30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 364 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2023

Op 14 december 2022 heb ik u het Hoofdlijnen Sportakkoord II aangeboden; «Sport versterkt» (Kamerstuk 30 234, nr. 332). Hierin worden de tien afspraken van het Hoofdlijnen Sportakkoord II omschreven. Deze afspraken hebben de basis gevormd voor de uitwerking van het akkoord. Ook heb ik in dezelfde brief aangekondigd het Hoofdlijnen akkoord verder uit te werken met een bredere groep stakeholders. Op 16 februari jl. heeft het Sportief verbinden evenement plaatsgevonden waarbij ruim 250 deelnemers aanwezig waren. Daar zijn we (NOC*NSF, POS, VSG en VWS) in gesprek gegaan met deze deelnemers over het akkoord en de vervolgstappen. Mede op basis van deze input is het werkplan Sportakkoord II tot stand gekomen met daarin de uitwerking van een eerste selectie van opgaven waar we ons als vier partners gezamenlijk verantwoordelijk voor voelen en de wijze van monitoren van de voortgang op deze opgaven. Eind 2023 deel ik de uitwerking van de overige opgaven met uw Kamer.

In deze brief beschrijf ik de stand van zaken met betrekking tot de tien afspraken uit het Hoofdlijnen Sportakkoord II, hoe dit zich vertaalt in het werkplan Sportakkoord en wat de relatie is met het Strategisch kader topsport. Daarnaast geef ik weer hoe ik uitvoering geef aan moties en toezeggingen die direct van invloed zijn op het Sportakkoord.

Afspraken uit Hoofdlijnen Sportakkoord II en stand van zaken per afspraak:

1.

We gaan meer inwoners en sportaanbieders bij het Sportakkoord betrekken. Daarom verwelkomen we het POS als nieuwe partner naast VWS, NOC*NSF en VSG/VNG als strategische partner.

  • POS motiveert ondernemende sportaanbieders om deel te nemen aan de lokale sportakkoorden en versterkt het contact tussen gemeenten en ondernemende sportaanbieders via lokale POS netwerken. Deze netwerken zorgen ervoor dat de lokale ondernemers beter vindbaar zijn voor gemeenten, dat zij kennis uitwisselen en goed aansluiten op de activiteiten van de sportverenigingen. In 2023 worden minimaal 10 van deze netwerken opgestart;

  • Daarnaast worden ondernemende sportaanbieders gestimuleerd zich lokaal aan te sluiten bij de gezamenlijke structuur rond clubondersteuning. Dit zijn lokale sport -en beweegloketten die worden opgezet, waar alle clubs zich kunnen melden met een hulpvraag.

Vervolgens wordt daar passende ondersteuning aan gekoppeld. Dat geldt ook voor ondernemende sportaanbieders. Door de lokale organisatiegraad van de ondernemende sport verder te versterken is het doel dat een groter aantal ondernemende sportaanbieders deelneemt aan de (ambities van) lokale sportakkoorden.

2.

Een lokaal kernteam én een «coördinator sport en preventie» zijn verplichte voorwaarden om een lokaal uitvoeringsbudget aan te vragen. Evenals het herijken van de lokale akkoorden. Dat biedt de basis voor een effectievere uitvoering. En zorgt voor samenhang met de onderdelen uit onder andere het Gezond en Actief Leven Akkoord.

  • Op 8 februari jl.is de Brede SPUK gepubliceerd en hebben praktisch alle gemeenten aangegeven met het Sportakkoord aan de slag te gaan. Hiermee hebben ze zich gecommitteerd om te voldoen aan de bovengenoemde voorwaarden, namelijk een lokaal kernteam op te starten of door te zetten, een Coördinator Sport en Preventie aan te stellen en de lokale akkoorden te herijken voor 30 juni 2023. Gemeenten zijn op dit moment druk bezig de akkoorden te herijken. Mulier Instituut en Kenniscentrum Sport en Bewegen maken een analyse van deze herijking. Dit geeft de vier partners de informatie over de wijze waarop gemeenten invulling geven aan het Sportakkoord II en geeft input voor de wijze waarop gestuurd kan worden op de kwaliteit van de uitvoering. Deze analyse is in het najaar gereed.

