30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 384 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2024

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de huidige stand van zaken met betrekking tot de energiekosten-ondersteuning en verduurzaming van de sportsector en de mogelijkheden tot het versnellen hiervan.

De hoge energieprijzen van de afgelopen winter hebben het financiële belang en nut onderstreept van een snelle verduurzaming van de sportsector. Gelukkig zijn de energieprijzen inmiddels gedaald, maar de zorgen van amateursportverenigingen over de toekomst zijn daarmee nog niet weg. Ook de zwembaden en ijsbanen worden hier nog altijd door geraakt. Om toekomstige stijgingen van energieprijzen beter op te kunnen vangen, is het daarom noodzakelijk om de sportsector te verduurzamen. Op die manier zetten we in op een sterkere financiële weerbaarheid van de sportsector.

Met gemeenten, de sport en andere relevante partijen heb ik verkend hoe ik een versnellingsaanpak voor deze verduurzamingsopgave vorm kan geven. Met deze brief geef ik verdere invulling aan de moties van de leden Mohandis (PvdA)1, Van Dijk (CDA)2, Westerveld (GroenLinks)3, Mohandis (PvdA)4 en Leijten en Van Nispen (SP)5. Hiermee geef ik tevens invulling aan de toezegging dat ik uw Kamer dit najaar de versnellingsaanpak rondom verduurzaming in de sport stuur en daarin ook zal ingaan op de mogelijkheden voor een revolverend fonds, gedaan tijdens het commissiedebat sportbeleid op 21 juni 2023 (Kamerstuk 30 234, nr. 376). Ook geef ik invulling aan de toezegging dat ik uw Kamer informeer over de stand van zaken van de BOSA-regeling en de eventuele koppeling met het accommodatiebeleid uit het Sportakkoord II (Kamerstuk 30 234, nr. 364).

Voordat ik inga op wat mogelijk is om de verduurzaming in de sportsector substantieel te versnellen, hecht ik eraan te benadrukken dat versnelling niet eenvoudig is. De opgave rond de energiekosten-ondersteuning en verduurzaming is groot, de context waarbinnen deze moet plaatsvinden is complex. De effectiviteit van een versnellingsaanpak is voor een groot deel afhankelijk van toereikende financiering en adequate uitvoering. En een besluit over financiering is onder de huidige, demissionaire status van het kabinet niet aan de orde. In deze brief zal ik dit toelichten. Tegelijkertijd informeer ik uw Kamer over het huidige instrumentarium en wat ik, ondanks de bovengenoemde obstakels, toch kan doen voor de verduurzaming van de sportsector.

Energiekosten-ondersteuning sportsector

Dit kabinet hecht veel waarde aan een financieel weerbare en toekomstbestendige sportsector. Daarom zet ik diverse middelen en instrumenten in voor energiekosten-ondersteuning van de sportsector.

In de voorgaande monitoringsbrieven6, 7, 8 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van het noodfonds voor amateursportverenigingen (SPUK NEAS) en de specifieke uitkering voor de meerkosten energie voor openbare zwembaden (SPUK MEOZ) als reactie op de stijgende energieprijzen. Inmiddels zijn beide specifieke uitkeringen gesloten voor aanvragen. Dit was voor de SPUK MEOZ op 23 juni 2023 en voor de SPUK NEAS op 15 september 2023. Hierbij informeer ik uw Kamer over het aangevraagde bedrag voor beide regelingen.

Voor de SPUK NEAS geldt dat er voor € 8,3 miljoen is aangevraagd door 188 verschillende gemeenten ter ondersteuning van de amateursportverenigingen. Aanvragen van gemeenten worden op dit moment beoordeeld. Het streven is om voor het einde van de jaarafsluiting het beschikbare bedrag van € 6 miljoen, naar rato, te verdelen over de gemeenten die een aanvraag hebben ingediend. Hoewel de SPUK NEAS op basis van de aanvragen door gemeenten is uitgeput zijn er momenteel geen signalen vanuit NOC*NSF, Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en het Mulier Instituut dat de ondersteuning aan amateursportverenigingen voor gestegen energieprijzen in 2022 en 2023 als zodanig onvoldoende is gebleken. Wel heeft het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) laten weten dat circa de helft van de 365 verenigingen, die gereageerd hadden op een uitvraag van de RVVB zorgen hebben over de financiële situatie van de vereniging voor komende winter.

