Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2022
Tijdens het debat over de klimaatplannen van de regering van 23 februari jongstleden
(Handelingen II 2021/22, nr. 54, items 2 en 5) heb ik aan het lid Azarkan toegezegd om na te gaan hoeveel extra belastinginkomsten
er gerealiseerd zijn via de heffing van btw als gevolg van de hoge energieprijzen,
wat de verwachte additionele belastinginkomsten over heel 2022 zijn door de hoge energieprijzen
en of deze additionele btw-inkomsten (gedeeltelijk) ingezet kunnen worden voor kwetsbare
huishoudens. Middels deze brief wordt deze toezegging ingevuld.
Tevens doe ik middels deze brief de motie van het lid Azarkan (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 126) af. De ACM heeft aangegeven de haar beschikbare informatie over de energie- en brandstofprijzen
al bij het CBS aan te leveren ten behoeve van de maandelijkse publicaties over de
inflatie. De ACM kan daarom geen additionele informatie bieden om te monitoren of
de tarieven voor energie en benzine in de toekomst weer dalen naar het niveau dat
er was voordat vraag en aanbod op de energiemarkten verstoord werden. Ook geef ik
met deze brief aan dat ik de motie van het lid Inge van Dijk c.s. (Kamerstuk 35 925, nr. 131) als afgedaan zie, aangezien de gevraagde monitoring van de energieprijzen maandelijks
door het CBS ingevuld wordt met de publicatie van de gemiddelde consumentenprijzen
voor energie.1
Recent heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst schriftelijke
vragen over de btw-inkomsten als gevolg van de hogere brandstofprijzen gesteld door
het lid Stoffer (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2156) en het lid Van Baarle (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2157) beantwoord. Voor de energieprijzen geldt een vergelijkbare situatie waardoor hiermee
de vragen van het lid Azarkan ook beantwoord worden.
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst geeft in zijn antwoorden
aan dat het niet bekend is of de hoge brandstofprijzen per saldo leiden tot hogere
btw inkomsten, hetzelfde geldt voor de hoge energieprijzen. De btw-inkomsten zijn
wel mede afhankelijk van de hoogte van de energieprijzen. Echter, indien er meer btw
op energie binnenkomt, dan wil dat nog niet zeggen dat de totale btw-inkomsten met
hetzelfde bedrag toenemen. Immers, door de hogere uitgaven aan gas en elektriciteit
verbruiken huishoudens mogelijk minder energie en besteden zij minder aan andere producten.
Het beschikbare inkomen is namelijk niet direct meegestegen met de hogere prijzen.
Deze lagere consumptie zorgt juist weer voor minder btw inkomsten voor het rijk. Wat
het saldo is van deze twee tegengestelde richtingen op de totale btw inkomsten is
op voorhand niet te zeggen. Daarnaast zijn er ook andere budgettaire doorwerkingen
van de veranderde macro-economische en geopolitieke omstandigheden te verwachten.
Hierdoor is het niet mogelijk om inzichtelijk te maken in hoeverre de btw inkomsten
hoger uitvallen door de hoge energieprijzen in 2022.
Het gebruiken van eventuele dergelijke meevallers via de btw inkomsten zou daarnaast
in strijd zijn met de begrotingsregels, die er juist in voorzien dat externe factoren
zoals prijzen en conjunctuur niet van invloed zijn op de ruimte om de belastingen
beleidsmatig tussentijds te wijzigen. Dit maakt het mogelijk dat bij tegenvallende
ontvangsten we ook niet direct de belastingen moeten verhogen. Daarom wordt het niet
wenselijk geacht om eventuele meevallers dusdanig in te zetten.
Dit neemt niet weg dat de hoge inflatie de volle aandacht van het kabinet heeft. Het
kabinet blijft de verdere ontwikkelingen van de inflatie en koopkracht nauwlettend
in de gaten houden en overweegt, zoals altijd, de koopkrachtontwikkelingen integraal
bij de Augustusbesluitvorming.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten