er minder gas nodig is voor de productie van elektriciteit door gascentrales. Van de door Nederland geïmporteerde ruwe aardolie was in 2021 33% afkomstig uit Rusland. De EU heeft in juni jl. het 6e sanctiepakket tegen Rusland aangenomen, waarin onder meer is vastgelegd dat vanaf 5 december a.s. alle ruwe EU olie-import uit Rusland is verboden en vanaf 5 februari 2023 ook alle EU-olieproductenimport uit Rusland is verboden. Het gevolg van deze aangekondigde maatregel wordt langzamerhand zichtbaar: het aandeel Russische aardolie in de Nederlandse import is inmiddels van 33% in 2021 gedaald naar 20% in juli en augustus 2022. Dit resterende gedeelte zal als gevolg van de EU-sancties verder dalen tot nul.

Naast investeringen in nationale productie van fossiele brandstoffen heeft het kabinet extra ingezet op de investeringen in duurzame energiebronnen. In maart 2022 heeft het kabinet de ambities voor windenergie op zee voor rond 2030 verdubbeld naar circa 21 GW. Deze hoge ambities moeten bijdragen aan een hogere nationale productie van duurzame elektriciteit, die ook kan bijdragen aan de vervanging van Russisch aardgas door elektrificatie van industriële processen. Hiervoor is 1,69 miljard euro gereserveerd vanuit het Klimaatfonds. In 2022 is daarnaast € 13 miljard euro opengestelde in de SDE++ voor projecten voor de productie van hernieuwbare energie en de reductie van CO₂. Dit openstellingsbudget was flink ruimer dan in de afgelopen jaren. Over de aanvragen in deze openstellingsronde informeer ik uw Kamer op korte termijn.

57

Welke budgetten stelt het Ministerie van EZK beschikbaar om het mkb te helpen met de digitalisering?

Antwoord

  • Om bedrijven te ondersteunen bij (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen ((I)MVO) en om de administratieve lasten te beperken heeft het kabinet bij RVO een (I)MVO-steunpunt ingericht. Het (I)MVO-steunpunt geeft voorlichting aan bedrijven over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. Het steunpunt dient ook om partijen bij elkaar te brengen om (I)MVO-kennis en ervaring uit te wisselen. Vanaf vrijdag 30 september jl. worden de eerste bedrijven geholpen door RVO.

  • Hiernaast stelt het kabinet via RVO subsidie beschikbaar voor samenwerking in sectorverband. Door met andere mkb’ers en (maatschappelijke) stakeholders samen te werken kan kennis en informatie worden gedeeld om effectiever en met beperking van de administratie lasten aan (I)MVO te werken. Deze samenwerking kan ook helpen te voldoen aan de toekomstige Europese en nationale (I)MVO-wetgeving.

  • Om (I)MVO te stimuleren zal het Ministerie van EZK de komende jaren (I)MVO implementeren in het bedrijfsleveninstrumentarium van EZK. Hiervoor wordt momenteel een pilot uitgevoerd (toegezegd in Kamerbrief «Toepassing IMVO op EZK-bedrijfsleveninstrumentarium» 2021, Kamerstuk 26 485, nr. 371).

  • Nederland werkt aan nationale (I)MVO-wetgeving die rekening houdt met de Europese richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). In de lopende onderhandelingen over de CSDDD pleit Nederland voor effectieve, uitvoerbare en proportionele wetgeving, mede in het belang van het mkb. Bij de nationale wetgeving is hier ook aandacht voor.

  • De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) bevat rapportageverplichtingen voor bedrijven over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De rapportageverplichtingen worden vanaf 2024 gefaseerd van toepassing op bedrijven, waaronder vanaf 2026 voor het beursgenoteerde mkb.

  • Gelet op de ontwikkelingen op het gebied van (I)MVO zal ik mij beraden over de vraag of er verdere maatregelen nodig zijn om (transparantie over) maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren.

58

Hoeveel bedrijven hebben reeds aanspraak gemaakt op het fonds ten behoeve van onderzoek en wetenschap?

Antwoord

Op dit moment heeft nog geen enkel bedrijf aanspraak gemaakt op het fonds. Het doel van het fonds voor Onderzoek en Wetenschap is namelijk om het stelsel voor hoger onderwijs en wetenschap verder te versterken en om een aantal fundamentele knelpunten, zoals benoemd in het Coalitieakkoord, op te lossen. Met de tijdelijke en structurele investeringen wordt het stelsel toekomstbestendig gemaakt. Daarbij zijn de hoofddoelen:

  • (1) een gezond en sterk fundament: starters- en stimuleringsbeurzen, praktijkgericht onderzoek, grootschalige wetenschappelijke infrastructuur en faciliteiten voor toegepast onderzoek en Matching Horizon Europe;

  • (2) ruimte geven aan divers talent: Kennisveiligheid en sociale veiligheid en open competitie en toponderzoek;

  • (3) het vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek: Europese Partnerschappen en open science.

59

Wanneer komt u concreet met het door de Kamer gevraagde en door de Ministeries van EZK en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tezamen met de relevante partners opgestelde en gedragen integrale valorisatiestrategie en actieplan? Kunt u al enige informatie, op hoofdlijnen, met de Kamer delen wat er in deze strategie staat beschreven?

Antwoord

De brief van de Minister van EZK en OCW over innovatie en valorisatie wordt medio november, voor de behandeling van de begroting van EZK, aan uw Kamer gestuurd. De Kamerbrief bestaat uit twee delen en schetst (1) de redeneerlijn over het belang van innovatie en innovatiebeleid, en de accenten die daarbij belangrijk zijn voor het kabinet en (2) een gemeenschappelijke visie van OCW en EZK op valorisatie en impact.

De kernboodschap van de visiepassage luidt: De potentie van Nederlandse kennis is groot, maar we laten kansen liggen bij de benutting ervan voor welvaart en welzijn. De ambitie van dit kabinet is om die kansen te verzilveren. Daartoe nemen we knelpunten weg die ondernemende onderzoekers, onderzoekende ondernemers en anderen ervaren bij het benutten van kennis (valorisatie).

De concrete stappen om de visie te realiseren worden uitgewerkt in een gezamenlijk actieplan.

In dit actieplan presenteren zowel EZK als OCW welke concrete stappen worden gezet om de impact van kennis te vergroten via 7 sporen:

  • 1. Versterken fundament voor onderzoek, valorisatie en impact;

  • 2. Creëren ruimte voor impact in het onderzoeksproces;

  • 3. Stimuleren onderzoek en valorisatie rondom maatschappelijke vraagstukken;

  • 4. Stimuleren interactie binnen onderzoeks- en innovatie-ecosystemen;

  • 5. Verbeteren financieringsmogelijkheden voor kennisintensieve startups;

  • 6. Verbeteren afspraken over intellectueel eigendom;

  • 7. Toewerken naar een lerend systeem.

60

Overweegt u, gezien het belang van valorisatie en opschaling van de veelal excellente kennis in Nederland, ook deelname aan Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s) om het opschalingsproces op sommige gebieden te versnellen? Zo ja, aan welke technologische gebieden denkt u dan?

Antwoord

Op EU-niveau is het Important Projects of Common European Interest (IPCEI)-instrument bij uitstek geschikt voor valorisatie en opschaling. Het kabinet volgt daarbij een proactieve houding om aansluiting te vinden bij potentiële IPCEI initiatieven; wel doet zij dit op selectieve basis, vooral in ketens waar we een sterke technologische positie hebben of kunnen krijgen, zoals microchips (Kamerstuk 29 826, nr. 147).

Zo neemt Nederland op dit moment al actief deel aan diverse IPCEI-initiatieven rond Waterstof, Micro-elektronica, Cloud infrastructuur en diensten en Health. Ook wordt momenteel bekeken of het kabinet aan zal sluiten op het IPCEI Solar initiatief.

Deelname aan IPCEI’s is daarbij geen automatisme. Het kabinet wil gebruik van het instrument ook beperken tot strategische ecosystemen en waardeketens waar de markt tekortschiet en er een grote maatschappelijke uitdaging ligt. Dit wordt in samenhang met andere lidstaten en de Europese Commissie ontwikkeld en uiteindelijk bepaald.

Vooralsnog zijn er op dit moment geen gedragen voorstellen voor nieuwe IPCEI’s. Wel houdt het kabinet continu de ogen in het zeil zodat Nederland al in een vroeg stadium aan kan sluiten en haar positie kan gaan bepalen.

61

Hoe zorgt u ervoor, in het licht van het verminderen van strategische afhankelijkheden, waarbij de Europese Commissie en Europese lidstaten samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen naar verwachting steeds meer zullen inzetten op samenwerking in IPCEI's, dat Nederland (naar rato van ons bruto binnenlands product (bbp) en technologische sterktes) mee gaat doen in deze IPCEI's, naar voorbeeld van de grootschalige inzet op de IPCEI Waterstof?

Antwoord

De verwachting is inderdaad dat in de toekomst, naast de eerdere en huidig lopende IPCEI’s, er aanvullende IPCEI’s zullen komen. Het kabinet volgt daarbij een proactieve houding om aansluiting te vinden bij potentiële IPCEI initiatieven, wel doet zij dit op selectieve basis vooral in ketens waar we een sterke technologische positie hebben of kunnen krijgen, zoals microchips (Kamerstuk 29 826, nr. 147).

Voordat het kabinet besluit om daadwerkelijk mee te doen aan een IPCEI initiatief, wordt een aantal processtappen doorlopen, zoals op dit moment ook met het IPCEI PV (PhotoVoltaics) initiatief gedaan wordt (Kamerstuk 21 501-30, nr. 559). Om tot een besluit te komen om deel te nemen kan het kabinet een, vrijblijvende, interessepeiling houden om te onderzoeken of het Nederlandse bedrijfsleven ook interesse heeft in deelname aan de desbetreffende IPCEI. Met deze interessepeiling tracht het kabinet ook inzicht te krijgen in welk financieel commitment daarvoor nodig zal zijn. Op basis daarvan zal binnen het kabinet bepaald worden of en in welke mate in de IPCEI geparticipeerd zal worden.

62

Wanneer komt u concreet met een campus- en ecosystemenstrategie? Kunt u al enige informatie op hoofdlijnen met de Kamer delen wat er in deze strategie staat beschreven?

Antwoord

Zoals verzocht door uw Kamer vraagt betere samenwerking ook om beter inzicht in het functioneren van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen aan de hand van data. Op die manier kunnen we onderbouwd bepalen waar verbeterkansen liggen en leren welke interventies goed en minder goed werken. De komende periode zullen we naar aanleiding van de verwachte Kamerbrief Innovatie en Impact dit gezamenlijke proces samen met stakeholders verder vormgeven. In de eerste helft van 2023 nodigen wij betrokkenen daarom uit voor een nationale conferentie over de impact van kennis en over hoe wij gezamenlijk, met passie en ambitie, het systeem waarin dit plaatsvindt steeds kunnen verbeteren.

63

Wanneer komt u concreet met een reactie op de wens van de Kamer om te onderzoeken of «regelvrije experimenteerruimtes» kunnen bijdragen aan het versnellen van de ontwikkeling, introductie en doorgroei van duurzame en innovatieve producten, diensten en verdienmodellen? Kunt u al enige informatie, op hoofdlijnen, met de Kamer delen wat er in deze reactie staat?

Antwoord

Op 8 juli 2022 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat het nieuwe beleidsprogramma «vermindering regeldruk ondernemers» aan de Kamer aangeboden. Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief reageert de Minister van Economische Zaken en Klimaat met het beleidsprogramma ook op de wens van de Kamer om te onderzoeken of «regelvrije experimenteerruimtes» kunnen bijdragen aan het versnellen van de ontwikkeling, introductie en doorgroei van duurzame en innovatieve producten, diensten en verdienmodellen, zoals verwoord in de motie van het lid Van Strien7. Die motie beschouwt de Minister van Economische Zaken en Klimaat daarmee als afgedaan.

Experimenteerruimtes kunnen inderdaad een positief effect hebben. Dat is de ervaring die we de afgelopen jaren hebben opgedaan in Nederland met de diverse experimenteerruimtes die op zowel gemeentelijk, provinciaal als nationaal niveau zijn ingezet. Net als in andere landen waar experimenteerruimtes voorkomen, gaat het daarbij nooit om letterlijk «regelvrije» ruimtes waar in het geheel geen regels meer zouden gelden. Regelgeving is maatschappelijk te belangrijk om volledig buiten werking te stellen. In een experimenteerruimte worden tijdelijk, voor een bepaald experiment specifieke stukken regelgeving – of één of meer onderdelen daarvan – buiten werking gesteld om een experiment mogelijk maken. Overige regelgeving blijft van kracht.

We stimuleren de inzet van experimenteerruimtes door overheden die overwegen een experimenteerruimte op te zetten te ondersteunen met richtsnoeren, voorbeelden en tips, o.a. via de zogenaamde Aanwijzingen voor de regelgeving.

Ook op EU-niveau vindt het kabinet het gebruik van experimenteerruimtes van belang. Als EU-voorzitter heeft Nederland in 2016 met succes het thema «innovatievriendelijke regelgeving» geagendeerd, waarna de Europese Commissie onder andere experimenteerruimtes heeft toegevoegd aan het instrumentarium waarmee binnen de EU wordt gewerkt aan Betere Regelgeving.

Overigens blijkt in de praktijk dat ondernemers vaak, nog meer dan met een experimenteerruimte, geholpen zijn met een goede uitleg over wat er op grond van bestaande regelgeving al mogelijk is. Door misverstanden kan ten onrechte het beeld bestaan dat bepaalde voorgenomen activiteiten niet kunnen worden ondernomen. Het is dus vooral van belang dat eerst een goed beeld wordt verkregen van de aard van de knelpunten waar ondernemers op het gebied van innovatie tegenaan lopen.

64

Hoeveel bedrijven hebben reeds aanspraak gemaakt op het fonds ten behoeve van onderzoek en wetenschap?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 58.

65

Hoeveel reductie in CO2-uitstoot is het resultaat van de maatwerkafspraken met de grote industrie?

Antwoord

De maatwerkafspraken met twintig grootste CO2-uitstoters zijn nog in voorbereiding en is daarom nog niet te zeggen hoe groot de reductie zal als gevolg van de maatwerkafspraken zal zijn. Een eerste inschatting daarvan kan pas plaatsvinden op basis van alle beoogde Joint Letters of Intent in 2023.

66

Hoeveel reductie in CO2-uitstoot is opgenomen als beleidsdoelstelling van de maatwerkafspraken met de grote industrie? Op welke termijn moet dit gerealiseerd zijn?

Antwoord

Met maatwerkaanpak wil de Minister van Economische Zaken en Klimaat erop inzetten dat industriële bedrijven in Nederland actief blijven én dat tegelijkertijd het additionele CO2-reductie potentieel van de industrie maximaal wordt benut (Kamerstuk 29 826, nr. 148). De maatwerkaanpak is één van de vier beleidslijnen om de met 5,9 Mton per jaar verhoogde ambitie van het kabinet voor de industrie te realiseren waarvan 4 Mton door de verhoogde CO2-heffing (Kamerstuk 29 826, nr. 135). Maatwerk vormt, in samenhang met de andere instrumenten voor verduurzaming van de industrie, voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat een belangrijk instrument om de resterende reductieopgave van 1,9 Mton per jaar voor de industrie in 2030 te realiseren.

67

Hoeveel subsidie is besteed aan de grote industrie (bijvoorbeeld de 20 partijen van de maatwerkafspraken) en tot hoeveel reductie in CO2-uitstoot heeft dit geleid?

Antwoord

De industriële bedrijven die voor de maatwerkaanpak in aanmerking komen, werken aan een projectenportfolio dat in de komende jaren verder ontwikkeld en uitgevoerd moet gaan worden om de reductiedoelen in 2030 te realiseren. Voor sommige projecten is al wel (SDE++) subsidie toegekend, maar pas in de komende jaren tot 2030 en daarna worden subsidie daadwerkelijk besteed. Dat zal met name zijn op basis van bestaande en nieuwe generieke instrumenten. Op dit moment wordt uitgewerkt hoe klimaatfondsmiddelen daarvoor kunnen worden ingezet. Naast generieke instrumenten kunnen specifieke maatwerksubsidies worden toegekend. Eventuele maatwerksubsidie voor de 10–20 grote uitstoters wordt alleen overwogen als generieke instrumenten onvoldoende ondersteuning bieden. Er zijn nog geen subsidies in het kader van het maatwerk besteed. Op basis van het commitment van de bedrijven in de maatwerkafspraken kan de verwachte omvang van reductie van CO2-uitstoot worden bepaald. Dan zal er ook meer zicht zijn op de subsidiebedragen die daarmee gemoeid zijn.

68

Hoeveel geld is er door de industrie zelf uitgegeven aan het verduurzamen van de industrie? Wat is de verhouding tussen private investering in verduurzaming van de industrie ten opzichte van de publieke subsidie hiervoor?

Antwoord

Het CBS heeft recentelijk aangegeven dat 79 procent van de bedrijven dit jaar (2022) maatregelen heeft genomen om de bedrijfsvoering duurzamer te maken, binnen de industrie is dat percentage 84 procent. De industriële clusters hebben plannen inzake verduurzaming weergegeven in de ces-sen. Vanuit de rijksoverheid zijn via o.m. het Klimaatfonds en de SDE++ ook miljarden beschikbaar voor de verduurzaming van de industrie. Voor subsidies geldt dat bedrijven zelf ook meebetalen aan verduurzaming, subsidie wordt toegekend om de zogenoemde financieringskloof te overbruggen. Zo wordt binnen de SDE++, een voor de industrie belangrijke exploitatiesubsidie, uitsluitend de onrendabele top van het verduurzamingsproject vergoed. Deze onrendabele top is voor wat betreft industriële technieken afhankelijk van de ETS-prijs. Als deze na toekenning van de subsidie gaat stijgen kan het zelfs voor komen dat uiteindelijk helemaal geen subsidie zal worden uitgekeerd.

69

Hoeveel ambtelijke tijd, in fte, is er besteed aan het vormgeven en voeren van de gesprekken ten behoeve van de maatwerkafspraken met de grote industrie?

Antwoord

In mei 2022 is begonnen met de opbouw van een nieuw team voor de maatwerkaanpak dat uiteindelijk een omvang zal hebben ca 25 FTE. In de afgelopen maanden was 12 tot 15 FTE bezig met maatwerk-gerelateerde werkzaamheden bestaande uit een mix van bestaande capaciteit, ingehuurde experts en nieuwe medewerkers.

70

Met welke 20 partijen wordt er gesproken in het kader van de maatwerkafspraken?

Antwoord

De gesprekken worden gevoerd met de 20 grootste CO2-uitstoters op basis van de industriële emissiecijfers over 2021 van de Nederlandse Emissiauthoriteit (NEa).

71

In welke Europese innovatieprojecten wordt geïnvesteerd?

Antwoord:

EZK investeert in Europese innovatieprojecten om innovatiesamenwerking van Nederlandse bedrijven, onderzoeksorganisaties en kennisinstellingen met Europese partners te versterken. EZK stelt gezamenlijk met de EU financiering beschikbaar voor Horizon Europe partnerschappen, o.m. Key Digital Technologies/Chips Joint Undertaking, Eurostars en EuroHPC. Het kabinet investeert extra in deze Europese partnerschappen onder Horizon Europe en aanpalende EU onderzoek- en innovatieprogramma’s (Kamerstuk 21 288, nr. 964) op strategische thema’s zoals chips-en kwantumtechnologie en klimaat. Daarnaast stellen de EU en EZK via EFRO en Interreg middelen beschikbaar voor de versterking en verduurzaming van regionale economieën. Innovatiefinanciering maakt daar in belangrijke mate deel van uit. Verder wordt er door de EU en EZK financiering beschikbaar gesteld voor het Europees Defensie Fonds en het Digital Europe Programma. Ook investeert EZK in innovatieprojecten van het Eureka netwerk, zoals de Eureka-clusters.

72. Wanneer deelt u meer informatie met de Kamer over het nieuwe startup beleid?

Antwoord

In de brief met de strategische agenda voor het ondernemingsklimaat

(kenmerk 2022Z19558) heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangegeven dat zij de Tweede Kamer in Q1 2023 zal informeren over op welke wijze het beleid met betrekking tot het versterken van het ecosysteem voor startups en scale-ups wordt voortgezet of bijgesteld.

73

Hoe ziet, op hoofdlijnen, het nieuwe startup beleid eruit?

Antwoord

Over de hoofdlijnen van het beleid voor startups en scale-ups informeert de Minister van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer in Q1 2023. Deze brief zal voortbouwen op een aantal uitgangspunten die in andere brieven zijn of worden opgenomen, zoals die over vernieuwing van het ondernemingsklimaat (kenmerk 2022Z19558) en die over innovatie en valorisatie (kennisbenutting). Deze Innovatiebrief zal in november, vóór de EZK-begrotingsbehandeling, aan uw Kamer worden gestuurd.

74

Wat doet het Ministerie van EZK nog meer om ondernemers te helpen met bedrijfsfinanciering? (pagina 18)

Antwoord

Voor een overzicht van de instrumenten en initiatieven om ondernemers te helpen met bedrijfsfinanciering verwijst de Minister van Economische Zaken en Klimaat naar vraag 33.

75

Op welke manier worden belangenverenigingen van innovatieve startups betrokken bij het opstellen van een nieuw startupbeleid?

Antwoord

Stakeholders, waaronder belangenorganisaties, worden betrokken bij de externe evaluatie van TechLeap en StartupDelta die op dit moment wordt uitgevoerd. Daarnaast organiseert het ministerie een aantal regionale bijeenkomsten met stakeholders en worden één-op-één gesprekken gevoerd.

76

In hoeverre zal het nieuwe beleid omtrent scale-ups en startups overeenkomen met het beleid dat is gevoerd van 2019 tot medio 2023?

Antwoord

In het nieuwe beleid wordt rekening gehouden met de resultaten van het beleid in de periode 2019–2023, met de nieuwe ambities uit het Coalitieakkoord (o.a. focus op maatschappelijke uitdagingen en transities) en met recente ontwikkelingen zoals rond economische veiligheid en strategische autonomie.

77

Hoeveel geld wordt besteed aan het voorkomen van arbeidsmarktkrapte in het midden- en kleinbedrijf?

78

Welke projecten worden uitgevoerd om arbeidsmarktkrapte in het midden- en kleinbedrijf te voorkomen? Hoeveel banen heeft dit opgeleverd?

Antwoord 77 en 78

Het voorkomen dan wel verminderen van arbeidsmarktkrapte in het midden- en kleinbedrijf (mkb) is onderdeel van de generieke inzet voor alle werkgevers.8 Binnen de totale beleidsinzet en daarbij behorende investeringen is het mkb zeker een belangrijke doelgroep.

De projecten ter voorkoming dan wel vermindering van arbeidsmarktkrapte in het mkb vanuit het kabinet richten zich vooral op stimuleren van leven lang ontwikkelen, creëren van een leercultuur binnen het mkb, zorgen voor leer-werkplekken en omscholingstrajecten. Deze projecten leveren indirect een bijdrage aan het vergroten van het arbeidsaanbod, maar hebben niet direct het creëren van banen als doelstelling. Hoeveel banen de projecten hebben opgeleverd, is dus ook niet inzichtelijk te maken. Specifieke projecten en regelingen, die worden ingezet voor het mkb, zijn: SLIM (2022: € 48 miljoen) MKB!dee (2021 € 17 miljoen), MKB-route in het hbo (2022 € 330.000), Digitale MKB-Werkplaatsen (€ 7,38 miljoen), Mijn Digitale Zaak (€ 1,7 miljoen), Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek (2022 € 10 miljoen), Techniekpact (2022 € 791.000) en Kennismigrantenregeling.

79

Hoe lopen de ontwikkelingen met betrekking tot de uitrol van 5G?

Antwoord

De uitrol van 5G-netwerken in Nederland gaat voorspoedig. Ook buiten de stedelijke gebieden. Dit blijkt onder meer uit de dekkingskaarten van de drie mobiele netwerkaanbieders en de Digital European Society Index (DESI). Uit de meest recente DESI over 2021 blijkt dat 97% van de Nederlandse bevolking toen al op een plek woonde waar 5G beschikbaar is. Dat was in 2020 nog 80%. Nederland staat daarmee derde van alle EU-lidstaten. Vlak achter Denemarken (98%) en Italië (99,7%), maar ruim voor alle andere Lidstaten. De uitrol van 5G in Nederland gebeurt op dit moment met gebruikmaking van de 700 en 1800 MHz-banden. Op termijn zullen waarschijnlijk alle frequenties die in Nederland beschikbaar zijn of komen voor mobiele communicatie (700, 800, 900, 1800, 2100 MHz, 2,6, 3,5 en 26 GHz) gebruikt worden voor 5G.

80

Wanneer hebben alle Nederlanders toegang tot het 5G-netwerk?

Antwoord

Wanneer alle Nederlands toegang hebben tot een 5G-netwerk is niet met zekerheid te zeggen. Dit is afhankelijk van investeringen en beslissingen van de drie mobiele netwerkaanbieders KPN, T-Mobile, en VodafoneZiggo.9 Er zijn namelijk geen eisen om specifiek 5G uit te rollen. Bij het bestemmen en uitgeven van frequenties is het uitgangspunt om geen technologie voor te schrijven («technologieneutraal beleid»).10 Dit betekent echter niet dat er Nederlanders worden achtergelaten. Er is bij de verdeling van de 700 MHz-vergunningen namelijk wel een dekkingseis gesteld.11 Die moet ervoor zorgen dat praktisch overal in Nederland mobiele netwerkdekking beschikbaar is van een dusdanig niveau dat alle Nederlanders gebruik kunnen maken van veelgebruikte diensten. Niet de toegang tot een technologie staat centraal, maar de kwaliteit van de dienstverlening.12

Zoals in antwoord 79 is beschreven woont 97% van alle Nederlanders op een plek waar 5G beschikbaar is. Dat is een forse stijging ten opzichte van 2020. De verdere uitrolplannen van de drie mobiele netwerkaanbieders, die concurrentiegevoelig zijn, zijn echter niet bekend.

81

Wanneer komt u met een reactie op de wens van de Kamer om te onderzoeken op welke wijze Nederland mee kan doen en voortrekker kan worden van de nog in ontwikkeling zijnde IPCEI Solar? Kunt u aangeven wat de voortgang en uitkomst is van de gesprekken die u hieromtrent samen met de Minister voor Klimaat en Energie zou initiëren?

Antwoord

Sinds het moment waarop de Kamer de Minister van Economische Zaken en Klimaat hierom heeft verzocht, op 22 juni jl., zijn diverse verkennende gesprekken gevoerd met andere lidstaten en de Europese Commissie. De IPCEI Solar (IPCEI PV) zit echter nog in de opstartfase; het initiatief is op 18 mei jl. officieel in Brussel gelanceerd en slechts vijf landen hebben destijds hun interesse getoond. Dit zijn bovendien niet allemaal grote lidstaten: Litouwen, Luxemburg, Spanje, Polen en Oostenrijk. Van deze landen heeft Spanje destijds aangegeven de IPCEI te willen trekken.

Uit onze gesprekken blijkt dat de initiërende landen sinds de officiële lancering nog weinig vervolgstappen hebben gezet na het evenement in mei. Tot op heden is er vanuit andere landen ook nog geen interesse getoond voor deelname. Vanuit Duitsland hebben wij begrepen dat zij twijfels hebben of een IPCEI het juiste instrument is om zon-pv in de EU te stimuleren. Deze twijfels zijn van tweeërlei aard. In de eerste plaats wordt betwijfeld of de nu gedefinieerde IPCEI en de techniek voor zon-pv voldoende innovatief is om te voldoen aan het IPCEI steunkader. In de tweede plaats wordt de totale doorlooptijd richting goedkeuring en uitvoering te lang gevonden. Om deze reden overweegt Duitsland in te zetten op een platform voor transformatietechnologieën waar obstakels voor de uitrol en productie van technologieën rondom de energietransitie geadresseerd kunnen worden. Dit initiatief is gepresenteerd tijdens de recente Raad voor Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 567). Op dit moment is het nog onvoldoende duidelijk welke vorm deze samenwerking zal krijgen en hoe dat zich zal verhouden tot IPCEI initiatieven.

82

Wat is de status van de IPCEI Cloud en de voorbereiding van de investeringsvoorstellen?

Antwoord

De Nederlandse investeringsvoorstellen voor IPCEI Cloud zijn op 4 april jl. bij de Europese Commissie ingediend. Het verplichte goedkeuringsproces voor de voorstellen neemt door de omvang en complexiteit van deze IPCEI meer tijd in beslag dan eerder aangenomen door alle betrokken partijen. De huidige verwachting is dat dit proces pas begin 2023 zal worden afgerond, waarna de Tweede Kamer geïnformeerd kan worden over de investeringsvoorstellen die voor subsidie in aanmerking komen.

83

Hoe bent u van plan een werkbare balans tussen digitale veiligheid en onnodige administratieve lasten te waarborgen?

Antwoord

Op het gebied van digitale veiligheid heeft de EU een aantal wetsvoorstellen gedaan die de Europese (digitale) interne markt een robuust cyberveiligheidsbeschermingskader bieden. Uit deze wetgeving vloeien verplichtingen voort voor het bedrijfsleven. Naleving van deze verplichtingen door bedrijven brengt de nodige administratieve lasten met zich mee.

Momenteel zijn er twee specifieke digitale veiligheids-gerelateerde wetsvoorstellen die op Europees niveau actueel zijn: de herziene Europese Richtlijn Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen (NIB Richtlijn) en de Cyber Resilience Act (CRA). Bij beide wetsvoorstellen zet het kabinet zich in om de balans tussen digitale veiligheid en het mitigeren van de regeldruk zo goed mogelijk te bewaren.

Zo zal de herziening van de Europese Richtlijn Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen (NIB Richtlijn) een verbreding van de reikwijdte betekenen, doordat meer sectoren eronder vallen. De richtlijn brengt verplichtingen voor het bedrijfsleven met zich mee, zoals de meldplicht van incidenten en het treffen van beveiligingsmaatregelen. Bij deze herziening zijn deze verplichtingen in de richtlijn nader geconcretiseerd. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen ook ingezet op het zoveel mogelijk beperken van de regeldruk. Bij de nationale implementatie van deze richtlijn zal uiteraard goed moeten worden gekeken hoe de regeldruk kan worden beperkt, zonder daarmee afbreuk te doen aan het te bereiken doel, namelijk het verhogen van de digitale weerbaarheid van deze NIB-sectoren. Naar verwachting wordt de definitieve richtlijn in november gepubliceerd en dan zal de implementatietermijn van 21 maanden starten.

De recent gepubliceerde Cyber Resilience Act (CRA, verordening), een Europees wetsvoorstel dat cybersecurityeisen stelt aan fabrikanten, leveranciers en importeurs van producten met digitale elementen, zal ook nalevingskosten met zich meebrengen voor het bedrijfsleven. De CRA is een horizontaal wetgevend kader en heeft raakvlakken met reeds bestaande verticale, sectorale wetgeving of lopende voorstellen op het gebied van cyberveiligheid zoals de AI-Act en de machinery products verordening. Om duplicatie van verplichtingen te vermijden, en daarmee onnodige administratieve lasten te voorkomen, kent de CRA een aantal bepalingen die stellen dat naleving van de verplichtingen in het wetsvoorstel door bedrijven leidt tot een presumptie van conformiteit met de relevante andere sectorale wetgeving. De CRA sluit bovendien aan op de bestaande Europese systematiek van productregulering. Bij de meerderheid van de producten met digitale elementen zullen bedrijven op basis van geharmoniseerde standaarden de conformiteitsbeoordeling kunnen doen op basis van een zelfverklaring. Deze elementen dragen bij aan een werkbare balans tussen enerzijds de beoogde de verbetering van de cybersecurity van producten met digitale elementen voor consumenten, bedrijven en de digitale samenleving en economie als geheel en anderzijds de administratieve lasten voor bedrijven. Het kabinet onderschrijft het belang van deze bepalingen en zal het belang hiervan inbrengen gedurende de onderhandelingen over het voorstel.

84

Hoeveel geld levert de Groningse gaswinning op? Naar welke partijen gaat hoeveel van dit geld?

Antwoord

Vergunninghouders (Mijnbouwbedrijven) consolideren de resultaten van al hun velden tot één resultaatrekening en over het geconsolideerde resultaat zijn de heffingen verschuldigd. Het is dan ook niet inzichtelijk welke inkomsten uit welk veld komen. Er kan daardoor geen onderscheid worden gemaakt tussen inkomsten uit Groningen en inkomsten uit kleine velden.

Het Groningengas wordt door NAM (50% Shell en 50% Exxon Mobile) voor rekening en risico van de Maatschap Groningen gewonnen. In de Maatschap neemt NAM voor 60% deel en EBN voor 40%. De winst van EBN komt volledig (100%) toe aan de Staat. De cijns maakt onderdeel uit van de mijnbouwheffingen (zoals het winst aandeel) die in aanvulling gelden op de vennootschapsbelasting. Deze verschillende heffingen werken op elkaar in, waardoor de huidige cumulatieve belastingdruk op zo’n 70% ligt. Als gevolg van de verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet voor 2023 en 2024 ten aanzien van de omzet boven de prijsdrempel van € 0,50 betekent dit dat circa 83% toekomt aan de Staat. Als gevolg hiervan wordt de overwinst belast met circa 83%. Bij dit percentage is reeds rekening gehouden met het winstdeel van 40% dat Energie Beheer Nederland (EBN) ontvangt.

85

Hoeveel van het Groningse gas is verkocht aan het buitenland?

Antwoord

Het gassysteem werkt zodanig dat op de vele entry punten gas wordt ingevoed. Dit is afkomstig uit meerdere bronnen, zoals het Groningenveld, Nederlandse kleine velden, geïmporteerd gas via pijpleidingen en LNG. Voor het verbruik wordt gas onttrokken op de exitpunten in Nederland voor binnenlands verbruik en op de grens voor export naar het buitenland. Er zijn veel entry punten in het gassysteem, vervolgens wordt het gemengd in het gassysteem waarna het via de exit punten het gassysteem weer verlaat voor verbruik. Op een exit punt kan niet vastgesteld worden waar het gas is ingevoed en is dus ook niet bekend uit welke bron het gas afkomstig is. Van belang is wel dat er evenveel gas ingevoed wordt als onttrokken. Het is dus niet aan te geven waar het geproduceerde en ingevoede Groningengas wordt verbruikt en dus verkocht.

86

Hoeveel van het Groningse gas is verkocht in de vorm van langetermijncontracten?

Antwoord

Zie antwoord 85.

87

Hoeveel belastinginkomsten zijn het gevolg van belastingheffing op het gewonnen Groningse gas?

Antwoord

Net als ieder ander bedrijf in Nederland dragen gaswinningsbedrijven vennootschapsbelasting af. Dat geldt zowel voor alle private ondernemingen, als voor EBN. De vennootschapsbelasting wordt geïnd door de Belastingdienst en komt binnen bij het Ministerie van Financiën. Daar wordt geen onderscheid gemaakt naar bedrijf.

Daarnaast zijn alle private gaswinningsbedrijven op grond van de Mijnbouwwet ook winstaandeel, cijns en oppervlakterecht verschuldigd. Deze worden geïnd door de Belastingdienst en komen binnen bij het Ministerie van EZK. In 2023 komt er naar verwachting op grond van de Mijnbouwwet € 5,4 mld binnen. Dit zijn niet alleen de inkomsten uit de kleine velden en het Groningenveld, maar ook de ontvangsten die de Staat heeft naar aanleiding van de betaling van de vergoeding o.b.v. het Norg akkoord. Uiteraard staan daar ook (hogere) bruto uitgaven aan Norg tegenover. Omdat mijnbouwbedrijven één geconsolideerd resultaat hebben uit al hun activiteiten, is het voor EZK niet mogelijk om uit te splitsen welke activiteit leidt tot welke ontvangsten.

EBN heeft geen afdrachten op grond van de Mijnbouwwet, maar keert dividend uit aan EZK. De verwachte dividenduitkering van EBN bedraagt in 2023 € 5,1 miljard. De staat ontvangt tevens zo’n € 1,5 mld aan belastinginkomsten voortkomend uit het Norg-akkoord, zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 109.

88

Hoeveel van de inkomsten van de Groningse gaswinning gaat naar private partijen?

Antwoord

Zie antwoord 84.

89

Hoeveel van de inkomsten van de Groningse gaswinning gaat naar de staat?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 84.

90

Hoeveel meer ruimte komt er in 2023 beschikbaar om aardbevingsschade duurzaam te herstellen?

Antwoord

Met de inwerkingtreding van de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking krijgt het IMG een ruimere bevoegdheid om schade duurzaam te herstellen. Dit gebeurt door het aanpakken van onderliggende gebreken die niet zijn veroorzaakt door aardbevingen als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg, zoals een verzwakte fundering. In 2023 komt er hiervoor € 90 miljoen beschikbaar. In totaal is er tot en met 2025 € 350 miljoen gereserveerd voor deze vorm van duurzaam schadeherstel, zoals weergegeven in tabel 4 op pagina 31 van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 2).

91

Waar wordt de 300 miljoen euro die nog nodig is voor betalingen van de Tegemoetkoming Vaste Lasten aan besteed?

Antwoord

Gedurende 2023 stelt RVO nog TVL-aanvragen definitief vast. Het gaat dan met name om vaststellingen van TVL Q4 2021, TVL Q1 2022 en de Startersregelingen Q4 2021 en Q1 2022 die volledig of (groten)deels plaatsvinden in 2023. Voor meer informatie omtrent het vaststellen verwijs ik naar mijn gecombineerde voortgangsrapportage van 21 oktober 2022 (kenmerk 2022Z20200). Daarnaast is de verwachting dat lopende bezwaren en beroepen nog tot een behoorlijk aantal nabetalingen zal leiden in 2023.

92

Naar wie gaat de 300 miljoen euro die nog nodig is voor betalingen van de Tegemoetkoming Vaste Lasten?

Antwoord

Zie vraag 91.

93

Hoeveel is er tot nu toe uitgegeven van de subsidieregeling omscholingsbeleid? Om hoeveel werknemers gaat dit?

Antwoord

In de eerste openstelling van de Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek tussen 1 september en 1 december 2021 (Staatcourant 2021 nr. 35043) zijn er 142 aanvragen gedaan. Hiervan zijn er 99 toegewezen. Bij deze 99 aanvragen zijn 58 individuele bedrijven betrokken. Met deze 99 aanvragen is in totaal een subsidiebedrag van € 371.250 gemoeid.

In de lopende tweede ronde van de subsidieregeling, die opengesteld is van 26 september tot en met 1 december 2022 (Staatscourant 2022 nr. 25148), zijn op dit moment – peildatum 27 oktober – 55 aanvragen ingediend, waarvan er inmiddels 1 toegewezen is voor een bedrag van € 3.750. De overige aanvragen zijn nog in behandeling. Vanuit de eerste ronde is de ervaring dat bijna 50% van de aanvragen in de laatste week ingediend worden.

94

Hoeveel geld van de leningen aan Qredits is reeds terugbetaald?

Antwoord

Er is in totaal € 3,3 miljoen afgelost. Dit gaat om € 3,2 miljoen voor corona-overbruggingskredieten regulier en € 62.500 voor corona-overbruggingskredieten starters. In totaal is er € 46 miljoen verstrekt aan corona-overbruggingskredieten regulier en € 2,5 miljoen voor corona-overbruggingskredieten voor starters.

95

Aan welke eisen moet een onderneming voldoen om aanspraak te kunnen maken op een investering van de Dutch Future Fund?

Antwoord

Het DFF investeert niet direct in ondernemingen, maar indirect via durf- en groeikapitaalfondsen in innovatieve start- en scale-ups met behoefte aan risicodragend vermogen. Het fonds is gericht op het vergroten van financieringsmogelijkheden voor innovatieve groeibedrijven. De fondsen waarin geïnvesteerd wordt door het DFF dienen minimaal 50% van het fondsvermogen privaat op te halen. Het DFF wordt beheerd door het Europese Investeringsfonds (EIF). Op de website van EIF staan de precieze voorwaarden uitgelegd waaraan een privaat fonds moet voldoen om kans te maken op financiering.

96. Welke kredietregelingen acht u opportuun om in stand te houden om tegemoet te komen aan de problemen die ondernemers ondervinden met bedrijfsfinanciering?

Antwoord

De TOA kredietfaciliteit (Time-Out-Arrangement) die Qredits uitvoert is nog in 2023 beschikbaar. Hiervoor is € 200 miljoen beschikbaar, waar tot nu toe € 0,5 miljoen van is verstrekt.

97

Waarom neemt de uitgave aan het Klimaatfonds: Wind op Zee vanaf 2026 af?

Antwoord

Het betreft uitgaven voor de inpassingskosten van nieuwe windenergiegebieden op de Noordzee, onder andere voor het waarborgen van de zeescheepvaartveiligheid, voor versterking en bescherming van het Noordzee-ecosysteem en voor verduurzaming en aanpassing van de visserijsector. De middelen nemen inderdaad af na een flinke stijging in 2026. Dit wordt veroorzaakt doordat er een groot aantal eenmalige investeringen moeten worden gedaan, zoals de aanschaf van noodsleepboten en search and rescue (SAR) schepen. Op de EZK-begroting komt de afname doordat de uitgaven met name nodig zijn voor onderzoek wat voornamelijk in de jaren tot en met 2025 wordt uitgevoerd. De investeringen komen de uitrol van windenergie op zee na 2026 ten goede.

98

Wat is het effect van de huidige hoge energieprijzen en de prognoses voor de ontwikkeling van de energieprijzen op de uitputting van het SDE++-budget? Hoe groot zal het overschot dit jaar en volgend jaar naar verwachting zijn?

Antwoord

Door de hoge energieprijzen stijgen de correctiebedragen en hoeft er minder SDE-subsidie te worden uitgekeerd. Niet uitgekeerde SDE-middelen blijven beschikbaar voor de klimaattransitie middels de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Hierdoor kunnen deze middelen in een later jaar opnieuw worden ingezet voor vertraagde of nieuwe projecten. In de begroting is een storting van € 807 miljoen in 2022 voorzien, voor 2023 is het energieprijseffect nog niet duidelijk.

99

Met welke frequentie wordt het effect van de hoge energieprijzen op de SDE++ gemonitord?

Antwoord

De verwachte kasuitgaven voor de SDE++ worden op verschillende momenten in het jaar gemonitord, tweemaal meerjarig en tweemaal voor het lopende jaar. Zo wordt de verwachte storting in de begrotingsreserve bepaald en blijft zicht op de nog te verwachten kasuitgaven. Jaarlijks wordt, mede op basis van de meerjarige kasuitgavenraming, het openstellingsbudget vastgesteld.

100

Wordt het overschot in de SDE++ alleen doorgeschoven naar de jaren 2025 en verder of bekijkt u ook hoe dit budget al eerder kan worden ingezet voor CO2-reductie? Zo ja, welke opties worden daarvoor overwogen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie- en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor toekomstige CO2-reductieprojecten. Conform de motie van het lid Sienot (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 38)» dienen deze middelen beschikbaar te blijven om in te zetten voor de doelen van de SDE++. Dat kan ook al eerder dan 2025 zijn. Daarnaast kijk ik ieder jaar bij het bepalen van het openstellingsbudget naar de beschikbare SDE-middelen (inclusief de begrotingsreserve). Hoeveel projecten er binnen deze middelen een beschikking kunnen krijgen hangt mede af van de verwachte energieprijzen en dus van de verwachte uitgaven per project. Overschotten kunnen feitelijk in 2023 dus al meegenomen worden in het openstellingsbudget.

101

Hoe verhoudt het inzetten van 500 miljoen ter dekking van de generale problematiek van de rijksbegroting zich tot de begrotingsregels? En hoe verhoudt dit zich tot de toezegging dat de extra CO2 uitstoot die vrijkomt door het terugdraaien van de productiebeperking kolencentrales gecompenseerd zou worden?

Antwoord

Door het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales en de daardoor gedaalde compensatie, ontstaat er incidentele ruimte in de SDE+(+)-middelen. Hiervan is € 500 miljoen ingezet als dekking voor de augustusbesluitvorming. Het kabinet heeft gezien de omvangrijke Rijksbrede problematiek, waaronder de koopkrachtmaatregelen, besloten om de meevaller in de uitgaven voor de productiebeperking bij kolencentrales in te zetten als dekking voor de generale (uitgaven)problematiek. Hoewel uitgangspunt blijft dat de beschikbare middelen voor de SDE++ alleen aangewend worden voor het gespecificeerde doel, is het niet in strijd met de begrotingsregels om de € 500 miljoen die niet nodig is voor de maatregelen voor productiebeperking anders in te zetten. De begrotingsregels betreffen door het kabinet gemaakte afspraken gestoeld op drie basisprincipes, waarvan de eerste een efficiënte allocatie van middelen voorschrijft waarmee wordt nagestreefd elke euro zo doelmatig mogelijk te besteden. Het kabinet acht het in dit geval doelmatig de € 500 miljoen in te zetten voor de voor de genoemde Rijksbrede problematiek omdat de eerder voorziene aanwending, te weten de dekking voor de maatregelen productiebeperking, niet langer nodig bleek.

In de Kamerbrief van 20 september jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1091) heeft het kabinet aangegeven dat het inzet op vijf indicatieve maatregelen die gezamenlijk leiden tot een significante en blijvende CO2- en stikstofreductie ter compensatie van intrekking van de kolenmaatregel en om extra reductie in 2030 te realiseren.

De indicatieve maatregelen worden de komende maanden verder uitgewerkt en worden meegenomen als onderdeel van de integrale besluitvorming over aanvullend klimaatbeleid in de reguliere begrotingscyclus in het voorjaar van 2023.

102

Hoeveel publiek geld is uitgegeven aan de ontwikkeling van waterstoftechnologie? Wie is eigenaar van het intellectueel eigendom dat hieruit voortvloeit?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft de publieke uitgaven aan de ontwikkeling van waterstoftechnologie weer.

Bovengenoemde regelingen stimuleren publiek-private samenwerking. Bij en dergelijke samenwerking blijven partijen eigenaar van zogeheten «achtergrondkennis» en reeds bestaande intellectueel eigendomsrechten. Over de kennis die ontstaat tijdens de uitvoering van het project (voorgrondkennis) maken de partijen onderling afspraken in een samenwerkingsovereenkomst, welke voorafgaand aan indiening voor publieke stimulering opgesteld dient te zijn. Hierin wordt een onderscheidt gemaakt in vrij beschikbare kennis, interne know how (binnen het project) en intellectuele eigendomsrechten.

Voor de omgang met deze typen kennis door publieke instellingen zijn (niet-bindende) spelregels geformuleerd in de Spelregels voor publiek-private samenwerking bij programmering en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek als onderdeel van het Kennis en Innovatie Convenant (gepubliceerd via de website van de Topsectoren).

Daarnaast wordt voor vrij beschikbare kennis via de regelingen actief kennisverspreiding aangemoedigd.

103

Hoeveel publiek geld is uitgegeven aan het aanleggen van waterstofinfrastructuur? Wie is eigenaar van deze infrastructuur?

Antwoord

Gasunie zal het transportnet voor waterstof aan gaan leggen en zal hiervan eigenaar en beheerder zijn. Gasunie is een 100% staatsdeelneming. In de Kamerbrief van juli jl. over de ontwikkeling van het transportnet (Kamerstuk 32 813, nr. 1061) is aangegeven dat de totale investeringskosten voor de ontwikkeling van het transportnet naar huidige inschatting € 1,5 miljard bedragen. Het Rijk stelt maximaal € 750 miljoen ter beschikking om de verliezen in de aanloopfase tot 2031 te dekken. De hoogte van het uiteindelijke bedrag zal afhangen van de snelheid waarmee de waterstofketen zich ontwikkelt en daarmee het gebruik van de infrastructuur. In 2031 zal duidelijk worden welk deel van de maximaal € 750 miljoen daadwerkelijk nodig is geweest.

Het Rijk heeft daarnaast al € 35 miljoen gereserveerd voor infrastructuur voor waterstofopslag op de Rijksbegroting van afgelopen jaar. Additioneel is er € 600 miljoen gereserveerd voor de derde golf IPCEI, specifiek voor waterstofimport -en opslag infrastructuur. De allocatie van deze middelen wordt in 2023 verwacht. De projecten die hiervoor geprenotificeerd zijn bij de Europese Commissie betreffen projecten van private en publieke partijen.

104

Hoeveel publiek geld is er uitgegeven aan de ontwikkeling van windparken op zee? Hoeveel privaat geld is er besteed aan de ontwikkeling van windparken op zee?

Antwoord

Publiek geld dat uitgegeven is aan de ontwikkeling van windparken op zee bestaat uit drie categorieën:

  • (1) Subsidie voor een aantal windparken: Aan SDE+-subsidie is in de periode 2012–2022 in totaal € 8.938,7 miljoen aan subsidie toegezegd, hiervoor is in deze periode in totaal € 2.243,8 miljoen uitbetaald.

  • (2) Inpassingskosten: voor de uitrol van de aanvullende routekaart 2030 is er € 1,69 miljard gereserveerd voor het dekken van de incidentele inpassingskosten. Dit zal verspreid over de jaren tot en met 2030 worden uitgegeven.

  • (3) Kosten van het net op zee: Voor de bouw en aanleg, het beheer en het onderhoud van het net op zee van de locaties Borssele I en II en Hollandse Kust Zuid I en II en Hollandse Kust Noord, zoals beschreven in de routekaart Wind op Zee in de kamerbrief van 26 september 2014 (Kamerstuk 33 561, nr. A/11), is in 2027 een subsidie van € 4 miljard verstrekt aan TenneT. Hiervan is tot op heden € 692,1 miljoen uitbetaald.

Het is lastig om concreet te benoemen hoeveel privaat geld er is besteed aan de ontwikkeling van windparken op zee, aangezien dit gaat om bedrijfsgevoelige informatie. De inschatting is dat de private investeringskosten voor windenergie op zee in totaal circa € 42 miljard bedragen voor de uitrol van de aanvullende routekaart 2030 (21 GW). Dit is gebaseerd op de aanname dat de huidige private investeringskosten gemiddeld circa € 2 miljoen per megawatt bedragen.

105

Welke partijen ontvangen een subsidie voor de ontwikkeling van windparken op zee? Welke subsidiebedragen ontvangen zij?

Antwoord

De windparken Gemini, Luchterduinen en Borssele ontvangen subsidie. Dit bedrag is afhankelijk van de marktprijs van elektriciteit en het bedrag van de winnende tenderbieding. In totaal is er € 8,9 miljard toegezegd en is er in de periode 2012–2022 tot nu toe € 2,2 miljard subsidie uitbetaald.

106

Met welke private partijen wordt samengewerkt om de windparken op zee te realiseren?

Antwoord

Alle windparken op het Nederlandse deel van de Noordzee zijn gebouwd en worden geëxploiteerd door private partijen, veelal in de vorm van consortia. Deze partijen zijn momenteel Ørsted, Vattenfall, Shell, Eneco, Nuon (nu Vattenfall), Mitsubishi Corporation, Northland Power, Siemens, Van Oord, HVC, Investri Offshore, Green Giraffe Holding.

107

Op welke manier worden de baten van energieopwekking van wind op zee verdeeld?

Antwoord

Windparken op zee worden momenteel zonder subsidie vergund. Dat betekent dat de marktpartij die het windpark bouwt dit zonder subsidie en voor eigen risico bouwt en exploiteert. De inkomsten haalt de windparkeigenaar uit de verkoop van de elektriciteit. In de tender waar het windpark wordt vergund kunnen partijen punten krijgen voor kwalitatieve criteria (die leiden tot maatschappelijke meerwaarde) of een financieel bod. De tenders zijn erg competitief. Op deze wijze wordt de verwachte overwaarde uit het project zoveel als mogelijk afgeroomd.

108

Kunt u uiteenzetten welk percentage van de totale investeringen in wind op zee publiek is?

Antwoord

Circa 33% van de totale investeringen in wind op zee is publiek.

109

Hoeveel van het geld uit het Norg-akkoord komt terecht bij aandeelhouders van private partijen en hoeveel komt ten goede van de staat?

Antwoord

De gewijzigde inzet van de gasopslag Norg leidt ertoe dat het Groningenveld binnen afzienbare tijd definitief gesloten kan worden. Het Norg Akkoord regelt dat in de gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch gas (pseudo-Groningengas). Hierdoor is het mogelijk de gaswinning in Groningen te verlagen met in totaal 11,9 miljard m3.

De vergoeding bestaat uit vier elementen: de extra inkoopkosten van GasTerra voor het pseudo-Groningengas dat opgeslagen wordt in de gasopslag Norg, de extra transportkosten, de extra kosten door het wegvallen van flexibele inzet van Norg en gederfde inkomsten door het wegvallen van optimalisatiemogelijkheden bij de verkoop van gas door GasTerra. Het belangrijkste onderdeel van de vier elementen van de vergoeding bestaat uit de inkoop van in totaal 11,9 miljard m3 hoogcalorisch gas. In het Norg akkoord is afgesproken dat vermindering van de Groningen-productie voor NAM neutraal uitpakt. Dat was voor Shell en ExxonMobil voorwaarde om Norg ter beschikking te willen stellen. Zonder het Norg akkoord zou NAM gas uit het Groningenveld hebben opgeslagen in Norg om dit te verkopen op de markt. Er wordt geen Groningengas opgeslagen maar geconverteerd H-gas en dat moet worden ingekocht. De Staat vergoedt daarom NAM de inkoop van het gas.

De vergoeding conform het Norg akkoord wordt in de ontwerpbegroting geraamd op ongeveer € 8,5 miljard inclusief BTW en ongeveer € 7 miljard exclusief BTW. Als gevolg van het Norgakkoord wordt er door NAM 11,9 miljard m3 gas ingekocht op de markt. Dit gas wordt gebruikt in plaats van Groningengas. De door NAM ontvangen btw wordt door NAM weer geheel afgedragen aan de Staat. Van de overige € 7 miljard komt 40% ten goede aan EBN (conform de economische verhoudingen in het gasgebouw), die dividend afdraagt aan EZK. Over de resterende 60% draagt NAM winstaandeel en vennootschapsbelasting af. Ook de solidariteitsheffing, waarover de Kamer recent geïnformeerd is (Kamerstuk PM week 44), leidt tot afdrachten over de Norg-vergoeding.

In de voorjaarsnota 2022 is een raming opgenomen hoe de bedragen door het gasgebouw lopen. Zie ook bijlage 4 bij de Voorjaarsnota 2022 waarin deze systematiek is toegelicht. (Kamerstuk 36 120, Nr. 1). Het uiteindelijke te betalen bedrag wordt bepaald door de werkelijke gasprijzen. De staat ontvangt tevens zo’n € 1,5 miljard aan belastinginkomsten voortkomend uit het Norg-akkoord, zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 87.

110

Met hoeveel wordt de raming voor ontvangsten in het kader van het Emission Trade System (ETS) verhoogd?