Voor de SPUK MEOZ geldt dat 280 gemeenten hiervoor een aanvraag hebben ingediend, waarbij 603 zwembaden gemoeid zijn. Er is voor € 156,5 miljoen verleend van de € 205,5 miljoen die hiervoor ter beschikking is gesteld. Deze regeling is hiermee niet uitgeput.

Op 13 oktober ontving ik een bericht van de VSG waarin de VSG stelt dat zwembaden het financieel zwaar hebben. Sportfondsen Nederland en Optisport (samen goed voor de exploitatie van circa 200 van de ongeveer 650 publiek toegankelijke zwembaden) hebben op verzoek van VSG de verwachte extra energiekosten voor 2024 uitgerekend. Afgaande op de kostenraming van circa 70 gemeentelijke zwembaden, zou er sprake zijn van ruim 9 miljoen extra energiekosten (ten opzichte van voor de energiecrisis). Daarbij blijkt nu dat de verwachte tekorten van zwembaden van afgelopen winter lager uit zijn gepakt, omdat de energieprijzen minder stevig waren gestegen. De energieprijzen blijven echter relatief hoog. Het effect daarvan is dat de VSG verwacht dat de aangevraagde bevoorschotting via de SPUK-MEOZ over de afgelopen winterperiode mogelijk deels teruggevorderd moet worden, terwijl de tekorten voor deze winter onverminderd groot zijn.

Ik ben met de VSG in gesprek gegaan over de verwachte problemen bij energiekosten in 2024, maar ik zie op dit moment helaas geen mogelijkheden om aanvullende financiële ondersteuning te bieden aan de zwembaden. De maatregelen die het kabinet heeft genomen om tegemoet te komen aan de gestegen energiekosten waren tijdelijk van aard. Dit geldt ook voor de SPUK MEOZ. Eind 2024 zullen de aanvragen vanuit de SPUK MEOZ worden verantwoord en vastgesteld, dan zal ook duidelijk worden in hoeverre sprake is van het terugbetalen van uitgekeerde voorschotten. Een besluit over eventuele aanvullende energiesteun is gezien de demissionaire status aan een volgend kabinet. Het bericht van de VSG onderstreept voor mij het belang van de verduurzaming van zwembaden.

In de maanden februari, maart en juni van dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de monitoring die uitgevoerd is door het Mulier Instituut over de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen. Uit deze monitoring blijkt dat de gestegen energielasten één van de uitdagingen is voor de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, maar niet de enige. Hier liggen ook andere redenen aan ten grondslag, zoals dalende ledenaantallen, dalende inkomsten en een dalend aantal vrijwilligers. Ik neem de zorgen van de amateursportverenigingen serieus. Ook het RVVB herkent deze uitdagingen. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt heeft het RVVB laten weten dat circa de helft van de 365 verenigingen die gereageerd hadden op een uitvraag zorgen hebben over de financiële situatie van de vereniging voor komende winter. Er zijn op dit moment geen signalen binnengekomen vanuit NOC*NSF, POS, VSG en het Mulier Instituut dat sportverenigingen deze winterperiode in de problemen zullen komen. Desondanks houd ik ook komend jaar de vinger aan de pols door onder andere een onderzoek van het Mulier Instituut naar de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, waarmee meer inzicht verkregen kan worden in de financiële mogelijkheden van amateursportverenigingen om te verduurzamen. Ik vind het belangrijk om zowel oog te hebben voor de verduurzamingsopgave van de sportsector als voor de andere (financiële) opgaven waar amateursportverenigingen voor staan.

Uiteraard houd ik de situatie in de gaten om op tijd te kunnen handelen wanneer dit in de toekomst noodzakelijk, opportuun en mogelijk is. Hierbij dien ik echter rekening te houden met de beperkingen die de demissionaire status van het kabinet met zich meebrengt. Hiermee beschouw ik de motie van de leden Van Dijk en Van Der Laan als afgedaan9.

