30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 386 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2024

Voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen op 12 februari informeer ik uw Kamer in deze brief graag over de stand van zaken op het terrein van sport en bewegen.

Mede namens de Staatssecretaris van VWS schets ik in paragraaf 1 de voortgang op het actieplan Nederland Beweegt. Daarna informeer ik u in paragraaf 2 over het Sportakkoord II en in paragraaf 3 over het Strategisch kader topsport 2032. Daarna ga ik in paragraaf 4 in op diverse moties en toezeggingen (per onderwerp) en een amendement. Afsluitend kijk ik terug op de afgelopen periode en blik ik vooruit op de toekomst.

Gezien uw Kamer sinds 6 december 2023 in een nieuwe samenstelling is gestart, met voor een deel nieuwe leden in de vaste commissie VWS, geef ik in deze brief iets meer achtergrond en toelichting bij de onderscheiden onderwerpen.

Daarnaast heeft uw Kamer verzocht voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen d.d. 12 februari een(voortgangs)brief aan de Kamer te doen toekomen over onder meer de wachtlijsten bij het schoolzwemmen, de uitvoering rondom de subsidie voor het project «Het Strand Veilig», de financiële situatie bij sportverenigingen en de laagdrempelige mogelijkheden voor sportdeelname. Deze brief wordt momenteel voorbereid en ontvangt u voorafgaand aan het wetgevingsoverleg.

In de bijlage bij deze brief vindt u:

  • Bijlage 1. Eindrapportage Gedragsonderzoek zitgedrag

  • Bijlage 2. Werkplan Sportakkoord II (2024)

  • Bijlage 3. Monitor Sportakkoord II De lokale akkoorden herijkt

  • Bijlage 4. Monitor Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030

  • Bijlage 5. Factsheet Fonds Gehandicaptensport

  • Bijlage 6. Rapport behoefte van sportverenigingen aan ondersteuning

  • Bijlage 7. Factsheet topsportfinanciering NOC-NSF 2023

  • Bijlage 8. Factsheet topsportbegroting NOC-NSF 2024

  • Bijlage 9. Rapportage internationale topsportevenementen in Nederland en hun maatschappelijke waarde oktober 2023

  • Bijlage 10. Rapport «Strategische vastgoed planning topsporttrainingsaccommodaties»

  • Bijlage 11. Fondswervingsvrijstelling

  • Bijlage 12. Rapport Verenigingsondersteuning bij regeldruk verduurzaming sportklimaat

1. Voortgang Actieplan «Nederland Beweegt»

Context

Weinig bewegen zorgt in Nederland naar schatting voor 2,3% van de ziektelast, 5.800 doden per jaar en 2,7 miljard euro aan zorguitgaven1. Bewegen vormt een essentieel onderdeel van een gezonde leefstijl en is van groot belang voor ons fysieke en mentale welzijn. Zo is voldoende bewegen belangrijk omdat het onder andere invloed heeft op het tegengaan van chronische ziektes. Tevens kan het bijdragen aan vitaal ouder worden en het bevorderen van sociale binding. Daarom is onze ambitie dat bewegen uiteindelijk een vanzelfsprekend onderdeel is van het leven van iedere Nederlander.

De stappen die we daartoe ondernemen in de periode 2023–2025 staan beschreven in het actieplan «Nederland beweegt» dat op 15 juni jl. aan uw Kamer is gestuurd2. Dit doen wij deels samen met de Beweegalliantie. De Beweegalliantie is een netwerkorganisatie die als missie heeft dat meer mensen meer gaan bewegen. In deze brief hebben de Staatssecretaris en ik toegezegd uw Kamer over de voortgang van het actieplan te informeren. Met deze brief beschouwen wij deze toezegging als afgedaan.

Met het actieplan beogen we tot en met 2025 bewegen breed op de agenda te krijgen, initiatieven om mensen in beweging te krijgen te stimuleren en in te zetten op een gezonde beweegvriendelijke leefomgeving.

We richten ons daarbij in het bijzonder op de groepen waar de gezondheidswinst het grootst is. Dat zijn de groepen kinderen van 0–4 jaar, jongeren 12–18 jaar, Nederlanders met een laag opleidings- of inkomensniveau, Nederlanders met een chronische aandoening en ouderen (65-plussers). Door in te zetten op de groepen die achterblijven in beweeggedrag, kunnen we een bijdrage leveren aan het verkleinen van de gezondheidsverschillen.

Het actieplan bevat drie lijnen waarlangs we dagelijks bewegen van Nederlanders stimuleren:

  • 1) Het vergroten van aandacht en bewustwording voor het belang van bewegen en een beweegvriendelijke leefomgeving;

  • 2) Het creëren van meer maatschappelijk initiatief voor bewegen via de Beweegalliantie;

  • 3) Het vergroten van de inzet op een lokale/regionale aanpak van bewegen.

Stand van zaken

De afgelopen maanden is samen met vele partijen een start gemaakt met deze actielijnen. Hieronder benoemen wij de belangrijkste ontwikkelingen per actielijn.

Actielijn 1: Bewustwording voor het belang van bewegen en een beweegvriendelijke omgeving

Bewegen raakt aan diverse beleidsdomeinen. Zo gaat het om het stimuleren van bewegen in de school-, werk en zorgomgeving, maar ook om het stimuleren van bewegen in de ruimtelijke ordening, het stimuleren van actieve mobiliteit, voorlichting en campagnes. Dit kunnen we als Ministerie van VWS niet alleen.

Daarom beogen we volgens het «health in all policies»3 principe bewegen onderdeel te maken van beleidsontwikkelingen en beleidsafwegingen van andere departementen. Een voorbeeld hiervan is het programma Mooi NL van het Ministerie van BZK. In dit programma worden handreikingen ontwikkeld voor gemeenten bij de inrichting van gebieden en wijken. In de handreiking «Groen en gezond leven in de stad» die begin 2024 verschijnt, is het creëren en faciliteren van ruimte voor bewegen, spelen, sporten en actieve mobiliteit meegenomen als een van de zes brede inrichtingsthema’s voor gemeenten. Deze handreikingen dienen als input voor de nieuwe nota ruimte die het Ministerie van BZK in 2024 zal opstellen.

Ook via het programma school en omgeving van het Ministerie van OCW, werken we samen om bewegen rondom de school te stimuleren. Het programma biedt scholen de kans extra activiteiten aan te bieden gericht op onder andere sport, cultuur en cognitieve- en sociale ontwikkeling. Er zijn inmiddels circa 530 scholen actief bezig met het programma. Van de scholen die een verrijkt aanbod aanbieden, biedt het merendeel (85%) activiteiten gericht op de ontwikkelingsdomeinen sport/bewegen en gezondheid aan. Daarnaast loopt het programma Gezonde School dat gezamenlijk wordt gefinancierd door VWS, LNV, OCW en SZW. In dit programma wordt breed gewerkt aan gezondheidsbevordering op scholen. Over beide programma’s bent u in de brief van afgelopen december over de aanpak overgewicht en voeding geïnformeerd4.

Verder hebben we via het Beweegfestival op 9 oktober jl. aandacht gevraagd voor het belang van bewegen. Dit festival is in samenwerking met de Beweegalliantie georganiseerd. We denken samen met de alliantie na over een passend vervolg.

Daarnaast hebben we ook aandacht besteed aan lacunes in de kennis over bewegen. Zo heeft onderzoeksinstituut Dijksterhuis & Van Baarn onderzocht wat mogelijke gedragsfactoren zijn die het zitgedrag van verschillende doelgroepen beïnvloeden en de potentie hebben om het vele zitten door de dag heen te kunnen onderbreken. Dit onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan. Kenniscentrum Sport & Bewegen vertaalt de inzichten uit onderzoeken naar instrumenten voor relevante professionals. Wij nemen de inzichten mee in onze verdere beleidskeuzes en richting andere beleidsterreinen zoals het onderwijs en de werksetting.

Tot slot heeft de campagne «Fit op jouw manier» in november 2023 nog een keer gedraaid. Met deze campagne worden Nederlanders op een laagdrempelige manier

handelingsperspectief geboden om hun leefstijl aan te passen, waaronder meer bewegen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de Kamerbrief Voortgang preventieaanpak leefstijl met focus op overgewicht en voeding5.

Actielijn 2: Meer maatschappelijk initiatief voor bewegen

De Beweegalliantie is de stuwende kracht voor meer maatschappelijk initiatief voor bewegen. Meer dan 150 veelal landelijke partners werken samen aan de missie van de Beweegalliantie: «Meer mensen bewegen meer. Overal. Elke dag.» Het groeiende aantal partners richt zich op het wegnemen van obstakels en het bereiken van nieuwe doelgroepen. Er zijn inmiddels 24 werkgroepen (cirkels) actief met het stimuleren van bewegen in het onderwijs, in de kinderopvang, in en rond de zorg, tijdens het werk, in de vrije tijd en in de leefomgeving.

ZonMw heeft een subsidieoproep uitgezet gericht op het wegnemen van obstakels bij de borging en/of opschaling van lokale beweeginitiatieven6. Initiatieven die worden goedgekeurd, zullen rond maart 2024 van start gaan.

Diverse maatschappelijke partijen, die partner zijn in de Beweegalliantie, waren al vanuit het thema overgewicht in het Nationaal Preventieakkoord (NPA) actief op het stimuleren van bewegen bij bepaalde groepen. Het gaat bijvoorbeeld om stichting Special Heroes Nederland, de Fietsersbond, Jantje Beton en IVN natuureducatie. Deze partijen worden door ons ondersteund voor het uitvoeren van acties die onder het NPA zijn afgesproken. Over de inzet op het thema overgewicht is uw Kamer geïnformeerd7.

Actielijn 3: Vergroten van de inzet op een lokale en/of regionale aanpak van bewegen

Via het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en Sportakkoord II zetten we in op een versteviging van de lokale en regionale inzet op gezondheid en preventie (waaronder bewegen). Via de SPUK-regeling kan bewegen in samenhang met andere thema’s op lokaal niveau worden opgepakt, zoals bijvoorbeeld bij mentale gezondheid en vitaal ouder worden8. De Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondersteunen gemeenten bij de uitvoering van deze akkoorden. Met de brief van 20 december 20239 is uw Kamer over de voortgang van GALA geïnformeerd.