3.

We zetten in op één loket voor clubondersteuning. De sportsector wordt lokaal sterker als samenwerkingspartner ingezet. In elke gemeente zorgt de adviseur lokale sport voor een goede samenwerking tussen de lokale sportsector en de coördinator sport en preventie van de gemeente.

  • 20 adviseurs lokale sport zijn aangesteld en gestart met hun functie. De Adviseurs lokale sport zijn ingedeeld in de VSG regio’s waardoor er verbinding kan worden gemaakt met lokaal en regionaal beleid. De Adviseurs lokale sport hebben een aanjaagfunctie in het tot stand komen van lokale sport en beweegloketten. We werken aan een landelijk dekkend netwerk van lokale sport en beweegloketten zodat het voor alle sportclubs (verenigingen, ondernemers en andere sportaanbieders) duidelijk is waar ze terecht kunnen voor ondersteuning. Op minimaal 100 plekken voldoen de lokale sport en beweegloketten aan de vastgestelde kwaliteitscriteria.

4.

De Brede Regeling Combinatiefuncties wordt zo effectief mogelijk benut. Daarom spreken we af dat er een focus komt op zes profielen (de buursportcoach, de clubkadercoach, de beweegcoach, de combinatiefunctionaris Onderwijs, de beweegcoach de coördinator sport en preventie) die gerelateerd zijn aan de ambities van het Sportakkoord en er extra aandacht komt voor de kwaliteit van de professionals die deze profielen invullen.

  • In de herziening van de Brede Regeling Combinatiefuncties is vastgesteld dat er een focus komt op zes hoofdprofielen, waaronder de Clubkadercoach (incl. Verenigingsmanager en Sportparkmanager) en een Coördinator Sport en Preventie. De Brede Regeling Combinatiefuncties is onderdeel van de Brede SPUK en daarmee hebben gemeenten zich gecommitteerd om zich aan deze profielen te houden. Een eerste beschrijving en duiding van de profielen is samen door VSG, NOC*NSF en POS opgesteld. Deze profielen worden het komende jaar verder aangescherpt. In de ondersteuning vanuit de vier partners wordt gestuurd op de inzet van deze functionarissen. Muller Instituut monitort de uitvoering hiervan.

5.

Een sociaal veilige sport moet vanzelfsprekend zijn. Daarom werken we toe naar een aantoonbaar sociaal veilige sport, zodat iedereen een inclusieve, positieve en veilige sportcultuur ervaart. In het bijzonder minderjarigen en kwetsbare groepen. Dat doen we door sportaanbieders te stimuleren met de basiseisen (o.a. regeling gratis VOG, Gedragscode Sport, Vertrouwenscontactpersoon en cursus of e-learning voor trainercoaches) sociale veiligheid te werken en door het aanstellen van integriteitsmanagers bij en versterken van sportbonden voor een integere en veilige sport.

  • De uitvoering voor deze afspraak is gestart en een toelichting hierop vindt u terug verderop in deze brief onder het kopje «Basisnorm pedagogische en didactische kwaliteit».

6.

De kwaliteit in de sportsector moet omhoog. Dit doen we door een norm voor pedagogische en didactische kwaliteit te ontwikkelen en zoveel mogelijk sportaanbieders te stimuleren aan die norm te voldoen.

  • Ook voor deze afspraak is de uitvoering gestart en wordt dit toegelicht in deze brief onder het kopje «Basisnorm pedagogische en didactische kwaliteit», wat eerder een toezegging is geweest.