Verduurzaming

Voor de verduurzaming van de sportsector is de Routekaart Verduurzaming Sport opgesteld en op 23 januari 2020 ondertekend door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Nederlands Olympisch Comité en de Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF), de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), de provincies, het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek (BSNC) en het Kenniscentrum Sport & Bewegen (KCSB). De Routekaart is tot stand gekomen omdat alle betrokken partijen het belang van een effectieve aanpak van de klimaatopgave onderstrepen en zich willen inzetten voor een duurzame sportsector. De Routekaart wordt om de twee jaar geëvalueerd en is voor het laatst herijkt in 2022. Uit deze herijking blijkt dat voornamelijk het laaghangend fruit is geplukt, maar dat er meer ingrijpende maatregelen nodig zijn om ook de rest van de sportsector te laten verduurzamen. Het vraagt steeds meer innovatiekracht om algemene maatregelen toe te passen op specifieke sportsituaties.

In de Routekaart zijn in samenspraak met de partners ambitieuze doelen gesteld voor de reductie van CO2-emissie voor 2030 en 2050. Deze doelstellingen gelden niet alleen voor amateursportverenigingen, maar voor de gehele sportsector. Denk hierbij aan onder andere zwembaden, ijsbanen en fitnessclubs. De doelen van de Routekaart kunnen alleen uitgevoerd worden in samenwerking met Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), NOC*NSF, VSG, POS, BSNC en Kenniscentrum Sport en Bewegen. Om de verduurzamingsaanpak te kunnen versnellen is samenwerking tussen de partijen die al betrokken zijn bij de Routekaart cruciaal.

Ik zie dat veel sportverenigingen de afgelopen jaren grote stappen hebben gezet in de verduurzaming van hun accommodaties. Een sprekend voorbeeld hiervan is voetbalvereniging ONT uit Opeinde dat verkozen is tot meest duurzame sportvereniging 2023.10 Deze vereniging heeft duurzaamheid op een integrale manier aangepakt en heeft niet alleen haar energie- en waterverbruik sterk terug gebracht, maar deelt ook actief haar kennis en ervaringen met anderen.

In het rapport Sportaccommodaties 202311 dat ik hierbij u als bijlage zend concludeert het Mulier Instituut dat de sportsector steeds meer aandacht heeft voor duurzaamheid, met jaarlijks toenemende investeringen van sportverenigingen en gemeenten in energiebesparing, circulariteit en klimaatadaptatie. Zo had tijdens de eerste meting van het Mulier Instituut in 2014 slechts 4% van de verenigingen zonnepanelen, inmiddels is dit opgelopen tot 33%.

Ook heeft de helft van de verenigingen die door het Mulier Instituut bevraagd zijn geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen, dit is sinds juli 2022 gestegen van 36% naar 51%.

Op het platform Duurzamesportsector.nl, dat wordt beheerd door het KCSB, zijn verschillende goede voorbeelden van verduurzaming van sportclubs toegevoegd en is het overzicht van beschikbare subsidies te vinden, zoals de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties (BOSA-regeling) en de Specifieke Uitkering Stimulering Sport. De beschikbare kennis is gericht op specifieke doelgroepen, zoals onbezoldigde bestuurders van amateursportverenigingen en gemeenteambtenaren. Daarnaast heb ik gratis ontzorgingstrajecten beschikbaar gesteld voor sportaccommodaties die willen verduurzamen. Sportaccommodaties kunnen gebruik maken van gratis ontzorgingstrajecten waarbij een energiecoach een rapport en advies opstelt hoe de accommodatie verduurzaamd en de energierekening verlaagd kan worden. Daarnaast worden de sportaccommodaties ontzorgd bij de uitvoering van de voorgestelde verduurzamingsmaatregelen doordat de energiecoach begeleiding biedt bij het hele proces van het aanvragen en beoordelen van offertes tot implementatie.

Aan te pakken punten om versnelling mogelijk te maken

De hiervoor geschetste goede ontwikkelingen op lokaal niveau laten onverlet dat het continueren van de reeds ingezette acties essentieel is om de sportsector toekomstbestendig te maken. Zoals al aangegeven, is het creëren van een substantiële versnelling van deze aanpak onder de huidige omstandigheden echter niet mogelijk. Ik hecht eraan deze context te beschrijven en in te gaan op de punten die moeten worden aangepakt om een versnelling mogelijk te maken. Tegen die achtergrond zal ik vervolgens ingaan op instrumenten die op (korte en lange) termijn wél haalbaar en waardevol kunnen zijn in de aanpak van de verduurzamingsopgave.