Verder zoeken we naar mogelijkheden om met gemeenten samen te werken bij het stimuleren van bewegen. Een concreet voorbeeld is de samenwerking met de Ministeries van IenW en BZK, diverse gemeenten en een aantal maatschappelijke organisaties in de City Deal Fietsen voor iedereen. Deze is op 9 oktober jl. ondertekend door alle betrokken partijen. De komende tijd werken de partijen aan een nadere uitwerking van deze City Deal met als doel dat meer mensen gaan fietsen. Daarbij richt de City Deal zich erop dat mensen die dat zelf niet kunnen organiseren, worden geholpen met het hebben van toegang tot een goed functionerende, veilige en passende fiets en met de vaardigheden om te kunnen fietsen.

Vervolg

De komende tijd werken we aan de verdere invulling en uitwerking van de drie actielijnen. Om inzichtelijk te maken wat het effect is van alle inspanningen en activiteiten uit het actieplan, is het RIVM inmiddels gestart met het monitoren en evalueren hiervan.

2. Voortgang Sportakkoord II: Sport versterkt

Context

Op 14 december 2022 is het «Hoofdlijnen Sportakkoord II, sport versterkt» ondertekend door de vier strategische partners: VSG, NOC*NSF, POS (Platform Ondernemende Sportaanbieders) en het Ministerie van VWS en aan uw Kamer toegezonden10. Sportakkoord II is een vervolg op het «Nationaal Sportakkoord, sport verenigt»11. Het Nationaal Sportakkoord kende een looptijd van 2018 tot en met 2022 en werd ondertekend door NOC*NSF, VSG en het Ministerie van VWS. Het was de eerste keer dat de overheden en de sportsector partners werden en landelijk afspraken maakten over doelstellingen en instrumenten die lokaal en regionaal tot uitvoering kwamen. Er zijn lokale verbindingen gelegd, veel acties in gang gezet en thema’s inclusie en diversiteit zijn op de landelijke en lokale agenda gezet. Ook zijn stappen gezet in het vergroten van de vitale sportsector. Op basis van monitoring en vele gesprekken met het veld is in 2022 besloten een nieuw akkoord te sluiten, waarbij de samenwerking met de commerciële sport een uitbreiding is op het Nationaal Sportakkoord.

Het proces om tot het Sportakkoord II te komen kende verschillende stappen. De vier strategische partners VSG, NOC*NSF, POS en het Ministerie van VWS zijn eerst tot een Hoofdlijnen akkoord gekomen. Met elkaar is afgesproken om het fundament van de sport te versterken, het bereik van sport- en beweegactiviteiten te vergroten en de betekenis van sport meer zichtbaar te maken en te benutten.

De basis van dit hoofdlijnenakkoord zijn tien hoofdafspraken. Deze hoofdafspraken zijn door de strategische partners in het Hoofdlijnen akkoord als volgt verwoord:

  • 1. We gaan meer inwoners en sportaanbieders bij het Sportakkoord betrekken. Daarom verwelkomen we het POS als nieuwe partner naast VWS, NOC*NSF en VSG/VNG als strategische partner.

  • 2. Een lokaal kernteam én een «coördinator sport en preventie» zijn verplichte voorwaarden om een lokaal uitvoeringsbudget aan te vragen. Evenals het herijken van de lokale akkoorden. Dat biedt de basis voor een effectievere uitvoering en zorgt voor samenhang met de onderdelen uit onder andere het Gezond en Actief Leven Akkoord.

  • 3. We zetten in op één loket voor clubondersteuning. De sportsector wordt lokaal sterker als samenwerkingspartner ingezet. In elke gemeente zorgt de adviseur lokale sport voor een goede samenwerking tussen de lokale sportsector en de coördinator sport en preventie van de gemeente.

  • 4. De Brede Regeling Combinatiefuncties wordt zo effectief mogelijk benut. Daarom spreken we af dat er een focus komt op zes profielen (de buursportcoach, de clubkadercoach, de beweegcoach, de combinatiefunctionaris Onderwijs, de beweegcoach de coördinator sport en preventie) die gerelateerd zijn aan de ambities van het Sportakkoord en er extra aandacht komt voor de kwaliteit van de professionals die deze profielen invullen.

  • 5. Een sociaal veilige sport moet vanzelfsprekend zijn. Daarom werken we toe naar een aantoonbaar sociaal veilige sport, zodat iedereen een inclusieve, positieve en veilige sportcultuur ervaart. In het bijzonder minderjarigen en kwetsbare groepen. Dat doen we door sportaanbieders te stimuleren met de basiseisen (o.a. regeling gratis VOG, Gedragscode Sport, Vertrouwenscontactpersoon en cursus of e-learning voor trainercoaches) sociale veiligheid te werken en door het aanstellen van integriteitsmanagers bij en versterken van sportbonden voor een integere en veilige sport.

  • 6. De kwaliteit in de sportsector moet omhoog. Dit doen we door een norm voor pedagogische en didactische kwaliteit te ontwikkelen en zoveel mogelijk sportaanbieders te stimuleren aan die norm te voldoen.

  • 7. We spreken af de samenhang tussen breedtesport en topsport te vergroten. Zo komt bij het versterken van de teamtopsportcompetities, talentontwikkeling en doorontwikkeling van de Paralympische Sport breedte- en topsport bij elkaar.

  • 8. We etaleren «hotspots»: 30 gemeenten en 100 plekken waar de ambities van Sportakkoord II worden waargemaakt. We zetten deze lokaal sterke sportclubs, ondernemers, Cruyff courts, bootcampgroepjes in de openbare ruimte op het podium om anderen te inspireren.

  • 9. Lokaal en landelijk benutten we data voor beleid en uitvoering. We volgen de voortgang op de afspraken van het Sportakkoord II op de voet. Ook volgen we in welke mate de beoogde veranderingen van het Sportakkoord in de buurt of wijk plaatsvinden. De lokale, regionale en landelijke partners doen actief aan kennisdeling en benutten daar de beschikbare kennisinfrastructuur voor. In de governance wordt meer sturing aan de hand van monitoring op de uitvoering vastgelegd.

  • 10. We werken met elkaar naar een toekomstbestendige sportinfrastructuur. De partners van het Sportakkoord spreken af de voor sport geoormerkte middelen zoveel mogelijk in te zetten zodat deze bijdragen aan de ambities en afspraken uit het Sportakkoord.

Stand van zaken

Na de ondertekening van het Hoofdlijnen akkoord is op 16 februari 2023 tijdens het Sportief verbinden event gestart met de uitwerking. Tijdens dit event zijn de vier partners met ruim 250 stakeholders in gesprek gegaan over doelstellingen en uitvoering van het Hoofdlijnen akkoord. Vervolgens zijn samen met het Mulier instituut en ongeveer 60 stakeholders de thema’s uitgewerkt. Op 15 juni 2023 heb ik uw Kamer deel één van het Werkplan Sportakkoord II aangeboden, inclusief het monitoringplan12. Het werkplan omschrijft aan welke opgaven de komende jaren wordt gewerkt om de ambities uit het Sportakkoord te realiseren. Zoals toegezegd in mijn brief van 15 juni 2023 bied ik u hierbij het volledige Werkplan Sportakkoord II aan. Deze treft u als bijlage aan bij deze brief.

Alle gemeenten hebben zoals afgesproken de lokale sportakkoorden herijkt. Het Mulier instituut heeft een analyse gemaakt van deze herijking.

De hoofdconclusie is dat alle gemeenten de akkoorden hebben herijkt én dat daarbij alle randvoorwaarden en afspraken uit het Sportakkoord II zijn meegenomen. Zo wordt geconstateerd dat in 19% van alle gemeenten de samenwerking met de commerciële sport wordt gezocht. In Sportakkoord I was dit niet het geval. Ook is meer aandacht voor een sociaal veilige sport en is in alle gemeenten de rol van de coördinator sport en preventie omschreven. De coördinator is de belangrijke schakel tussen de activiteiten van het Sportakkoord en het GALA.

In de bijlage bij deze brief vindt u de Monitor Sportakkoord II.

Vervolg

Uit het voorgaande blijkt dat er voortgang zit in de uitvoering van het Sportakkoord II. Voor de zomer van 2024 deel ik de eerste voortgangscijfers van het Sportakkoord II met uw Kamer.

3. Strategisch kader topsport 2032

Context

In juni 2023 heb ik het «Strategisch kader topsport 2032» aan uw Kamer gestuurd, als onderdeel van de uitwerking van Sportakkoord II13. In dit strategisch kader heb ik samen met NOC*NSF en de VSG aangegeven hoe we de maatschappelijke waarde van topsport in Nederland gaan vergroten. Door meer maatschappelijke waarde te creëren zal het draagvlak voor topsport toenemen en zullen meer partijen willen of blijven investeren in topsport. Daarmee maken we de topsport in Nederland toekomstbestendiger.

Maatschappelijke waarde is moeilijk in één maat of definitie te vangen. Het is veelomvattend en kan vanuit verschillende perspectieven worden bekeken. In het strategisch kader kijken we naar de bijdragen die topsport direct of indirect levert aan kwaliteit van leven, geluk en welzijn van Nederlanders. We willen de kracht van topsport door zoveel mogelijk mensen en organisaties zelf laten benutten, vanuit hun eigen beleving en ambities. Hoe meer mensen en organisaties die waarde zien, voelen, beleven en gebruiken, hoe groter de maatschappelijke waarde van topsport is.

Om de maatschappelijke waarde van topsport te vergroten, hebben we vier strategische doelen.

1. Het realiseren van een breder palet aan waardevolle topsportprestaties

Het leveren van prestaties blijft de kern van topsport. Het gaat daarbij niet alleen meer om de medailles op het allerhoogste internationale niveau. Ook Europese successen, wekelijkse competitiewedstrijden, nationale en persoonlijke records en de weg die sporters en coaches moeten doorlopen naar deze prestaties, zijn van maatschappelijke waarde en moeten meer worden benut. Dit betekent concreet dat we ons beleid niet alleen richten op onze positie op de internationale medaillespiegel maar dat in ons beleid ook de andere waardevolle prestaties worden meegenomen. Daarbij kijken we ook naar de waardering van die prestaties door de Nederlandse bevolking.