NB De termen basiseisen sociale veilige sport en de basisnorm kwaliteit kader zijn twee termen die grote overlap hebben en veelvuldig door elkaar heen worden gebruikt. Beide aspecten zijn met elkaar verbonden en worden om die reden integraal uitgewerkt en ook integraal toegelicht in deze brief.

7.

We spreken af de samenhang tussen breedtesport en topsport te vergroten. Het gaat hierbij om het totaalbeeld van de sporters voor ogen te houden: van beginnend in de jeugd, tot uiteindelijk de topsporter en alles wat daartussen zit. Zo komt bij het versterken van de teamtopsportcompetities, talentontwikkeling en doorontwikkeling van de Paralympische Sport breedte- en topsport bij elkaar.

  • Bij het versterken van de top teamsportcompetities wordt niet alleen ingezet op het versterken van regionale topclubs om doorstroom richting nationaal niveau te verbeteren maar ook om het lokale competitieniveau hiermee te stimuleren. Zo ook bij de doorontwikkeling van het Paralympische topsport, hierbij wordt gewerkt vanuit een integrale aanpak dat onder meer gericht is op sportparticipatie voor mensen met een beperking.

8.

We etaleren «hotspots»: 30 gemeenten en 100 plekken waar de ambities van Sportakkoord II worden waargemaakt. We zetten deze lokaal sterke sportclubs, ondernemers, Cruyff courts, bootcampgroepjes in de openbare ruimte op het podium om anderen te inspireren.

  • Doel van het hotspots-programma is om toekomstbestendige en vitale clubs, sportplekken en lokale en regionale sportnetwerken op het podium te zetten om anderen te inspireren. Dit gebeurt volgens vastgestelde kwaliteitsindicatoren. Er is een tweetrapsstrategie neergezet, waarbij vóór de zomer een overzicht wordt gerealiseerd van alle «goede voorbeelden» van clubs, sportplekken en lokale en regionale sportnetwerken gelet op de thema’s van het Sportakkoord (duurzaamheid, inclusie en diversiteit, vaardig in bewegen. etc.). Na de zomer worden de hotspots op het podium gezet. Dit gebeurt bij evenementen zoals de regionale kennissessies in samenwerking met VSG, de platforms voor clubondersteuning vanuit de adviseurs lokale sport en de club van het jaar verkiezing vanuit NOC*NSF. Er wordt onderzocht welke podia de MOS (Maatschappelijke organisaties in de Sport), POS, SK12 (Sportkracht 12), de bonden en brancheorganisaties kunnen bieden om met de hotspots zoveel mogelijk clubs te inspireren om toekomstbestendig en vitaal te worden.

9.

Lokaal en landelijk benutten we data voor beleid en uitvoering. We volgen de voortgang op de afspraken van het Sportakkoord II op de voet. Ook volgen we in welke mate de beoogde veranderingen van het Sportakkoord in de buurt of wijk plaatsvinden. De lokale, regionale en landelijke partners doen actief aan kennisdeling en benutten daar de beschikbare kennisinfrastructuur voor. In de governance wordt meer sturing aan de hand van monitoring op de uitvoering vastgelegd.

  • In een motie1 heeft de heer Mohandis gevraagd met een voorstel te komen voor meetbare maatregelen ter stimulering van sport en beweging. In het werkplan is in de bijlage het monitorplan opgenomen. Hierin vindt u de wijze waarop wij de doelstellingen, veranderopgaven en werkafspraken gaan monitoren de komende jaren. Het Mulier instituut heeft bij alle doelstellingen voortgangsindicatoren vastgesteld op basis van de werksessies die met de stakeholders zijn gehouden om tot het werkplan te komen. Deze voortgangsindicatoren komen terug in de monitoring zodat gevolgd wordt of de afspraken gerealiseerd worden.

10.