Voor de daadwerkelijke versnelling is een coördinerende rol van gemeenten van groot belang. Om een coördinerende rol voor gemeenten te kunnen organiseren is passende financiering echter noodzakelijk, wat op dit moment een voornaam obstakel vormt. Ook de manier waarop gemeenten concreet ondersteund kunnen worden bij hun coördinerende rol en de verbinding tussen sport en de rest van de gebouwde omgeving is een complexe opgave. Gemeenten geven aan een coördinerende rol te willen oppakken, maar hebben niet in alle gevallen de kennis en expertise in huis om alle ondersteunings- en verduurzamingsvragen die op hen afkomen goed te kunnen beantwoorden. Een sterkere ondersteuningsstructuur dan nu beschikbaar is, bijvoorbeeld vanuit een gezamenlijke expertpool die voor alle VSG-regio’s beschikbaar is, kan hierbij van toegevoegde waarde zijn.

Ook op het gebied van de uitvoering zijn er barrières. Denk hierbij aan de bestuurskracht bij sportclubs of lange wachttijden bij installateurs. Regionale coördinatie is een oplossingsroute voor een aantal grote uitvoeringsdrempels van de sportsector, maar is er meer nodig om een grotere versnelling te realiseren.

Daarbij is het ook complex om financieringsvormen te creëren die aansluiten bij de behoefte van de sportsector zelf. De gestegen rentes voor leningen en gestegen bouwkosten maken deze barrière nog complexer. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de verschillen tussen sportaccommodaties in beheer van de amateursportverenigingen zelf of die in gemeentelijk beheer zijn. Tot slot, vergt een echte versnellingsaanpak extra financiële middelen.

Dit is de context waarbinnen een versnellingsaanpak vormgegeven moet worden. Het wegnemen van deze belemmeringen en het zetten van grote stappen is dus grotendeels afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende en passende financiële middelen. Een volgend kabinet zal hier een besluit over moeten nemen.

Doorzetten van de ingezette koers

Ik zet mij in om op korte termijn te doen wat mogelijk is en de nodige stappen te zetten om op langere termijn wel te kunnen versnellen, rekening houdend met de beperkingen die de demissionaire status met zich mee brengt.

De verduurzaming van de sportsector is één onderdeel van de totale klimaatopgave. Zoals ik ook in mijn brief van 15 juni jl.12 heb aangegeven, is het daarom van belang om voor de verduurzaming van de sport allereerst aan te sluiten bij de generieke instrumenten die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld. Zo kan worden voorkomen dat een specifieke aanpak zorgt voor vertraging, onnodige regeldruk of op een andere manier leidt tot inefficiëntie.

Ik werk samen met andere ministeries en partijen om de sportsector onderdeel te laten zijn van plannen op andere beleidsterreinen. Zo werk ik samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), het NOC*NSF en het POS aan het verduurzamen van de reisbewegingen van en naar sporttrainingen, wedstrijden en evenementen.13

DUMAVA-regeling gebruiken voor sport

Zoals ik in mijn brief van 15 juni jl. al aangaf, hebben de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een breed pakket aan maatregelen die beschikbaar zijn voor alle sectoren, waaronder de DUMAVA-regeling voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed waar gemeentelijk (sport)vastgoed gebruik van kan maken. Momenteel maken gemeenten nog zeer beperkt gebruik van deze regeling, terwijl dit instrument de verduurzaming kan versnellen. Ik zal de DUMAVA regeling nogmaals onder de aandacht brengen van de gemeenten via de VSG.

Daarnaast is in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 202414 ook het ontwikkelen van een programmatische aanpak aangekondigd. Deze aanpak richt zich op het slimmer organiseren van de verduurzaming en beoogt hiermee een versnelling in de verduurzaming van het totale maatschappelijk vastgoed te bewerkstelligen. Dat kan bijvoorbeeld door projecten te bundelen, processen in besluitvorming en inkoop te standaardiseren en financiering aan deze gezamenlijke projecten te koppelen. Ik zet mij er voor in dat ook sportvastgoed van deze programmatische aanpak gebruik kan maken.