2. Het beter maatschappelijk verantwoord organiseren van topsport

De manier waarop aan de prestaties wordt gewerkt, is bepalend voor de waarde die anderen hieraan toekennen. Prestaties verliezen hun glans als ze geassocieerd worden met fraude en bedrog (zoals dopinggebruik en matchfixing), ten koste gaan van de gezondheid/welzijn van de sporter of coach, gepaard gaan met grensoverschrijdend gedrag, onnodig veel kosten voor de maatschappij.

3. Het beter benutten van het platform van de topsport door publieke en private organisaties

De prestaties, faciliteiten, wedstrijden en evenementen, sporters en coaches vormen een platform voor verschillende publieke en private partijen om te benutten voor de realisatie van hun eigen doelen. Denk aan de inzet van topsporters op scholen om meer kinderen te laten bewegen of activiteiten van de gemeente om eenzaamheid te verminderen tijdens een topsportevenement. Hoe meer partijen dat doen, des te groter de maatschappelijke waarde.

4. Het vergroten van de zichtbaarheid en het bereik van de topsport

Topsport kan meer van maatschappelijke waarde zijn als topsporters zichtbaar en bereikbaar zijn voor zoveel mogelijk Nederlanders. De media, in diverse verschijningsvormen, spelen daarbij een belangrijke rol. Meer betrokken Nederlanders en meer aandacht in media zorgen dus voor meer maatschappelijke waarde.

Stand van zaken

Om de maatschappelijke waarden van topsport te vergroten heb ik in 2023 onder andere de financiële middelen voor de Paralympische en Olympische programma’s met € 2 miljoen verhoogd. Daarnaast is het programma «Versterking top teamsportcompetities» van start gegaan en is een begin gemaakt met het programma voor de doorontwikkeling van de paralympische topsport. Ook is de door mij toegezegde inzet de Nederlandse Topsportevenementenstrategie in 2023 verder geëffectueerd. Voorbeelden daarvan zijn de start van het kennisprogramma bij ZonMw, het versnellingsprogramma duurzame topsportevenementen en de kopgroep gezonde topsportevenementen.

Vervolg

Ik zet in 2024 weer een aantal concrete beleidsinstrumenten in om de maatschappelijke waarde van topsport te vergroten. Zo heb ik, net zoals in 2023, de beschikbare financiële middelen voor de Paralympische en Olympische topsportprogramma’s met € 2 miljoen uitgebreid. We gaan door met activiteiten die eerder zijn gestart zoals het programma «versterking van top teamsport competities».

Daarnaast start ik met een aantal nieuwe activiteiten. Een voorbeeld daarvan is het doen van een verkenning van de wijze waarop commerciële topsport een bijdrage kan leveren aan de strategie om de maatschappelijke waarde te vergroten en wat de beleidsmatige rol van het Ministerie van VWS daarbij kan zijn. Daarnaast wordt gestart met de implementatie van het actieplan gericht op de doorontwikkeling van de paralympische topsport met een verbinding naar sportparticipatie voor mensen met een handicap. Ook breid ik het antidopingbeleid uit met meer voorlichting over dopinggebruik en de negatieve gevolgen daarvan. Ik financier de nieuwe Topsport in Nederland (TIN) rapportage die het Mulier Instituut vanaf 2024 jaarlijks gaat publiceren. In deze rapportage worden, afhankelijk van de beschikbaarheid van data, indicatoren gepubliceerd die laten zien of we voortgang maken op onze vier strategische doelstellingen. De eerste publicatie zal naar verwachting voor de zomer van 2024 gereed zijn en doe ik dan aan uw Kamer toekomen, waarna ik uw Kamer jaarlijks zal informeren.

Naar verwachting wordt voor de zomer een internationale verkenning afgerond naar de relatie tussen topsport en media en het effect daar van op de maatschappelijke waarde van topsport. VWS gaat op basis van deze verkenning aan de slag met het ontwikkelen van een handelingsperspectief voor de strategische partners hoe media beter kunnen worden benut om de maatschappelijke waarde van topsport zichtbaar en bereikbaar te maken voor meer Nederlanders. Hierover informeer ik uw kamer naar verwachting voor het einde van 2024.

4. Moties, toezeggingen en amendement

In deze paragraaf ga ik in op diverse moties en toezeggingen (per onderwerp) en een amendement.

Uitvoering moties en toezeggingen Sportwet

Op 15 juni 2023 heb ik, mede op verzoek van uw Kamer, in een hoofdlijnenbrief14 de opzet van een sportwet gepresenteerd. Uw Kamer heeft op 6 juli 2023 de motie van de leden Van den Brink en Heerema15 aangenomen die de regering verzoekt de voorgenomen verkenning van een mogelijke kaderwet voor sport te koppelen aan de resultaten van de gemaakte afspraken in het Sportakkoord II en in 2026 te bezien of een sportwet noodzakelijk is. In de motie wordt overwogen dat sport en bewegen primair van de samenleving is, waarbij verenigingen, vrijwilligers en anderen de sport grotendeels van onderop organiseren en de overheid zich dus terughoudend dient op te stellen en ondersteunend dient te zijn. Daarom zet ik nu geen verdere stappen om te komen tot de in de hoofdlijnenbrief gepresenteerde sportwet. Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan. In mijn beantwoording op de vragen van het lid Van Nispen, d.d. 12 december 202316 heb ik aangegeven dat ik wèl de mogelijkheid en meerwaarde van een wettelijke verankering voor sportnormen voor sportvoorzieningen en beweegvriendelijke omgeving onderzoek, zoals gevraagd in de motie van de leden Leijten en Van Nispen17.

Uw Kamer heeft eerder diverse moties aangenomen omtrent de totstandkoming van een sportwet. Ik heb hier ook toezeggingen in gedaan. Omdat uw Kamer nadien bovengenoemde motie van de leden Van den Brink en Heerema18 heeft aangenomen, kan ik een aantal van de eerder aangenomen moties en hieromtrent gedane toezeggingen vooralsnog (i.e. in afwachting van de resultaten van de gemaakte afspraken in het Sportakkoord II) niet uitvoeren.

Dit betreft de motie uit december 2022 van de leden Van der Laan en Van Nispen19, die de regering verzoekt om een sportwet uit te werken die deze Kamerperiode behandeld kan worden. Daarnaast is er de motie van diezelfde leden20 die verzoekt het Sportraadadvies als uitgangspunt te nemen bij de uitwerking van een sportwet. Deze motie is in mei 2023 aangenomen, derhalve voordat de motie Van den Brink en Heerema is aangenomen en strookt niet met de overweging in de motie dat de overheid zich terughoudend dient op te stellen. Datzelfde geldt voor de toezeggingen21 die ik heb gedaan voorafgaand aan de motie Van den Brink en Heerema over het betrekken van provincies bij een traject naar een sportwet én de toezegging in bovengenoemde hoofdlijnenbrief om uw Kamer te informeren over juridische en financiële consequenties van een sportwet. Ik beschouw de twee moties van de leden Van der Laan en Van Nispen en bovengenoemde toezeggingen als afgedaan.

Sport en bewegen in de ruimtelijke ordening

Zoals hiervoor aangegeven, onderzoek ik de mogelijkheid en meerwaarde van een wettelijke verankering voor sportnormen ten behoeve van sportvoorzieningen en beweegvriendelijke omgeving, zoals gevraagd in de motie van de leden Leijten en Van Nispen22. Daarbij betrek ik ook de mogelijkheid van een wettelijke verankering van buitenspeelruimte, zoals gevraagd in de motie van de leden Van Nispen en Westerveld23.

Afwegingen in de ruimtelijke ordening waaronder sportvoorzieningen, beweegmogelijkheden, buitenspeelruimte en beleid hieromtrent zijn een verantwoordelijkheid van gemeenten. Gemeenten zijn hierin vrij om maatwerk (toegepast op de lokale omstandigheden) te bieden, passend bij de context (woonmilieu, bevolkingssamenstelling, etc.). De Omgevingswet hanteert expliciet het «decentraal tenzij» principe, waardoor eventuele centrale sturing zeer overtuigend moet worden onderbouwd.

Allereerst dient objectief vastgesteld te worden dat sport- en beweegruimte nu onder druk staat bij ruimtelijke ordeningskeuzes, en in welke mate. Dit laat ik in kaart brengen. Naar verwachting deel ik eind 2024 de resultaten met uw Kamer. Vervolgens dient op basis van de uitkomsten van het onderzoek de vraag beantwoord te worden of nationale sturing op sportvoorzieningen, beweegmogelijkheden, buitenspeelruimte van toegevoegde waarde en gelegitimeerd is.

Inclusief buitenspelen

Ik heb u met de Veegbrief Commissiedebat Sport24 geïnformeerd over de motie van de leden Leijten en Van Nispen25 om ervoor te zorgen dat er in iedere gemeente minstens één speeltuin komt die toegankelijk is voor kinderen met een beperking. Ik deel de ambitie van uw Kamer dat er landelijk voldoende toegankelijke speelplekken voor kinderen met een beperking moeten zijn. Daarom stel ik hier extra middelen voor beschikbaar. Middels de toegekende meerjarige subsidie aan het SamenSpeelFonds (2023–2025) worden 110 tot 150 inclusieve speelplekken gerealiseerd, welke bijdragen aan landelijke dekking. Op dit moment zijn er in 142 gemeenten één of meerdere inclusieve samenspeelplekken gerealiseerd óf nog in ontwikkeling. Met de monitor Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030, die u tevens als bijlage bij deze brief aantreft, zal ik uw Kamer jaarlijks informeren over de voortgang. Hiermee beschouw ik de motie van de leden Leijten en Van Nispen als afgedaan.

Pilots sport en school

Met de brief Voortgang preventieaanpak leefstijl met focus op overgewicht en voeding26 bent u geïnformeerd over de motie van de leden Heerema en Van der Laan27 over pilots om de infrastructuur van sportverenigingen en scholen dichter bij elkaar te brengen. Uw Kamer wordt voor de zomer over het vervolg geïnformeerd.