We werken met elkaar naar een toekomstbestendige sportinfrastructuur. De partners van het Sportakkoord spreken af de voor sport geoormerkte middelen zoveel mogelijk in te zetten zodat deze bijdragen aan de ambities en afspraken uit het Sportakkoord.

  • Voor Sportparticipatie zijn de financiële stromen allen gehonoreerd en worden in uitvoering gebracht. Het gaat hierbij om de subsidie voor NOC*NSF waarin ook de extra € 5 mln euro voor sportbonden is meegenomen. Deze wordt later in deze brief toegelicht. Het gaat ook om de subsidie voor de POS om onder andere tot de lokale POS netwerken te komen en om de Brede SPUK voor de uitvoering van de lokale akkoorden.

  • Voor Topsport worden de bestaande financiële stromen in aanloop naar een nieuwe Olympische cyclus vanaf 2025 en verder al zoveel mogelijk gericht op de nieuwe topsportstrategie. Nieuwe beleidsinstrumenten zullen vanuit het gedachtegoed van het strategisch kader ontwikkeld worden.

Zoals aangegeven vindt u de uitwerking en verdere concretisering van deze afspraken in het Werkplan Sportakkoord II en het Strategisch Kader Topsport.

Werkplan Sportakkoord II

In het werkplan wordt beschreven op welke wijze we invulling geven aan bovengenoemde afspraken en daarmee aan het sportbeleid op het gebied van Sportparticipatie en Topsport de komende jaren.

Inhoudelijk gaan de partners daarbij uit van zes thema’s zoals vastgesteld in het Hoofdlijnen Sportakkoord II. Deze borduren voort op Sportakkoord I. Het gaat daarbij om de volgende thema’s: 1) Inclusie en diversiteit, 2) Een sociaal veilige sport, 3) Vitale sportaanbieders, 4) Vaardig in bewegen, 5) Ruimte voor sport en bewegen en 6) Maatschappelijke waarde van topsport. Per thema zijn verschillende opgaven geformuleerd.2

Als vier ondertekenaars hebben we samen met het Mulier Instituut verschillende bijeenkomsten georganiseerd om de opgaven te concretiseren samen met een bredere groep stakeholders. Voor elf opgaven zijn de werkafspraken en doelstellingen vastgesteld. In het najaar volgt een tweede ronde met Mulier Instituut waarin de overige opgaven zullen worden uitgewerkt. De opgaven die nu zijn uitgewerkt, zijn geselecteerd op basis van drie criteria:

  • Verbeterpotentie: met deze opgave kan de komende jaren tot en met 2026 een wezenlijk verschil worden gemaakt;

  • Aansluiting bij ambities: deze opgave zit in het hart van één of meerdere van de drie ambities in SAII;

  • Praktische haalbaarheid: deze opgave is praktisch en snel uitvoerbaar en realiseerbaar.

De overige opgaven die in het najaar worden uitgewerkt vragen meer tijd om de wijze van uitvoering en haalbaarheid te bepalen. Dit heeft te maken met de stakeholders die nodig zijn bij de uitvoering, bijvoorbeeld omdat de opgaven op het terrein van andere ministeries liggen. Eind 2023 deel ik de uitwerking van de overige opgaven met uw Kamer.

Het totale werkplan kan ook de komende jaren op basis van de uitkomsten van monitoring aangepast en bijgesteld worden. Gedurende de looptijd van Sportakkoord II deel ik elk half jaar de monitor Sportakkoord II met uw Kamer. De eerste komt in het najaar en behelst de analyse van de herijking van de lokale akkoorden. Daarna volgt in het voorjaar van 2024 de eerste voortgang op de werkafspraken en doelstellingen uit het werkplan. In bijlage 1 vindt u het werkplan.