Antwoord

De raming wordt berekend op basis van de verwachte ETS-prijs. Als de verwachte ETS-prijs toe- of afneemt, wordt de raming voor ontvangsten daaraan aangepast. De prijs van een ETS-emissierecht wordt bepaald door vraag en aanbod op de markt. Met het aangescherpte ETS-plafond als gevolg van de ophoging van het EU CO2-reductiedoel zal de hoeveelheid rechten sterker afnemen, en de prijs naar verwachting gemiddeld toenemen. Op de langere termijn zullen er steeds minder rechten worden geveild en worden tevens de gratis rechten uitgefaseerd.

111

Op welke manier wordt de heffing leveringszekerheid verhaalt op de energiesector? Kunt u de opbrengsten van de heffing uitgesplitst per bedrijf geven?

Antwoord

Zoals aangekondigd (Kamerstuk 29 023, nr. 302) is het kabinet voornemens om de uiteindelijke kosten gemoeid met het vullen van de gasopslagen via een heffing te verhalen op gebruikers van het gastransportnet. Op die manier kan de rekening voor het vullen van de gasopslagen worden gelegd bij de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de gebruikers in het buitenland. Het zal gaan om een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (GTS), dit bovenop – maar niet in – de tarieven voor gastransport. De heffing wordt ingesteld voor de periode 2024–2027. Er kan geen uitsplitsing per bedrijf worden verstrekt, enerzijds omdat de heffing nog moet worden uitgewerkt en anderzijds omdat dergelijke gegevens bedrijfsvertrouwelijk zijn.

112

Hoeveel verzoeken in het kader van de Wet open overheid (Woo) heeft het Ministerie van EZK ontvangen in 2022?

Antwoord

In 2022 heeft het Ministerie van EZK 115 verzoeken in het kader van de Wet open overheid (Woo) ontvangen.

Daarvan waren 52 verzoeken groot en complex, bijvoorbeeld door de hoeveelheid documenten of complex door het onderwerp waar het verzoek over gaat. Een omvangrijk verzoek is als er meer dan 250 documenten wordt opgeleverd met het besluit.

Ook waren er op bepaalde dossiers veel Woo-verzoeken, zoals PAS, gastransities Groningen, stikstof, klimaat en energie.

113

Hoeveel van de Woo-verzoeken die het Ministerie van EZK heeft ontvangen in 2022 zijn op tijd beantwoord?

Antwoord

Van de 115 ontvangen Woo-verzoeken zijn er 9 tot nu toe op tijd afgehandeld. Veel van de verzoeken zijn in deze laatste periode binnengekomen en lopen nog steeds.

Ook kan dit komen door de omvang en complexiteit van een verzoek. In bepaalde gevallen is er al contact geweest met de verzoeker om een ander afspraak te maken over de deadline.

We verwachten dat we dit jaar 70 tot 80% van de openstaande verzoeken afhandelen.

114

Voor hoeveel van de Woo-verzoeken die het Ministerie van EZK heeft ontvangen in 2022 is uitstel voor de beantwoording aangevraagd?

Antwoord

Dit wordt vaak aangevraagd als er meerdere departementen bij hetzelfde verzoek betrokken zijn. Dit kost meer tijd om het een en ander af te stemmen over het verzoek. Ook wordt uitstel gevraagd als het om een groot verzoek gaat of de reikwijdte is niet duidelijk genoeg. De reden dat er voor de overige verzoeken (nog) geen uitstel is aangevraagd, omdat veel verzoeken met deelbesluiten wordt gewerkt in afstemming met de verzoeker. Er is dus veel contact met de verzoekers.

115

Welke stappen zijn er ondernomen om de Woo-verzoeken binnen de organisatie sneller te behandelen?

Antwoord

In 2022 zijn verschillende stappen ondernomen om het Woo-proces te versnellen. Het gaat om ontwikkelingen die al eerder zijn ingezet en ook doorlopen in de komende jaren. Het Ministerie van EZK trekt hierin samen op met het Ministerie van LNV. Dit heeft als voordeel dat mensen en middelen optimaal worden benut en flexibel kunnen worden ingezet daar waar de noodzaak het grootst is.

Hieronder worden enkele voltooide en ingezette acties uitgelicht.

  • Het invoeren van ondersteunende software en instrumenten ter verlichting van de arbeidslast door taken (deels) te automatiseren. Voorbeelden hiervan zijn Octobox voor het automatisch lakken en Zoek & Vind voor het sneller doorzoeken van systemen. Daarnaast wordt er een nieuw document management systeem ingevoerd dat moet leiden tot verbetering van de informatiehuishouding en daarmee tot een snellere behandeling van Woo-verzoeken. Deze instrumenten en systemen worden momenteel getest en worden in het eerste kwartaal van 2023 in gebruik genomen.

  • Binnen EZK en LNV loopt een Woo-optimalisatietraject. Door middel van dit traject wordt gekeken waar en hoe processtappen efficiënter georganiseerd kunnen worden om verzoeken sneller af te handelen. Zo wordt er vaker actief contact gezocht met de verzoeker om samen sneller tot de kern van de zaak te komen. Daarnaast is de tekeningsbevoegdheid voor Woo-verzoeken lager in de organisatie belegd, zodat er in de besluitvorming minder «bottlenecks» ontstaan.

  • De directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) heeft zich ten aanzien van de advisering en begeleiding van Woo-verzoeken uitgebreid, is verder geprofessionaliseerd en heeft de Woo-taken geconcentreerd in één afdeling.

  • Momenteel wordt de personele capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken verder vergroot. Bij WJZ behelst dit het instellen van een stafbureau Woo en het toevoegen van een nieuwe geleding juridisch medewerkers. Binnen de beleidskern worden medewerkers openbaarmaking en transparantie ingezet voor het meewerken aan Woo-verzoeken en het verbeteren van de informatiehuishouding.

  • Nieuwe en bestaande medewerkers op het gebied van de Woo krijgen door middel van een platform trainingen en instructies. Daarnaast wordt uitwisseling van kennis en ervaring georganiseerd.

  • We werken aan een Woo-Dashboard om gerichter te sturen op snelle afhandeling van Woo-verzoeken.

  • We doen mee aan een interdepartementale Woo-pilot om kennis, inzichten en ervaringen op bovenstaande acties interdepartementaal niveau te delen.

116

Hoeveel aanvragen zijn er gedaan voor de BMKB? Wordt deze regeling nog geëvalueerd? Zo ja, wanneer deelt u deze evaluatie met de Kamer?

117

Hoeveel borgstellingen onder de BMKB zijn er verstrekt?

Antwoorden 116 en 117

In 2022 zijn er tot en met het derde kwartaal 777 BMKB kredieten verstrekt. Gemiddeld worden er per jaar ongeveer 3.000 BMKB kredieten verstrekt. De BMBK-regeling is dit jaar nog geëvalueerd over de periode 2015–2020. De evaluatie en de bevindingen zijn op 15 juli 2022 met de Kamer gedeeld in de Kamerbrief over Mkb-financiering: knelpunten en acties (Kamerstuk 32 637-502, 2021–2022). De BMKB-regeling wordt elke 5 jaar geëvalueerd. De volgende evaluatie zal derhalve in 2026 plaatsvinden.

118

Hoe vaak is een beroep gedaan op de BMKB omdat er financiële problemen ontstonden binnen een bedrijf? Hoeveel geld heeft dit de overheid gekost? Welke rente-inkomsten ontvangt de overheid voor deze BMKB?

Antwoord

Het doel van de BMKB is om kleine en middelgrote bedrijven (mkb) die in de kern gezond zijn qua rentabiliteit en continuïteit, maar te weinig zekerheden hebben, te ondersteunen bij het verkrijgen van krediet dat men anders niet zou hebben gekregen. In de meeste gevallen is het doel van de BMKB het verkrijgen van werkkapitaal (33%), onroerend goed, hypothecair krediet (31%) of overnames (27%) blijkt uit de evaluatie van de BMKB 2015–2020. De BMKB is sinds 2016 een kostendekkende regeling. De overheid ontvangt provisie inkomsten bij het afsluiten van de BMKB. Dit percentage varieert tussen de 3,9 en 5,85%. De overheid ontvangt geen rente-inkomsten. De inkomsten en uitgaven met betrekking tot de BMKB staan op pagina 24 van het Jaarverslag EZK 2021 (Kamerstuk 36 100-XIII, nr. 1, 2021–2022) voor de jaren 2020 en 2021 als volgt gespecificeerd:

119

Hoeveel geld is er op de begroting gereserveerd voor de BMKB?

Antwoord

De BMKB kent een jaarlijks garantiebudget van € 765 miljoen, hiervan is € 200 miljoen gereserveerd voor de BMKB Groen. De huidige omvang van de begrotingsreserve (risicovoorziening) is ca. € 205 miljoen, waarvan ca. € 79 miljoen voor de BMKB-C is gealloceerd. De begrotingsreserve is bedoeld om eventuele schadegevallen te dekken indien de inkomsten voor de overheid in dat jaar niet dekkend zijn ten opzichte van de schadegevallen. De BMKB is een kostendekkende regeling.

120

Welke investeringen zijn er gedaan in aardwarmte (geothermie)? Hoeveel geld is dit geweest? Hoeveel meer aardwarmte projecten zijn er hierdoor? Hoeveel energie wekt dit op?

Antwoord

Er zijn verschillende soorten investeringen gedaan om de ontwikkeling van geothermie in Nederland te ondersteunen Zo stelt EZK geld beschikbaar voor de ontwikkeling van ultradiepe geothermie (UDG). Via het SCAN-project wordt door EBN de kennis van de geologie van verschillende regio’s vergroot. Tenslotte is er sinds 2012 exploitatiesubsidie voor geothermie in de SDE++-subsidieregeling beschikbaar.

Ultra diepe geothermie (UDG): Geothermie is ook een optie voor de verduurzaming van de procesindustrie. Omdat daar hoge temperaturen voor nodig zijn, vraagt dit om hele diepe boringen (Ultra Diepe Geothermie: 4–6 km). Om de mogelijkheden hiervan te verkennen is er in de afgelopen jaren door een aantal industriële consortia gezamenlijk onderzoek gedaan naar de haalbaarheid. De uitkomsten van het onderzoek zijn niet eenduidig. Deze fase van het project, waarvoor EZK een subsidie van € 10,5 miljoen beschikbaar heeft gesteld, is nu afgerond. Ongeveer de helft van deze gelden is uiteindelijk niet gebruikt. Een proefboring is waarschijnlijk de enige weg, om een betrouwbaar inzicht te krijgen. Dit onderzoek heeft vooralsnog niet tot concrete projecten geleid.

SCAN:

Het belangrijkste ondernemingsrisico voor geothermie zit in de kennis over de opbouw van de ondergrond en de eigenschappen er van. In die gebieden in Nederland waar olie- en gaswinning plaatsvindt of plaats heeft gevonden is de kennis van de ondergrond goed, maar in de andere delen van Nederland is deze onvoldoende. Dit betekent dat het uitvoeren van geothermie in deze regio’s een te groot geologisch risico is. Om deze reden heeft EZK aan EBN gevraagd om door middel van seismiek en wetenschappelijke boringen deze gebieden qua kennis beter te ontsluiten. Dit wordt door EBN uitgevoerd in het SCAN-project, waarvan de nieuwe seismiek nu gereed is. In 2023 wordt gestart met de wetenschappelijke boringen. Het SCAN project heeft tot nu toe 40 miljoen gekost. De uitvoering van maximaal 10 wetenschappelijke boringen, waarvan de voorbereidende werkzaamheden al zijn uitgevoerd in 2022, gaat 90 miljoen kosten. Omdat dit onderzoek nog loopt, is nog niet aan te geven wat dit getalsmatig gaat betekenen voor de versnelling van geothermie.

SDE:

Er zijn op dit moment (stand: oktober 2022) 28 geothermieprojecten met een SDE++-beschikking gerealiseerd. De totale beschikte productie van deze projecten is ca. 3 TWh. De beschikte maximale subsidie voor deze projecten is ca. € 1,6 miljard. De werkelijke kasuitgaven aan SDE++ voor de komende jaren die voortvloeien uit deze beschikkingen, zullen waarschijnlijk lager zijn. Deze hangen af van de jaarlijkse marktwaarde van de warmte en de daadwerkelijke energieproductie van de beschikte projecten.

121

Zijn er al effecten zichtbaar van het programma Beter Aanbesteden? Zo ja, welke effecten zijn dit? Wordt dit programma nog nader geëvalueerd?

Antwoord

In oktober is gestart met een monitoring om te kijken of er al effecten zichtbaar zijn in de markt. De uitslag van deze monitoring zal worden gebruikt om de richting van het programma zo nodig aan te passen voor 2023 en 2024. De verwachting is dat deze eerste monitoring eind 2022 wordt afgerond. Over de uitslag zal Kamer geïnformeerd worden via een brief.

Het vervolgprogramma Beter Aanbesteden is momenteel in volle gang. De programmering van activiteiten komt tot stand in nauw overleg met VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland. Het programma is gericht op het verbeteren van het inkoopproces en de dialoog en samenwerking tussen overheden en ondernemers.

Om dit te bereiken worden verschillende type bijeenkomsten georganiseerd, zoals marktdagen, kennissessies en de #WeekvanBeterAanbesteden. Deze zijn door honderden ondernemers en aanbestedende diensten bezocht en worden door hen als zeer positief ervaren. Dit is te concluderen uit de ontvangen terugkoppelingen over de evenementen. Verder adviseren regiomanagers Beter Aanbesteden maandelijks tientallen (regionale) partijen over diverse inkoopvraagstukken. Ook heeft het programma diverse nieuwe handvatten opgeleverd om het inkoopproces en de samenwerking te verbeteren, zoals handreikingen, factsheets en animaties. Bijvoorbeeld over hoe de dialoog tussen aanbestedende diensten en ondernemers past binnen de kaders van de regelgeving.

Daarnaast is in 2022 ook een subsidieregeling gestart, deze kon rekenen op veel inschrijvingen en inmiddels is het volledige budget uitgeput. Belanghebbenden konden zich inschrijven met een plan om de aanbestedingspraktijk verder te professionaliseren. De plannen die aansloten bij het vervolgprogramma Beter Aanbesteden ontvingen een subsidie om dit plan uit te voeren. Momenteel zijn de organisaties die een subsidie hebben ontvangen volop bezig met de uitvoering van hun plan.

122

Welke afweging ligt ten grondslag aan het bepalen van de juiste verhouding tussen overheid en bedrijfsleven bij aanbestedingen?

Antwoord

Voor het uitvoeren van haar publieke taken moet een overheid een afweging maken of ze iets zelf doet (inbesteden), of aan de markt overlaat door een opdracht in de markt te zetten (aanbesteden). Het algemeen belang staat bij het maken van deze afweging voorop. Als de overheid ervoor kiest om een beroep te doen op de markt, dan is zij gebonden aan de aanbestedingswet- en regelgeving.

De aanbestedingsregelgeving heeft als doel dat overheidsgelden op een doeltreffende en doelmatige manier worden uitgegeven. Daarbij is het van belang dat marktpartijen een gelijke kans krijgen om deel te nemen aan de aanbesteding. Deze gelijke kans moet er ook zijn voor het mkb. Bij de totstandkoming van de regelgeving worden overheid en bedrijfsleven al in een vroeg stadium betrokken. Bijvoorbeeld met stakeholderoverleggen en klankbordgroepen waar vertegenwoordigers van beide partijen aan tafel zitten. Door goed in gesprek te blijven met beide partijen maken we een goede afweging tussen de overheid en het bedrijfsleven bij het nastreven van de doelen van de aanbestedingsregelgeving.

123

Op welke gebieden/ in welke sectoren wordt er momenteel geëxperimenteerd met blockchaintechnologie?

Antwoord

De Dutch Blockchain Coalitie (DBC) richt zich, in lijn met het missiegedreven gedreven innovatiebeleid, op blockchain-toepassingen die bijdragen aan het oplossen van de grote maatschappelijke en economische uitdagingen waar Nederland voor staat. Daarom wordt met overheden, bedrijven en kennisinstellingen gezocht naar opschaalbare toepassingen in de gebieden gezondheid en zorg, energie & duurzaamheid, logistiek, veiligheid, en mobiliteit. Concreet gaat het dan om projecten als de vastlegging van de duurzaamheidskenmerken van biofuels, de ontwikkeling van een ondernemingspaspoort dat het oprichtingsproces en het handelen in het economisch verkeer van een onderneming efficiënter en eenvoudiger kan maken, het via een bodempaspoort kunnen volgen en herleiden van grondstromen, een track & trace systeem voor de zoutlogistiek, een data marktplaats voor het delen van data en algoritmes gerelateerd aan mobiliteit, of een persoonlijke regelingen assistent waarmee burgers en bedrijven makkelijker subsidies aan kunnen vragen, sneller kunnen zien waarop men recht heeft, en bezwaar en beroep kunnen worden gestroomlijnd.

124

Kunt u, gelet op het feit dat het de ambitie is om koploper op digitale economie te zijn en naar verwachting 5G band voor mobiel beschikbaar wordt gesteld voorafgegaan door een veiling, een preciezer tijdspad geven?

Antwoord

Bij Kamerbrief van 23 september 2022 (Kamerstuk 24 095, nr. 567) is aangegeven dat er meer tijd nodig is om te komen tot publicatie van het definitieve besluit tot wijziging van publicatie van het besluit van het Nationaal Frequentieplan 2014 (NFP) dat voor de 3,5 GHz-band nodig is, dan de oorspronkelijk gecommuniceerde streefdatum van 1 oktober 2022. Het is de verwachting dat uiterlijk eind van het jaar dit besluit genomen kan worden. Er zijn meerdere onzekere factoren van invloed op de werkelijke datum van beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band. Dat geldt onder meer voor de migratie van 12 lokale vergunninghouders en daarnaast kan de inhoud van het wijzigingsbesluit van invloed zijn op bijvoorbeeld de keuze van het veilingmodel en de complexiteit van de migratie. Het streven blijft om de 3,5 GHz-band per 1 december 2023 beschikbaar te stellen voor landelijk mobiel gebruik, alhoewel de kans op vertraging is toegenomen. Omdat het definitieve wijzigingsbesluit nog niet is genomen en de planning daarvan mede afhankelijk is, kan er nog geen preciezer tijdspad worden gegeven.

125

Zijn er naast de SMEI nog andere Europese voorstellen in voorbereiding die zien op het verbeteren van de Europese interne markt?

Antwoord

Naast de SMEI, die beoogt de weerbaarheid van de interne markt in algemene zin te verbeteren, zijn er andere Europese voorstellen in voorbereiding die zien op het verbeteren van de (weerbaarheid van de) Europese interne markt op specifieke terreinen. In de actualisering van haar industriestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3134) kondigde de Europese Commissie vorig jaar een gezamenlijk formulier voor het melden van detacheringen op vrijwillige basis aan. Het is nog niet bekend wanneer de Commissie dit voorstel presenteert.

Andere voorstellen waarover nu wordt onderhandeld of die in onderhandeling zijn, betreffen onder meer de volgende voorstellen. De EU Chips Act beoogt EU-tekorten van halfgeleiderproducten aan te pakken en de interne markt voor te bereiden op toekomstige verstoringen in de toeleveringsketen (Kamerstuk 22 112, nr. 3369). Een tweede voorstel, de Data Act, beoogt de gedeelde toegang tot en het gedeeld gebruik van gegevens tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheden te bevorderen (Kamerstuk 22 112, nr. 3395). Een derde voorstel, de European Cyber Resilience Act, heeft tot doel het beschermen van de markt en consumenten tegen onveilige producten door gemeenschappelijke cyberbeveiligingsregels in te voeren voor fabrikanten.13 Een vierde voorstel beoogt de publieke kapitaalmarkten aantrekkelijker voor EU-bedrijven te maken en de toegang tot kapitaal te vergemakkelijken voor het mkb. Dit voorstel wordt binnenkort verwacht. Een vijfde voorstel, de Critical Raw Materials Act, heeft tot doel de versterking van de monitoringcapaciteit van de EU, Europese waardeketens en EU-extern beleid op het gebied van kritieke grondstoffen. Dit voorstel wordt in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.

Voor een gedetailleerd overzicht van de voorgenomen voorstellen van de Europese Commissie wordt u verwezen naar het Commissiewerkprogramma voor 2023.14 Uw Kamer zal separaat een appreciatie van het Commissiewerkprogramma ontvangen.

126

In hoeverre kan het mkb, gelet op het feit dat in het coalitieakkoord is afgesproken te investeren in digitale innovatie en digitale vaardigheden, van deze inzet profiteren?

Antwoord

Het mkb profiteert van diverse investeringen in onderzoek, innovatie en human capital, zoals het Nationaal Groeifonds. Zo kent het AiNed-programma van het Nationaal Groeifonds specifieke actielijnen gericht op het helpen van het mkb, waar onder het bevorderen van R&D samenwerkingsprojecten en projecten met onderwijsinstellingen voor onderwijs en toegepast onderzoek bij het mkb. Daarnaast is er het vrijwel landelijk dekkend netwerk van digitale werkplaatsen waarbij studenten mkb’ers helpen met het implementeren van digitale technologieën. Ook zijn er de Europese Digitale Innovatiehubs (EDIHs) die zich richten op de toepassing van geavanceerde technologie in het mkb. Via de EDIHs kunnen mkb-bedrijven een beroep doen op technische expertise en ontstaan verschillende mogelijkheden voor financieringsadvies, opleidingen en testen via pilot- en demonstratieprojecten. Het programma Smart Industry heeft als doel om digitalisering te benutten in de brede maakindustrie. In de Smart Industry schaalsprongagenda 2022–2026 zijn concrete ambities opgenomen om mkb- bedrijven een significante stap te laten zetten op het gebied van digitalisering van hun fabrieken. Ook wordt er geïnvesteerd in scholing op het gebied van digitale vaardigheden waardoor nieuwe digitale technologieën in de bedrijfsomgeving toegepast kunnen worden.

127

Hoe wordt er, mede gelet op de beleidsdoelstellingen, aandacht besteed aan het vergroten van kennis bij het mkb over digitale weerbaarheid? Hoeveel financiële middelen stelt het Ministerie van EZK hiervoor beschikbaar?

Antwoord

Hiervoor verwijst de Minister voor Economische Zaken en Klimaat naar de brief die deze zomer samen met de collega van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 26 643, nr. 907) over preventie cybercrime in het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast wordt gewerkt aan de algemene versterking van de cyber security en het tegengaan van cybercrime. De nieuwe Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS) is 10 oktober aan uw Kamer toegezonden. In de NLCS zijn concrete maatregelen opgenomen om de weerbaarheid van bedrijven te verhogen. Over de integrale aanpak van cybercrime is uw Kamer ieder jaar geïnformeerd, meest recentelijk op 28 mei 2021 (Kamerstuk 26 643, nr. 768).

Specifiek voor de weerbaarheid van het bedrijfsleven is voor 2023 € 5,6 miljoen beschikbaar, incl. € 2,1 miljoen uit het Coalitieakkoord.

128

Kunt u het budget van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) uitsplitsen over de verschillende taken die de ACM uitvoert? Hoe worden de kosten van de ACM nu over de marktpartijen verdeeld?

Antwoord

De ACM is een onafhankelijke toezichthouder, het Bestuur van de ACM beslist over de allocatie van het budget aan de taken van de ACM en het prioriteren van haar taken. De kosten voor apparaatsuitgaven van de ACM organisatie zijn meerjarig geraamd op artikel 40 van de EZK-begroting en zijn voor 2023 € 78.775 miljoen.

Het totale budget van de ACM over 2023, toebedeeld naar de toezichtstaken is als volgt:

Toezichtsdirecties ACM incl. overhead

Totale begroting 2023 naar toezichtsdirecties in €

Consumenten

18.050

Energie

20.154

Mededinging

19.668

Telecom, Vervoer en Post

13.962

Zorg

6.941

Totaal Toezichtsdirecties

78.775

Bij deze toebedeling zijn de indirecte kosten toegerekend aan de toezichtstaken van de ACM.

De ACM maakt kosten voor haar toezicht op verschillende marktorganisaties. Artikel 6a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt bepaalt dat de sommige kosten van de ACM die samenhangen met de uitvoering van haar taken ten laste worden gebracht van marktorganisaties. De hoogte hiervan wordt conform het Besluit doorberekening kosten ACM geregeld in de Regeling doorberekening kosten ACM. De kosten die de ACM voor haar toezicht maakt, wijzigen jaarlijks. De bedragen hiervoor stelt de Minister van Economische Zaken en Klimaat jaarlijks vóór 1 mei vast door een wijziging van de Regeling doorberekening kosten ACM (Regeling) die in de Staatscourant gepubliceerd wordt.

Over de afgelopen jaren is ca. 25% van de totale kosten van de ACM jaarlijks doorbelast aan de marktpartijen. De overige 75% komt ten laste van de Staat. Kosten die de ACM doorbelast hebben o.a. betrekking op toezicht op de sectoren telecom, post en energie en fusieonderzoeken. De doorberekende kosten aan marktpartijen zijn geraamd onder artikel 40 van de EZK-begroting.

129

Kunt u de post «cybersecurity» onder «Subsidies (regelingen)» in tabel 12 nader uitsplitsen? Welke regelingen vallen hieronder en om welke bedragen gaat het?

Antwoord

Ter verhoging van de cyberweerbaarheid van ondernemend Nederland, stimuleert het Digital Trust Center (DTC) samenwerkingsverbanden van bedrijven in niet-vitale sectoren met de subsidieregeling Cyberweerbaarheid. Voor de periode 2021 tot en met 2023 is door EZK € 1 miljoen per jaar beschikbaar gesteld om toe te kennen aan cybersecurity initiatieven of samenwerkingsverbanden. Projecten die de cyberweerbaarheid van bedrijven vergroten, op een structureel blijvende wijze én die schaalbaar is voor alle ondernemers in Nederland, kunnen een subsidie ontvangen van maximaal 200.000 euro verspreid over 1 tot 3 jaar. Het jaarlijks beschikbare budget voor verplichtingen is € 1 miljoen, de in tabel 12 opgenomen bedragen zijn de daadwerkelijke uitgaven en representeren het kasritme verspreid over drie jaar. Deze bedragen worden jaarlijks bijgesteld naar aanleiding van de RVO-prognose. Dit zijn de ingediende, beoordeelde en door het RVO goedgekeurde subsidieaanvragen.

130

Is er in 2023 budget voor de Subsidieregeling Cyberweerbaarheid en zo ja, hoeveel?

Antwoord

Er is in 2023 opnieuw een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling Cyberweerbaarheid. Op dit moment wordt onderzocht of de huidige subsidieregeling in stand wordt gehouden of dat dit budget op een andere wijze, maar met dezelfde doelstelling, namelijk verhogen van de cyberweerbaarheid van ondernemend Nederland, wordt ingezet. De beoordelingscommissie van de subsidievoorstellen zal hierover een advies uitbrengen op basis van de kwaliteit van de ingediende voorstellen. Daarnaast vindt er een onderzoek plaats door het Digital Trust Center (DTC) naar de effectiviteit van de samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan uit de subsidieregeling Cyberweerbaarheid. Tenslotte zal mee wegen in hoeverre de kwantitatieve doelstelling van 50 samenwerkingsverbanden in 2023 is gehaald.

131

Wat zijn tot nu toe de ervaringen met de Subsidieregeling Cyberweerbaarheid in de praktijk?