Voortgang veilige en integere sport

De afgelopen jaren hebben zich in de sportsector helaas incidenten voorgedaan op het gebied van veiligheid en integriteit. In mijn brief van 28 maart 202328 heb ik toegelicht hoe ik mij inzet voor een veilige en integere sport. Dit doe ik op drie manieren: (A) door middel van een extra investering voor een veilige en integere sport, (B) via het Sportakkoord en (C) via het integriteitscentrum inclusief verbeteringen in het sporttuchtrecht.

A. Extra investering voor een veilige en integere sport

Met de impuls veilige sport doe ik een extra investering van ongeveer een miljoen euro. Ik zet hiermee in op een landelijke aanpak voor een veilige sport, waarbij gedurende 2 jaar, in 2023 en 2024, acht integriteitsmanagers worden bekostigd die de sportbonden ondersteunen bij het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag en bij voorlichting en opleiding.

B. Sportakkoord voor een sociaal veilige sport

Samen met de strategische partners vanuit het Sportakkoord werken we verder aan een sociaal veilige sport voor zowel topsport als breedtesport, inclusief de ondernemende sport. De basiseisen sociale veiligheid vormen daarbij de kern.

C. Het integriteitscentrum inclusief verbeteringen in het sporttuchtrecht

Op 11 oktober 2023 heb ik u geïnformeerd over de ontwikkeling van een onafhankelijk integriteitscentrum29. In het commissiedebat van 18 oktober 2023 (Kamerstuk 34 843, nr. 94) over het rapport Schaduwdansen heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de professionalisering van het Instituut Sportrechtspraak (ISR). Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat informeer ik uw Kamer in het eerste kwartaal van 2024 over de voortgang van de voorbereiding van wetgeving voor het onafhankelijke integriteitscentrum en de verdere voortgang van de professionalisering van het ISR. In deze brief zal ook aandacht zijn voor het perspectief van de slachtoffers.

Hiermee beschouw ik de toezegging uit mijn brief van 28 maart 202330 om u te informeren over de voortgang van mijn actiepunten op een veilige en integere sport in Nederland als afgedaan.

Voortgang en ontwikkelingen sporten en bewegen voor mensen met een handicap

Tijdens het commissiedebat in juni 2021 (Kamerstuk 30 234, nr. 376) hebben de leden Van Nispen, Westerveld en van der Laan de notitie «Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030!» aangeboden aan mijn voorganger Minister van Ark. In een reactie aan uw Kamer heb ik toegezegd elk jaar een voortgangsrapportage over de voortgang en ontwikkelingen rond sporten en bewegen voor mensen met een handicap te sturen voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg31. In de bijlage bij deze brief vindt u de eerste voortgangsrapportage Monitor Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Van Nispen c.s.32 en de toezegging om uw Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang en ontwikkelingen binnen de gehandicaptensport.

Mensen met een handicap sporten en bewegen minder dan mensen zonder handicap. Dit cijfer blijft al jarenlang steken rond de 23%. In het Sportakkoord II hebben de partners de intentie uitgesproken deze stagnatie te doorbreken.

Op 13 december 2023 heeft de Bijeenkomst «Sporten voor mensen met een handicap is vanzelfsprekend in 2030!» plaatsgevonden in Den Haag. Hierbij waren ruim 120 stakeholders aanwezig. Het netwerk rondom sporten met een handicap is groot, er is een grote diversiteit van organisaties die zich bezighouden met dit onderwerp. Dit blijkt ook uit de voortgangsrapportage van het Mulier Instituut. Op alle onderwerpen waar aan wordt gewerkt, werken meerdere organisaties samen. Op de bijeenkomst is gesproken en nagedacht hoe we de vanzelfsprekendheid gaan realiseren. Tijdens de Paralympische Talentdag op 21 april 2024 wordt hier een vervolg aan gegeven.

Sporthulpmiddelen algemeen

Op het gebied van sporthulpmiddelen is in 2023 een traject opgestart dat vier actielijnen kent:

  • 1. Versterken van kennis en kunde bij lokale professionals en sleutelfiguren. Partijen die hiermee aan het werk zijn: Kenniscentrum Sport en Bewegen, Special Heroes Nederland en Gehandicaptensport Nederland;

  • 2. Verder uitwerken en concretiseren van een centraal loket (Uniek Sporten Hulpmiddelen). Partijen die dit uitwerken zijn Fonds Gehandicaptensport en Esther Vergeer Foundation;

  • 3. Duidelijkheid verschaffen bij gemeenten en zorgverzekeraars over de wijze van verstrekken van sporthulpmiddelen. Partijen die dit uitwerken zijn het Ministerie van VWS, Thomas Advies en VSG.

  • 4. Duidelijkheid verschaffen over sporthulpmiddelen specifiek voor de topsport. Partijen die hierbij betrokken zijn naast het Ministerie van VWS zijn NOC*NSF en bonden.

Een werkgroep bestaande uit Fonds gehandicaptensport, Special Heroes Nederland, Esther Vergeer Foundation, Gehandicaptensport Nederland, Kenniscentrum Sport & Bewegen, Thomas Advies en het Ministerie van VWS werkt deze actielijnen in samenhang met elkaar uit. Ik licht kort de stand van zaken per actielijn toe:

Actielijn 1: Versterken van kennis en kunde bij lokale professionals

Er wordt een platform opgericht binnen Kenniscentrum Sport & Bewegen waar informatie is te vinden voor professionals over onder andere sporthulpmiddelen. Dit platform wordt begin 2024 gelanceerd. Informatie komt uit de klantreis die Special Heroes in samenwerking met kenniscentrum Sport & Bewegen en gehandicaptensport Nederland heeft gemaakt. De klantreis geeft inzicht in welke stappen iemand met een handicap moet doorlopen om tot een goed sportadvies te komen, met het juiste sportaanbod èn het juiste sporthulpmiddel. De onderwerpen gaan over wet- en regelgeving, overzicht van aanbod, en wat de behoefte is van mensen met een handicap die willen sporten en bewegen. Naast het digitale platform wordt ook het netwerk met de regionale professionals versterkt en van informatie voorzien.

Actielijn 2: Het verder uitwerken en concretiseren van een centraal loket

Fonds Gehandicaptensport en Esther Vergeer Foundation werken aan een werkbaar model op het gebied van sporthulpmiddelen. Op dit moment werkt het centraal loket, zogeheten Uniek Sporten hulpmiddelenfonds, als een vangnet om datgene dat niet via Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 vergoed kan worden, op te vangen. Om tot een duurzaam model te komen zijn het Fonds en de Esther Vergeer Foundation met gemeenten, zorgverzekeraars, NOC*NSF en andere stakeholders in gesprek. In 2024 zullen zij een voorstel voor een duurzaam model ontwikkelen en dit toetsen bij gemeenten, zorgverzekeraars en mensen met een handicap. Het streven is om dit model in 2025 en 2026 uit te werken.

Actielijn 3: Duidelijkheid verschaffen bij gemeenten en zorgverzekeraars over de wijze van verstrekken van sporthulpmiddelen

Om zowel ten aanzien van de Wmo als de Zvw scherp(er) vast te leggen welke mogelijkheden er zijn tot vergoeding van sporthulpmiddelen lopen er twee trajecten naast elkaar:

  • Voor het Zvw-traject is met verschillende partijen gesproken, waaronder zorgverzekeraars en het Zorginstituut, over de mate en aard van onduidelijkheden in regelgeving. Ik onderzoek momenteel op welke manier deze regelgeving verduidelijkt kan worden.

  • Voor de Wmo is er geen landelijk kader om afspraken te maken omdat gemeenten beleidsvrijheid binnen de Wmo 2015 hebben. Om hier meer duidelijkheid te creëren, start ik samen met de VSG een werkgroep waarin een tiental gemeenten participeren. Deze werkgroep start begin 2024.

Actielijn 4: Duidelijkheid verschaffen over sporthulpmiddelen specifiek voor de topsport.

Paralympische topsporters ondervinden dezelfde onduidelijkheid als beginnende of recreatieve sporters bij het vinden of verkrijgen van een sporthulpmiddel. Bij topsporters gaat het echter niet alleen om participeren, maar met name om te presteren. In het najaar is een eerste verkenning gestart om na te gaan op welke manier paralympische topsporters en talenten problemen ondervinden bij het verkrijgen van een sporthulpmiddel. In het eerste kwartaal van 2024 wordt met sporters gesproken en andere stakeholders, waaronder bonden, om vast te stellen wat de problematiek rond sporthulpmiddelen voor topsporters en talenten is. Op basis van de resultaten van die gesprekken zal ik een vervolgtraject starten dat gericht is op het verduidelijken van verstrekken van sporthulpmiddelen voor topsporters en talenten.

Hiermee kom ik tegemoet aan de toezegging om uw Kamer jaarlijks een update te geven over het fonds voor sporthulpmiddelen en beschouw ik de toezegging om uw Kamer te informeren over het verloop van de gesprekken met zorgverzekeraars en gemeenten over dit onderwerp als afgedaan33.

Toekenning sporthulpmiddelen

De motie van het lid Van Nispen c.s.34 verzoekt de regering er voor te zorgen dat personen die aantoonbaar een sporthulpmiddel nodig hebben, dit in 2023 ontvangen. In 2023 heb ik de financiële middelen voor het fonds voor Uniek Sporten Hulpmiddelen eenmalig opgehoogd met € 1,5 miljoen. Het budget voor 2023 kwam daarmee op € 2,25 miljoen. Vanuit dit fonds hebben in 2023 van de 458 aanvragen 232 mensen een sporthulpmiddel gefinancierd gekregen op basis van vooraf vastgestelde criteria. Daarmee was een totaal bedrag van € 1,45 miljoen gemoeid. De overgebleven middelen worden extra ingezet voor de lopende aanvragen. Dat zijn er op dit moment 235.

In de bijlage bij deze brief treft u de factsheet van Fonds Gehandicaptensport aan met betrekking tot het totaal aantal hulpmiddelen en aanvragen die zij sinds de start van het fonds hebben verwerkt. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de hiervoor genoemde motie van het lid Van Nispen c.s.