Strategisch kader topsport 2032

Als bijlage 2 bij deze brief is het Strategisch Kader Topsport 2032 toegevoegd. VWS, NOC*NSF en VSG hebben een gezamenlijke topsportstrategie ontwikkeld. Deze strategie is onderdeel van het werkplan Sportakkoord II maar kent een eigen opzet, looptijd, dynamiek en partners doordat het topsportsysteem anders werkt dan de breedtesport. De ambities die ten grondslag liggen aan Sportakkoord II (fundament, bereik en betekenis) zijn ook het uitgangspunt geweest voor de topsportstrategie.

Moties en toezeggingen gericht op het Sportakkoord

Tijdens de afgelopen debatten met uw Kamer is het Sportakkoord op meerdere manieren aan de orde gekomen en zijn enkele moties aangenomen. Hieronder beschrijf ik per motie en per toezegging hoe ik hier vanuit de thema’s van het Sportakkoord uitvoering aan geef.

Extra middelen voor versterken sportbonden3 (motie)

Uw Kamer heeft mij met de motie van het lid Rudmer Heerema4 gevraagd de Tweede Kamer bij Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350, nr. 1) te informeren over de plannen om de sportbonden vanaf 2023 t/m 2025 met 5 miljoen euro extra te ondersteunen binnen het Sportakkoord II. Ik heb hiervoor dekking gevonden binnen artikel 6 van de VWS-begroting. De extra middelen voor sportbonden sluiten inhoudelijk aan bij de doelen en ambities van het Sportakkoord die met uw Kamer zijn gedeeld. Op hoofdlijnen worden sportbonden versterkt in uitvoeringskracht om sportverenigingen beter te kunnen ondersteunen. Bonden kunnen

sportverenigingen bijvoorbeeld beter helpen om ze te laten aansluiten bij lokale sportakkoorden. Daarnaast kunnen sportbonden met de extra middelen vernieuwend aanbod bij sportclubs ontwikkelen en implementeren, zodat het aanbod beter aansluit op de veranderende behoefte van de sporter. Sportbonden worden bovendien in staat gesteld om de kwaliteit van trainers, coaches en instructeurs bij sportverenigingen te verhogen en structureel te werken aan sociale veiligheid en integriteit. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Betrekken RVVB bij adviseren en toeleiden van sportverenigingen naar de juiste ondersteuning5 (motie)

Binnen het Sportakkoord II wordt met veel partijen samengewerkt. NOC*NSF is de vertegenwoordiger van de bonden en de verenigingen en namens hen zitten zij aan tafel als één van de vier strategische partijen. In de motie van de heer Mohandis is mij gevraagd RVVB te betrekken als belangenbehartiger van de verenigingsbestuurders. Met de RVVB is inmiddels een aantal gesprekken gevoerd, allen constructief van aard. Het signaal wat RVVB afgeeft wordt meegenomen bij de ondersteuning van verenigingen. De kennis die RVVB heeft, wordt dan ook benut. Vanuit de vier partners van het Sportakkoord zal blijvend overleg plaats vinden met RVVB. NOC*NSF en RVVB zullen de komende weken samen uitwerken op welke wijze RVVB wordt betrokken.

Daarnaast staat in de motie dat ik uw Kamer laat weten hoe de informatie die het RVVB aanlevert meegenomen wordt in het beleid, en daarbij tevens aan te geven hoe deze informatie wordt gewogen ten opzichte van de informatie afkomstig van de sportbonden en het Mulier Instituut. De monitor rond het Sportakkoord wordt uitgevoerd door het Mulier Instituut. Zij zullen halfjaarlijkse rapportages gaan uitbrengen over de stand van zaken rond de afspraken van het Sportakkoord. Hierin zal de informatie die is aangeleverd door het RVVB worden meegenomen.

Uitvraag behoefte sportverenigingen (motie)

De motie van de heer Rudmer Heerema verzoekt een behoefte onderzoek onder verenigingen over de inzet van buurtsportcoaches uit te voeren onder regie van NOC*NSF en de bonden6.