Antwoord

De subsidieregeling Cyberweerbaarheid wordt door de markt goed ontvangen en geeft de subsidieontvangers de mogelijkheid om hun projecten op het gebied van cybersecurity op te starten en uit te voeren. De ervaringen en resultaten van de huidige subsidieontvangers worden zoveel mogelijk gedeeld om ook andere partijen te stimuleren projecten op te starten en uit te voeren. Daarnaast wordt vanuit het Digital Trust Center (DTC) actief gewerkt om de subsidieontvangers met elkaar in contact te brengen om van elkaar te leren. Daardoor ontstaan weer nieuwe initiatieven. Een voorbeeld hiervan is het CYRA (CYber RAting) project. Dit is een samenwerkingsverband dat is ontstaan uit meerdere door het DTC gestimuleerde samenwerkingspartijen.

132

Welke concrete stappen worden gezet om in 2023 en daarna de strategische autonomie van de Nederlandse economie te bevorderen?

Antwoord

Het kabinet vindt het van belang om de Nederlandse open strategische autonomie te versterken. Het kabinet heeft de Nederlandse inzet vormgegeven langs drie bouwstenen die met elkaar samenhangen en elkaar versterken: 1) het structureel versterken van de politiek-economische fundamenten van de EU; 2) het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden; en 3) het vergroten van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU. In de Kamerbrief Open Strategische Autonomie die medio november met uw Kamer zal worden gedeeld, zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat samen met de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken nader ingaan op het kabinetsbeleid.

133

Hoeveel procent van het bbp investeert Nederland in innovatie, mede gelet op het Europese streefcijfer?

Antwoord

Cijfers van het CBS geven aan dat Nederland in 2020 2,31% van het bbp investeerde in R&D. Een cijfer over 2021 is nog niet beschikbaar15. Het Europese streefcijfer is 3%.

134

Hoe groot is het bedrag dat ziet op de 0,1% «Nog niet ingevuld/vrij te besteden» in tabel 14?

Antwoord

Het bedrag dat ziet op de 0,1% «Nog niet ingevuld/vrij te besteden» is € 0,2 miljoen. Dit betreft het onderzoeksbudget van Directie Europese en Internationale Zaken en bestaat uit HGIS-middelen.

135

Hoe groot is het bedrag dat ziet op de 1,8% «Beleidsmatig gereserveerd» in tabel 14?

Antwoord

Het bedrag dat ziet op de 1,8% «Beleidsmatig gereserveerd» is € 6,3 miljoen. Dit betreft een deel van het budget van Digital Trust Center (€ 0,9 miljoen), Cyber Security (€ 2,7 miljoen), ICT beleid (€ 2 miljoen) en beleidsvoorbereiding en evaluaties Veiligheid en Frequenties (€ 0,7 miljoen).

136

Hoeveel procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) wordt in 2023 naar verwachting uitgegeven aan Research en Development (R&D)? Welke stappen neemt u om zo snel mogelijk te voldoen aan de doelstelling van 2,5%?

Antwoord

In 2020 werd 2,31% van het bbp uitgegeven aan R&D. Een cijfer over 2021 is nog niet beschikbaar16. De R&D-uitgaven zijn in 2020 als percentage van het bbp fors gestegen ten opzichte van 2019, toen ze nog 2,18% van het bbp bedroegen. Hierbij speelt een belangrijke rol dat het bbp een negatieve invloed ondervond van de coronacrisis. De uitgaven aan R&D stegen met 3,4%, en in combinatie met een daling van het bbp van 1,6% zorgde dit voor een sprong in de R&D-uitgaven als percentage van het bbp.

Het is moeilijk in te schatten hoeveel procent van het bbp in 2023 wordt uitgegeven aan R&D. Dat hangt af van de vraag hoe de ontwikkeling van de R&D-investeringen na 2020 zal zijn in verhouding tot de groei van het bbp. Mogelijk heeft inhaalgroei van het bbp na de coronacrisis een neerwaarts effect op de R&D-uitgaven in verhouding tot het bbp in de jaren na 2020.

Wat er op langere termijn gebeurt met dat percentage, is ook onzeker. Het doel blijft om de R&D-uitgaven als percentage van het bbp te laten stijgen. In het Coalitieakkoord zijn extra investeringen in R&D aangekondigd. De inzet van de middelen in het Nationaal Groeifonds wordt nu op 2 in plaats van 3 pijlers gericht, waardoor er meer middelen beschikbaar zijn gekomen voor R&D- en innovatieprojecten. Ook is een fonds voor onderzoek en wetenschap gestart, met een financiële omvang van € 5 miljard over een periode van 10 jaar.

Daarbij is het goed nog op te merken dat het kabinet in onder meer de industriebrief (Kamerstuk 29 826, nr. 147) heeft aangegeven dat we er naar streven dat op langere termijn de uitgaven aan R&D stijgen tot 3% van het BBP, zonder dat het private aandeel daalt. Dat betekent dus ook dat we verwachten dat de extra investeringen die het kabinet doet ook gepaard gaan met hogere investeringen van het bedrijfsleven.

137

Wat wordt bedoeld met een «actievere rol» voor het Rijk in het samen met de regio’s zoeken naar slim ruimtegebruik? Ziet u hier ook een rol voor de ROM’s?

Antwoord

Rijk en regio werken actief samen om een brede ruimtelijke afweging te kunnen maken op de ruimtelijke opgaven in Nederland, waaronder ruimte voor economie. Als gevolg van de Ruimtelijke Ordeningbrief (kenmerk 2022–0000268154) gebeurt dit enerzijds via de Nationale beleidsprogramma’s gericht op de fysieke leefomgeving zoals het Programma Werklocaties, en anderzijds het NOVEX programma van mijn collega van VRO. De komende tijd werken we deze inzet uit samen met provincies en andere partners in de regio. De schaarste aan fysieke ontwikkelruimte vraagt om een zorgvuldige toepassing van de NOVI afwegingsprincipes, zoals meervoudig en slim ruimtegebruik (denk aan functiecombinaties zoals zon op dak).

De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen via business development, internationalisering en financiering van het innovatief mkb; en daarmee versterking van de economische structuur in de regio’s. Vanuit die rollen kunnen de ROM’s knelpunten signaleren en geleerde lessen aandragen, die bijdragen aan zowel de versterking van de economie en werkgelegenheid als de brede ruimtelijke afweging in de regio. Vooralsnog voorzie ik voor de korte termijn geen uitvoerende rol voor de ROM’s

Naast de ROM’s kennen sommige regio’s ruimtelijke ontwikkelbedrijven, die werken aan de herstructurering en transformatie van werklocaties. Voorbeeld hiervan is de NV Ontwikkelmaatschappij Utrecht of de Herstructureringsmaatschappij Overijssel. Deze bedrijven investeren in de verduurzaming en intensivering van bestaande bedrijventerreinen door met beperkte overheidsmiddelen een multiplier aan private investeringen te genereren. Deze initiatieven kennen geen betrokkenheid vanuit het rijk. In overleg met regio’s zullen de mogelijkheden voor uitwisseling van goede voorbeelden en ervaringen worden verkend.

Toelichting

Novi afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;

  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;

  • 3. Afwentelen wordt voorkomen

Programma Werklocaties, Ruimte voor economische activiteiten

Er is sprake van een toenemende ruimtedruk in Nederland. Opgaven zoals de woningbouw, de energietransitie, bereikbaarheid, bedrijvigheid en oplossingen voor de stikstofproblematiek (met name de invloed van de Raad van State uitspraak op Porthos op 2 nov 2022) concurreren om de schaarse ruimte. Het Ministerie van EZK is naast de Ministeries van LNV, IenW en BZK en de decentrale overheden verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Samen met de regio en andere departementen werkt EZK aan een programma werklocaties. Het doel van het programma werklocaties is het stimuleren van de juiste condities waardoor er voldoende en gevarieerd aanbod is op de juiste plek op het juiste moment (dus nu en in de toekomst).

Naast de schaarste aan fysieke ruimte is er ook schaarste aan ontwikkel[1]ruimte door restricties vanwege stikstof, geluid en andere milieufactoren. Deze verschillende vormen van schaarste vragen om slim ruimtegebruik en goede afstemming van belangen en behoeften. Veelal op gebiedsniveau en met waar mogelijk het combineren van functies. De NOVI geeft hier al handvatten voor. Deze zullen de komende tijd verder worden aangescherpt. Het Rijk gaat ook in overleg met provincies om hun regierol met betrekking tot deze vraagstukken te versterken en samen te zoeken naar slimme oplossingen. Daarnaast brengt het kabinet in kaart op welke locaties we de bovenregionale vraag naar ruimte voor economische activiteit het beste kunnen clusteren.

138

Hoe wilt u ook het midden- en kleinbedrijf stimuleren om transparant te zijn over maatschappelijk verantwoord ondernemen, zonder dat dit te veel administratieve lasten veroorzaakt?

Antwoord

  • Om bedrijven te ondersteunen bij (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen ((I)MVO) en om de administratieve lasten te beperken heeft het kabinet bij RVO een (I)MVO-steunpunt ingericht. Het (I)MVO-steunpunt geeft voorlichting aan bedrijven over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. Het steunpunt dient ook om partijen bij elkaar te brengen om (I)MVO-kennis en ervaring uit te wisselen. Vanaf vrijdag 30 september jl. worden de eerste bedrijven geholpen door RVO.

  • Hiernaast stelt het kabinet via RVO subsidie beschikbaar voor samenwerking in sectorverband. Door met andere mkb’ers en (maatschappelijke) stakeholders samen te werken kan kennis en informatie worden gedeeld om effectiever en met beperking van de administratie lasten aan (I)MVO te werken. Deze samenwerking kan ook helpen te voldoen aan de toekomstige Europese en nationale (I)MVO-wetgeving.

  • Om (I)MVO te stimuleren zal het Ministerie van EZK de komende jaren (I)MVO implementeren in het bedrijfsleveninstrumentarium van EZK. Hiervoor wordt momenteel een pilot uitgevoerd (toegezegd in Kamerbrief «Toepassing IMVO op EZK-bedrijfsleveninstrumentarium» 2021. Kamerstuk 26 485, nr. 371).

  • Nederland werkt aan nationale (I)MVO-wetgeving die rekening houdt met de Europese richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). In de lopende onderhandelingen over de CSDDD pleit Nederland voor effectieve, uitvoerbare en proportionele wetgeving, mede in het belang van het mkb. Bij de nationale wetgeving is hier ook aandacht voor.

  • De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) bevat rapportageverplichtingen voor bedrijven over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De rapportageverplichtingen worden vanaf 2024 gefaseerd van toepassing op bedrijven, waaronder vanaf 2026 voor het beursgenoteerde mkb.

  • Gelet op de ontwikkelingen op het gebied van (I)MVO zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat zich beraden over de vraag of er verdere maatregelen nodig zijn om (transparantie over) maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren.

139

Hoeveel fte is er nodig om de maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters af te sluiten? Is dit ook vrijgemaakt? Hoeveel fte wordt er nu per uitstoter ingezet voor het maken van maatwerkafspraken?

Antwoord

Voor de uitvoering van de maatwerkaanpak is een nieuw kernteam gevormd dat uiteindelijk een omvang zal hebben van ca. 25 FTE met daar omheen een schil van medewerkers binnen en buiten EZK. Voor de opbouw van het kernteam en de ondersteunende capaciteit worden de bestaande expertise en netwerken van EZK en RVO benut maar worden vooral ook nieuwe medewerkers geworven of in sommige gevallen tijdelijk ingehuurd. Het kernteam is onderverdeeld naar dealteams die per industriecluster zijn georganiseerd en niet per individuele uitstoter. De dealteams kunnen in vorm en samenstelling verschillen al naargelang de situatie van het bedrijf.

140

Worden de maatwerkafspraken met de uitstoters parallel aan elkaar afgesloten of gebeurt dit na elkaar?

Antwoord

De maatwerktrajecten van de verschillende bedrijven lopen parallel aan elkaar waarbij de timing en snelheid afhangt van de situatie van het individuele bedrijf. In de maatwerkaanpak wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de interne besluitvormingsprocessen van de betreffende bedrijven. Voor de zomer werd een Expression of Principles afgesloten met Tata, eind dit jaar wordt met enkele andere bedrijven een dergelijk document getekend, andere bedrijven volgen komend jaar. De Expressions of Principles worden uitgewerkt naar Joint Letters of Intent die uiteindelijk zullen uitmonden in maatwerkafspraken.

141

Wanneer zullen alle Joint Letters of Intent zijn afgerond? Wanneer kan er vervolgens worden gestart met de uitvoering van de afspraken?

Antwoord

Het streven is de Joint Letters of Intent (JLOI’s) zoveel mogelijk in 2023 af te ronden. De JLOI’s worden extern getoetst en zullen dan waar nodig vertaald worden in maatwerkafspraken. Dat neemt niet weg dat op basis van de oogst uit de maatwerkgesprekken waar nodig en mogelijk al zoveel mogelijk gewerkt wordt aan het wegnemen van knelpunten om onzekerheden voor investeringsbeslissingen door bedrijven te helpen verminderen.

142

Hoeveel geld wordt er door het Ministerie van EZK geïnvesteerd in het verduurzamen van het mkb en via welke instrumenten?

Antwoord

Het mkb kan gebruik maken van de generieke regelingen voor verduurzamen zoals de innovatieregelingen TSE O&O industrie, MOOI maar ook van de steun via EIA, MIA en VAMIL en via de subsidieregelingen VEKI, DEI+ en ISDE. Het mkb maakt dus gebruik van dezelfde regelingen als het grootbedrijf. Hierdoor is niet vooraf exact aan te geven hoeveel geld er in totaal aan de verduurzaming van het mkb wordt uitgegeven, alleen achteraf.

RVO heeft in een monitor bijgehouden hoe de afgelopen jaren het gebruik van onder andere mkb is van de regelingen. Dit is terug te vinden op de site van RVO:

https://www.rvo.nl/nieuws/flinke-stijging-overheidssubsidies-voor-energieonderzoek-en-innovatie Uit de monitor van RVO blijkt dat meer dan de helft van de subsidie aan bedrijfsleven naar het mkb gaat.

143

Hoe hoog zijn dit jaar de lastenverzwaringen voor de industrie en hoe verhoudt zich dit tot de kosten om te verduurzamen?

Antwoord

CO2-heffing industrie: Er is gekozen om het tarief van de CO2-heffing industrie dit jaar niet te herijken. De prijs van de CO2-heffing industrie wordt zoals afgesproken van € 41,75 in 2022 naar € 52,62 in 2023 verhoogd. In de praktijk is dit echter voor het grootste deel van de industrie geen lastenverzwaring, omdat ook deze verhoogde CO2-heffing voor de industrie niet boven de ETS-prijs uitkomt. ETS-sectoren hoeven deze CO2-heffing dan niet te betalen.

CO2-minimumprijs industrie: Het kabinet kiest er voor om de minimum CO2-prijs industrie te laten oplopen van € 16,30 in 2023 naar € 31,90 euro per ton kooldioxide-equivalent in 2030. Zolang de EU ETS-prijs daarboven ligt zal dit geen lastenverzwaring voor de industrie teweeg brengen.

Energiebelasting: De voor 2023 geplande schuif in de hogere verbruiksschijven wordt uitgesteld naar 2024. Deze schuif heeft als doel de EB minder degressief te maken en de grootverbruiker meer te laten betalen door tarieven in hogere verbruiksschijven gas en elektriciteit te verhogen en het tarief op 2e en 3e schijf elektriciteit te verlagen. Daarnaast heeft het als doel om elektrificatie te stimuleren, aangezien de EB op elektriciteit in de 2e en 3e schijf wordt verlaagd. Het is dus afhankelijk van zowel het verbruik van het betreffende bedrijf als de productietechnologie of deze hervorming een lastenverzwaring of lastenvermindering inhoudt. Door de tariefverhoging van gas ten opzichte van elektriciteit, zullen de kosten van verduurzaming afnemen.

Door de huidige hoge en volatiele gasprijzen heeft het kabinet ervoor gekozen om deze hervorming uit te stellen tot 2024, waardoor er in 2023 geen lastenverzwaring optreedt via de EB.

Kosten verduurzamen: De kosten om te verduurzamen verschillen per project. Op https://dashboardklimaatbeleid.nl/viewer/jivereportcontents.ashx?report=industrie_koplopersprogrammas is er onder andere een overzicht te vinden waarin de gemiddelde kosten van gesubsidieerde CO₂-reductie per jaar voor verschillende techniekopties staan verwerkt. In dit overzicht is af te lezen dat bijvoorbeeld CCS een gemiddelde prijs heeft van 48 euro per ton CO2(peildatum 1 juni 2021). Het dashboard klimaatbeleid wordt op 1 november 2022 geüpdatet.

144

Hoeveel subsidie (zowel directe en indirecte subsidie als belastingkorting) is er dit jaar naar Tata Steel Nederland gegaan? Wat voor andere bijdrages of steun heeft Tata Steel Nederland gekregen?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan RVO niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Met betrekking tot de MIA/Vamil (Willekeurige afschrijving milieu-investeringen) geldt dat deze in beperkte mate wel openbaar zijn. Alle netto ontvangen steun boven de 500.000 euro per melding moet worden gepubliceerd in het TAM-register van de Europese Commissie sinds 2016 als gevolg van staatssteuntransparantie. De meldingen van 2022 zijn nog niet gepubliceerd omdat ze nog kunnen worden ingediend en ook de controles zijn nog niet afgerond.

In 2022 zijn de volgende innovatie subsidies aan Tata Steel Nederland verleend:

Titel project

Jaar

Subsidie_TSN

Projectomvang

TSE studies

2022

EUR 500.000

EUR 1.764.000

Tata Steel Nederland maakt gebruik van de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie (IKC)- ETS (Europese emissiehandelssysteem). De regeling is dit jaar in september opengesteld. Tata Steel Nederland zit nu nog in de beoordelingsfase.

145

Wat was in 2022 de CO2-uitstoot van Tata Steel Nederland?

Antwoord

Niet bekend omdat 2022 nog niet is afgesloten. In 2021 was het 11,5 MTon.

146

Hoeveel belasting heeft Tata Steel Nederland betaald?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

147

Hoeveel belastingkorting krijgt Tata Steel Nederland?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 146.

148

Welke korting op de CO2-belasting heeft Tata Steel Nederland ontvangen?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

Als een bedrijf belastingplichtig is voor de CO2-heffing industrie, wat betekent dat er een tekort is aan dispensatierechten, wordt er geen korting gegeven op deze verplichting.

De CO2-heffing is vormgegeven als een minimumprijs ten opzichte van het ETS. De nationale heffing wordt bepaald door het verschil tussen het in dat jaar geldende heffingstarief en de EU-ETS-prijs. Als de EU-ETS-prijs boven het heffingstarief ligt, is de nationale heffing nul euro. In 2021 was om deze reden het effectieve tarief van de heffing € 3,75.

De CO2-heffing is daarnaast vormgegeven als een heffing met een afnemende vrijgestelde voet (dispensatierechten). Een deel van de uitstoot wordt vrijgesteld; alleen de emissies die met het oog op de industriële reductiedoelstelling gereduceerd moeten worden belast. De vrijgestelde emissies zullen lineair, door middel van een nationale reductiefactor, worden afgebouwd tot in 2030 alleen dat deel is vrijgesteld dat correspondeert met de reductiedoelstelling. De nationale reductiefactor is in 2021 gestart op 1,2 en zal ieder jaar dalen zodat de vrijgestelde emissies lineair dalen tot in 2030 de vrijgestelde ruimte overeenkomstig is met de in het Klimaatakkoord gestelde reductieopgave.

149

Wat heeft Tata Steel Nederland ondernomen om de CO2-uitstoot te verminderen? Hoeveel is de uitstoot afgenomen?

Antwoord

Tata Steel richt zich op een grootschalige transformatie van het bedrijf, waarbij in plaats van kolen, waterstof wordt gebruikt voor de productie van staal. Dit leidt tot sluiting van de meest vervuilende onderdelen en zorgt daarmee voor een sterke reductie van de CO2-emissies Voor de zomer is hiervoor een aantal afspraken op hoofdlijnen gemaakt, in de Expression of Principles (Kamerstuk 32 813, nr. 1082). In de nu overeengekomen Expression of Principles spreekt TSN de ambitie uit om een CO2-reductie te bewerkstelligen van 5 Mton in 2030 en te onderzoeken of deze ambitie verder aangescherpt kan worden. De 5 Mton reductie is een ambitieuze stap, die verder gaat dan het proportionele deel van de uitstoot van TSN onder de in het coalitieakkoord aangescherpte CO2-heffing. Hiermee levert TSN een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de klimaatambities uit het coalitieakkoord, ondanks dat realisatie van die ambitie met behulp van de DRI route een veel grotere inspanning vergt. Bovendien heeft het bedrijf de ambitie voor carbon neutrality versneld van 2050, zoals in de eerste Expression of Principles stond, naar 2045 in de herziene versie. Deze afspraken worden in de komende periode verder uitgewerkt. Uiteindelijk moet er een set bindende maatregelen liggen, die na uitvoering voor moet zorgen dat CO2-emmissies grotendeels tot het verleden zullen horen.

150

Op welke manier levert Tata Steel Nederland steun aan het oplossen van de gezondheidsklachten van omwonenden?

Antwoord

De Minister van Economische Zaken en Klimaat vindt het van belang dat Tata Steel Nederland zo snel mogelijk verduurzaamt en de impact op de leefomgeving vermindert. Daarbij werken we nauw samen met de andere verantwoordelijke overheden, waaronder de provincie Noord-Holland en het Ministerie van IenW.

Voor de korte termijn richt Tata Steel zich, door het uitvoeren van het Roadmap Plus programma, op het realiseren van maatregelen die het bestaande staalproductieproces veel minder milieubelastend maken. Dat betreft bijvoorbeeld de installatie van een filterinstallatie op de Pelletfabriek. Tata geeft aan met de Roadmap+ plannen dat de uitstoot van fijnstof met 35%, de uitstoot van zware metalen met 55%, de stofdepositie met 65% en de uitstoot van lood met 70% afneemt in 2023. Begin dit jaar zijn de laatste maatregelen genomen die de uitstoot van kankerverwekkende PAK-stoffen met 50% zouden moeten reduceren. En daarnaast wordt bijvoorbeeld gewerkt aan een groot windscherm om stofverspreiding vanaf de grondstoffenlogistiek te beperken. De totale investering door Tata Steel bedraagt ruim € 300 miljoen. Om vrijblijvendheid te voorkomen, worden deze maatregelen waar mogelijk via de (provinciale) vergunningen afgedwongen.

Desondanks is met deze Roadmap Plus- maatregelen het probleem van de productie van schadelijke, «rauwe» kooks in de kooksfabrieken niet opgelost. De toezichthouder namens de provincie, de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG), legde de fabriek onlangs voor de derde keer een last onder dwangsom op.

Voor de lange termijn richt Tata Steel zich op een grootschalige transformatie van het bedrijf, waarbij in plaats van kolen, waterstof wordt gebruikt voor de productie. Dit leidt tot sluiting van de meest vervuilende onderdelen en verbetert de milieu en gezondheidssituatie fors. Tata Steel wil voor de uitvoering van deze plannen graag financiële ondersteuning van de overheid. Voor de zomer is hiervoor een aantal afspraken op hoofdlijnen gemaakt, in de Expression of Principles (Kamerstuk 32 813, nr. 1082). Deze afspraken worden in de komende periode verder uitgewerkt. Uiteindelijk moet er een set bindende maatregelen liggen, die ook leiden tot een forse verdere verlaging van de impact van de fabriek op de omgeving. Het Ministerie van IenW laat de precieze effecten op milieu en gezondheid nog onafhankelijk toetsen.

151

Hoe vaak is er door de top van Tata Steel Nederland gesproken met de top van het Ministerie van EZK?

Antwoord

Overzicht van de gesprekken die door bewindspersonen en ambtenaren het afgelopen jaar zijn gevoerd met Tata Steel Nederland.

Bewindspersoon

Gesprekspartners

Datum

Gespreksonderwerpen

Toenmalig Minister EZK+ Toenmalig Staatssecretaris lenW + topambtenaren EZK en lenW

CEO TSN, gedeputeerden Provincie Noord- Holland, Wethouders Beverwijk en Velsen

23-11-2021

Opvolging gesprek 15/09/2021, verduurzaming van TSN o.b.v. DRI, Roland Berger rapport, Roadmap+ maatregelen

Toenmalig Minister EZK + topambtenaren EZK

CEO TSN

23-11-2021

Opvolging gesprek 15/09/2021, verduurzaming van TSN o.b.v. DRI, Roadmap+ en het Roland Berger rapport

Staatssecretaris IenW + ambtenaren IenW

CEO TSN, Gedeputeerde Provincie Noord-Holland, vertegenwoordigers provincie en Omgevingsdienst, wethouder gemeente Velsen

14-2-2022

Kennismaking, Roadmap+, milieu en omgeving, verduurzaming

Minister EZK + Minister KE + ambtenaren EZK

CEO TSL en CEO TSN

28-3-2022

Investeringscommitment en vervolgstappen verduurzamingstraject

Minister EZK + Minister KE + ambtenaren EZK

CEO TSL en CEO TSN

19-10-2022

Vervolgstappen verduurzamingstraject

Ambtenaren EZK & IenW

CEO TSN, ambtenaren van Provincie Noord-Holland en omliggende gemeenten

maandelijks

Voortgang van de verduurzamingsactiviteiten en implementatie van de Roadmap+ projecten

152

Wat is de verhouding tussen de verschuldigde belasting van Tata Steel Nederland en de subsidies die het bedrijf ontvangt?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

153

Hoeveel geld uit het Klimaatfonds is uitgegeven aan Tata Steel Nederland?

Antwoord

Er is nog geen geld uit het Klimaatfonds uitgegeven aan Tata Steel Nederland.

154

Hoeveel geld uit het Nationaal Groeifonds is uitgegeven aan Tata Steel Nederland?

Antwoord

Er zijn geen aanvragen van projecten waar TSN aan deelneemt, ingediend of gehonoreerd.

155

Hoeveel subsidie (zowel directe en indirecte subsidie als belastingkorting) is er dit jaar naar DSM gegaan?

Antwoord

DSM heeft sinds 2020 geen subsidie meer ontvangen van de rijksoverheid. Destijds ontving DSM, als onderdeel van een consortium, een onderling te verdelen subsidie ter hoogte van 135.000 euro. Over lopende subsidieaanvragen kunnen geen uitspraken worden gedaan in verband met vertrouwelijkheid.

156

Wat voor andere bijdrages of steun heeft DSM gekregen?

Antwoord

Er is geen extra bijdrage of steun gegeven aan DSM.

157

Wat was in 2022 de CO2-uitstoot van DSM?

Antwoord

Voor 2022 zijn de uitstootcijfers nog niet bekend. In 2020 was de uitstoot van DSM, volgens de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), 51.830 ton CO2.

15

Hoeveel belasting heeft DSM betaald?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

159

Hoeveel belastingkorting krijgt DSM?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

160

Welke korting op de CO2-belasting heeft DSM ontvangen?

Antwoord

Het kabinet kan geen uitspraken doen over de belastingen van individuele bedrijven.

161

Wat heeft DSM ondernomen om de CO2-uitstoot te verminderen? Hoeveel is de uitstoot afgenomen?

Antwoord

DSM heeft recentelijk haar wereldwijde broeikasgas emissie reductiedoelstelling voor 2030 naar boven bijgesteld naar 59% reductie in 2030. DSM’s broeikasgas emissies in Nederland zijn met ruim een derde gereduceerd in 2021 t.o.v. 2016. De emissiereductie in Nederland komt met name door de transitie naar 100% ingekochte hernieuwbare elektriciteit en 20 broeikasgasreductie projecten op de Nederlandse sites (waaronder het plaatsen van warmtepompen, warmte integratieprojecten, LED verlichting en andere optimalisaties van productieprocessen). Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft echter geen volledig zicht op welke maatregelen een bedrijf specifiek treft om CO2 te reduceren.