Financiële toegankelijkheid

In Sportakkoord II is onder het thema Inclusie en Diversiteit afgesproken dat we als gezamenlijke partners gaan werken aan het vergroten van de financiële toegankelijkheid en betaalbaarheid van de sportsector. In mijn brief van 28 maart 202335 heb ik u toegezegd na te gaan of een landelijke campagne aan de orde is om financiële regelingen meer vindbaar te maken36. Dit onderwerp is besproken met de stakeholders bij het maken van het werkplan Sportakkoord II. Een landelijke campagne wordt niet als doeltreffend gezien. Het gaat vooral om het creëren van duidelijkheid en mensen de weg te wijzen naar de vindplekken van ondersteunende financiële regelingen. Om voor de sport deze regelingen bekend en vindbaar te maken, maakt het Mulier instituut een overzicht van wat in gemeenten geregeld is om mensen financieel te ondersteunen bij het sporten en bewegen. Vervolgens wordt op basis van deze informatie bepaald of het mogelijk is toe te werken naar samenvoeging van al deze regelingen of één landelijk kader. Hiermee kunnen we de doelgroep beter bereiken en informeren over de mogelijkheden voor financiële ondersteuning om te kunnen sporten en bewegen.

Ik beschouw hiermee mijn toezegging over het onderzoeken van de wenselijkheid van een landelijke campagne als afgedaan.

Jeugdfonds Sport en Cultuur

De Rijksoverheid ondersteunt verschillende initiatieven, waaronder District spots van NOC*NSF, het programma Fitness loont van NL actief, innovatieve projecten via Sportinnovator en het programma MOOI om sporten en bewegen voor mensen in aandachtswijken en met lage inkomens mogelijk te maken. Een van de fondsen die het langst financiële ondersteuning vanuit de Rijksoverheid ontvangt, is het Jeugdfonds Sport en Cultuur. In 2024 ontvangt het Jeugdfonds Sport en Cultuur vanuit het Ministerie van VWS € 0,5 miljoen per jaar en van het Ministerie van OCW € 0,35 miljoen per jaar. Daarnaast is het Jeugdfonds Sport & Cultuur onderdeel van het samenwerkingsverband Samen voor alle kinderen. Het Jeugdfonds ontvangt van het Ministerie van SZW sinds 2023 een instellingssubsidie. Voor 2024 betreft dit een bedrag van € 3,9 miljoen.

In 2023 heeft het Jeugdfonds Sport & Cultuur 72.500 kinderen in armoede kunnen ondersteunen bij het sporten. Ten aanzien van dit fonds heeft uw Kamer twee moties ingediend tijdens het commissiedebat in april 2023 (Kamerstuk 30 234, nr. 362).

De eerste betreft de motie van de leden Mohandis en Van den Brink37 over het verhogen van de leeftijdsgrens voor ondersteuning via het Jeugdfonds tot 21.

Hierover wil ik het volgende delen met uw Kamer: Jeugdfonds Sport en Cultuur heeft de cijfers gebaseerd op het aantal 17-jarigen geëxtrapoleerd om informatie over de leeftijdsgroepen 18 tot en met 21 te krijgen. Elk jaar kan het Jeugdfonds dan een extra leeftijdsgroep ondersteunen. Dit ziet er als volgt uit:

 

Leeftijd en aantal jongeren

Extra bedrag benodigd o.b.v. een gemiddeld aanvraag bedrag van € 280

2024

18 jaar (2680)

€ 750.000

2025

18–19 jaar (5360)

€ 1.500.000

2026

18–19–20 jaar (8040)

€ 2.250.000

2027 en verder

18 t/m 21 jaar (10720)

€ 3.000.000

Het verhogen van de leeftijdsgrens zou dus jaarlijks € 3 miljoen extra kosten. Deze kosten zijn niet gedekt op de Rijksbegroting.

De beoogde verhoging van de leeftijdsgrens zou overigens een andere werkwijze vergen, aangezien aanvragen nu gebaseerd worden op het inkomen van ouders (via intermediairs). Jongeren vanaf 18 jaar en ouder zouden dan een eigen aanvraag moeten indienen. Hiervoor zou een nieuwe werkwijze moeten worden ontwikkeld. Jeugdfonds Sport en Cultuur geeft aan dat de extra middelen om een nieuwe werkwijze te kunnen ontwikkelen en uitvoeren € 100.000 per jaar bedragen.

Sinds 2020 bestaat het Volwassenenfonds Sport en Cultuur. Dit fonds is juist opgericht voor de doelgroep vanaf 18 jaar. Dit fonds werkt volgens dezelfde methodiek als het Jeugdfonds Sport en Cultuur en de samenwerking tussen beide organisaties is goed. Zij werken nu samen met ongeveer 100 gemeenten en hebben in 2023 ruim 9000 volwassenen kunnen ondersteunen. Het is wenselijk dat het aantal gemeenten dat zich aansluit bij het Volwassenenfonds de komende jaren gaat groeien.

Binnen het Sportakkoord wordt reeds gewerkt aan het vergroten van de financiële toegankelijkheid door onder andere het Jeugdfonds Sport en Cultuur én het Volwassenenfonds Sport en Cultuur te financieren.

Ik zet daarom niet in op het oprekken van de leeftijdsgrens bij het Jeugdfonds, maar ondersteun het Volwassenenfonds financieel met een jaarlijkse bijdrage van € 320.000. Ik zal via de VSG gemeenten vragen zoveel mogelijk de samenwerking met het Volwassenenfonds aan te gaan.

De tweede motie van de leden Mohandis en Van der Laan38 betreft de vraag of de Rijksoverheid ervoor wil zorgen dat het Jeugdfonds Sport & Cultuur toereikend blijft om sportdeelname voor kinderen te faciliteren. Hier geef ik uitvoering aan door het bedrag dat ik in 2023 eenmalig heb opgehoogd op uw verzoek meerjarig te maken. Dit betekent dat het Ministerie van VWS de komende jaren het Jeugdfonds Sport en Cultuur zal ondersteunen met een jaarlijkse bijdrage van € 500.000.

Ik beschouw de bovengenoemde moties hiermee als afgedaan.

Buurtsportcoaches

In de motie van het lid Heerema39 wordt gevraagd via sportbonden en/of NOC*NSF een uitvraag te doen bij sportverenigingen over waar zij behoefte aan hebben met betrekking tot de buurtsportcoaches. Om uitvoering aan deze motie te geven, heb ik samen met NOC*NSF aan Mulier Instituut gevraagd deze uitvraag uit te voeren. Mulier Instituut heeft een rapport uitgebracht over de behoefte van sportverenigingen aan ondersteuning. Dit onderzoek had als doel om inzicht te geven in de uitdagingen die verenigingen ervaren, welke externe ondersteuning ze bij deze uitdagingen hebben gehad en op welk gebied ze nog behoefte hebben aan externe ondersteuning. Mulier heeft uitgevraagd wie deze externe ondersteuning moet bieden en er wordt specifiek ingegaan op de bijdrage die buurtsportcoaches kunnen leveren. Een buurtsportcoach is één van de profielen die worden gefinancierd uit de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC). Het rapport treft u aan als bijlage bij deze brief.

Het onderzoek laat zien dat verenigingen een groot aantal uitdagingen hebben waar ondersteuning bij nodig is. De uitdagingen zijn vooral gericht op het werven en behoud van leden, kwaliteit bij aanbod, financiën en accommodaties. Hierbij worden ze het vaakst ondersteund door gemeenten (lokale verenigingsondersteuners) en bonden. Eén op de drie verenigingen die ondersteuning hebben gekregen van andere partijen naast gemeenten geven aan de ondersteuning van buurtsportcoaches te hebben gekregen. Bij 96% van de verenigingen heeft de ondersteuning een bijdrage geleverd, bijvoorbeeld een kwaliteitsverbetering bij het sportaanbod. Zij zien daarom de ondersteuning graag geïntensiveerd. Wel geven verenigingen aan dat de ondersteuning nog beter kan aansluiten bij de behoefte.

In de herziene BRC zijn naast het profiel buurtsportcoaches ook de profielen verenigingsmanagers en clubkadercoaches toegevoegd voor de ondersteuning en versterking van sportaanbieders, waaronder verenigingen. Hierdoor is de verwachting dat het aantal functionarissen (gefinancierd uit de BRC) dat wordt ingezet voor de ondersteuning van verenigingen de komende jaren zal stijgen. De uitkomsten van deze rapportage worden benut om de wijze van ondersteuning meer aan te laten sluiten bij de behoefte van verenigingen. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Heerema als afgedaan.

Kwaliteitsplan voor een sociaal en pedagogisch veilig sportklimaat

De motie van het lid Westerveld c.s.40 vraagt om een kwaliteitsplan met de sector te maken, waarin duidelijk wordt gemaakt hoe sportverenigingen tot een sociaal en pedagogisch veilig sportklimaat kunnen komen en hoe sportverenigingen daarbij ondersteund worden.

Een sociaal veilige sport en het versterken van het kader (vitale sportaanbieders) zijn belangrijke speerpunten uit het Sportakkoord. In mijn brief voorafgaand aan het commissiedebat in juni 2023 (Kamerstuk 30 234, nr. 376)41 heb ik u geïnformeerd over de basisnorm sociale veiligheid en kwaliteit die in 2023, samen met de sportsector is vastgesteld. Deze basisnorm (ondergrens) is gedefinieerd voor alle mensen werkzaam in de sport. Pedagogisch, didactisch en integer handelen staan hierbij centraal, in het bijzonder voor trainers, coaches en instructeurs die werken met jeugd en/of kwetsbare groepen.

Deze basisnorm is nader ingevuld door vier basiseisen sociale veiligheid die een concrete vertaling zijn van de minimale doelen op het gebied van sociale veiligheid en kwaliteit. Deze zien er op hoofdlijnen als volgt uit:

  • 1. Verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor al het sporttechnisch kader dat werkt met kinderen of andere kwetsbare personen;

  • 2. Werken met een vertrouwenscontactpersoon;

  • 3. Gedragscode ontwikkelen, invoeren en doorleven;

  • 4. Verplichte basiskwalificatie voor alle trainers-coaches en instructeurs van jeugd op het gebied van pedagogisch/didactisch handelen.