Aan NOC*NSF is de vraag gesteld om samen met de bonden via Mulier instituut deze uitvraag te doen. Mulier heeft een bestaand onderzoek, kwalitatief van aard, waarbij zij zo’n 45 verenigingen ondervragen. Dit onderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in hoe het sportbeleid, vanuit het perspectief van verenigingen, goed afgestemd kan worden op de behoeften en uitdagingen van verenigingen. Daarbij brengen ze in beeld welke ondersteuning verenigingen nu hebben, hoe dit wordt gewaardeerd en waar aanvullend behoefte aan is. In dit onderzoek worden aanvullende vragen opgenomen om uitvoering te geven aan de motie. Daarnaast wordt in het bestaande verenigingspanel extra vragen opgenomen om de behoefte aan ondersteuning door buurtsportcoaches bij verenigingen uit te vragen.

Ik vind het belangrijk om dit onderzoek op een adequate wijze uit te voeren en daarmee de ondersteuning van verenigingen te versterken. Dit onderzoek kan niet binnen zes weken worden uitgevoerd. Door uitvoering te geven aan de motie op de hierboven voorgestelde manier, ontstaat goed beeld van de behoefte aan ondersteuning bij verenigingen. De uitkomsten zullen in november aan de Kamer worden gestuurd.

Ik wil duidelijk zijn over de Brede Regeling Combinatiefuncties. De Brede Regeling Combinatiefuncties kent zes verschillende hoofdprofielen, waaronder de buurtsportcoaches. Zij werken vanuit de wijk en worden ingezet op basis van de lokale behoefte. De Regeling biedt geen ruimte om vanuit het Rijk voor te schrijven dat het profiel Buurtsportcoach vanuit de vereniging moet werken. De regeling is ondertekend, de Brede SPUK is door gemeenten aangevraagd en de beschikkingen zijn verstuurd.

In de herziene regeling zijn drie functionarissen benoemd die voor verenigingen specifiek ingezet kunnen worden: Clubkadercoach, Verenigingsmanager, Sportparkmanager. Dit is op basis van behoefte van verenigingen. NOC*NSF en de gemeenten zijn nu volop bezig dit in gang te zetten. Dit zijn functionarissen naast onder andere de buurtsportcoaches en beweegcoaches in de Brede Regeling Combinatiefuncties. Het is dus niet een buurtsportcoachregeling, maar een regeling met verschillende functionarissen waaronder de buurtsportcoach en met functionarissen specifiek voor verenigingen zoals de drie net genoemd.

De uitkomsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om de ondersteuning voor verenigingen te versterken en beter te laten aansluiten bij de behoefte van de verenigingen. De functionarissen die op of met verenigingen werken (Clubkadercoaches, Verenigingsmanagers en Sportparkmanagers) kunnen hierdoor effectiever zijn in de ondersteuning. De uitkomsten van het onderzoek wat Mulier in het kader van uw motie uitvoert, zijn niet van invloed op de Regeling.

Basisnorm pedagogische en didactische kwaliteit (toezegging)

In mijn brief voorafgaand aan het Commissie Debat eind november 2022 (Kamerstuk 30 234, nr. 329) heb ik u toegezegd om samen met de sportsector te onderzoeken hoe een basisnorm op het gebied van pedagogische en didactische kwaliteit eruit zou kunnen zien, voor wie die zou moeten gelden en hoe die geborgd kan worden. Daarbij neem ik juridische, financiële en praktische consequenties mee. Bij de uitwerking heb ik ook de aanbevelingen van het advies van de Nederlandse Sportraad «Kinderen centraal; advies over het pedagogisch klimaat in de sport» meegenomen. De Nederlandse Sportraad adviseert onder meer om de pedagogische kennis en kunde in de gehele sportbranche te vergroten, minimale kwaliteits- en opleidingseisen in te voeren en de arbeidsmarkt te professionaliseren.