162

Hoe vaak is er door de top van DSM gesproken met de top van het Ministerie van EKZ?

Antwoord

Er is sporadisch contact tussen de top van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en DSM wanneer hiertoe aanleiding voor is, zoals rondom de verhuizing van het hoofdkantoor eind 2021 en bij eventuele overnames.

163

Wat is de verhouding tussen de verschuldigde belasting van DSM en de subsidies die zij ontvangen?

Antwoord

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

16

Hoev4eel geld uit het Klimaatfonds is uitgegeven aan DSM?

Antwoord

Er is nog geen geld uit het Klimaatfonds uitgegeven aan DSM.

165

Hoeveel geld uit het Nationaal Groeifonds is uitgegeven aan DSM?

Antwoord

Op dit moment heeft DSM geen middelen uit het Nationaal Groeifonds ontvangen. Dit sluit niet uit dat dit in de toekomst wel het geval zou kunnen zijn.

In de 2de ronde voorstellen Biotech Booster en Cellulaire Agricultuur is DSM wel een van de initiatiefnemers en lid van het consortium. DSM is geen direct begunstigde van subsidie-middelen in deze fase van de projecten. Deze projecten zitten in de opstartfase en er is vooralsnog geen geld uitgekeerd aan projectpartners zoals DSM. Tijdens de implementatie van projecten kunnen projectwijzigingen zich voordoen waardoor DSM wel een direct begunstigde van subsidiemiddelen zou kunnen worden.

166

Welk deel van de uitgaven voor het behalen van de klimaatdoelen gaat naar het verduurzamen van de industrie?

Antwoord

In het Coalitieakkoord is binnen het Klimaatfonds een indicatief budget van € 3 miljard gereserveerd voor de verduurzaming van de industrie en innovatie mkb. Daarnaast is er samenloop met de percelen vroege fase opschaling (indicatief budget € 15 miljard) en energie-infrastructuur (€ 4 miljard). Ter aanvulling verwijs ik u naar de tabel met het complete overzicht aan uitgaven van het Klimaatfonds bij de beantwoording van 14.

167

Welke beleidsdoelstelling ligt ten grondslag aan de subsidie voor toekomstbestendige winkelgebieden?

Antwoord

Met de Impulsaanpak winkelgebieden investeert het kabinet in het realiseren van toekomstbestendige en vitale winkelgebieden. Nieuwe functies en investeringen in ruimtelijke kwaliteit zorgen voor een nieuwe economische en sociale basis in deze winkelgebieden.

Gemeenten, in samenwerking met lokale private partijen, worden gestimuleerd delen van hun winkelgebied gebiedsgericht en integraal aan te pakken, door ze financieel en met kennis te ondersteunen. De projecten die hieruit voortkomen dienen als showcases voor andere gemeenten en andere lokale partijen. De opgedane kennis en ervaring zal actief worden opgehaald en verspreid.

168

Wie gaat over de toekenning van de investering in toekomstbestendige winkelgebieden?

Antwoord

De Minister van EZK verstrekt een specifieke uitkering aan een gemeente. De Minister laat zich hierbij adviseren door een Adviescommissie. De Adviescommissie bestaat uit 4 tot 5 leden. De leden zijn onafhankelijke experts. De Adviescommissie stelt een ranking op van de aanvragen op basis van vooraf bepaalde rangschikkingscriteria.

169

Op welke wijze wordt bekeken of een toekenning van de subsidie voor toekomstbestendige winkelgebieden ook besteed wordt aan het doel waarvoor het is aangevraagd?

Antwoord

De maximale realisatietermijn van het project is zeven jaar, gerekend vanaf de datum waarop de specifieke uitkering is verleend. De gemeente rapporteert jaarlijks op 1 maart over het voorafgaande jaar aan de Minister. De rapportage bevat in ieder geval:

  • a. een schriftelijk verslag omtrent de uitvoering van het project met inbegrip van een vergelijking van de daadwerkelijke uitvoering met de beschrijving van het project in het projectplan, zowel in materiële als financiële zin;

  • b. een overzicht van de activiteiten en doelen voor het eerstvolgende jaar inclusief een beschrijving van de inhoudelijke en financiële risico’s voor de verdere uitvoering van het project.

  • c. een beschrijving van de wijze waarop de gemeente zorg draagt voor monitoring van het project conform het projectplan. De gemeente maakt hiertoe afspraken met de overige partijen in het samenwerkingsverband.

Na het afronden van het project legt de gemeente verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze zoals bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Vraag 170

Op welke wijze wordt het budget van de Topsector Energie verdeeld?

Antwoord

Jaarlijks adviseert het Topteam Energie de Minister van Klimaat en Energie over de besteding van innovatiemiddelen op het terrein van Klimaat en Energie. Dit doen zij direct voor middelen voor Industrieel Onderzoek en Experimentele Ontwikkeling / Pilots; en in aansluiting op middelen voor Toegepast onderzoek en middelen voor demonstratieprojecten.

  • Dit is onderdeel van een breder proces in de missiegedreven innovatiegemeenschap:

    • Op basis van monitoringsgegevens van RVO, TNO en NWO en de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s) van het Klimaatakkoord stellen sectorale innovatiestuurgroepen prioriteiten en kaders voor de inzet in het volgende jaar.

    • De bij deze stuurgroepen aangesloten organisaties (w.o. de Topsector Energie) vertalen deze prioriteiten en kaders naar hun eigen programmering en uiteindelijke activiteiten/regelingen/middeleninzet.

      • Binnen de Topsector Energie vertalen de TKI’s de sectorale innovatieprioriteiten en -kaders voor elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie en systeemintegratie naar een programmeringsadvies incl. benodigd budget voor het Topteam Energie.

      • Het Topteam Energie maakt op basis van de MMIP’s, monitoringsgegevens, prioriteiten vanuit de stuurgroepen en het advies van de TKI’s een budgettaire afweging en adviseert de Minister.

      • De Minister van Klimaat en Energie besluit over de inzet van middelen, eventueel in afstemming met betrokken collega’s.

171

Wat is uw inzet in de komende jaren om de ROM’s te ondersteunen en kunt u aangeven of er structureel voldoende middelen voor de ROM’s beschikbaar zijn en blijven om hun taken te kunnen uitvoeren?

Antwoord

De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn een belangrijk uitvoeringsinstrument van mijn ministerie voor het aanpakken van marktfalen, systeemfalen en transitiefalen. Deze vormen van falen worden door de ROM’s aangepakt door in te zetten op ecosysteemontwikkeling, business development, internationalisering en financiering van het innovatief mkb. De positieve bijdrage die de ROM’s leveren is ook onlangs bevestigd in de evaluatie over de periode 2016–2020 (Kamerstuk 32 637, nr. 502). De komende tijd zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat de gezamenlijke ROM’s nog sterker inzetten en positioneren in de uitvoering van EZK-beleid, ook mede in het licht van het veranderde speelveld en het ontstaan van een landsdekkend ROM-netwerk. De landelijke doorontwikkeling van de ROM’s geeft namelijk meer mogelijkheden om nationale en regionale activiteiten rondom het mkb en innovatie-ecosystemen te verbinden. Zo zijn de ROM’s gevraagd om groeifondsvoorstellen van meer regionale verankering te voorzien (inclusief het mkb) en worden in een ROM-pilot krachten gebundeld op een aantal specifieke thema’s (o.a. batterijtechnologie en groene chemie). De extra inzet vraagt ook om de benodigde financiële middelen. Daarom is voor de uitvoering van deze taken vanaf 2022 een start gemaakt met het structureel beschikbaar stellen van € 1 miljoen aan aanvullende middelen vanuit EZK op de reeds bestaande structurele exploitatiebijdrage aan de ROM’s.

172

Waarom is er niet voor gekozen, gezien het grote aantal aanvragen in de eerste tranche (van 100 miljoen euro voor Herstructurering Winkelgebieden), om de vierde tranche te schrappen en dit geld over de eerste drie tranches te verdelen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 7.

173

Staat u nog steeds achter uw toezegging om, wanneer dat nodig is, geld in de regeling naar voren te halen? Wanneer ziet u de noodzaak om dit daadwerkelijk ook te doen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 8.

174

Waarom is in het Nederlands klimaatbeleid de derde van de drie pijlers (emissiereductie en technologie, de vervuiler betaalt en (internationaal) natuur- en ecosysteembeleid), het internationaal natuurbeleid in de begroting niet nader uitgewerkt?

Antwoord

De Minister voor Natuur en Stikstof is verantwoordelijk voor het natuurbeleid. De Minister voor BHOS heeft een coördinerende verantwoordelijkheid voor internationaal klimaat- en milieubeleid, waaronder ook natuur.

175

Wat is het (maximum)bedrag dat is begroot voor de maatwerkafspraken gemaakt met de grootste industriële uitstoters?

Antwoord

Voor de verduurzaming van de industrie, waaronder de grootste industriële uitstoters, is een brede mix aan instrumenten beschikbaar (Kamerstuk 29 826 nr. 135). De maatwerkaanpak benut alle financiële en niet-financiële instrumenten om bedrijven te faciliteren hun verduurzamingsprojecten te realiseren en waar mogelijk te versnellen.

Vraag 176

Wordt het Toekomstfonds integraal geëvalueerd of komen er individuele evaluaties van de verschillende regelingen binnen het Toekomstfonds?

Antwoord

Het Toekomstfonds bestaat uit een bedrijven- en een onderzoeksdeel. Op dit moment vindt een evaluatie van het deel fundamenteel en toegepast onderzoek van het Toekomstfonds plaats. Binnen die evaluatie is aan het onderzoeksbureau gevraagd in te gaan op de individuele regelingen die vanuit dat deel van het Toekomstfonds zijn gefinancierd. Voor zover mogelijk zullen in de evaluaties conclusies worden getrokken over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de individuele regelingen. Tevens wordt in deze evaluatie gekeken naar enkele aspecten op het gebied van doeltreffend- en doelmatigheid van het Toekomstfonds als geheel.

In 2023 worden de verschillende regelingen binnen het bedrijvendeel individueel geëvalueerd. De resultaten van die evaluaties worden in samenhang bezien en aan de Kamer aangeboden.

177

Op welke manier zijn de terug ontvangsten op verstrekte kredieten van het Toekomstfonds geraamd?

Antwoord

Er zijn op verschillende manieren terug ontvangsten geraamd voor een aantal kredieten op het Toekomstfonds. Hierbij moet worden opgemerkt dat door de aard van de regelingen (veelal fondsen) het lastig is om een nauwkeurige raming te maken.

De ontvangsten van Dutch Venture Initiative (zowel DVI 1 als DVI 2) zijn gebaseerd op de verwachte terugverdientijden van de verschillende fondsen en loopt tot het jaar 2032. Voor het Innovatiekrediet wordt de revolverendheid elk jaar door RVO berekend op basis van uitstaande leningen, ontvangsten in de afgelopen jaren, en het beschikbare budget. De raming wordt aangepast op basis van trends in de revolverendheid. De terug ontvangsten uit de Seed Capital regeling hangen samen met de looptijd van een fonds en het exit-potentieel van een investering. De looptijd ligt doorgaans tussen de 8 en 12 jaar.

De ontvangsten van de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen betreffen ontvangsten voor de Corona Overbruggingsleningen. Het totaalbedrag van € 300 miljoen is gedeeld door de totale looptijd (10 jaar).

178

Kunt u nader toelichten hoe het project Q4C er precies uitziet en hoe de middelen voor de pilot (25 miljoen euro) precies worden besteed (pagina 116)?

Antwoord

Het project Q4C (Capital for Companies) komt voort uit het advies «versterking eigen vermogen mkb» van het Comité voor Ondernemerschap. Het advies van het Comité voor Ondernemerschap is om te komen tot een fonds dat risicodragend vermogen in de vorm van quasi-equity zou kunnen verstrekken aan bedrijven met een investeringsbehoefte om te groeien, te verduurzamen of te digitaliseren. Er wordt momenteel verkend of en hoe er door middel van een pilot invulling kan worden gegeven aan het advies. Voor deze pilot is € 25 miljoen gereserveerd binnen het Toekomstfonds voor 2023. De Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd over de uitwerking.

179

Hoe verloopt de uitwerking van een dakverstevigingsregeling zoals aangekondigd in de zonnebrief?

Antwoord

Op dit moment bevindt de uitwerking van de dakversterkingsregeling zich in de verkennende fase. Uw Kamer wordt hierover eind dit jaar uitgebreider geïnformeerd.

180

Hoe wordt geborgd dat de middelen voor de regeling multifunctioneel ruimte gebruik en het kwaliteitsbudget die aan gemeenten beschikbaar komen, daadwerkelijk leiden tot meer multifunctionele zonneparken?

Antwoord

Veel gemeenten stellen nu al eisen ten aanzien van multifunctioneel ruimtegebruik op in de vergunning voor projecten voor hernieuwbare energie op land. Indien deze eisen universeel door gemeenten in de vergunning gesteld worden, worden deze staande praktijk voor hernieuwbare energieprojecten. In de basisbedragen van de SDE++ worden deze eisen dan ook waar mogelijk meegerekend. Het kwaliteitsbudget voor gemeenten stelt decentrale overheden in staat om in bredere zin aan gebiedsontwikkeling te doen rondom projecten voor hernieuwbare energie op land. Zo kunnen zij investeren in deze locaties en tegelijk projecten voor hernieuwbare energie op land een multifunctioneel karakter geven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een fietspad door een windturbinepark of biodiversiteitsbevordering bij een zonnepark.

181

Kunt u een overzicht geven van alle nationale en Europese klimaat- en energiedoelstellingen sinds 1990 en de resultaten van Nederland per doelstelling?

Antwoord

Met de Klimaatwet en het bijbehorend beleid vastgelegd in het Klimaatplan, levert Nederland haar bijdrage aan het realiseren van de klimaatdoelen van de Overeenkomst van Parijs, die door de Europese Unie namens haar lidstaten is getekend. Nederland zet met het beleid in op 55% emissiereductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. Het PBL raamt in de Klimaat- en Energie Verkenning die op 1 november 2022 naar de Kamer is gestuurd17 (KEV 2022) de verwachte uitstoot in 2030 op basis van het vastgestelde, voorgenomen en geagendeerd beleid op een emissiereductie van 41% tot 52%. Daarbij past de kanttekening dat voor een groot deel van het geagendeerde beleid nog geen inschatting van het effect mogelijk is of dat het effect pas na 2030 optreedt.

In de Klimaatnota die op 1 november naar de Kamer is gestuurd18 staan ook overige nationale verplichtingen volgend uit Europees beleid genoemd, zie onderstaand overzicht. De Europese Effort Sharing Decision (ESD) en Effort Sharing Regulation (ESR) reguleren de emissies voor Nederland voor de activiteiten die buiten het Europese emissiehandelssysteem (ETS) voor de grote energie-intensieve industrie en de elektriciteitssector vallen. In de KEV 202119 stond dat het cumulatieve ESD-doel voor de periode 2013–2020 (à 921 megaton CO₂-equivalent) ruim bereikt was, want de gerealiseerde cumulatieve ESD-emissies kwamen voor die periode uit op maar 798 megaton CO₂-equivalent.

Voor de uitstoot van broeikasgassen gelden de volgende doelen en resultaten:

Doel

Resultaat Nederland

NL: 3% – 5% reductie CO2-uitstoot in 2000 t.o.v. 1990

5,6% extra uitstoot in 2000

NL: 6% reductie broeikasgassen in periode 2008–2012

7,3% reductie in 2010

EU: 10% reductie in sectoren buiten ETS in 2020 t.o.v. 2005

n.v.t.

NL: maximale emissies in 2013–2020 in sectoren buiten ETS van 921 Mton

810 Mton in 2013–2020

EU: 30% reductie in sectoren buiten ETS in 2030 t.o.v. 2005

n.v.t.

NL: maximale emissies in 2021–2030 in sectoren buiten ETS van 903 Mton

865 Mton in 2021–2030 (raming KEV 2022)

NL: 55% reductie uitstoot broeikasgassen in 2030 t.o.v. 1990

41% – 52% reductie in 2030 (raming KEV 2022 op basis van vastgesteld, voorgenomen en gedeelte geagendeerd beleid)

Europa zet sterk in op het besparen van energie. De Europese richtlijn voor energie efficiëntie (EED) zet sinds 2012 de kaders voor energiebesparing in Europa. De meest recente versie van de EED komt uit 2018. Momenteel wordt de richtlijn herzien in het kader van Fit for 55. De belangrijkste artikelen uit de EED zijn de huidige artikelen 3 en 7 (in de herziening worden dit artikel 4 en 8). Deze spreken over het indicatieve Europese besparingsdoel en de bijdrage van de lidstaten daaraan.

Nederland streeft volgens artikel 3 naar een maximaal primair en finaal energieverbruik. Het finaal energieverbruik is het energieverbruik van eindverbruikers in de sectoren industrie, gebouwde omgeving, landbouw, en mobiliteit plus de bunkers voor de luchtvaart. Het primair energieverbruik is het finaal energieverbruik plus eigenverbruik en omzettingen in de energiesector en industrie, waaronder de elektriciteitsopwekking en raffinaderijen. Zoals te zien in onderstaande tabel zijn in 2020 beide doelen behaald. Voor 2030 ligt Nederland er minder goed voor. Op basis van het doorgerekende beleid in de KEV2022 haalt Nederland de streefcijfers voor primair energieverbruik waarschijnlijk niet. Hierbij komt dat de richtlijnen nog verder zullen worden aangescherpt bij de herziening die momenteel onderhandeld wordt. Het finaal energieverbruik is in 2020 gehaald en valt voor 2030 volgens de KEV2022 nog binnen de bandbreedte van het artikel 3.

Voor artikel 7 ligt de energiebesparing van 924 petajoule binnen bereik, al zit deze wel aan de bovenkant van de bandbreedte die is geraamd in de KEV2022 van wat Nederland mogelijk bereikt. Echter zal er in de volgende herziening extra beleid moeten wordt geïmplementeerd om aan de eisen van artikel 7 te voldoen.

 

Energy Efficiency Directive (EED)

 

Artikel 3

Artikel 7

 

2020

2030

2020

2030

 

Primair

energie

verbruik

Finaal

energie

verbruik

Primair

energie

verbruik

Finaal

energie

verbruik

Energie besparing

Energie

besparing

EU doel voor Nederland

2.541 PJ

2.186 PJ

1.950 PJ

1.837 PJ

482 PJ

924 PJ

Realisatie/

verwachting

2.446 PJ

1.907 PJ

2.061 – 2.416 PJ

1.729 – 1.974 PJ

672 PJ

721 tot 939 PJ

Voor de doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie zijn het Energieakkoord uit 2013, het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021–2030 (INEK) en de Europese Richtlijn inzake hernieuwbare energie relevant. Uit deze richtlijn vloeien doelstellingen voort op Europees niveau en individuele doelstellingen voor lidstaten. Een overzicht van hernieuwbare-energiedoelstellingen op Europees en nationaal niveau is te vinden in de onderstaande tabel. De eerste doelstellingen zijn afkomstig uit Richtlijn 2001/77/EC (de «RES-richtlijn»). In 2009 werd de eerste Richtlijn Hernieuwbare Energie van kracht (Richtlijn 2009/28/EC, de «REDI») en in 2018 is deze richtlijn herzien (Richtlijn 2018/2001, de «REDII»). De doelstelling van 14% uit de REDI heeft Nederland in 2020 behaald met behulp van de statistische overdracht met Denemarken. Het PBL verwacht (in de KEV 2022) dat de doelstellingen voor hernieuwbare energie uit het Energieakkoord voor 2023, het INEK voor 2025 en de REDII voor 2030 binnen bereik liggen. In de KEV 2021 werd nog een aandeel hernieuwbare energie van 26% verwacht in 2030. Het verwachte aandeel in de KEV 2022 is hoger door beleidsaanpassingen die in het afgelopen jaar zijn ingezet, vooral voor de bouw van extra windparken op zee.

Momenteel wordt onderhandeld over de herziening van de REDII, inclusief de hoogte van de hernieuwbare-energiedoelstellingen op Europees en nationaal niveau. In het Fit-for-55-pakket heeft de Europese Commissie voorgesteld om de bindende doelstelling voor hernieuwbare energie op EU-niveau te verhogen naar 40%. De Commissie gaat voor Nederland uit van een nationale bijdrage van 36%. In het kader van RePowerEU wordt nu onderhandeld over een verdere verhoging van de EU-doelstelling naar 45%. Hoewel de uitkomst van deze onderhandelingen nog niet bekend is, is duidelijk dat voor Nederland uit de nieuwe REDIII in elk geval een verhoging zal volgen die een aanzienlijke extra inspanning vergt.

Voor de geschatte realisaties uit de KEV 2022 moet de kanttekening gemaakt worden dat voor een deel van het geagendeerde beleid nog geen inschatting van het effect mogelijk is of dat het effect pas na 2030 optreedt.

 

RES-richtlijn (2001)

REDI (2009)

Energieakkoord (2013)

INEK 2021–2030

REDII (2018)

Doeljaar

2010

2020

2023

2025

2030

EU-doelstelling

12%

20%

n.v.t.

n.v.t.

32%

NL-doelstelling

9%

14%

16%

19,6%

26%1

Realisatie/

verwachting NL

3,8% (CBS)

14% (CBS)

16% (verwachting KEV 2022)

21% (verwachting KEV2022)

31% (verwachting KEV 2022)

X Noot
1

Dit doel van 26% uit de REDII is in het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021–2030 verhoogd naar 27%.

182

Kunt u een update geven van het aantal fossiele subsidies en de budgettaire impact daarvan?

Antwoord

U wordt verwezen naar de brief aan uw Kamer van 14 september 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 566) en de bijlage bij de Miljoenennota 2022 (Kamerstuk 35 925, nr. 2). In beide Kamerstukken is een tabel opgenomen met een overzicht van zogenoemde fossiele subsidies. In het coalitieakkoord zijn maatregelen opgenomen die zien op terugdringen van specifieke vrijstellingen in de sfeer van de energiebelasting alsmede het afschaffen van het verlaagde belastingtarief in de energiebelasting voor de sector glastuinbouw. Daardoor nemen het aantal fossiele subsidies in deze kabinetsperiode af. Het kabinet zet zich daarnaast in om andere vrijstellingen in Europees verband te verminderen.

183

Welk aandeel zouden twee moderne kernreactoren mogelijk hebben in het energie- en elektriciteitsaanbod van 2040? Wat zijn de verwachte kosten voor het bouwen van een moderne kernreactor?

Antwoord

Op 7 juli 2021 is de KPMG-studie inzake Marktconsultatie kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 96) aangeboden aan de Kamer. Op 26 september 2022 heeft de Minister van Klimaat en Energie de scenariostudie kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 99) aangeboden aan de Kamer.

De scenariostudie kijkt naar het jaar 2035. In dat jaar is de verwachting dat de totale elektriciteitsproductie in Nederland tussen de 185,5 en 258,9 TWh ligt. Uit de scenariostudie blijkt ook dat twee kerncentrales in 2035 tussen de 26,9 en 28,1 TWh aan elektriciteit produceren, afhankelijk van het aantal gemaakte draaiuren. Het is goed om te benadrukken dat dit gebaseerd is op twee European Pressurised Reactor (EPR)-kerncentrales van elk 1.600 MW bovenop de bestaande Borssele-centrale van bijna 500 MW. Deze EPR-technologie is gekozen vanwege het maximaal mogelijke vermogen en om te kijken hoeveel productie twee kerncentrales in Nederland zouden kunnen leveren. Over de uiteindelijke technologie moet nog een besluit worden genomen.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat elektriciteit uit kernenergie een aandeel tussen de 10,8% en 15,0% zou kunnen hebben in het elektriciteitsaanbod van 2035. Afhankelijk van de vraag-, aanbod-, flex- en opslagontwikkeling in deze periode, alsook de prijsontwikkelingen van verschillende energietechnologieën, en eventuele ontwikkelingen in het buitenland, is de verwachting dat dit in 2040 vergelijkbaar zal zijn.

Wat betreft de kosten voor het bouwen van nieuwe kerncentrales concludeert KPMG dat de investeringsomvang van een westerse-First of a Kind (FOAK) generatie III+ kerncentrale van tussen de 1.200 en 1.500 MW ligt tussen de 7 en 13,2 miljard euro (met een bouwtijd van circa 11 tot 15 jaar). KPMG geeft hierbij dus aan dat dit FOAK (first of a kind)-reactoren zijn, waarbij budgetten zijn overschreden door onder andere veranderende veiligheidseisen en ontwerpen, maar ook doordat er in de EU en de VS sinds de jaren 90 nauwelijks kerncentrales zijn gebouwd, waardoor er veel kennis en ervaring verloren is gegaan.

Op dit moment lijkt het erop dat deze type centrales een volwassen stadium hebben bereikt, zodat door leereffecten de kosten zullen afnemen. Volgens de scenariostudie wordt het verwachte investeringsbedrag voor een EPR van 1.600 MW geschat op circa 6 miljard (exclusief financieringslasten) bij een ontwikkelperiode van 10 jaar.

184

Hoe heeft de prijs voor kernenergie zich in de afgelopen decennia ontwikkeld?

Antwoord

Het rapport «The Projected Cost of Generating Electricity – 2020 Edition» van het International Energy Agency (IEA) stelt dat enkele van de westerse first of a kind (FOAK) centrales, Vogtle 3&4 (VS) en Flamanville 3 (Frankrijk), een kostprijs van meer dan 8.600 dollar per kW hadden. Voor een andere westerse centrale, Olkiluoto 3 in Finland, gaat het om een kostprijs van meer dan 5.700 dollar per kW. Dit gaat echter om FOAK-centrales die momenteel gerealiseerd worden in Europa en de VS.

Door lessen van deze projecten mee te nemen is de techniek van de huidige westerse generatie III+ centrales meer volwassen geworden en kunnen vergelijkbare centrales in de toekomst tegen lagere kosten worden gerealiseerd. Hiermee neemt ook de kostprijs voor kernenergie af.

Binnen de scenariostudie (Kamerstuk 32 645, nr. 99) rekenen de onderzoekers voor grote kerncentrales met een kostprijs van ca. € 4.100 per kW voor de jaren 2040 en 2050. Hierbij wordt uitgegaan van een bouwtijd van 11 jaar en baseert de kosten voor kernenergie, een combinatie van de kosten voor de bouw en de financieringslast, op het rapport «The Projected Cost of Generating Electricity – 2020 Edition» van het International Energy Agency (IEA).

De prijs voor kernenergie binnen het toekomstige energiesysteem van Nederland moet nog verder onderzocht worden in een vervolgstudie die gepland staat voor 2023.

185

Wanneer komt er duidelijkheid over de toekomst van de kerncentrale in Borssele? Zijn we voorbereid op een scenario dat de kerncentrale toch snel moet sluiten?

Antwoord

De huidige bedrijfsduur van de kerncentrale Borssele loopt tot 2033, een eerdere sluiting is niet voorzien. De Minister voor Klimaat en Energie is voornemens op korte termijn een intentieverklaring te ondertekenen samen met de eigenaar van de centrale, haar aandeelhouders en lokale bestuurders om de bedrijfsduurverlenging voor na 2033 mogelijk te maken.

Daarnaast zal om de bedrijfsduurverlenging mogelijk te maken onder andere het huidige convenant aangepast moeten worden, de kernenergiewet gewijzigd worden en een technische haalbaarheidsstudie gedaan worden. Dit proces zet de Minister voor Klimaat en Energie preciezer uiteen in de brief over kernenergie die hij voornemens is begin december te versturen.

186

Hoeveel duurzame energie wordt er in Nederland opgewekt?