Sportaanbieders in alle gemeenten en in alle takken van sport worden gestimuleerd om te voldoen aan deze basiseisen.

Zoals hiervoor is opgemerkt is deze basisnorm als onderdeel van het Sportakkoord in 2023 samen met de sportsector vastgesteld. Deze norm wordt de komende jaren landelijk uitgerold. Doel is dat eind 2026 het merendeel van alle sportaanbieders voldoet aan de vier minimale basiseisen die belangrijke randvoorwaarden zijn om te komen tot een sociaal veilig en pedagogisch sportklimaat. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik u naar het werkplan van Sportakkoord II dat als bijlage is opgenomen bij deze brief.

De vierde basisnorm met betrekking tot de basiskwalificatie voor trainers, coaches en instructeurs licht ik hierbij nader toe. Bij de totstandkoming van deze vierde basisnorm zijn ook de aanbevelingen van het advies van de Nederlandse Sportraad «Kinderen centraal; advies over het pedagogisch klimaat in de sport» meegenomen. De Nederlandse Sportraad adviseert onder meer om de pedagogische kennis en kunde in de gehele sportbranche te vergroten, minimale kwaliteits- en opleidingseisen in te voeren en de arbeidsmarkt te professionaliseren.

Trainers, coaches en instructeurs spelen een belangrijke rol bij het herkennen en voorkomen van grensoverschrijdend gedrag. Zij kunnen positief gedrag stimuleren en negatief gedrag voorkomen of bespreken. Het is belangrijk dat trainers, coaches en instructeurs (in het bijzonder zij die werken met jongeren en kwetsbare groepen) weten hoe zij invulling aan deze rol kunnen geven. Dat kan met een verplichte basiskwalificatie waarin aandacht is voor pedagogisch en didactisch handelen. De sportaanbieder zorgt ervoor dat trainers, coaches en instructeurs de e-learning «Een Beetje Opvoeder» hebben gevolgd of voor de meer ervaren trainers en coaches een soortgelijke gescreende basiscursus of een bondsopleiding tot trainer/coach.

Van de sportbonden en brancheorganisaties wordt als onderdeel van de vierde basiseis verwacht dat alle sporttechnische opleidingen voldoen aan een kwalificatiestructuur, waarin pedagogisch-didactisch en integer handelen op toetsingsniveau in de herijking zijn meegenomen. Zowel sportbonden als gemeenten stimuleren lokale sportaanbieders om hier gebruik van te maken. Dat betekent dat iedereen die de opleiding volgt ook pedagogische- en didactische vaardigheden meekrijgt, die een bijdrage kunnen leveren aan het sportplezier en de ontwikkeling van kinderen.

De genoemde punten leveren een bijdrage aan het vergroten van een sociaal en pedagogisch veilig sportklimaat. Voor een uitgebreide toelichting op de specifieke activiteiten verwijs ik u graag naar het werkplan van Sportakkoord II in de bijlage bij deze brief. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Westerveld c.s. als afgedaan.

Zwemmen

Ik heb toegezegd u te informeren over de wachtlijsten die er zijn bij zwemles voor asielzoekers42. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft aandacht voor zwemveiligheid onder haar bewoners, in het bijzonder richt het COA zich daarbij op de leeftijd 5 tot 35 jaar. Het voorlichtingsprogramma «Wonen en leven op een COA locatie» die iedere nieuwe bewoner krijgt, heeft binnen het onderwerp «veiligheid» ook een apart onderdeel «zwemmen». Het COA stimuleert kinderen en volwassenen om een zwemdiploma te halen, maar in de praktijk is dat niet eenvoudig. De oorzaken hiervan zijn de beperkte tijd dat asielzoekers op één locatie zijn, de afstand van de locatie tot het zwembad, de capaciteit van het zwembad en het feit dat de bewoner dit ook zelf moet willen. Als het behalen van een zwemdiploma niet mogelijk is, richt het COA zich op lessen zwemveiligheid. Dit gaat altijd in samenwerking met andere partijen (onder andere gemeenten, Nationale Raad Zwemveiligheid, NIDOS, GGD) om landelijke uniformiteit in voorlichting te waarborgen. Het COA heeft geen zwembaden in eigendom en geen zweminstructeurs in dienst en dus moeten de locaties voor het organiseren van zwemlessen een beroep doen op de bestaande voorzieningen. Locaties kunnen daarbij een beroep doen op het activiteitenbudget dat bewoners hebben, de middelen van het COA voor zwemvaardigheid van asielzoekers die door JenV ter beschikking gesteld worden en de gemeentelijke financiële middelen terzake voor lagere inkomens. Aangezien deze groep gebruik moet maken van dezelfde voorzieningen als niet-bewoners, hebben zij te maken met dezelfde problematiek van wachtlijsten voor het volgen van zwemles. Hiermee beschouw ik de toezegging als afgedaan.

Ik heb toegezegd in kaart te brengen hoe het ervoor staat met het zwemaanbod voor ouderen en u hierover te informeren43. Zwemmen is onder 65-plussers een relatief populaire sport om wekelijks te beoefenen. Aangezien zwemmen bij uitstek een fysieke activiteit is die tot op zeer late leeftijd mogelijk is, kan ieder (semi) openbaar zwembad beschouwd worden als zwemaanbod voor ouderen. Daar komt bij dat veel ouderen het zwembad benutten op de «luwe» uren (dat wil zeggen de uren gedurende school- en werktijd). Ook dat kan als aanbod voor ouderen worden beschouwd. Nederland telt ruim 1800 (semi) openbare zwembaden. Aanvullend op de beschikbare ruimte in reguliere baden hebben zwembaden een divers aanbod voor senioren waarbij maatwerk wordt geboden in doelgroep activiteiten (Senior Aqua Fit, Aqua Masters, Fifty Fit, etc.) of door de temperatuur van het water aan te passen. Exacte aantallen hiervoor ontbreken, maar het betreft hier een zeer regulier onderdeel van de exploitatie van zwembaden. Met het verschaffen van dit inzicht beschouw ik de toezegging als afgedaan.

De motie van het lid Westerveld c.s.44 vraagt samen met ROC’s te bezien hoe het aantal zwemleraren uitgebreid of beter verdeeld kan worden en verzoekt met betreffende provincies in gesprek te gaan over hoe meer zwemleraren geworven en opgeleid kunnen worden met bijzondere aandacht voor kinderen met een beperking. Hier wil ik graag het volgende over opmerken. Het opleiden van zweminstructeurs gaat hoofdzakelijk via twee wegen, te weten: onderwijsinstellingen zoals ROC’s en overige (private) opleiders. Hiervan zijn vijftig opleiders gecertificeerd door de Nationale Raad Zwemveiligheid. De derde route naar het opleiden van zweminstructeurs is dat zwemlesaanbieders steeds vaker hun eigen personeel opleiden. Aan de aanbodkant van de opleiding tot zwemlesinstructeur lijkt ruim voldoende landelijke spreiding aanwezig met minimaal enkele ROC’s en/of opleiders per provincie. Aanvullend op de opleiding tot zweminstructeur kunnen door het hele land bijscholingen gevolgd worden voor het geven van zwemles aan kinderen met een fysieke of verstandelijke beperking.

Onderwijsinstellingen zijn vrij in het aanbieden van hun onderwijspakketten. In de gesprekken die ik met het onderwijs voer over dit onderwerp komt naar voren dat het aanbod aan opleidingsplaatsen nog altijd voldoende is, maar dat minder studenten kiezen voor de opleiding tot zweminstructeur. Wanneer sprake is van te weinig aanmeldingen voor dit specifieke onderdeel kan het zijn dat het onderdeel zweminstructeur van de opleiding in zijn geheel geen doorgang vindt. Dat is ter beoordeling en overweging van iedere onderwijsinstelling.

In aanvulling op bovenstaande benoem ik graag dat CIOS Nederland vanuit de maatschappelijke vraag naar meer zwemdocenten eind 2023 het opleiden van zweminstructeurs tot een van de speerpunten voor de komende periode heeft benoemd. Daarnaast blijf ik aandacht vragen voor het maatschappelijk belang van passende en uniforme arbeidsvoorwaarden voor de beroepsgroep. Dit doe ik onder andere door een cao-vergelijking en gesprekken tussen werkgevers en werknemers in de Human Capital Agenda Sport te faciliteren.

Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Topsportmiddelen

Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer jaarlijks over de bestedingsdoelen van het topsportbudget van het Ministerie van VWS dat naar NOC*NSF gaat. In de bijlage bij deze brief vindt u een overzicht van de bestedingsdoelen van de topsportbegroting van NOC*NSF over 202345 en 2024.

Topsportevenementen

Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer ieder halfjaar over de voortgang op de onderdelen van de Nationale Topsportevenementen Strategie (NTS). Dit betreft de inzet van beleidsinstrumenten46, de subsidieregeling voor topsportevenementen en ontwikkelingen ten aanzien van een aantal buitengewone topsportevenementen47. Ik informeer u over de genoemde onderwerpen aan de hand van de drie uitgangspunten van de NTS:

Uitgangspunt 1. Breed palet van internationale topsportevenementen

Het aanbod van internationale topsportevenementen en de spreiding hiervan in Nederland is te vinden op de website van het Coördinatie en Informatiepunt Topsportevenementen (CIT)48. Ieder half jaar wordt deze informatie omgezet in een rapportage. Hieruit blijkt onder andere dat er tussen 2024 en 2027 een aantal grote evenementen gepland voor vrouwen staat. Dit zijn onder andere de start van de Tour de France Femmes in 2024, het WK Handbal dames in 2025, de Solheim Cup in 2026 en, nog niet toegewezen, het WK Vrouwenvoetbal in 2027. Deze rapportage treft u aan als bijlage bij deze brief.

Uitgangspunt 2. Het bevorderen van aantrekkelijke en maatschappelijk verantwoord georganiseerde evenementen

De rapportage in de bijlage bevat tevens een aantal voorbeelden met betrekking tot het maatschappelijk verantwoord organiseren van topsportevenementen.