Verhoging BOSA-regeling

De BOSA-regeling is bedoeld voor amateursportorganisaties. Deze organisaties kunnen subsidie aanvragen voor bouw- en onderhoudskosten van sportaccommodaties en aanschaf van sportmaterialen. In mijn brief van 29 september jl.15 heb ik u geïnformeerd dat het budget voor de BOSA-regeling in 2023 is uitgeput en dat ik voornemens ben om de BOSA met de maximale termijn van 5 jaar te continueren voor de periode 2024–2028. Voor 2023 heb ik het subsidieplafond van de BOSA-regeling verhoogd met € 2,6 miljoen.16

De motie van het lid van Dijk verzoekt de regering te onderzoeken hoe de BOSA-regeling aantrekkelijker gemaakt kan worden door deze om te draaien, waarbij sportaanbieders voor het grootste deel van de kosten van verduurzaming en toegankelijkheid subsidie kunnen aanvragen, waarna jaarlijks de helft van de besparing teruggestort moet worden tot bijvoorbeeld 70% van de investering. Gezien de administratieve lasten die een dergelijke werkwijze met zich mee zou brengen voor zowel de amateursportverenigingen als DUS-I als uitvoerder van de Subsidieregeling BOSA zie ik dit voorstel niet als kansrijk om de BOSA-regeling aantrekkelijker te maken. In lijn met de uitkomsten van de externe evaluatie, waar ik uw Kamer in de brief van 29 september over geïnformeerd heb, heb ik andere stappen genomen om de Subsidieregeling BOSA aantrekkelijker te maken. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Om de verduurzaming te versnellen, is in de regeling voor 2024 tot en met 2028 opgenomen dat het percentage aanvullende subsidie wordt verhoogd. Amateursportorganisaties kunnen tot op heden 30% subsidie krijgen voor maatregelen in het kader van verduurzaming en toegankelijkheid van sportaccommodaties. Dit percentage wordt vanaf 2024 verhoogd naar 40% subsidie. Hiermee wil ik amateursportorganisaties extra stimuleren om stappen te nemen om te verduurzamen.

Aansluiting ontzorgingstrajecten

Zoals hiervoor al aan de orde kwam, kunnen sportaccommodaties gebruik maken van gratis ontzorgingstrajecten. Ik onderzoek hoe binnen het huidige programma, de ontzorgingstrajecten maximaal aan kunnen sluiten op de wensen en behoeften van sportaccommodaties en zal de mogelijkheden verder onder de aandacht brengen van sportaccommodaties. Ik verken daarnaast samen met de Koninklijke Nederlandse Schaatsbond (KNSB) hoe de ijsbanen beter bediend kunnen worden in hun verduurzamingstrajecten. Op dit moment zien wij kansen om de adviezen en begeleiding binnen de ontzorgingstrajecten beter aan te sluiten op de specifieke vragen en mogelijkheden van ijsbanen, bijvoorbeeld op het gebied van het benutten van restwarmte. Volledigheidshalve wil ik opmerken dat het huidige ontzorgingsprogramma in principe begin 2025 afloopt. Een besluit over eventuele verlenging of een vervolg op het ontzorgingsprogramma is aan een volgend kabinet.

Coördinerende rol gemeenten

In lijn met de moties van het lid Mohandis (PvdA)17 en van de leden Leijten en Van Nispen (SP)18 heb ik verkend hoe een grotere rol voor gemeenten kan helpen om de sportsector sneller te verduurzamen en clubs meer te ontzorgen. Over zo’n aanpak ben ik in gesprek met de VSG.

Gemeenten spelen een belangrijke rol in de verduurzaming van sportaccommodaties. Enerzijds als eigenaar van de gemeentelijke sportaccommodaties. Anderzijds helpen gemeenten sportverenigingen ook door het verstrekken van subsidies, het beschikbaar stellen van energiecoaches en het attenderen op en begeleiding bij het gebruik van subsidies en regelingen. Er is brede consensus binnen gemeenten dat regionale coördinatie langs de lijnen van de 27 VSG-regio’s in Nederland eraan kan bijdragen dat de lokale verduurzamingsopgave sneller en beter wordt aangepakt. Samen met de VSG stel ik een plan van aanpak op om in zoveel mogelijk van de 27 VSG-regio’s een gemeentelijke coördinatiegroep voor de verduurzaming van sportvastgoed op te laten zetten. Het doel van een gemeentelijke coördinatiegroep is om de regionale verduurzamingsopgave in de sport, voor verenigingsaccommodaties in gemeentelijk- en eigen beheer, in kaart te brengen, vast te stellen wie en welke gebouwen in deze aanpak mee willen en kunnen lopen, en hier een regionaal verduurzamingsplan voor op te stellen. Gemeenten in VSG-regio’s zijn al gewend om samen te werken op het gebied van sport en weten elkaar daardoor goed te vinden. Het ligt dus voor de hand om op die sterke structuur voort te bouwen.