Door actief bij te dragen aan de ontwikkeling en begeleiding van de sportende jeugd tot en met 17 jaar is de ambitie een kwaliteitsverhoging te realiseren die de sportomgeving leuker en veiliger maakt. Doel is om hiermee de jeugd langer aan het sporten te houden en een positieve impact achter te laten. De bovengenoemde verplichte basiskwalificatie geldt voor alle trainers- coaches/ instructeurs van jeugd op het gebied van pedagogisch/didactisch handelen (vierde norm).

Met Sportakkoord II zet ik in op het werken aan basiseisen sociale veiligheid en kwaliteit kader in alle gemeenten en in alle takken van sport. Sportclubs worden hierbij gestimuleerd om te voldoen aan zogenaamde basisnormen die een concrete vertaling zijn van de minimale doelen op het gebied van sociale veiligheid en kwaliteit kader en zien er als volgt uit:

  • 1. Gedragscode ontwikkelen, invoeren en doorleven;

  • 2. Vertrouwenscontactpersoon aanstellen;

  • 3. VOG voor al het sporttechnisch kader wat werkt met kinderen of andere kwetsbare personen;

  • 4. Verplichte basiskwalificatie voor alle trainers- coaches/ instructeurs van jeugd op het gebied van pedagogisch/didactisch handelen. Dit betreft de e-learning «Een Beetje Opvoeder», een soortgelijke gescreende basiscursus of een bondsopleiding tot trainer/coach.

Naast het stimuleren van de genoemde vier basisnormen wordt van elke sportbond als onderdeel van de vierde basisnorm verwacht dat de opleidingen voldoen aan een kwalificatiestructuur. Hiervoor kunnen ze onder andere gebruik maken van de Kwalificatiestructuur Sport (KSS), waarin pedagogisch-didactisch en integer handelen op toetsingsniveau in de herijking zijn meegenomen. Daarnaast worden modules op trainersniveau 3 ontsloten die gemeenten en sportbonden kunnen gebruiken op het gebied van pedagogiek, didactiek en motoriek. Ik leg hierbij een verbinding met de brede Human Capital Agenda Sport waarbij ik stimuleer dat bij sportaanbieders een professionaliseringsslag wordt gemaakt, waarbij ook oog is voor een goed pedagogisch sportklimaat

Diverse gemeenten stellen de basisnormen verplicht, bijvoorbeeld als een sportclub partner van de gemeente wil zijn en gebruik wil maken van (financiële) voordelen. Ook sportbonden en brancheorganisaties van sportondernemers stimuleren concrete aandacht voor sociale veiligheid bij sportclubs.

In mijn brief van 28 maart 2023 kondigde ik aan, aanvullend op de stappen rondom het integriteitscentrum, een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van wetgeving als het gaat om veiligheidsnormen ten aanzien van organisaties en mensen7. Recent heb ik met betrokken partijen, via het Sportakkoord II, afspraken gemaakt over veiligheid. Hierbij wordt ingezet op zelfregulering en inzet via gemeenten. Wetgeving kan in beeld komen als zelfregulering en inzet via gemeenten onvoldoende effect sorteert. Hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk naar onder andere de juridische en financiële consequenties, alsmede naar de vraagstukken rondom uitvoerbaarheid, toezicht en handhaving. Ik verwijs hiervoor naar de brief omtrent hoofdlijnen van wetgeving in de sport die ik medio juni naar uw Kamer stuur.