Daarnaast ondersteunt VWS de volgende twee trajecten:

  • Duurzame topsportevenementen: in november 2021 is het Programma Circulaire Sportevenementen van start gegaan. Sinds juni 2023 staat over dit programma een monitor online op de website van het CIT, waarmee gemeten kan worden hoe duurzaam topsportevenementen zijn. Het bovengenoemde programma richt zich primair op de thema’s mobiliteit, grondstoffen, water, energie en voeding en dranken. Het voornemen is om topsportevenementen in 2024 verder te ondersteunen bij het verduurzamen, door te starten met een pilot die de toegankelijkheid van de monitor vergroot en praktische hulpmiddelen bij verduurzaming van topsportevenementen inzichtelijk maakt.

  • Gezonde topsportevenementen: onder leiding van JOGG (Gezonde Jeugd, Gezonde Toekomst) wordt met experts van onder andere het Voedingscentrum, Trimbos, KNVB en NOC*NSF gewerkt aan een meerjaren actieplan gezonde topsportevenementen. Hierin staan de voorgenomen stappen en ambities om te komen tot een gezonde omgeving bij topsportevenementen. Dit is in aanvulling op de monitor die vorig jaar is ontwikkeld. Hoewel het actieplan momenteel nog in voorbereiding is, lopen er al meerdere trajecten gericht op het bieden van een gezonde omgeving voor onder andere bezoekers en deelnemers aan bij topsportevenementen. Een voorbeeld daarvan was de uitbreiding van het convenant gezonde sportevenementen met 12 steden en de provincie Drenthe, tijdens het EK wielrennen in 2023.

Uitgangspunt 3. Het creëren van een podium voor maatschappelijke vraagstukken en het bedrijfsleven

Het Ministerie van VWS zet in op een samenhangend maatschappelijk activatieprogramma en een onderzoeksprogramma.

  • Maatschappelijk activatieprogramma: het maatschappelijke activatieprogramma heeft als doel dat meer gemeenten topsportevenementen gaan benutten voor maatschappelijke activatie op diverse terreinen waaronder bewegen en sportdeelname. In dit kader start in 2024 een pilot met een door het land reizend sport- en beweegfestival dat wordt ingezet in verschillende gemeentes bij meerdere internationale topsportevenementen. Bezoekers en de regionale omgeving worden uitgedaagd op actieve wijze te genieten van een sportoverstijgend activiteitenprogramma dat wordt aangeboden door verschillende sportbonden. Het doel is om hiermee meer mensen structureel naar de sport te bewegen.

  • Onderzoeksprogramma: daarnaast zet ik mij in om te zorgen voor meer samenhang en samenwerking op het gebied van topsportevenementen. Dit doe ik onder andere bij de onderzoeken die worden gedaan naar de maatschappelijke waarde van topsportevenementen. Maatschappelijk onderzoek voor evenementen in sport (MOVES) heeft tot doel om met kwalitatief hoogstaand onderzoek bij te dragen aan de maatschappelijke waarde van topsportevenementen en de rol die het bedrijfsleven daarbij als zodanig kan spelen. Moves is een programma van ZonMw49, gefinancierd door VWS. Het programma loopt van september 2023 tot en met augustus 2027.

Onderstaande tabel toont hoe het Ministerie van VWS de beschikbare financiële middelen op grond van de subsidieregeling Internationale topsportevenementen 2021–2023 heeft besteed. Het betreft de totale VWS-subsidie die per evenement is, of wordt verstrekt. Dit wil niet zeggen dat het totale bedrag is uitgekeerd in het jaar waarin het evenement plaatsvond. Meestal zijn er 1 of 2 jaar voorafgaand aan het evenement ook al financiële middelen uitgekeerd. De tabel laat de subsidies zien die definitief zijn toegekend.

Gesubsidieerde sportevenementen 2023

Verleend totaal bedrag

WK Cyclo Cross 2023

€ 250.000,–

WK Zeilen 20221

€ 2.500.000,–

WK King of the Court 2023

€ 910.000,–

EK Wielrennen op de weg 2023

€ 635.500,–

EJK Judo 2023

€ 511.175,–

Jeugd Schaak Olympiade 2023

€ 270.000,–

WK Parazeilen

€ 318.000,–

European Baseball Championship

€ 47.000,–

X Noot
1

Dit evenement is verplaatst als gevolg van de coronapandemie.

Gesubsidieerde sportevenementen 2024

Verleend totaal bedrag

EK Volleybal U22 2024

€ 480.755,–

WK Shorttrack 2024

€ 1.046.019,–

EK Beachvolleybal

€ 976.025,–

Op basis van de subsidieregeling topsportevenementen 2021 – 2023 is nog een aantal aanvragen voor 2024 en 2025 in behandeling. De betreffende subsidieregeling liep tot 1 januari 2024. Ik heb uw Kamer recentelijk een voorstel voor een nieuwe subsidieregeling gestuurd die na uw instemming zo snel mogelijk in werking zal treden50.

Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer, indien relevant, over de voortgang van buitengewone topsportevenementen die in Nederland worden georganiseerd, of mogelijk worden georganiseerd.

  • WK voetbal vrouwen in 2027: op 27 november 2023 heb ik u geïnformeerd51 over mijn inspanningen met betrekking tot het bid dat de KNVB samen met de Duitse en Belgische voetbalbond heeft uitgebracht aan de FIFA om het WK voetbal vrouwen in 2027 te organiseren. Ik draag er graag aan bij dat dit evenement naar Nederland komt. Het is een van de grootste topsportevenementen van de wereld en kan worden ingezet voor diverse maatschappelijke doelstellingen zoals de bevordering van de positie van vrouwen binnen de sport. Op 9 april 2021 heb ik aangegeven52 dat ik een mogelijke financieringsvraag voor dit evenement expliciet wil voorleggen aan uw Kamer. De reden is dat dit evenement qua aard, omvang, impact en kosten zo grootschalig is dat het maatwerk vergt.

  • Super EK Wielrennen in 2028: in 2028 bestaat de KNWU 100 jaar. Dit jubileum is de aanleiding om extra aandacht te vragen voor de maatschappelijke waarde van de wielersport en de kracht van het fietsen. Topsportevenementen zijn belangrijk voor de Nederlandse samenleving en kunnen dienen als waardevolle platforms die de zichtbaarheid en het bereik van sporten en bewegen vergroten. De KNWU is in gesprek met de UEC (Europese Wielerunie) over onder meer het EK Baan, EK Pumptrack, EK BMX, EK Veldrijden, EK Wegwielrennen een EK Mountainbiken. Bij voorkeur worden de paralympische disciplines ook onderdeel van het evenement. Diverse gemeenten en provincies ondersteunen deze ambitie van de KNWU. Gezien de omvang van dit evenement, zullen de benodigde financiële middelen mogelijk hoger liggen dan het maximum in de subsidieregeling. Indien dit het geval zal ik de financieringsvraag expliciet aan uw Kamer voorleggen, zoals is toegezegd bij buitengewone topsportevenementen.

Topsportaccommodaties

Om te kunnen presteren in sport en de maatschappelijke waarde van sport te vergroten, zijn topsporttrainingsaccommodaties nodig waar sporters op hoog niveau kunnen trainen. In 2021 heb ik u via het rapport «Bouwen aan topsport» geïnformeerd over de behoefte aan een strategische lange termijn planning voor de (ver)bouw van sportaccommodaties die benut worden voor topsport- en opleidingsprogramma’s.53 Om die reden heb ik Spoza B.V. gevraagd om een strategisch vastgoedplan voor topsportaccommodaties te ontwikkelen. In de bijlage bij deze brief vindt u het rapport «Strategische vastgoed planning topsporttrainingsaccommodaties». Het betreft een inventarisatie van de behoeften van de topsporttrainingsaccommodaties- en faciliteiten voor topsport en opleidingsprogramma’s in Nederland als het gaat om de (ver)bouwplannen.

Op basis van dit rapport ben ik met NOC*NSF en de VSG in overleg over wat nodig is om hier gezamenlijk opvolging aan te geven. Eind 2022 heb ik u geïnformeerd over de rol van de Rijksoverheid hierbij54. Topsportaccommodaties zijn essentieel voor het faciliteren van topsport en zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, provincies, sportbonden en het Rijk. Daarbij heb ik u geïnformeerd dat ik ook een rol zie voor de Rijksoverheid om bij te dragen aan topsporttrainingsaccommodaties en dat ik daarvoor middelen heb vrijgemaakt. De motie van het lid Heerema over een investeringsfonds voor de infrastructuur voor grote sportaccommodaties beschouw ik hiermee als afgedaan55. Daarnaast heb ik u in de hierboven genoemde brief toegezegd te informeren over de uitwerking van het topsportaccommodatiebeleid. Gezien de demissionaire status van het kabinet laat ik het aan mijn ambtsopvolger om het topsportaccommodatiebeleid nader vorm te geven en te kijken welk beleidsinstrument passend is voor de bijdrage vanuit het Rijk. Naar verwachting wordt u eind 2024 geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het topsportaccommodatiebeleid.

Matchfixing

Ik heb toegezegd u te informeren over de uitkomsten van het herijkingsproces aanpak matchfixing en de juridische verkenning naar het specifiek strafbaar stellen van matchfixing. Op dit moment bevinden beide processen zich in de afrondende fase. Ik verwacht u in het tweede kwartaal van 2024 te kunnen informeren over de resultaten van de het herijkingsproces. De Minister van Veiligheid en Justitie zal u naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 informeren over de juridische verkenning naar het specifiek strafbaar stellen van matchfixing. Bij de resultaten van de herijking matchfixing zal ik tevens ingaan op de toezegging om in te zetten op voorlichting (voor jongeren) met betrekking tot de strafrechtelijke gevolgen van het fixen.

Burgermotorrijders bij wielerkoersen

De motie van het lid van Dijk56 verzoekt met een oplossing te komen waarbij zo spoedig mogelijk burgermotorrijders ingezet kunnen worden bij wielerkoersen. In mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Heerema57 en de leden Van den Brink, Krul en Van Dijk58, heb ik de stand van zaken toegelicht.

In overleg met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat heb ik de opdracht gegeven aan Antea Group om te onderzoeken op welke manier wielerwedstrijden op een verkeersveilige manier plaats kunnen vinden, met een verminderde politie-inzet. De KNWU organiseert een aantal pilots waarbij Antea Group onderzoekt of met de gedeeltelijke inzet van burgermotorrijders minder politie kan worden ingezet en de verkeersveiligheid kan worden gegarandeerd.