Antwoord

Voor de bepaling van de hoeveelheid hernieuwbare energie in Nederland wordt, in overeenstemming met Europese afspraken, standaard uitgegaan van het bruto eindverbruik van energie.20 Daarom wordt bij de beantwoording van deze en volgende vragen in plaats van de energieopwekking, het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie gebruikt. In de praktijk is er geen verschil tussen het bruto eindverbruik en de productie van energie in Nederland, behalve waar het de productie van brandstoffen voor vervoer betreft. Daar is de binnenlandse productie hoger dan het binnenlands verbruik en wordt dus geëxporteerd.

Het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland ligt volgens het CBS in 2021 op 41 miljard KWh.

187

Hoeveel procent van de duurzame energie wordt opgewekt door bewonerscoöperaties of collectieven?

Antwoord

Volgens Stichting HIER Opgewekt hield in 2021 83% van de energiecoöperaties zich bezighield met zon-PV of windenergie. Volgens het CBS kwam in 2021 in totaal 41.448 miljoen kWh elektriciteit uit hernieuwbare bronnen (dit is de bovenkant van de nog resterende bandbreedte in de nader voorlopige cijfers van CBS). Volgens HIER Opgewekt kwam in 2021 1.142 miljoen kWh (195 miljoen kWh uit zon + 947 miljoen kWh uit wind) van energiecoöperaties. Dit betreft dus ongeveer 2,8 procent. Dit is een benadering.

188

Wat is het percentage duurzame energieopwekking in Nederland?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 186 beschreven lag het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland in 2021 op 41 miljard KWh. Dit komt overeen met een percentage hernieuwbare energie van 13,4 procent. Omdat voor een gedeelte van de energie uit biogrondstoffen op dit moment niet duidelijk is of het mag meetellen voor het aandeel hernieuwbare energie, ligt dit percentage in 2021 mogelijk iets lager (12 procent).21

189

Ligt het percentage duurzame energieopwekking in lijn met de beleidsdoelstelling?

Antwoord

Zie ook het antwoord op vraag 181. Volgens de KEV 2022 van het PBL ligt de verwachte realisatie in 2030 met 31 procent hoger dan de huidige doelstelling voor Nederland van 26 procent hernieuwbare energie in 2030. Daarmee zal Nederland naar verwachting in 2030 ruimschoots aan de huidige doelstelling kunnen voldoen. Als gevolg van de herziening van de REDII zal deze 2030-doelstelling voor Nederland echter een stuk hoger komen te liggen. Op dit moment is het nog niet duidelijk welke doelstelling op basis van die herziening voor Nederland zal gaan gelden, maar het is aannemelijk dat er extra inspanningen nodig zullen zijn om die doelstelling te halen.

190

Welke stappen zijn ondernomen om het percentage duurzame energieopwekking in Nederland te vergroten?

Antwoord

Verschillende stappen worden ondernomen om het percentage hernieuwbare energie in Nederland verder te verhogen. Zo is het budget in de SDE++ dit jaar opgehoogd naar € 13 miljard om meer ruimte te bieden aan hernieuwbare-energieprojecten. Vanaf 2023 worden in de SDE++ de zogenoemde «hekjes» geïntroduceerd, die budget reserveren voor hernieuwbare-energietechnieken zoals geothermie en groen gas. In de zomer is de aanvullende routekaart wind op zee gepresenteerd, waarin is afgesproken rond 2030 het gezamenlijk vermogen van de windparken te verhogen van 11 GW naar 21 GW. In het coalitieakkoord zijn verder verschillende maatregelen aangekondigd die het aandeel hernieuwbare energie verhogen. Zo wordt binnen het aangekondigde Klimaatfonds € 15 miljard beschikbaar gemaakt voor de opschaling van hoogwaardige hernieuwbare energiedragers. Naast de SDE++ en het budget vanuit het Klimaatfonds zijn er verschillende andere instrumenten die zich richten op de ontwikkeling van hernieuwbare energie in Nederland zoals de HER+ en DEI+, de EIA en de SCE.

191

Hoeveel van de duurzame energieopwekking vindt ook daadwerkelijk binnen Nederlands grondgebied plaats?

Antwoord

De in het antwoord op vraag 186 en 188 genoemde 41 miljard KWh aan hernieuwbare energie wordt volledig geproduceerd op Nederlands grondgebied.

192

Hoeveel middelen worden er dit jaar extra gereserveerd naast het amendement Erkens-Dassen voor het versterken van de nucleaire kennisinfrastructuur? Kunt u dit uitsplitsen per uitgavepost?

193

Hoeveel bent u bereid om te investeren in de nucleaire kennisinfrastructuur in 2023?

Antwoord 192 en 193

Naar aanleiding van het amendement Erkens-Dassen was € 5 miljoen op de EZK-begroting 2022 voor kennisinfrastructuur gereserveerd. Het voornemen is om het budget van het amendement nog dit jaar volledig te beschikken, zodat de sector onmiddellijk kan starten met de voorgestelde plannen op het gebied van onderwijs, onderzoek en bewustwordingscampagnes. Dit kan nog niet worden uitgesplitst per uitgavepost, omdat dit afhangt van de ingediende subsidieaanvragen. Nog voor de begrotingsbehandeling wordt een brief over het verstevigen van de kennisinfrastructuur aan uw Kamer gestuurd. Bij voorjaarsnota zal invulling worden gegeven aan de meer lange termijn inzet van Klimaatfondsmiddelen voor het verstevigen van de kennisinfrastructuur, zodat ook in 2023 beschikkingen kunnen worden afgegeven. Over het budget dat voor het verstevigen van de kennisinfrastructuur wordt gereserveerd zal dan ook gecommuniceerd worden.

194

Hoe verklaart u het verschil tussen de halvering van de kostprijs van zon-PV in de afgelopen jaren zoals te lezen in tabel 34 en de toenemende kosten die sector aangeeft zoals te lezen in het rapport Berenschot «Paradox in de energietransitie: ontwikkeling zon-PV in de knel ondanks hoge energieprijzen»?

Antwoord

In het Klimaatakkoord is een kostendalingspad afgesproken voor zon-PV. Dit is destijds met de beste inschattingen tot stand gekomen. De afgelopen jaren zijn er diverse ontwikkelingen geweest die deze kostendaling (tijdelijk) hebben onderbroken, zoals gestegen transportkosten, hoge inflatie en stijgende grondstofprijzen. Het PBL adviseert het Ministerie van EZK ieder jaar over de subsidiebedragen voor onder andere de SDE++. De zogeheten basisbedragen uit deze adviezen zijn een weerspiegeling van de kostprijzen van zon-PV. Het PBL rekent in deze adviezen zoveel mogelijk met de meest actuele marktomstandigheden. Het PBL zal voor de SDE++ 2023 ook met een advies en bijbehorende bedragen komen. Hierin zijn de actuele marktontwikkelingen meegenomen. De actuele marktontwikkelingen worden vanuit het perspectief van de projectontwikkelaar beschreven in het rapport «Paradox in de energietransitie: ontwikkeling zon-PV in de knel ondanks hoge energieprijzen». De opdrachtgevende partijen voor dit rapport hebben in de marktconsultatie van het PBL, die altijd voorafgaat aan het advies, hun inbreng kunnen leveren. Het eindadvies van het PBL wijst uit welke van de kostenposten op langere termijn uitwerking hebben op de kostprijs van zon-PV.

195

Waarom is ervoor gekozen om 20 miljoen euro voor kernenergie te reserveren en niet, zoals in het coalitieakkoord is afgesproken, 60 miljoen euro?

Antwoord

Voor de vaststelling van de € 20 miljoen heeft de Minister voor Klimaat en Energie gekeken naar de in 2023 benodigde middelen voor de bedrijfsduurverlenging Borssele, de nieuwbouw van twee kerncentrales en het verstevigen van de kennisinfrastructuur. Dit is minder dan het initieel in het coalitieakkoord opgenomen bedrag voor 2023. Dit komt doordat er nu meer bekend is over de tijdsinspanning die de verschillende activiteiten vergen, de planningen en doorlooptijden, waardoor de verwachte uitgavenreeks er anders uit is komen te zien. De verdeling van de middelen over de tijd verandert niets aan het totale budget van € 5 miljard voor kernenergie. Deze reservering van € 20 miljoen wordt voor verschillende doelen ingezet. Allereerst is voorzien in een subsidie om de verouderingsonderzoeken te financieren, die noodzakelijk zijn om te bepalen of en onder welke voorwaarden de kerncentrale Borssele kan worden voortgezet. Daarnaast worden deze middelen ingezet voor milieueffectrapportages voor de bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale Borssele en de locatie voor nieuwbouw. Ter voorbereiding van de besluitvorming over de nieuwbouw eind 2023 is het tevens nodig dat een breed onderzoek naar de financiering daarvan wordt uitgezet. Tot slot zullen deze middelen worden ingezet voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de extra kosten die de ANVS maakt in de uitvoering.

196

Hoeveel windmolens staan er op land? Hoeveel staan er daarvan binnen de vier keer tip hoogte afstand van de gebouwde omgeving?

Antwoord

Het totaal aantal windmolens op land bedraagt 2679 (waarvan 138 op het IJsselmeer). Het type, de hoogte en het vermogen van windmolens lopen sterk uiteen. Daarom is er onderscheid gemaakt tussen windmolens met een vermogen tussen 0,01 MW en 1 MW en windmolens met een vermogen groter dan 1 MW. De eerste categorie betreft vaak kleine erfmolens bij agrarische bedrijven of zijn dorpsmolens die vaak op initiatief van de gemeenschap zijn geplaatst. Dit aantal ligt op 1.092. De tweede categorie betreft alle overige windmolens op land (en op het IJsselmeer). Dit aantal ligt op 1.587.

Voor de term gebouwde omgeving is de definitie gebruikt van woonadressen (zoals in het BAG-register geregistreerd d.d. 8 februari 2021). Dit betekent dat ook als er slechts één woning binnen de vier keer tiphoogte afstand ligt van de windmolen, deze is opgenomen in de berekening. Voor de eerste categorie windmolens met een relatief klein vermogen vallen 605 windmolens binnen de vier keer tiphoogte afstand van een woonadres. Voor de tweede categorie windmolens met een groter vermogen geldt dit voor 682 windmolens. In totaal liggen dus 1287 windmolens binnen de vier keer tiphoogte afstand van een gebouw met een woonfunctie. Hierbij wordt opgemerkt dat in veel gevallen de eigenaren van nabijgelegen woonadressen nauw betrokken zijn bij het windmolenproject, bijvoorbeeld als initiatiefnemer, beheerder, eigenaar en/of exploitant.

Bovenstaande berekeningen zijn gebaseerd op basis van data uit 2022 van Windstats.nl, Rijkswaterstaat en RIVM.

197

Hoeveel windmolens staan er op zee en hoeveel zonnepanelen liggen er op land?

Antwoord

Er staan nu ongeveer 500 windturbines op het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit aantal is groeiende omdat momenteel nog wordt gebouwd aan het windpark van Vattenfall in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid).

Op basis van data van het CBS stond op peildatum 31 december 2021 2867 MW aan grootschalig geïnstalleerd vermogen (groter dan 15 kW) zon-pv op land (hieronder vallen ook projecten zon-pv op water). Onder de aanname van een gemiddeld vermogen per zonnepaneel van 330 Wp, kan worden berekend dat het aantal zonnepanelen op land dan ca. € 8,7 miljoen betreft.

198

Aan welke partijen is de instellingswet Klimaatfonds ter consultatie voorgelegd?

Antwoord

Het ontwerpwetsvoorstel is niet specifiek aan partijen ter consultatie voorgelegd. Het ontwerpwetsvoorstel is van 29 april 2022 tot en met 27 mei 2022 openbaar geconsulteerd. Hierbij zijn 49 reacties ontvangen, waarvan 46 reacties openbaar. Daarnaast heeft de Minister voor Klimaat en Energie de Algemene Rekenkamer gevraagd een advies te geven op het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter advisering voor bij de Afdeling advisering van de Raad van State en het voornemen is het voorstel zo snel mogelijk naar uw Kamer te laten zenden.

199

Hoeveel geld van het Klimaatfonds is al uitgegeven? Waar is dat geld naar toe gegaan? Welk onderdeel daarvan komt ten goede aan de beleidsdoelstellingen van het Klimaatfonds en welk deel niet?

Antwoord

Er is momenteel ongeveer € 5,4 miljard van de gereserveerde middelen van het Klimaatfonds gecommitteerd. Met uitzondering van de inzet uit het fonds voor dekking van het generale beeld (€ 880 miljoen in het voorjaar), komen deze uitgaven ten goede aan de doelen van het Klimaatfonds.

200

Hoe kan de Kamer controleren of de uitgaven uit het Klimaatfonds ook daadwerkelijk bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstelling?

Antwoord

Voorstellen die bij de Minister voor Klimaat en Energie in zijn rol als fondsbeheerder worden ingediend worden beoordeeld op de criteria van het Klimaatfonds (additionaliteit, doelmatigheid, doeltreffendheid, uitvoerbaarheid) en dienen bij te dragen aan de doelstellingen van het Klimaatfonds, in overeenstemming met de doelstellingen van de Klimaatwet. Daarnaast zal het PBL zoals uiteengezet onder vraag 45, een reflectie geven op alle voorstellen. Uiteindelijk neemt uw Kamer een definitief besluit over het toekennen van de middelen bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Het departement dat verantwoordelijk is voor de regeling die middelen heeft gekregen uit het Klimaatfonds is verantwoordelijk voor monitoring en evaluatie van de maatregelen.

201

Welk gedeelte van het Klimaatfonds is al beleidsmatig toegekend?

Antwoord

Om te voorkomen dat het tijdpad bij uitvoering van het klimaatbeleid op korte termijn in het geding komt, heeft het kabinet al in de begroting voor 2023 middelen beschikbaar gesteld voor urgente verplichtingen die het kabinet in 2022 en 2023 wil aangaan. Dit is in de vorm van een proeve van een begroting op Prinsjesdag naar uw Kamer gezonden. Dit gaat onder andere om uitgaven gericht op de opschaling van waterstofprojecten, de uitrol van windparken op de Noordzee, het stimuleren van warmtenetten en energiebesparende maatregelen. In totaal is hiermee € 5,4 miljard van de middelen voor het Klimaatfonds gecommitteerd. Daarmee resteert € 29,6 miljard van de aanvankelijk bij het Coalitieakkoord gereserveerde € 35 miljard van het Klimaatfonds.

202

Welke uitgaven uit het Klimaatfonds zijn er al gedaan en welk gedeelte hiervan is al door de Kamer goedgekeurd?

Antwoord

Zoals te zien in tabel 1 van de indicatieve vaststelling van de begrotingsstaat van het Klimaatfonds voor het jaar 2023 is ongeveer € 5,4 miljard uit het Klimaatfonds reeds gecommitteerd. De Voorjaarsnota 2022 is door de Kamer geautoriseerd. De 7e incidentele suppletoire begroting (ISB) en de Miljoenennota 2023 zijn aan de Kamer gepresenteerd en de stemming hierover volgt na de begrotingsbehandeling van eind november.

203

Hoeveel van de uitgaven uit het Klimaatfonds is bestemd voor de industrie?

Antwoord

Zie vraag 166.

204

Hoeveel van de uitgaven uit het Klimaatfonds is bestemd voor verduurzaming van huishoudens? Op welke manier wordt dit besteed om huishoudens te verduurzamen?

Antwoord

In het Coalitieakkoord is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving binnen het Klimaatfonds een indicatief budget van € 7 miljard gereserveerd. Hiervan is indicatief € 3,35 miljard gereserveerd voor het Nationaal Isolatieprogramma, € 900 miljoen voor Hybride warmtepompen en € 2,75 miljard voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Met name de uitgaven voor het Nationaal Isolatieprogramma en hybride warmtepompen worden besteed aan het verduurzamen van woningen van huishoudens.

205

Hoeveel projecten die gefinancierd worden vanuit het Klimaatfonds zijn voor minimaal 50% in publieke handen? Kunt u de projecten noemen?

Antwoord

Omdat de besluitvorming over het overgrote merendeel van de middelen nog moet plaatsvinden kan de Minister voor Klimaat en Energie op dit moment geen inzicht geven in de hoeveelheid projecten waarbij minimaal 50% in publieke handen is.

206

Hoeveel projecten die gefinancierd worden vanuit het Klimaatfonds zijn voor minder dan 50% in publieke handen? Kunt u de projecten noemen en kunt u aangeven welke partijen hier een meerderheidsbelang in hebben?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 205.

207 Hoeveel gelden uit het Klimaatfonds zijn al toegekend voordat er formele beleidskaders voor het toekennen van gelden uit het Klimaatfonds waren opgesteld?

Antwoord

Er zijn geen gelden uit het Klimaatfonds toegekend zonder formele beleidskaders. Ook voor de 2023 middelen geldt dat deze zijn beoordeeld op de criteria die zijn opgenomen in het wetsvoorstel ter instelling van het fonds, te weten: additionaliteit, doelmatigheid, doeltreffendheid, uitvoerbaarheid. Daarnaast was in de 2023-ronde een belangrijk criterium dat de maatregelen urgent waren. Dat wil zeggen dat zonder deze uitgaven de uitvoering van het Klimaatbeleid in het geding kwam.

208

Hoeveel verplichtingen uit het Klimaatfonds zijn er al aangegaan?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 14 voor het overzicht van alle gecommitteerde bedragen. De uitgaven waarover bij Voorjaarsnota is besloten, zijn al goedgekeurd door de Kamer en hier zijn al of kunnen verplichtingen voor worden aangegaan.

209

In hoeverre is de beoogde reductie met de maatwerkafspraken additioneel aan de 4 Mton waarmee de nationale CO2-heffing is verhoogd, of is het vervangend?

Antwoord

De beoogde reductie met de maatwerkafspraken is additioneel aan de reductie van 4 Mton in 2030 die met de verhoging van de nationale CO2-heffing wordt geborgd. De maatwerkafspraken kunnen ook gericht zijn op het leveren van een substantiële additionele reductie na 2030 in lijn met klimaatneutraliteit 2050.

210

Hoeveel geld zal er dit jaar worden geïnvesteerd in het verzwaren van het net? Hoeveel is er sinds 2012 geïnvesteerd? Kan dit per jaar worden

uitgesplitst?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 40.

211

Hoeveel ruimte is er nog op het elektriciteitsnet per provincie? Hoe wordt dit gemonitord door het Ministerie van EZK?

Antwoord

De beschikbare ruimte per provincie op het elektriciteitsnet is permanent in beweging. Netbeheerders informeren EZK en ACM proactief als er schaarste en congesties voorzien wordt. Netbeheerders geven wel een actueel overzicht waar er sprake is van transportschaarste via de site van Netbeheer Nederland.22

212

Hoeveel megawatt elektrolysecapaciteit kan worden gerealiseerd met de middelen die nu zijn gereserveerd voor waterstof?

Antwoord

Naar verwachting zijn de huidige middelen op de begroting voldoende voor het realiseren van een elektrolysecapaciteit van ten minste 600 megawatt. Dit is als volgt opgebouwd: met de € 250 miljoen voor het opschalingsinstrument wordt beoogd 50 tot 100 megawatt te realiseren. Vanuit de ca. € 1,3 miljard aan IPCEI-middelen is € 857 miljoen beschikbaar voor de opschaling van elektrolyseprojecten (golf 2) bestemd. Samen met de ondersteuning voor demonstratieprojecten uit het Groeifondsvoorstel GroenvermogenNL en het gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen (zie Kamerstuk 31 813, nr. 1042) kan daarmee naar verwachting ten minste 500 megawatt elektrolysecapaciteit gerealiseerd worden.

213

Klopt het dat het kabinet koerst op 35 TwH op land? Welk budget wordt hiervoor uitgetrokken in 2023 en in de jaren daarna?

Antwoord

Het kabinet koerst met de ondersteuning vanuit de SDE++ op 35 TWh hernieuwbare energie op land. Dit is zo in het Klimaatakkoord afgesproken. In 2022 heeft het kabinet € 13 miljard uitgetrokken voor de SDE++. Het referentieopenstellingsbudget voor 2023 is € 5 miljard. Tot nu toe werd binnen de SDE++ niet gewerkt met aparte budgetten voor verschillende duurzame technieken.

214

Wat gebeurt er met de vrijval/onderuitputting in de SDE++ dit jaar? Hoe wordt voor de toekomst onderuitputting van de SDE++ voorkomen? Is het beschikken van meer projecten voor hetzelfde budget een optie?

Antwoord

De definitieve uitkomsten van de SDE++-ronde 2022 zijn ten tijde van de beantwoording van deze vragen nog niet bekend. Het is nu nog niet te zeggen welk deel van de ingediende projecten uiteindelijk wel of niet gerealiseerd wordt. De SDE++-budgetten worden per jaar vastgesteld op basis van de meest recente relevante marktinformatie en de budgettaire ruimte. Indien nodig stelt EZK het budget bij, zodat de uiteindelijk uitbetaalde subsidie zoveel mogelijk projecten ondersteunt. Bij het vaststellen van het openstellingsbudget wordt rekening gehouden met de realisatie- en productieverwachtingen en de energieprijsraming, hierdoor kunnen bij hoge energieprijzen meer projecten met hetzelfde openstellingsbudget een beschikking krijgen (omdat er per project minder kasuitgaven verwacht worden). Hierdoor is sprake van een zekere overprogrammering. SDE-middelen die niet worden uitgegeven blijven voor de SDE++ beschikbaar door middel van de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Dit is ook conform de wens van uw Kamer (motie Sienot c.s., Kamerstuk 35 570-XIII, nr. 38). De hoge energieprijzen die we op dit moment zien, waren niet in deze mate voorzien. Dit leidt ertoe dat er dit jaar relatief veel in de reserve is gekomen.

215

Is de cap in de SDE++ op hernieuwbaar op land voor de 2023 ronde gegarandeerd van de baan, in lijn met de motie-Bontenbal c.s. (Kamerstuk 31 239 nr. 350)?

Antwoord

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de SDE++ de ontwikkeling van hernieuwbare energie op land ondersteunt tot 35 TWh. Deze grens is nog niet bereikt. De genoemde motie-Bontenbal c.s. verzoekt de regering in volgende SDE++-rondes of andere vormen van stimulering niet langer uit te gaan van een maximaal subsidiabele energieproductie van 35 terawattuur in 2030 voor zon en wind, maar rekening te houden met de benodigde groei van zon en wind richting 2030 en 2050, conform het nog af te ronden plan nationaal energiesysteem en passend binnen de afspraken in het coalitieakkoord. Het kabinet neemt de boodschap van deze motie ter harte en beziet op dit moment of en hoe het doel van 35 TWh herijkt dient te worden, en welke mate van ondersteuning ná 35 TWh daarbij passend is. Hiertoe heeft de Minister voor Klimaat en Energie Greetje Bos verzocht met een werkgroep met decentrale overheden tot een advies te komen over de randvoorwaarden voor verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie op land, en de mogelijke herijking van het doel van 35 TWh die daarbij hoort. De resultaten hiervan wacht het kabinet met belangstelling af. Parallel onderzoekt EZK welke mogelijkheden er zijn om al dan niet de stimulering van hernieuwbare energie op land vorm te geven na het behalen van dit doel.

216

Hoeveel financiële middelen heeft het Ministerie van EZK dit jaar extra moeten uitgeven aan het vullen van de gasopslagen? Kunt u dit uitgebreid uitsplitsen per uitgavepost?

Antwoord

Bij het vaststellen van de subsidies voor het vullen van de gasopslag in Bergermeer wordt gekeken naar de daadwerkelijk gemaakte kosten door EBN en de marktpartijen. In mei 2023 zal pas duidelijk zijn wat de precieze extra uitgaven voor het vullen van de gasopslagen zijn geweest. Onderstaand geef ik een overzicht van de maximaal aangevraagde subsidie voor het vullen van de gasopslagen. De daadwerkelijke uitgekeerde subsidie ligt waarschijnlijke een stuk lager. Door de gewijzigde marktomstandigheden, waarbij de wintertermijnprijzen toch hoger kwamen te liggen dan de zomerprijzen, werd het uiteindelijk voor marktpartijen aantrekkelijk genoeg om gas op te slaan zonder dat er subsidie hoefde te worden uitgekeerd. In december komt de Minister voor Klimaat en Energie met een Kamerbrief over gasleveringszekerheid. Daarin komt ook een voorlopige terugblik op de twee vulmaatregelen (subsidiemaatregel voor marktpartijen en de inzet van EBN) afgelopen vulseizoen.

Onderdeel

Bedrag in € miljoen

Maximaal aangevraagde subsidie marktpartijen Bergermeer

164

Maximaal aangevraagde subsidie EBN Bergermeer

480

217

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gasopslagen voor volgende winter op tijd zijn gevuld? Wanneer zal hiermee worden gestart?

Antwoord

Momenteel zijn de gasopslagen goed gevuld (stand van zaken 7 november 2022: 91,97%).23 Het kabinet onderzoekt op dit moment diverse maatregelen om te zorgen dat de gasopslagen volgende winter tijdig voldoende gevuld worden conform de EU-verordening inzake gasopslag (verordening (EU) 2022/1032 inzake gasopslag). Het kabinet kijkt daarbij naar maatregelen om gas wat nu in de gasopslagen zit door te rollen naar volgende winter en naar maatregelen om te zorgen dat de gasopslagen zo snel mogelijk na 1 april gevuld worden. Begin december ontvangt uw Kamer een Kamerbrief met nadere informatie hierover, zoals toegezegd in het Commissiedebat Energieraad van 18 oktober 2022.

218

Waarom wordt voor CO2-afvang, -opslag of -gebruik (CCS/CCU) en hernieuwbare elektriciteit geen budget gereserveerd?

Antwoord

De hekjes in de SDE++ helpen per 2023 categorieën die een relatief hoge subsidie-intensiteit hebben. Dit zijn relatief dure projecten die gemiddeld meer subsidie nodig hebben per ton CO2 die ze reduceren. Deze categorieën bevatten vaak technieken die zich nu binnen de SDE++ moeilijker ontwikkelen. Ze komen namelijk doorgaans minder snel in aanmerking voor subsidie, omdat ze moeten concurreren met goedkopere technieken binnen de SDE++. CCS en hernieuwbare elektriciteitsopties komen nu al goed aan bod binnen de SDE++. Deze technieken hebben namelijk een lage subsidie-intensiteit en staan dus vaak redelijk vooraan in de rangschikking. Aanpassingen aan de SDE++ moeten wel van toegevoegde waarde zijn. Daarom zijn alleen de duurdere technieken (gegroepeerd in «domeinen») voorzien van een hekje dat budget reserveert. CCS en hernieuwbare elektriciteit hebben geen hekje nodig om goed aan bod te komen en blijven dus met elkaar concurreren. Dat maakt dat de SDE++ zo kosteneffectief mogelijk blijft. Dit is belangrijk om de kosten van de energietransitie zo laag mogelijk te houden. Voor een breder overzicht van reserveringen op de begroting van EZK voor hernieuwbare elektriciteit en CCS/CCU verwijs ik naar het antwoord op vraag 221.

219

Hoeveel geld is er de afgelopen jaren bespaard door te kiezen voor Russisch gas?

Antwoord

Dat is niet te zeggen, er is geen aparte prijs voor Russisch gas. De lagere gasprijzen van de afgelopen jaren hingen samen met voldoende aanbod van gas om in de vraag te voorzien.

220

Hoe gaat u ervoor zorgen dat multifunctionele zon op land projecten van de grond komen nu hernieuwbare energie in de SDE++ geen apart hekje krijgt en moet concurreren met CCS?