Het verduurzamingsplan bevat in ieder geval een duidelijke planning, inclusief financieringsroutes, om al het opgenomen vastgoed binnen een aantal jaar volledig verduurzaamd te hebben. Per accommodatie kan de regio in kaart brengen welke kansen er zijn om de omgeving mee te laten profiteren van de verduurzaming van de sport of andersom. Zo kan een wijk mede verwarmd worden door de restwarmte van een ijsbaan of zwembad, of kan een sportvereniging worden ondersteund door een energiecoöperatie in de buurt.

De uitvoering van het plan kan ook in regionaal verband worden opgepakt. In meerdere regio’s doen gemeenten al ervaring op met het gezamenlijk aanbesteden en inkopen en op die kennis kan worden voortgebouwd. Juist door dit regionaal en niet lokaal te doen worden schaalvoordelen bereikt die kunnen zorgen dat afspraken kunnen worden gemaakt met leveranciers, installateurs en private financiers.

Amateursportverenigingen worden in deze aanpak allereerst ontzorgd doordat in gemeentelijk verband veel complexe taken worden opgepakt, zoals het in kaart brengen van verduurzamingskansen, financieringsvormen en verbindingen met de omgeving, samen met vrijwilligers bij de club. Daarnaast kan de gemeente tegelijk met de verduurzaming van de sportclub ook aandacht geven aan ondersteuning op andere manieren. Er is bijvoorbeeld in iedere VSG-regio een adviseur lokale sport actief als onderdeel van het Sportakkoord. Deze adviseur kan bij de club in kaart brengen of er een ondersteuningsbehoefte bestaat, waardoor de club niet alleen verduurzaamd wordt maar ook kan worden versterkt met het brede ondersteuningsaanbod in het Sportakkoord.

De huidige omstandigheden beperken de benodigde coördinerende van gemeenten. Voor een echte versnelling hiervan zijn extra middelen nodig. Het is aan een volgend kabinet om hierover te beslissen.

Revolverend Fonds

De rentes voor leningen zijn de afgelopen periode fors toegenomen en het is niet de verwachting dat deze de komende jaren op substantieel lagere niveaus zullen komen. Daarbovenop zijn ook de bouwkosten de afgelopen periode fors gestegen. Ik heb met Stichting Waarborgfonds Sport en Bank Nederlandse Gemeenten gesproken over de mogelijkheden voor een revolverend fonds voor de sportsector om de drempel van financiering te verkleinen. Het opzetten van een nieuwe fonds is echter een complex proces, waarbij met name de initiële vulling van het fonds een knelpunt vormt.

In het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 202419 is een reservering van € 299,8 miljoen opgenomen voor de eerdergenoemde programmatische aanpak maatschappelijk vastgoed en een nog op te richten revolverend fonds. Het doel van dit fonds is om financiering te bieden voor maatschappelijke organisaties die op een andere manier niet aan financiering kunnen komen voor het verduurzamen van hun vastgoed. Momenteel vindt een verkenning plaats naar een revolverend fonds en andere financieringsopties zoals het uitbreiden van garantieregelingen en samenwerking met bestaande fondsen en financiers.

Het doel van de verkenning is om financieringsinstrumenten voor het verduurzamen mogelijk te maken, welke aansluiten bij de betaalcapaciteit en behoeften van organisaties in het maatschappelijk vastgoed.