Het rapport wordt verwacht in de zomer van 2024. Indien uit het onderzoek naar voren komt dat de politie-inzet verminderd kan worden door de inzet van burgermotorverkeersregelaars, kunnen de verantwoordelijke ministeries verder invulling geven aan de organisatorische en juridische randvoorwaarden waarmee burgermotorrijders ingezet kunnen worden.

Voortgang evaluatie antidopingbeleid

Ik heb toegezegd u te informeren over de voortgang op een aantal punten naar aanleiding van de evaluatie van de Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) en het bredere antidopingbeleid, die ik u op 28 maart 2023 heb toegezonden59. Op de rol van VWS in het nationale antidopingsysteem en de taakomschrijving van de Dopingautoriteit ben ik in de brief van 28 maart 2023 ingegaan. Voor de punten rond binding aan het Nationaal Dopingreglement en de positionering van de Dopingautoriteit in het tuchtrecht geldt dat alle sportbonden de inhoud van de eigen statuten hierop zullen moeten gaan toetsen. Samen met NOC*NSF zal ik er op toezien dat dit spoedig en zorgvuldig gaat gebeuren. Het wijzigen van statuten is voor sportbonden een kostbare aangelegenheid. Daarom kies ik ervoor met deze punten aan te sluiten bij de statutenwijzigingen die voorzien zijn naar aanleiding van de herziening van de Wereld Anti-Doping Code, die nu loopt.

Met betrekking tot de samenwerking tussen de Dopingautoriteit en opsporingsorganisaties kan ik het volgende opmerken. Er vindt nu structureel intervisieoverleg plaats, waarbij partijen de ontwikkelingen die zij zien op operationeel niveau met elkaar delen. Met betrekking tot de bredere aanpak van dopinggebruik met het oog op gezondheidsrisico’s heb ik met ingang van 2024 structureel middelen ter beschikking gesteld aan de Dopingautoriteit voor het genereren van wetenschappelijk gefundeerde en waardevrije informatie over de gezondheidseffecten van dopinggebruik. Deze informatie is bedoeld om de informatiepositie van sporters in de breedtesport te verbeteren. De Dopingautoriteit zal in 2024 starten met de inrichting van dit programma.

Ik beschouw de toezegging hiermee als afgedaan.

Kantineregeling/fondswervingsvrijstelling

De motie van het lid van Dijk om te onderzoeken of de zogenaamde kantineregeling nog van deze tijd is60, is afgedaan door de Staatssecretaris van Financiën in de bijlage «Fondswervingsvrijstelling» bij het pakket Belastingplan 2024 bij brief van 19 september 202361. Volledigheidshalve is deze bijlage ook bij deze brief opgenomen.

Amendement middelen voor FC Straat

Ik ben met FC Straat in gesprek gegaan om te komen tot een goede invulling van het amendement van het Lid van der Laan62, waarin voor 2023 financiële middelen (€ 50.000) voor FC Straat waren gereserveerd om het sporten en bewegen onder meisjes en kinderen met een beperking te stimuleren. FC Straat werkt nog aan een concreet voorstel voor deze beide doelgroepen. Ik verwacht dit voorstel begin 2024 te ontvangen en zal het dan alsnog in behandeling nemen.

Overig

Naar aanleiding van verschillende moties63 uit het Commissiedebat Sport van april 2023, heeft het Mulier Instituut onderzocht hoe het sportbeleid, vanuit het perspectief van verenigingen, beter afgestemd kan worden op de behoeften en uitdagingen van verenigingen op het gebied van omgang met regeldruk, verduurzaming en het realiseren van een sociaal en pedagogisch veilig sportklimaat. Dit onderzoek vindt u in de bijlage bij deze brief. Uit het onderzoek blijkt dat omgaan met regeldruk, verduurzaming en een sociaal en pedagogisch veilig sportklimaat onderwerpen zijn die spelen bij verenigingen. Hoewel ze wel hulp kunnen gebruiken op deze thema’s geven verenigingen aan zich vooral bezig te houden met andere zaken uit de dagelijkse verenigingspraktijk, zoals het op peil houden van het ledental, het kader, de financiën en de verenigingscultuur. Voor het realiseren van een sociaal en pedagogisch veilig sportklimaat hebben bestuurders vooral behoefte aan training en bijscholing van trainers en coaches. Uiteindelijk moet geboden ondersteuning, op welk onderwerp dan ook, passen bij een vereniging en soms op maat, soms generiek worden ingevuld. Met het Sportakkoord zet ik hier actief op in via passende club(kader)ondersteuning en de sport- en beweegloketten en het realiseren van meer uitvoeringskracht om sportaanbieders te ondersteunen met regeldruk. Voor een uitgebreide toelichting op de specifieke activiteiten verwijs ik u naar het werkplan van Sportakkoord II. Deze vindt u zoals eerder vermeld als bijlage bij deze brief. De motie van de leden Mohandis en Westerveld64 om in samenspraak met gemeenten te komen tot een voorstel voor een landelijke sturing en coördinatie van verduurzaming van sportverenigingen en sportaccommodaties, is afgedaan in de Kamerbrief Verduurzaming Sportsector65. Hierin ga ik nader in op de wijze waarop ik invulling geef aan deze motie.

5. Tot slot

Met deze brief heb ik u een overzicht gegeven van de ontwikkelingen op het gebied van (top)sport en bewegen. Er zijn het afgelopen jaar mooie resultaten bereikt, zoals de realisatie van het complete werkplan van het Sportakkoord II.

Tegelijkertijd zijn er nog flinke stappen te maken om (top)sport en bewegen in het dagelijks leven van alle Nederlanders te realiseren. Samen met alle partners zet ik mij het komende jaar onverminderd in om onze ambities te bereiken.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Hilderink H, Verschuuren M. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018: Een gezond vooruitzicht. Synthese. Bilthoven: RIVM, 2018.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 32 793, nr. 694.

X Noot
3

Agenderen van gezondheid op andere beleidsterreinen, om de volksgezondheid te verbeteren. Het richt zich op factoren buiten het gezondheidsstelsel die een belangrijke invloed hebben op de algemene gezondheidstoestand van de bevolking, zoals de ruimtelijke ordening.

X Noot
4

Kamerstukken II 2023/24, 32 793, nr. 710.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023/24, 32 793, nr. 710.

X Noot
6

Lokale beweeginitiatieven moeten gericht zijn op de jeugd of volwassenen met minder kansen. Voor beide doelgroepen kunnen voucher (maximaal € 25.000) ingezet worden voor het bekostigen van in te zetten kennis, ervaring en expertise. Zie ook: https://www.zonmw.nl/nl/nieuws/subsidieronde-kennisvouchers-bewegen-door-de-dag-heen-geopend.

X Noot
7

Kamerstukken II 2023/24, 32 793, nr. 710.

X Noot
8

Het financieel arrangement onder het GALA en het Hoofdlijnen Sportakkoord II is vervat in één nieuwe brede specifieke uitkering (SPUK) voor gemeenten.

X Noot
9

Kamerstukken II 2023/24, 32 793, nr. 709.

X Noot
10

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 332.

X Noot
11

Kamerstukken II 2017/18, 30 234, nr. 185.

X Noot
12

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 364.

X Noot
13

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 364.

X Noot
14

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 365.

X Noot
15

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 373.

X Noot
16

Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 591.

X Noot
17

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 352.

X Noot
18

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 373.

X Noot
19

Kamerstukken II 2022/23, 36 200-XVI, nr. 162.

X Noot
20

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 361.

X Noot
21

Kamerstukken II 2022/23, TZ202306, nr. 286 en Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 365.

X Noot
22

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 352.

X Noot
23

Kamerstukken II 2020/21, 30 234, nr. 269.

X Noot
24

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 367.

X Noot
25

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 353.

X Noot
26

Kamerstukken II 2022/23, 32 793, nr. 710.

X Noot
27

Kamerstukken II 2022/23, 32 793, nr. 662.

X Noot
28

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 339.

X Noot
29

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 381.

X Noot
30

Kamerstukken II 2022/23, 34 543, nr. 20.

X Noot
31

Kamerstukken II 2021/22, 30 234, nr. 296.

X Noot
32

Kamerstukken II 2020/21, 30 234, nr. 270.

X Noot
33

Kamerstukken II 2022/23, TZ202306, nr. 290.

X Noot
34

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XVI, nr. 164.

X Noot
35

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 340.

X Noot
36

Kamerstukken II 2022/23, TZ202212, nr. 25.

X Noot
37

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 372.

X Noot
38

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XVI, nr. 169.

X Noot
39

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 343.

X Noot
40

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 354.

X Noot
41

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 364.

X Noot
42

Kamerstukken II 2022/23, TZ202306, nr. 291.

X Noot
43

Kamerstukken II 2022/23, TZ202306, nr. 287.

X Noot
44

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 375.

X Noot
45

Het betreft een terugblik over 2023 op basis van de begrootte cijfers van 2023. Dit overzicht bevat nog niet de definitief vastgestelde cijfers.

X Noot
46

Kamerstukken II 2020/21, 30 234, nr. 257.

X Noot
47

Kamerstukken II 2020/21, 30 234, nr. 263.

X Noot
48

Cit.sport.nl.

X Noot
50

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 385.

X Noot
51

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 383.

X Noot
52

Kamerstukken II 2020/21, 30 234, nr. 383.

X Noot
53

Kamerstukken II 2021/22, 30 234, nr. 290.

X Noot
54

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 329.

X Noot
55

Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XVI, nr. 144.

X Noot
56

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 346.

X Noot
57

Aanhangsel Handelingen II 2023/2024, nr. 785.

X Noot
58

Aanhangsel Handelingen II 2023/2024, nr. 794.

X Noot
59

Kamerstukken II 2022/23, 34 543, nr. 20.

X Noot
60

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XVI, nr. 171.

X Noot
61

Kamerstukken II 2023/24, 32 140, nr. 172.

X Noot
62

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XVI, nr. 147.

X Noot
63

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nrs. 345, 351, 354 en 360.

X Noot
64

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 348.

X Noot
65

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 384.

Naar boven