Antwoord

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 218 heeft hernieuwbare elektriciteit geen eigen hekje nodig in de SDE++, omdat projecten voor deze categorie al goed aan bod komen. Om de kosten van de energietransitie zo laag mogelijk te houden, zal zon-PV dus onder andere concurreren met CCS. Het Planbureau voor de Leefomgeving zal voor iedere openstellingsronde van de SDE++ adviseren over de juiste vormgeving van de categorieën voor zon-PV en de bijbehorende subsidiebedragen, hierin wordt ook rekening gehouden met eventuele aanvullende vergunningseisen omtrent multifunctionele zon op land. Met dit berekende bedrag dient het merendeel van de projecten de business case rond te kunnen rekenen. Tevens kan waar nodig en van toepassing het kwaliteitsbudget voor de SDE++ bijdragen aan verbetering van de omgeving van projecten voor opwekking van hernieuwbare energie op land.

221

Hoeveel budget is er gereserveerd voor specifiek CCS via andere nationale subsidie-instrumenten op het terrein van Economische Zaken (Regeling nationale EZ-subsidies) zoals MMIP 6?

Antwoord

De onderstaande tabel uit de EZK-begroting van 2022 laat zien hoeveel budget is gereserveerd specifiek voor CCS. Dit budget is grotendeels gereserveerd voor de uitfinanciering van gehonoreerde onderzoeksprojecten in het kader van het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies). Hiervoor is de regeling ERA-NET uit de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gebruikt.

 

2023

2024

2025

2026

2027

Carbon Capture and Storage (CCS)

€ 4.580.000

€ 6.380.000

€ 5.380.000

€ 5.380.000

€ 5.380.000

Daarnaast is de technologie omtrent CC(U)S onderdeel van de innovatieprogrammaring van MMIP6. Hiervoor is geen specifiek budget gereserveerd, omdat dit technologieneutraal is ingesteld. Innovatieprojecten op het gebied van CC(U)S kunnen uiteraard gebruik maken van de bestaande energie-innovatieregelingen, waarvoor budget voor gereserveerd is.

222

Kunt u een uitgebreid overzicht geven van het typische energieverbruik van verschillende typen bedrijven en organisaties? Waaronder ook scholen, ziekenhuizen, culturele instellingen, sportverenigingen en kleine detailhandel?

Antwoord

Het ministerie beschikt niet over een dergelijk sluitend overzicht. Een dergelijk overzicht is beperkt relevant omdat het energieverbruik binnen één groep nog steeds sterk kan verschillen. Een typisch energiegebruik is dan ook moeilijk te bepalen en niet direct bruikbaar voor beleid.

223

Hoe wordt de uitrol van hernieuwbare energie geborgd nu er in de SDE++ geen hekje voor dit domein zal komen en het moet concurreren met CCS/CCU?

Antwoord

Zie de antwoorden op de vragen 218 en 220.

224

Wat bedoelt u concreet met het SDE++ refentieopenstellingsbudget?

Antwoord

Dit is het voorlopige openstellingsbudget voor 2023 dat in de begroting staat. Het definitieve openstellingsbudget wordt met de SDE++-openstellingsbrief vastgesteld.

225

Constaterende dat het SDE++-referentieopenstellingsbudget 5 miljard euro bedraagt, hoe gaat u er zorg voor dragen dat hernieuwbare energie niet buiten de boot valt?

Antwoord

Het referentieopenstellingsbudget voor de SDE++ 2023 is voorzien op € 5 miljard. Van dit bedrag wordt driemaal € 750 miljoen afgeschermd door hekjes voor de domeinen moleculen, lagetemperatuurwarmte en hogetemperatuurwarmte. Er blijft in deze uitgangssituatie dus € 2,75 miljard over voor de andere technieken, waaronder hernieuwbare energie op land. Dit budget is naar de huidige stand van zaken afdoende om andere technieken ook een goede kans op subsidie te geven. Als het gereserveerde budget binnen de hekjes niet uitgeput wordt, komt dit ook beschikbaar voor de overige concurrerende technieken.

226

Welk deel van de uitgaven voor het behalen van de klimaatdoelen gaat naar het verduurzamen van huishoudens? Welk deel hiervan komt terecht bij de top 10% huishoudens op basis van inkomen?

Antwoord

In het Coalitieakkoord is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving binnen het Klimaatfonds een indicatief budget van € 7 miljard gereserveerd. Hiervan is indicatief € 3,35 miljard gereserveerd voor het Nationaal Isolatieprogramma, € 900 miljoen voor Hybride warmtepompen en € 2,75 miljard voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Met name de uitgaven voor het Nationaal Isolatieprogramma en hybride warmtepompen worden besteed aan het verduurzamen van woningen van huishoudens. Onduidelijk is welk deel daarvan terecht komt bij de top 10% huishoudens op basis van inkomen. Wel wordt met de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma ingezet op het uitfaseren van de slechtste labels (D, E, F en G) in wijken met relatief veel energiearmoede.

227

Hoeveel kosten zijn er gemaakt om de gasopslag Bergermeer te vullen?

Antwoord

Het aangevraagde maximale subsidiebedrag door EBN is € 480 miljoen. Het aangevraagde maximale subsidiebedrag door marktpartijen is € 164 miljoen. Omdat een groot deel van de subsidie bestaat uit het afdekken van negatieve spread (het prijsverschil tussen zomer en winter) valt er niet voor de afloop van het gasjaar te zeggen wat de daadwerkelijk gemaakte kosten zijn. Daarnaast is aan EBN een lening verstrekt van € 2,3 miljard om gasaankopen te kunnen voorfinancieren.

228

Heeft het kabinet gesproken met de energiesector om de risico’s en de kosten van het vullen van de gasopslag Bergermeer op private partijen te verhalen? Waarom is dit niet gebeurd?

Antwoord

Hier is wel degelijk over gesproken en hier wordt ook naar de toekomst toe over nagedacht. Zo is ook dit jaar al voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten van EBN op gebruikers gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van GTS (bovenop, maar niet in, de tarieven voor gastransport). Op die manier kan de rekening wel degelijk worden gelegd bij marktpartijen en de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de gebruikers in het buitenland. Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat financiering van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is van de uiteindelijke kosten door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.

229

Waarom staat CCS los op de begroting en niet als onderdeel van SDE?

Antwoord

De SDE++ stimuleert de uitrol van CCS. Daarnaast zijn er andere instrumenten die onderzoek en ontwikkeling van CCS subsidiëren. Deze activiteiten worden vanuit een ander instrument gefinancierd, namelijk via o.a. het Accelerating CCS Technologies (ACT) Programma. Vanaf 2023 wordt dit programma ondergebracht in het Clean Energy Transition Partnership (CETP) van de Europese Commissie. Tevens is er aan EBN een lening verstrekt voor haar deelname aan het CCS-project Porthos. Deze lening staat apart op de begroting en zal over de looptijd van het project weer worden terugbetaald aan EZK.

230

Hoe verhouden de verhoogde subsidies aan particulieren, zoals de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing, zich tot wat aan subsidies aan particulieren door met Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar wordt gesteld? In hoeverre zijn deze te combineren en is de intentie om deze ook in te zetten voor isolatiemaatregelen?

Antwoord

Het Ministerie van BZK heeft verschillende subsidieregelingen gericht op een specifiek doel en/of doelgroep. Zo is er de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH; vanaf volgend jaar SVVE) voor vve’s. Voor verhuurders is er de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen en de Subsidieregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH), die gericht is op het aardgasvrij maken bestaande huurwoning(en) door deze aan te sluiten op een warmtenet. Indirect worden huurders hiermee geholpen aan een energiezuiniger huis. Deze regelingen staan naast de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) die gericht is op verduurzaming van het eigen gebouw van eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers.

De landelijke subsidies zijn gericht op verduurzaming van het gebouw bij verschillende doelgroepen en dus door subsidieaanvragers niet met elkaar te combineren. Wel is het toegestaan om te stapelen met subsidies van de gemeente of provincie. Dit speelt bijvoorbeeld bij de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma.

231

Op welke energieprijzen zijn de SDE, SDE+ en de SDE++ gebaseerd? Verschilt dit voor de SDE, SDE+ en de SDE++?

Antwoord

De correctiebedragen zijn gebaseerd op de energieprijsramingen uit de meest recente Klimaat- en energieverkenning die het PBL opstelt. De methodiek van de correctiebedragenberekening kan wel verschillen per techniek en per openstellingsronde. Het PBL adviseert over de correctiebedragen in de eindadviezen en berekent jaarlijks de voorlopige en definitieve correctiebedragen. Dit verschilt niet voor de SDE, SDE+ of SDE++.

232

Wat is de invloed van de huidige hoge energieprijzen op beschikte SDE, SDE+ en SDE++ projecten?

Antwoord

Binnen de SDE++ wordt subsidie uitbetaald per geproduceerde eenheid energie of vermeden ton CO2. Het uitbetaalde subsidiebedrag betreft het verschil tussen het basisbedrag (de kostprijs van een eenheid hernieuwbare energie) en het correctiebedrag (de marktinkomsten die die eenheid hernieuwbare energie oplevert). Als de energieprijzen omhoog gaan, stijgt het correctiebedrag in verhouding mee. Op dit moment zien we uitzonderlijk hoge energieprijzen. Deze leiden dus tot hoge correctiebedragen, die ook boven de basisbedragen uitstijgen in diverse gevallen. Dit betekent dat er geen subsidie uitbetaald wordt zolang dat het geval is. Met de huidige hoge energieprijzen ontbreekt namelijk de onrendabele top.

233

Is bekend hoe groot de kapitaalsbehoefte is bij alle netbeheerders tezamen om het elektriciteitsnet te verzwaren?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 41.

234

Waarom is alleen kapitaal beschikbaar gesteld voor Stedin en hoe voldoet dit aan hun kapitaalsbehoefte?

Antwoord

Met de reservering van € 500 miljoen kan aan de korte termijn kapitaalbehoefte van Stedin worden voldaan. Daarnaast is het Rijk met de drie grote regionale netwerkbedrijven en hun aandeelhouders in gesprek over de lange termijn kapitaalbehoefte zoals ook gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 1086).

235

Hoe gaat u invulling geven aan de stimulans van hernieuwbare technieken die toe zijn aan opschaling en dus buiten de MOOI subsidie vallen maar nog niet worden erkent in de SDE++? (zoals Agri-PV, zonnepanelen boven zachtfruit)

Antwoord

De SDE++ ondersteunt technieken die marktrijp zijn en op grote schaal kunnen worden uitgerold. De SDE++ is vormgegeven om op een zo kostenefficiënte wijze hernieuwbare energieproductie te stimuleren. Door concurrentie in de regeling komende meest kostenefficiënte productie-installaties als eerste aan bod. Het PBL adviseert EZK voor elke openstellingsronde van de SDE++ over de mogelijke toepasselijke categorieën en de bijbehorende subsidiebedragen. Het PBL heeft in 2022 EZK negatief geadviseerd over het opnemen van een aparte categorie voor agri-PV. Omdat het afwegen van de meerkosten van dit systeem tegen de meeropbrengsten lastig was. Daarom heeft EZK geen aparte categorie voor agri-PV opgenomen in de SDE++.

Voor dergelijke innovatieve technieken die nog relatief duur zijn en zich dikwijls bevinden tussen de innovatiefase en de uitrolfase; stelt het Rijk diverse innovatiesubsidies beschikbaar. Zo kan Agri-PV gebruik maken van innovatieregelingen als DEI+ en HER+; om voldoende schaalgrootte en kostenreductie te behalen voor een sterkere concurrentiepositie.

236

Hoeveel inkomsten zijn er in het kader van de Opslag duurzame energie (ODE)?

Antwoord

Over het verbruik van elektriciteit en aardgas moet energiebelasting en de Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) worden betaald. De ODE diende voorheen ter dekking van de uitgaven van de subsidieregelingen SDE+ en SDE++ (door middel van een ex ante gelijkstelling van de ODE-inkomstenreeks en SDE+(+)-uitgavenreeks), maar deze koppeling is per 2022 afgeschaft. Het kabinet is voornemens om vanaf 2023 de ODE-tarieven volledig te integreren in de tarieven van de energiebelasting.

Het kabinet is daarnaast voornemens om de komende jaren de tarieven in de energiebelasting aan te passen en de grondslag te verbreden. Het doel van deze aanpassingen is om voor huishoudens, bedrijven en maatschappelijke instellingen de prikkel te vergroten om het energieverbruik te verminderen en/of over te stappen van aardgas naar elektriciteit. Dit doet het kabinet door de belasting op aardgas te verhogen en de belasting op elektriciteit te verlagen, de tariefstructuur minder degressief te maken en verschillende specifieke fiscale regelingen af te schaffen. Hierdoor worden investeringen in verduurzaming gestimuleerd en zal de energiebelasting beter bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.

Uit tabel 36 van de begroting 2023 van EZK:

Inkomsten

2021

2022

2023

2024

2025

Opbrengst heffing ODE (SDE++)

3.077.606

2.906.000

225.000

5.000

0

237

Hoeveel dekking van de subsidies in het kader van de SDE wordt gedekt via de ODE-inkomsten?

Antwoord

Zie ook het antwoord op vraag 236. De ODE diende voorheen ter dekking van de uitgaven van de subsidieregelingen SDE+ en SDE++, maar deze koppeling is per 2022 afgeschaft. Het kabinet is voornemens om vanaf 2023 de ODE-tarieven volledig te integreren in de tarieven van de energiebelasting. Daarvoor werden de ODE-inkomstenreeks en SDE+(+)-uitgavenreeks ex ante aan elkaar gelijkgesteld bij de start van een kabinetsperiode. Gedurende de kabinetsperiode bleven de reeksen niet aan elkaar gekoppeld, mee- en tegenvallers in de ODE-opbrengsten gingen via de algemene middelen en mee- en tegenvallers in de SDE+(+)-uitgaven gingen via de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.

238

Hoeveel van de ODE-inkomsten wordt betaald door kleinverbruikers (consument)? Hoeveel wordt betaald door grootverbruikers?

Antwoord

Zoals aangegeven diende de ODE voorheen ter dekking van de uitgaven van de subsidieregelingen SDE+ en SDE++ en is deze koppeling per 2022 afgeschaft. Het kabinet is voornemens om vanaf 2023 de ODE-tarieven volledig te integreren in de tarieven van de energiebelasting. Daarvoor was het uitgangspunt bij het vaststellen van de ODE-tarieven dat huishoudens 1/3e deel betalen van de uiteindelijke inkomsten en bedrijven 2/3e deel.

239

Hoeveel van de SDE++-subsidies komen ten goede van huishoudens en waar wordt dit aan besteed?

Antwoord

De SDE++ is bedoeld voor grootschalige duurzame (hernieuwbare) energieprojecten en CO2-verminderende technieken. De regeling staat alleen open voor bedrijven en non-profitorganisaties. Alleen de beoogd producent kan SDE++-subsidie aanvragen. Huishoudens kunnen geen aanspraak maken op de subsidieregeling.

240

Wat is het gemiddelde verbruik van een warmtepomp?

Antwoord

Als een woning een volledig elektrische warmtepomp heeft, verzorgt de warmtepomp de ruimteverwarming en warm tapwater. Een gemiddeld energieverbruik voor een lucht/water-warmtepomp is 3.300 kWh (bron: Milieu Centraal). Elektriciteit voor apparatuur (zoals verlichting) is hierin niet meegenomen. Het gemiddeld verbruik voor een hybride warmtepomp is 1.700 kWh en 700 m3 gas (bron: Milieu Centraal). De cv-ketel springt aan op piekmomenten of voor het leveren van warm tapwater. Tot slot, de hoogte van het energieverbruik hangt sterk af van het type woning en het bewonersgedrag.

241

Hoeveel van het beschikbare budget voor 2023 wordt besteed aan de aanleg van de WarmtelinQ? Wanneer wordt begonnen met de aanleg van de WarmtelinQ?

Antwoord

Aan Gasunie is in totaal € 122,5 miljoen aan subsidie voor ontwikkelings- en investeringskosten toegezegd. Hiervan is € 30 miljoen reeds aan Gasunie beschikt. Eind 2022 zal de overige € 92,5 miljoen in een subsidiebeschikking worden toegekend. De daadwerkelijke betalingen van deze middelen zijn verdeeld over meerdere jaren tot aan 2024. Voor 2023 staat een bedrag van € 25,5 miljoen gereserveerd. Gasunie is vooruitlopend op het verstrekken van het gehele toegezegde subsidiebedrag al begonnen met de aanleg van WarmtelinQ. De huidige voorziene afbakening van WarmtelinQ bestaat uit het tracé Vondelingenplaat (havenleidingen), het tracé Vlaardingen – Den Haag en het tracé Rijswijk – Leiden. De werkzaamheden voor het tracé Vlaardingen – Den Haag zijn reeds begonnen.

242

Hoeveel geld is besteed aan de subsidieregeling voor Coöperatieve Energieopwekking?

Antwoord

De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking bestaat sinds 2021. In 2021 was het openstellingsbudget € 92 miljoen In 2022 is het openstellingsbudget € 150 miljoen. Het openstellingsbudget is een optelsom van de maximale juridische financiële verplichtingen die de Staat aangaat met de projecten die een subsidiebeschikking krijgen. De uitbetaling van de daadwerkelijke subsidiegelden begint pas als de productie-installatie in gebruik wordt genomen. Dit dient te gebeuren binnen de zogeheten realisatietermijn. Deze staat voor zon-PV in de SCE op twee tot drie jaar, afhankelijk van de categorie. Op dit moment zijn er dus nog niet veel projecten uit 2021 en 2022 gerealiseerd. Er is dus nog weinig subsidie uitbetaald. Deze uitbetalingen zullen toenemen zodra er meer projecten gerealiseerd worden. Tevens zijn de uitbetalingen gespreid over de tijd. Projecten krijgen in principe 15 jaar lang subsidie, de uitbetalingen op de aangegane subsidieverplichtingen vanuit het Rijk worden dus over die tijd verspreid. Bovendien is de uiteindelijk uitbetaalde subsidie afhankelijk van de jaarlijkse correctiebedragen, die een weergave zijn van de geldende energieprijzen. Als de energieprijzen hoog zijn, is het correctiebedrag dat ook, en is de uitbetaalde subsidie laag. In de begroting is de verwachting opgenomen dat in 2022 € 2,2 miljoen wordt uitbetaald aan projecten. De verwachting is dat dit bedrag wat lager zal uitvallen dit jaar, onder andere door de hoge energieprijzen die niet eerder als zodanig waren voorzien.

243

Welke posities heeft Energie Beheer Nederland (EBN) ingenomen in de gasopslagen? Wat is de waarde van het gas dat EBN beheert? Hoe wordt er besloten hoe het gas, dat EBN beheert, zal worden ingezet?

Antwoord

Gasopslag Bergermeer is voor 60% in eigendom van TAQA en voor 40% in eigendom van beleidsdeelneming EBN. Het kabinet heeft voor het opslagjaar 2022 besloten om een subsidiemaatregel in te stellen om marktpartijen te stimuleren opslagcapaciteit te contracteren en benutten. Daarnaast heeft het kabinet EBN aangewezen om de gasopslag Bergermeer te vullen. Gasopslag Bergermeer is momenteel nagenoeg volledig gevuld, met een vulgraad van 99,9%24. Ongeveer een kwart van het opgeslagen gas is door EBN opgeslagen. Het door EBN opgeslagen gas is eigendom van EBN en vertegenwoordigt een waarde van tussen de € 2 tot € 3 miljard. Preciezere gegevens kunnen omwille van bedrijfs- en handelsvertrouwelijkheid niet verstrekt wrorden. EBN heeft op het moment aan aankoop en opslag gelijktijdig handelsovereenkomsten afgesloten met derde partijen voor levering van het gas komende winter. Deze praktijk van hedging is gebruikelijk in de wereld van de (seizoens-)gasopslag en heeft als doel marktrisico’s (o.a. prijsstijgingen of -dalingen) af te dekken. Door direct handelsovereenkomsten af te sluiten voor levering van het gas aankomende winter is EBN – en indirect de Staat als aandeelhouder – beschermd tegen grote prijsschommelingen en financiële risico’s. Het door EBN opgeslagen gas komt daarmee dus aankomende winter beschikbaar aan marktpartijen waarmee EBN handelsovereenkomsten heeft gesloten, bijvoorbeeld energiebedrijven of industriële gebruikers. De transacties waarmee het gas in de markt door EBN is ingekocht en verkocht vinden plaats op basis van open, transparante en niet-discriminerende selectiecriteria.

244

Welk deel van het beschikbare geld voor waterstofprojecten wordt gefinancierd door de Europese Unie via IPCEI’s of anderszins en welk deel is Nederlands geld?

Antwoord

De subsidie die verstrekt wordt via IPCEI-middelen wordt volledig door Nederland gefinancierd.

245

Welke financiële middelen zijn er gereserveerd om de Rijkscoördinatieregeling (RCR) in te zetten en daarmee de doorlooptijden bij vergunningverlening te versnellen?

Antwoord

De personele capaciteit is in de afgelopen twee jaar ruimschoots verdubbeld en zal komend jaar nog verder worden uitgebreid op basis van het aantal nog op te starten nieuwe RCR-projecten. In samenhang hiermee is het onderzoeksbudget voor de komende jaren ook verhoogd (van ca. € 1,8 miljoen naar ca. € 3,8 miljoen in 2023 en € 2,7 miljoen in 2024). Deze middelen worden onder meer gebruikt om een Inpassingsplan tot stand te brengen en de commissie MER advies te vragen. Daarnaast is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor het tot stand brengen van alle benodigde onderzoeken zoals milieueffectrapportages en bijbehorende omgevingscommunicatie.

246

Hoe staat het met de mogelijkheden voor aardwarmteprojecten in Noord-Limburg?

Antwoord

Conform de toezegging van de Staatssecretaris aan uw Kamer wordt nu gewerkt aan een pilot voor geothermie, om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden van geothermie in Noord-Limburg. De pilot maakt nu onderdeel uit van het SCAN-programma dat door EBN wordt uitgevoerd. Een mogelijke locatie is reeds geïdentificeerd en besproken met de provincies Noord-Brabant en Limburg. Door de recente stikstofuitspraak is deze locatie echter onder druk komen te staan door de dichte nabijheid van Natura 2000 gebieden. In de komende weken zal worden bekeken of er alternatieven zijn voor een locatie voor de pilot. In de pilot wordt specifiek onderzocht wat de mogelijkheden voor geothermie in deze regio zijn, als afstand gehouden moet worden van breuken van nature al actief zijn. Daarnaast wordt gewerkt aan modelinstrumentarium om in de komende jaren beter inzicht te krijgen wat de risico’s zijn van geothermie nabij of in van nature actieve breuken.

Vraag 247. Blijven de wegingscriteria voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten in de tweede, derde en vierde ronde van vergunningverlening hetzelfde?

Antwoord

De IPCEI-module binnen de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt gebruikt om subsidie te kunnen verdelen. De IPCEI-module bevat geen criteria voor het verlenen van vergunningen. Initiatiefnemers behoren het reguliere traject voor het aanvragen van een vergunning te doorlopen.

De rangschikkingscriteria in de IPCEI-module geven een relatieve scoring van de projecten per criterium. Elk criterium heeft een weging om tot een totale score te komen. De rangschikking van de projecten vormt de basis voor de uiteindelijk subsidieverlening (gunning). Voor elke openstelling van de IPCEI-module kunnen aanpassingen worden gedaan die specifiek gelden voor de nieuwe openstellingsronde. Dit kan betrekking hebben op de inhoud van de rangschikkingscriteria of de weging van de criteria. Bijvoorbeeld in golf 2 van IPCEI waterstof – die gaat over elektrolyseprojecten – is een extra rangschikkingscriterium toegevoegd om weging van gevraagde subsidie per MW elektrolysecapaciteit mee te nemen. Dit criterium geldt overigens niet voor golven 3 en 4, omdat daarbij geen sprake is van (enkel) elektrolyseprojecten. Publicatie van de IPCEI-module voor golf 3 en 4 van IPCEI waterstof wordt midden november 2022 verwacht.

249

Hoe gaat u concreet invulling geven aan het doel uit het coalitieakkoord om multifunctioneel ruimtegebruik bij zon-pv op land toe te passen terwijl de SDE++ daar door het kostenefficiënte in principe geen ruimte voor biedt?

Antwoord

Multifunctioneel ruimtegebruik is bij steeds meer projecten standaard, en in steeds meer vergunningen van gemeenten opgenomen als eis. Op het moment dat een multifunctioneel aspect van een project in het merendeel van de gemeenten in Nederland van toepassing is, wordt deze door het PBL waar mogelijk meegenomen in de berekening van de subsidiebedragen. Per advies voor elke SDE++-ronde beziet het PBL welke multifunctionele eisen algemeen meegerekend kunnen en dienen te worden.

250

Hoeveel geld is er met het wegvallen van het productieplafond voor kolencentrales bespaard in 2023 en de daaropvolgende jaren?

Antwoord

Er is afgelopen maart in totaal door de drie eigenaren van de kolencentrales (Uniper, RWE en Onyx) tezamen voor circa € 1,9 miljard aan nadeelcompensatie aangevraagd voor de productiebeperking in de jaren 2022-2023-2024. Het overgrote deel van de kosten is voor het jaar 2022, omdat op de peildatum van 21 december 2021 de prijsverwachtingen voor 2022 ten opzichte van 2023 en 2024 aanzienlijk hoger waren (zie ook Kamerstuk 29 023, nr. 312).

Omdat de Minister voor Klimaat en Energie heeft aangekondigd de productiebeperking met terugwerkende kracht tot 21 juni 2022 in te trekken, en de exploitanten is verzekerd dat zij sinds die tijd weer zonder productieplafond zouden kunnen produceren, hebben de exploitanten van de kolencentrales minder aanspraak op nadeelcompensatie en zal niet het gehele aangevraagde bedrag worden uitgegeven. Op dit moment wordt de hoogte van het bedrag nog onderzocht, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 38. Daarom kan de Minister voor Klimaat en Energie op dit moment nog niet aangeven wat de hoogte zal zijn van de nadeelcompensatie.

251

Hoe zal het Klimaatfonds worden ingezet om isolerende maatregelen te nemen?

Antwoord

In het Coalitieakkoord is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving binnen het Klimaatfonds een indicatief budget van € 7 miljard gereserveerd. In ieder geval worden middelen uit dit indicatieve budget besteed aan het isoleren van 2,5 miljoen woningen in uiterlijk 2030 via het Nationaal Isolatieprogramma. Voor het Nationaal Isolatieprogramma is indicatief € 3,35 miljard beschikbaar in het Klimaatfonds. Voor verdere toelichting verwijst de Minister voor Klimaat en Energie u naar de Kamerbrief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de beleidskeuzes rondom het NIP (Kamerstuk 30 196, nr. 787).

252

Kan een totaaloverzicht worden gegeven van wat de regering in de begrotingen van het ministerie BZK en het Ministerie van EZK beschikbaar stelt voor woningisolatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving.

Antwoord

Voor woningisolatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving zijn onderstaande budgetten gereserveerd op de begrotingen van het ministerie BZK en het Ministerie van EZK.