Ik heb nauw contact met de betreffende ministeries om ervoor te zorgen dat ook de sportsector gebruik kan maken van de financieringsopties zoals garantieregelingen of een (revolverend) fonds. Hierbij heb ik aandacht voor de onderscheidende aspecten van de sportsector zoals de afhankelijkheid van amateursportverenigingen van de inzet van vrijwilligers en de gevolgen die dit heeft voor de organisatorische en bestuurlijke slagkracht van een deel van de sector. Deze plannen hebben betrekking op het totaal aan maatschappelijk vastgoed en dat maakt dat de uitwerking tijd kost. Op korte termijn is een revolverend fonds dus geen instrument om een daadwerkelijke versnelling te bewerkstelligen.

Kennisdeling

Zoals gezegd zijn er al vele goede voorbeelden van regionale samenwerking, zowel binnen als buiten de sport. Het KCSB heeft met het hiervoor genoemde platform Duurzamesportsector.nl al een goed werkend middel om deze goede voorbeelden te verzamelen en te verspreiden zodat ook andere regio’s, gemeenten en clubs hier gebruik van kunnen maken. Aan de hand van één of meerdere pilot(s) wordt gekeken welke kennis – naast de al beschikbare kennis – door gemeenten nodig wordt gevonden en hoe deze het beste kan worden verspreid. Het doel is om zo snel mogelijk een blauwdruk te kunnen aanbieden voor regionale samenwerking en uitvoering van een verduurzamingsplan die in alle VSG-regio’s toe te passen is.

Nationaal Klimaat Platform

In samenspraak met mijn collega-bewindslieden van BZK en EZK heb ik het Nationaal Klimaat Platform verzocht met partijen in het veld te komen tot een versnellingsaanpak voor verduurzaming van sportfaciliteiten. De focus ligt hierbij in eerste instantie op amateursportverenigingen.

In overleg met mijn ministerie organiseerde het Nationaal Klimaat Platform op 31 mei een bijeenkomst waarin een gezelschap van mensen uit de sport- en energiesector, de financiële wereld en de overheid de mogelijkheden en randvoorwaarden voor een versnelling in kaart heeft gebracht. Dit als een eerste stap naar een concrete aanpak die de gewenste versnelling in de praktijk brengt. Een belangrijke conclusie uit deze bijeenkomst was dat een meer programmatische aanpak voor de sportsector als geheel, beter dan de huidige projectmatige aanpak, zou passen bij de urgentie en kansen. Een programmatische aanpak, met inbreng van kennis en expertise, kennisuitwisseling tussen clubs, samenwerking met energiecoöperaties en financiers, waarin meerdere accommodaties tegelijk worden aangepakt, zou veel tijd, geld en energie kunnen besparen.

Onder begeleiding van het Nationaal Klimaat Platform gaan de partijen en betrokken departementen de komende maanden aan de slag met de ontwikkeling van een dergelijke programmatische aanpak. Hierbij wordt onder meer uitwerking gegeven aan opschaalbaarheid, financierbaarheid en benodigde kennis en ondersteuning. Ook worden afspraken gemaakt over de governance in de uitvoeringsfase, waarin het Nationaal Klimaat Platform geen actieve rol meer heeft.

Tot slot, de verduurzaming van de sportsector is nooit een verhaal van alleen het Ministerie van VWS geweest, maar altijd een samenwerking met verschillende partners. Om tot een versnelling van de verduurzamingsopgave voor de sportsector te komen, is het belangrijk deze samenwerking voort te zetten en oog te houden voor de bredere aanpak van de verduurzamingsopgave waar ons land voor staat.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 168

X Noot
2

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 170

X Noot
3

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 174

X Noot
4

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
5

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
6

Kamerstuk 30 234, nr. 333

X Noot
7

Kamerstuk 30 234, nr. 336

X Noot
8

Kamerstuk 30 234, nr. 341

X Noot
9

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 173

X Noot
11

R. Hoekman & H. van der Poel, Sportaccommodaties 2023 (Mulier Instituut, 2023).

X Noot
12

Kamerstuk 30 234, nr. 363

X Noot
13

Kamerstuk 31 305, nr. 414

X Noot
14

Kamerstuk 32 831, nr. 1291

X Noot
15

Kamerstuk 30 234, nr. 380

X Noot
17

Kamerstuk 30 234, nr. 360

X Noot
18

Kamerstuk 30 234, nr. 351

X Noot
19

Kamerstuk 32 831, nr. 1291

Naar boven