Stand van zaken sporthulpmiddelen (Toezegging)

Tijdens het debat van 20 maart jl. heb ik u toegezegd u te informeren op de voortgang op het beter bereikbaar en beschikbaar maken van sporthulpmiddelen (Kamerstuk 30 234, nr. 362). Zoals eerder vermeld is een aantal zaken (onder andere op basis van de door uw ingediende moties) in gang gezet. Zo is het Uniek Sporten Hulpmiddelen fonds hét loket voor mensen die een sporthulpmiddel nodig hebben, dit loket ontvangt vanuit VWS jaarlijks € 750.000. Daarnaast wordt een kennisplatform voor professionals ingericht bij Kenniscentrum Sport en Bewegen. Om het fonds optimaal te benutten is het van belang om gemeenten, VNG/VSG, Zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland en het Zorginstituut afspraken te maken over financiën, verantwoordelijkheden en samenwerking. In de zomer zullen gesprekken plaatsvinden met de betreffende stakeholders, op basis van deze gesprekken zal een startnotitie worden gemaakt en zullen verschillende sessies worden gehouden in het najaar die tot een structurele doorbraak moeten zorgen in de langlopende discussie. Voor het einde van het jaar wil ik bestuurlijke afspraken hebben gemaakt met de stakeholders over financiën, verantwoordelijkheden en samenwerking met als doel om de toekenning van sporthulpmiddelen beter en duidelijk geregeld te hebben.

Om het Fonds dit jaar goed zijn werk te kunnen laten doen, hoog ik het bedrag op om tot een gelijk bedrag te komen als in 2022. Dit ging om een bedrag van € 2,2 mln. Ik voeg dus nog € 1,5 mln euro toe.

Regeldruk bij amateursportverenigingen (Toezegging)

Onlangs heeft de Staatssecretaris van VWS het onderzoek van Sira Consulting over de regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierbij is onderzoek gedaan naar de omvang, achtergrond en oplossingsrichtingen voor de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. In het rapport komt naar voren dat de ervaren regeldruk wordt veroorzaakt door diverse factoren, waaronder het aantal verplichtingen en de complexiteit van individuele verplichtingen. De achterliggende oorzaken waarom vrijwilligersorganisaties, waaronder sportverenigingen hoge regeldruk ervaren zijn beperkte deskundigheid of ervaring binnen de organisatie en een schaarste aan capaciteit en middelen. Vrijwilligers zijn van groot belang om sportverenigingen draaiende te houden. Via het Sportakkoord streef ik ernaar op diverse manieren sportverenigingen en vrijwilligers zoveel mogelijk te ondersteunen bij de regeldruk die zij ervaren. Dit doe ik door bijvoorbeeld:

  • Technisch, bestuurlijk en vrijwillig kader versterken om de deskundigheid en ervaring bij sportverenigingen te vergroten, bijvoorbeeld door scholing, opleiding of de inzet van procesbegeleiders.

  • Daarnaast vergroot ik de uitvoeringskracht en capaciteit bij sportclubs door inzet van clubkadercoaches en verenigingsmanagers

  • Ook wordt de clubondersteuning effectiever ingericht met één centraal aanspreekpunt voor alle clubs in een gemeente, waar ze geholpen kunnen worden om hun sportclub toekomstbestendig en zelfredzamer te maken.

Uiteraard heeft dit onderwerp mijn blijvende aandacht en blijf ik in gesprek met de sector. Ik verwijs u graag naar het werkplan Sportakkoord voor de specifieke activiteiten om clubs te ondersteunen in algemene zin.

Aan de slag!

NOC*NSF, POS, VSG en VWS zijn volop aan de slag met de uitvoering van het werkplan en het strategisch kader topsport. Bovendien raken steeds meer stakeholders betrokken bij het Sportakkoord. Ik zal uw Kamer op basis van de beschikbare rapportages en monitoring regelmatig informeren over de voortgang van de activiteiten en bereikte resultaten van Sportakkoord II.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 30 234, nr. 317.

X Noot
2

Hoofdlijnen Sportakkoord II, bijlage 1 – Opgaven Sportakkoord.

X Noot
3

Kamerstuk 30 234, nr. 306.

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 159.

X Noot
5

Kamerstuk 30 234, nr. 349.

X Noot
6

Kamerstuk 30 234, nr. 343.

X Noot
7

Kamerstuk 30 234, nr. 339.

Naar boven