(bedragen x € 1.000)

Begroting BZK 2023, artikel 4

2023

2024

2025

2026

2027

Warmtefonds

100.090

95.600

79.200

78.500

78.500

Subsidieregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH)

42.200

10.500

24.000

17.000

39.500

SEEH (Energiebesparing Koopsector inclusief Rutte III NIP)

18.888

17.100

7.700

5.500

2.500

Renovatieversneller inclusief programmabudget

25.500

37.750

47.750

4.000

 

Innovatieregeling

6.700

6.800

5.300

20.700

23.500

Aardgasvrije Wijken (SPUK, subsidies en opdrachten)

2.500

2.780

 

4.050

3.200

Nationaal Isolatie Programma inclusief middelen kwetsbare huishouden augustus 2022

250.000

190.500

     

Nationaal Isolatie Programma huur

50.000

50.000

     

Contigenteaanpak woningisolatie /natuurinclusief en communicatie isolatie

4.000

4.000

     

Energiebespaarcoalitie

5.000

       

Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen(SVOH)

34.646

42.000

52.500

13.600

4.200

Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed (RVB bijdrage)

9.200

9.200

     

Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed (regeling DUMAVA)1

155.000

144.300

     

Verplicht recyclaat (circulair rijksinkopen) (Rutte IV)

2.000

2.000

1.900

1.900

1.900

Nationaal programma Lokale warmtetransitie (Rutte IV)

15.000

15.000

15.000

   

Begroting EZK 2023, artikel 4

2023

2024

2025

2026

2027

ISDE-regeling

387.200

289.000

97.800

97.700

97.700

Totaal:

1.107.924

916.530

331.150

242.950

251.000

X Noot
1

In de jaren 2022 t/m 2024 is totaal ca. € 125 miljoen beschikbaar gesteld aan de Ministeries OCW, J&V, VWS, Defensie. De bedragen in 2022 zijn grotendeels gerealiseerd

253

Hoeveel huizen moeten in Nederland worden aangepakt als men af zou willen van de energielabels D, E,F en G? Welke kosten zijn hier naar schatting mee gemoeid en hoe staat dit in verhouding tot de uitgaven voor het energieprijsplafond?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft indicatief de labelverdeling weer van de woningvoorraad per type eigendom. Dit betreft afgeronde aantallen die door het Kadaster zijn berekend. De tabel betreft een extrapolatie van de woningvoorraad met een geldig geregistreerd energielabel naar de gehele Nederlandse woningvoorraad. Het uitfaseren van label D, E, F, en G betekent dus het aanpakken van naar schatting 2,4 miljoen woningen.

Aantal geëxtrapoleerde energielabels Nederlandse woningvoorraad per 1 juli 2022 naar labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)

Labelklasse

Eigenaar bewoner

Investeerder

Corporatiebezit

Overig eigendom

Eigendom niet eenduidig

Totaal

A of beter

1.084

205

658

90

126

2.165

B

726

86

438

44

29

1.323

C

1.260

145

632

77

31

2.145

D

550

92

264

50

16

972

E

364

68

126

37

10

605

F

295

46

53

27

7

428

G

289

65

35

37

8

434

Onbekend

2

1

1

1

0

5

Totaal

4.570

708

2.207

363

228

8.076

  • 1. Bron: Kadaster, bewerking RVO.

  • 2. Door afronding kunnen de totalen afwijken van de som der delen.

De totale kosten voor het uitfaseren van de slechtste labels zijn onder andere afhankelijk van de keuzes die bewoners en eigenaren individueel voor een woning maken, marktontwikkelingen en of de isolatie op natuurlijke momenten plaatsvindt. Ook is belangrijk naar welk labelniveau een woning geïsoleerd wordt. Dat maakt het lastig een exacte inschatting te maken. Een indicatie van de gemiddelde investeringen voor het verbeteren van een label door isolatie en aanpassen van het ventilatiesysteem is hieronder bepaald met behulp van het Dashboard Eindgebruikerskosten – Expertise Centrum Warmte.25 Als maatregelen worden uitgevoerd op natuurlijke momenten liggen de meerinvesteringen lager, zie het onderzoek «Kosten en baten isolatiestandaard en Streefwaarden voor woningen».26

Investeringen uit dashboard EGK (in €, naar boven toe afgerond op 1.000-tallen).

Totaal afgerond

G>D

F>D

E>D

G>B

F>B

E>B

D>B

C>B

Meergezinswoning

10.000

6.000

3.000

17.000

14.000

11.000

10.000

7.000

Tussenwoning

9.000

6.000

3.000

16.000

16.000

13.000

13.000

8.000

Hoekwoning

13.000

6.000

4.000

18.000

18.000

18.000

18.000

9.000

2^1 kap

15.000

7.000

4.000

24.000

24.000

25.000

18.000

10.000

Vrijstaand

22.000

8.000

5.000

38.000

29.000

25.000

20.000

14.000

  • 1. De recente prijsstijgingen in de markt zijn nog niet meegenomen.

  • 2. De getoonde investeringen zijn nog niet verminderd met de beschikbare subsidies (30%). Ook de besparingen op de energierekening zijn niet het investeringsbedrag meegenomen.

  • 3. De stappen zijn hier weergegeven naar label D en label B om aan te sluiten bij de standaard voor woningisolatie.

In het antwoord op vraag 254 staat de beste schatting die gegeven kan worden voor het verduurzamen van woningen met label E, F en G.

In het Nationaal Isolatieprogramma27 staat de inzet op isolatie tot en met 2030 beschreven. Het doel van dit programma is het versneld isoleren van 2,5 miljoen woningen, met de focus op de woningen met de slechte labels (E, F en G). Hiervoor is tot en met 2030 ruim € 4 miljard beschikbaar. Daarnaast hebben verhuurders meer ruimte om te verduurzamen dankzij de afschaffing van de verhuurdersheffing, dit geldt voor woningcorporaties, en dankzij de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), die geldt voor particuliere verhuurders.28

Het budgettaire beslag van het prijsplafond beslaat naar verwachting circa € 23,5 miljard, waarbij het exacte bedrag uiteindelijk afhankelijk is van de ontwikkeling van de marktprijzen voor gas en elektriciteit gedurende 2023.29

254

Hoe groot zijn voor zover bekend de uitgaven die respectievelijk corporaties, private verhuurders en woningbezitters moeten doen om hun huizen van deze slechte labels af te halen?

Antwoord

Het antwoord op deze vraag hangt mede af van het niveau waar de betreffende woningen naar toe worden verduurzaamd.

Uit de doorrekening van de nationale prestatieafspraken blijkt dat het ongeveer € 8.000 kost om een gemiddelde huurwoning met slecht energielabel (E, F of G) naar minimaal energielabel D te brengen. Er zijn op dit moment nog ongeveer 580.000 huurwoningen met een slecht energielabel, dus de geschatte totale investering die verhuurders moeten doen om slecht geïsoleerde huurwoningen uit te faseren bedraagt circa € 4,6 miljard.

Voor koopwoningen is dit niet recent in beeld gebracht. In het rapport «bestemming Parijs, wegwijzer voor klimaatkeuzes» (begin 2021)30 is wel een ruwe berekening gemaakt waarin uitgegaan wordt van € 1,1 miljoen koopwoningen met een label E of slechter die naar de isolatiestandaard worden verduurzaamd. Op grond van dat rapport zou het, met gemiddelde kosten per woning van € 12.241, een investering vergen van ongeveer € 13 miljard. De isolatiestandaard is een ander ambitieniveau dan in de bovenstaande berekening voor de huursector.

255

Kan een overzicht worden gegeven van maatregelen en andere inspanningen om corporaties enerzijds en private verhuurders anderzijds woningen te laten verduurzamen?

Antwoord

Er moet de komende jaren maximaal tempo gemaakt worden met de verduurzaming van huurwoningen. Vanuit het Rijk loopt er veel beleid om die verduurzaming te stimuleren:

  • 1. Het kabinet heeft prestatieafspraken gemaakt met de corporatiesector over verduurzaming. In ruil voor het afschaffen van de verhuurderheffing zullen woningcorporaties alle E, F, en G-woningen uitfaseren in 2028, en daarnaast uiterlijk in 2030 675.000 woningen toekomstklaar isoleren (met de Standaard als referentie) en 450.000 woningen aardgasvrij maken.

  • 2. Ook wordt er gewerkt aan wettelijke eisen die ervoor moeten zorgen dat in 2030 alle huurwoningen minimaal energielabel D moeten hebben. Dit zal ook gelden voor de private huursector.

  • 3. De subsidieregeling voor energiebesparing, onderhoud en energieadvies in de private huursector (SVOH) zal vanaf begin 2023 worden uitgebreid naar huurwoningen in de vrije sector (nu geldt de regeling enkel voor gereguleerde huurwoningen). Zo krijgen private verhuurders extra financiële ondersteuning om de komende jaren de nodige verduurzamingsmaatregelen uit te voeren om hun woningen te laten voldoen aan de wettelijke eisen in 2030. Corporaties hebben genoeg investeringscapaciteit voor de verduurzaming door de afschaffing van de verhuurderheffing.

  • 4. Daarnaast wil het kabinet in het woningwaarderingsstelsel (WWS) meer rekening houden met de isolatiestaat van de woning, bijvoorbeeld door aftrekpunten voor woningen met slechte energielabels. Over de precieze maatvoering van dit beleidsvoornemen wordt de Kamer uiterlijk in december van 2022 geïnformeerd.

256

Welke doelstellingen bestaan voor corporaties enerzijds en private verhuurders anderzijds om woningen te verduurzamen?

Antwoord

Voor corporaties zijn de nationale prestatieafspraken leidend, waarin is afgesproken om alle EFG-woningen uit te faseren in 2028, 675.000 woningen toekomstklaar te isoleren (met de Standaard als referentie) en 450.000 woningen aardgasvrij te maken. Daarnaast hebben corporaties zich gecommitteerd aan de afspraak om in alle woningen met een energielabel D of beter waar de cv-ketel moet worden vervangen, de cv-ketel in principe te vervangen door een duurzamer alternatief. Voor de private huursector is er geen samenhangend pakket aan doelstellingen, omdat het lastig is met deze versnipperde sector dergelijke afspraken te maken. Wel worden per 2030 wettelijke eisen gesteld aan (de verhuur van) huurwoningen: vanaf dat moment moet een huurwoning minimaal energielabel D hebben – ook een private huurwoning.

257

Is bekend hoeveel huizen de afgelopen jaren door private verhuurders is verduurzaamd, zo mogelijk uitgesplitst naar verhuurders die subsidie hebben gekregen en verhuurders voor wie dit niet geldt?

Antwoord

De precieze aantallen woningen die verduurzaamd zijn in de private huursector zijn niet bekend. Wel blijkt uit het driejaarlijkse WoonOnderzoek Nederland (WoON) dat private verhuurders volop aan de slag zijn met woningverduurzaming. Sinds 2028 is er in de private huursector zelfs meer aardgas bespaard per woning dan in de koopsector en corporatiesector: het aardgasverbruik per woning is in de private huursector gemiddeld met 330 m3 gedaald, tegenover 306 m3 in de koopsector en 224 m3 in de corporatiesector.

258

Wat zijn de kosten van het isoleren van een gemiddelde corporatiewoning?

Antwoord

Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven, omdat er vele isolatieniveaus zijn. Een woning kan maximaal geïsoleerd worden (meer dan nodig is om deze op lage temperatuur te verwarmen), maar ook worden afgestemd op de aanwezige warmtevoorziening in de toekomst. In het Opgaven/Middelen onderzoek is door onderzoeksbureau ABF wel berekend dat het ca. € 12.000 kost om een corporatiewoning naar de isolatiestandaard te brengen – een isolatieniveau waarmee de woning klaar is voor de toekomst. Als minder vergaand wordt geïsoleerd zijn de kosten lager.

259

Kan een totaaloverzicht worden gegeven van de uitgaven aan woningisolatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving? Kan hierbij zowel de begroting van het Ministerie van BZK als van het Ministerie van EZK betrokken worden?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 252.

260

Hoeveel huizen in Nederland hebben een energielabel D of lager? Van hoeveel huizen is dit niet met zekerheid te zeggen?

Antwoord

Voor een extrapolatie van de woningvoorraad met een geldig geregistreerd energielabel naar de gehele Nederlandse woningvoorraad verwijst de Minister voor Klimaat en Energie u naar de tabel onder vraag 253, dit betreft circa 2,4 miljoen woningen met een label D of lager.

Circa 58% van alle woningen heeft een geregistreerd energielabel. Binnen de groep van 58% hebben circa 1,2 miljoen woningen een geregistreerd label D of lager. Doordat het energielabel 10 jaar geldig kan een deel van deze woningen verder verduurzaamd zijn sinds het aanvragen van het energielabel.

261

Kan een inschatting gemaakt worden van de totale kosten die nodig zijn om alle huishoudens minimaal te laten voldoen aan een energielabel C?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 253.

262

Op welke manier worden verhuurders gestimuleerd dan wel verplicht om hun bezit te verduurzamen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 255.

263

Op welke termijn zijn alle woningen in Nederland verduurzaamd, zodat zij in lijn zijn met het vigerende beleid?

Antwoord

De afspraak in het Klimaatakkoord is dat in 2050 ruim 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen zijn geïsoleerd en duurzaam worden verwarmd. Begin 2021 is de standaard voor woningisolatie gepubliceerd. Deze standaard geeft aan wanneer een woning goed genoeg is geïsoleerd en energiezuinig wordt geventileerd om aardgasvrij te kunnen worden. Zo kunnen eigenaar-bewoners en verhuurders hun woningen voorbereiden op de toekomst, waarin duurzaam verwarmen de norm zal zijn. Het beleid in de gebouwde omgeving zet er op in om bewoners en gebouweigenaren te ondersteunen bij de stappen die nodig zijn richting 2050: waar nodig isoleren en de overstap maken naar een duurzame warmteoplossing.

264

Waarom is er in de begroting van het Ministerie van EZK tot en met 2027 geen budget meer gereserveerd voor de SVM?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 5.

265

Zou, zeker gezien de huidige energieprijzen, het niet wenselijk zijn om de SVM weer spoedig, en uiterlijk voor de jaarwisseling, te openen om zo ondernemers te helpen verduurzamen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 6.

266

Op welke termijn wordt er naar verwachting meer duidelijk over het heropenen van de SVM?

Antwoord

Uw Kamer zal dit najaar geïnformeerd worden over het streven om de SVM te heropenen.

267

Welke gelden uit welke delen van de begroting van het Ministerie van EZK en de begroting van het Nationaal Groeifonds worden geheel of deels besteed aan biodiversiteit?

Antwoord

Biodiversiteit is primair belegd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. EZK stimuleert middels het Nationaal Groeifonds wel projecten die raakvlak hebben met biodiversiteit. Het Nationaal Groeifonds heeft in 2022 een reservering van € 110 miljoen getroffen voor het programma NL2120. Dit is nog geen definitief toegekend bedrag. De commissie ziet potentie in het voorstel, maar de indieners zullen een verbeterd plan moeten indienen in de volgende ronde om in aanmerking te komen voor een toekenning. Het voorstel ziet toe op een integrale aanpak, gericht op duurzaam en klimaatbestendig gebruik van onze land- en watersystemen. Het voorstel combineert een kennisprogramma met het opdoen van ervaring in concrete gebiedsprojecten in verschillende landschapstypen, zoals de hoge zandgronden, het veenweidengebied en de kust. Het project kan in potentie bijdragen aan de toekomstbestendige ruimtelijke inrichting van Nederland en kan zo ook ten goede komen aan de biodiversiteit.

Daarnaast is voor het programma Crop-XR 20,8 miljoen euro toegekend en € 21,5 miljoen voorwaardelijk toegekend. Dit programma richt zich op een nieuwe veredelingsmethode waardoor sneller en efficiënter nieuwe, klimaatresistente, gewassen kunnen worden ontwikkeld. Weerbare gewassen die beter passen in het klimaat hebben een positief effect op de biodiversiteit.

268

Hoeveel fte is de afgelopen jaren op het ministerie ingezet voor energiebesparing in de industrie? Kunt u inzichtelijk maken hoe de fte verdeeld is binnen het ministerie voor de verschillende dossiers waar binnen uw ministerie aan gewerkt worden, in ieder geval de industrie, verduurzaming industrie, Groningen gasdossier, energiebesparing mkb, mkb algemeen, hernieuwbare energie, energiemarkt in relatie tot de huidige prijsstijgingen, kernenergie, nationaal groeifonds?

Antwoord

Binnen DGKE werken ongeveer 300 fte aan klimaatdoelen en energietransitie, waaronder vanzelfsprekend ook de inzet op het gebied van de verschillende energiemarkten, energiebesparing, hernieuwbare opwek en consumenten vallen. Daarnaast wordt er ook in nauw verband samengewerkt met de verschillende teams van het project-DG Groningen en Ondergrond en het DG Bedrijfsleven en Innovatie op beleidsonderwerpen zoals de transitie diepe ondergrond en de verduurzaming van de industrie. Dit vanwege de vele raakvlakken en verbindingen die bestaan met de verschillende beleidsonderwerpen binnen het domein van klimaat en energie.

Het aantal fte’s binnen DGKE is over de afgelopen periode significant toegenomen, zo ook het aantal fte’s dat werkt aan energiebesparing. Een precieze verdeling van het aantal fte’s per beleidsonderwerp is echter niet statisch. Dit is omdat de inzet per beleidsonderwerp op basis van maatschappelijke ontwikkelingen, aard van de opgaven en actualiteiten die om (extra) inzet vragen, regelmatig wijzigt. Daarnaast komt het voor dat per eenheid fte een verdeling over verschillende beleidsonderwerpen aan de orde is of flexibel is ingericht.

269

Hoeveel is er in 2022 door het ministerie uitgegeven aan de inhuur van externe deskundigen?

270

Hoeveel is er in 2022 door het ministerie uitgegeven aan de inhuur van adviesbureaus?

Antwoord op vragen 269 en 270

Uitgaven inhuur van externe deskundigen voor EZK inclusief de buitendiensten en agentschappen bedroeg t/m eind juni 2022 € 204 miljoen. Daarvan wordt € 72 miljoen uitgegeven aan uitzendkrachten. Het overige betreft onder andere organisatieadvies, beleidsadvies, communicatieadvies en advies in verband met automatisering.

271

Is er in de gebudgetteerde ETS-ontvangsten rekening gehouden met het vervroegd veilen van de ETS-ontvangsten via een ander verdelingsmechanisme? Hoeveel kost deze afspraak Nederland?

Antwoord

Nee, daar is geen rekening mee gehouden. In het REpowerEU raadsakkoord is afgesproken dat 25% van de benodigde € 20 mld wordt bekostigd via frontloading van ETS-rechten. In het commissievoorstel wordt geen gebruik gemaakt van frontloading. De verwachting is dat het Europees Parlement op zijn vroegst in november haar positie vaststelt, daarna zullen de trilogen van start gaan waarin de definitieve financieringswijze wordt vastgesteld. De impact die deze afspraak heeft op de ETS-ontvangsten van Nederland is afhankelijk van het aantal ETS-rechten dat geveild wordt en het effect dat dit heeft op de ETS-prijs.

272

Wordt NIKI de nieuwe subsidieregeling per 2023 voor industrie waar maatwerkafspraken mee gemaakt worden? Waarop is de uitgave van 22 miljoen gebaseerd? Hoever bent u met de maatwerkafspraken?

Maatwerk omvat veel meer dan alleen financiële steun voor de verduurzamingsprojecten van maatwerkbedrijven. Wat betreft de financieringsvraagstukken heeft de NIKI, naast ander generiek instrumentarium, zoals de SDE++ en de VEKI, een belangrijke rol in de maatwerkaanpak om alternatieve technologie versneld te implementeren. Elke aanvrager van de NIKI, zo ook maatwerkbedrijven, zullen onder gelijke voorwaarden de NIKI kunnen aanvragen. Echter, in afwijking hierop wordt aan maatwerkbedrijven in 2023 alleen NIKI subsidie toegekend als er een ondertekende Letter of Intent met het betreffende maatwerkbedrijf is getekend. In het kader van de maatwerkafspraken kan in aanvulling daarop eventuele maatwerksubsidie worden overwogen. De genoemde 22 miljoen betreft kasmiddelen voor 2023 voor de NIKI-regeling. De beoogde omvang van de openstelling van de NIKI-regeling zal € 250 miljoen zijn in 2023. De maatwerkaanpak kent een aantal fases waarin stapsgewijs via een aantal tussenproducten wordt toegewerkt naar maatwerkafspraken. Momenteel wordt met een aantal bedrijven toegewerkt naar Expressions of Principles (EoP) waarin de scope van het maatwerk voor het betreffende bedrijf wordt bepaald. Voor de zomer werd een aangepast EoP voor Tata getekend. Eind dit jaar zullen naar verwachting de EoP’s van een aantal andere bedrijven worden getekend.

273

Hoe verhoudt het uittrekken van 20 miljoen in 2023 voor kernenergie zich tot de planning in het coalitieakkoord?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 195.

274

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de gasbaten, opgesplitst in de baten uit het Groningerveld, kleine velden op land en kleine velden op zee? Kunt u hierbij ook de bijbehorende volumes vermelden?

Antwoord

Vergunninghouders consolideren de resultaten van al hun velden tot één resultaatrekening en over het geconsolideerde resultaat zijn de heffingen verschuldigd. Het is dan ook niet inzichtelijk welke inkomsten uit welk veld komen. Er kan daardoor geen onderscheid worden gemaakt tussen inkomsten uit Groningen en inkomsten uit kleine velden. Wel kan worden aangeven hoeveel gas er gewonnen wordt in Groningen en hoeveel winning uit de kleine velden komt. Voor de gasbaten wordt er geen onderverdeling gemaakt tussen gasproductie uit kleine velden op land en kleine velden op zee. De schatting van de gasproductie uit de Nederlandse velden, die voor de gasbatenraming is gebruikt, is in 2022 15,8 miljard m3, hiervan komt ca. 4,5 miljard m3 uit het Groningenveld en ca. 11,3 miljard m3 uit de kleine velden. Voor 2023 is de verwachting dat de Nederlandse gasproductie ca. 14,3 miljard m3 is, hiervan komt ca. 2 miljard m3 uit het Groningenveld en het restant uit kleine velden. Zie ook tabellen 52 en 53 op artikel 5 van de EZK-ontwerpbegroting voor 2023.

275

Hoeveel energie wordt op dit moment geleverd door energiecoöperaties? Voor hoeveel huishoudens is dit?

Antwoord

Volgens de Lokale Energie Monitor 2021 van Stichting HIER Opgewekt telde Nederland in 2021 in totaal 676 energiecoöperaties. 71% van alle coöperaties werkt aan zonne-energieprojecten. Er was in 2021 217 MWp totaal collectief vermogen opgesteld. Dat is vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van bijna 65.000 huishoudens.

12% van alle energiecoöperaties is actief met windprojecten. Het coöperatieve windvermogen op land was in 2021 in totaal 296 MW. Dat leverde ongeveer 947 miljoen kWh per jaar op en is vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van 315.000 huishoudens.

Opgeteld leverden energiecoöperaties in 2021 dus een hoeveelheid elektriciteit gelijk aan het verbruik van ongeveer 370.000 huishoudens. Gezien de ontwikkeling van energiecoöperaties en de groei van het aantal coöperaties en projecten ligt het voor de hand dat de geproduceerde hoeveelheid energie in 2022 toeneemt.

276

Kunt u uitleggen hoe de Nationale CO2 heffing en de minimum CO2 prijs zich tot elkaar verhouden?

Antwoord

De minimum CO2-prijs industrie is relevant voor de belastingplichtigen die onder de huidige CO2-heffing industrie vallen. Het legt een bodem in de CO2-prijs, en zorgt ervoor dat de CO2-prijs die de industrie betaalt niet onder dit bedrag zal komen, ongeacht de ontwikkelingen in de ETS-prijs. Het doel van deze minimumprijs is investeringszekerheid bieden aan de industrie. Zij hoeven door deze minimumprijs geen rekening te houden met scenario’s waarin de CO2-prijs heel laag uitvalt, en fossiele investeringen aan winstgevendheid zouden winnen ten koste van verduurzamingsinvesteringen. Dit vormt een extra prikkel voor verduurzamingsinvesteringen.

De CO2-heffing heeft als doel om een CO2-reductie in de industrie te borgen die aansluit bij de geldende industriedoelstellingen en tegelijkertijd Nederland aantrekkelijk te houden voor nieuwe en bestaande duurzame bedrijvigheid. De heffing belast CO2-uitstoot zodat het aantrekkelijker wordt om te reduceren.

Het kabinet kiest er nu voor om de minimum CO2-prijs industrie gelijk te stellen aan de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. Dit betekent dat de minimum CO2-prijs industrie lineair oploopt van € 16,30 in 2023 naar € 31,90 euro per ton kooldioxide-equivalent in 2030. Dit is lager dan het bestaande tarief van de CO2-heffing industrie, die lineair oploopt van € 52,60 euro in 2023 naar € 128,71 per ton kooldioxide-equivalent in 2030.

Zie hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting voor de verdere uitleg.

277

Welke gelden uit welke delen van het Klimaatfonds worden geheel of deels besteed aan natuurlijke oplossingen en komen daarmee ten goede aan biodiversiteit?

Antwoord

Het doel van het Klimaatfonds is beschreven onder vraag 16. Er is geen specifieke focus op natuurlijke oplossingen, al zullen maatregelen uit het Klimaatfonds daar mogelijk wel aan bijdragen. Niettemin is biodiversiteit een belangrijk onderwerp.


X Noot
2

ACM Telecommonitor 2022-Q1.

X Noot
3

(Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen, (PbEU 2022, L 261)12999/22 van 29 september 2022).

X Noot
4

Kamerstuk 32 637, nr. 506

X Noot
7

Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 91

X Noot
8

Kamerstuk 29 282, nr. 485.

X Noot
9

Hét 5G-netwerk bestaat niet. 5G is een technologie die netwerkeigenaren (kunnen) toepassen. Zo rollen bijvoorbeeld alle drie de mobiele netwerkaanbieders 5G uit. En het is de verwachting dat er daarnaast ook private 5G netwerken aangelegd worden. Er zijn en komen dus meerdere 5G-netwerken in Nederland.

X Noot
10

Dit is belangrijk omdat niet elke technologie even geschikt is voor elke toepassing. Een sensor die bijvoorbeeld maar één keer per dag informatie over de gedane metingen wil versturen heeft een heel andere vraag naar connectiviteit dan een beveiligingscamera die 24/7 HD-beelden wil versturen. Marktpartijen kunnen beter bepalen welke technologie het meest effectief is om deze uiteenlopende vraag van klanten (privé en zakelijk) te bedienen, en welke frequenties daarvoor het meest geschikt zijn. Bovendien is het belangrijk dat meerdere technologieën tegelijkertijd naast elkaar kunnen bestaan omdat oudere technologieën vaak tijd kosten om zorgvuldig uit te faseren.

X Noot
12

Zie voor een nadere toelichting op het beleid Kamerstukken 24 095 en 26 643, nr. 558.

X Noot
13

Het BNC-fiche zal binnenkort met de Kamer worden gedeeld.

X Noot
15

Er zijn ook uitgaven aan innovatie buiten R&D. Het CBS omschrijft dit als volgt: «Bedrijven, instellingen en de overheid spenderen ook geld op andere manieren om innovatie aan te jagen. Bij deze indirecte financiering van innovatie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan geld dat wordt gebruikt om machines, ICT en software aan te schaffen, externe kennis of patenten in te kopen of personeel te trainen voor onderzoeksactiviteiten.» Over uitgaven aan innovatie buiten R&D bestaat een gefragmenteerd beeld. Volgens cijfers van het CBS bedroegen die in 2018 (meest recente jaar waarover deze beschikbaar zijn) 0,26% van het bbp. Volgens berekeningen van Rathenau bedroegen de uitgaven van het Rijk aan innovatie buiten R&D 0,10 procent van het bbp in 2021.

X Noot
16

Zie voetnoot 15

X Noot
20

Zie onder meer het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, waarin RVO en het CBS beschrijven op welke wijze het aandeel hernieuwbare energie wordt berekend.

X Noot
29

Nadere uitwerking tijdelijk prijsplafond energie (Kamerstuk 36 200, nr. 77).

Naar boven