32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 710 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2023

In december vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet op de aanpak overgewicht en voeding.1 Met deze brief informeer ik uw Kamer, zoals toegezegd, over de uitwerking van verschillende voornemens en de voortgang van een aantal acties op het gebied van overgewicht en voeding. Tevens doe ik de motie van het lid Van der Laan, inzake het verhogen van de leeftijdsgrens in de reclamecode voor Voedingsmiddelen, en motie van het lid Den Haan, inzake het opnemen van ondervoeding in beleid over leefstijl, af.

Ondanks dat veel voortgang is geboekt, is er echt nog veel werk aan de winkel om de doelen zoals opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord (hierna: NPA) te halen. Graag benadruk ik dan ook eerst het belang van een langdurige en samenhangende aanpak om overgewicht tegen te gaan en gezond eten en drinken te stimuleren, waarna ik uw Kamer langs de volgende vier lijnen informeer, zoals ik ook in mijn vorige brief uiteen heb gezet.

Lijn 1: Aanpak gericht op kinderen en jongeren

Lijn 2: Een gezonde voedselomgeving

Lijn 3: Een beweegvriendelijke leefomgeving

Lijn 4: Ondersteunen van mensen met overgewicht of obesitas

Het belang van een langdurige en samenhangende aanpak

Overgewicht wordt door tal van persoonsgebonden en omgevingsfactoren bepaald. Twee belangrijke oorzaken zijn onvoldoende bewegen en ongezonde voeding. Overgewicht en ongezonde voeding vergroten de kans op verschillende chronische niet-overdraagbare ziekten zoals verschillende typen kanker, hart- en vaatziekten, dementie, diabetes type II, gewrichtsklachten en een verslechterd immuunsysteem.2

De aanpak van overgewicht en een ongezond voedingspatroon vraagt om een langdurige en samenhangende aanpak, binnen en buiten het gezondheidsdomein. Met het NPA is daar in 2018 een stevige basis voor gelegd. Met ruim 70 maatschappelijke organisaties zijn doelen opgesteld, waaronder het terugdringen van het aantal volwassenen en kinderen met overgewicht en obesitas. Om die doelen te bereiken is een lange adem en een brede aanpak nodig, gericht op duurzame gedragsverandering, een omgeving die uitnodigt tot het maken van de gezonde keuze en op het gezonder maken van de gehele voedselketen. Maar ook op het verbinden van het sociaal en zorgdomein zodat wanneer nodig passende hulp en ondersteuning beschikbaar is. Een dergelijke aanpak rust o.a. op communicatie, financiering van landelijke en lokale programma’s om kennis en kunde te verspreiden, het maken van (bindende) afspraken met veldpartijen en op wetgeving. Gedragsverandering en het gezonder inrichten van de omgeving leidt bij uitstek niet tot korte termijn resultaten. En juist daarom is doorgaan op de ingeslagen weg essentieel. Cijfers laten zien dat de nood hoog is. In 2022 had nog steeds de helft van de volwassenen overgewicht, naast 12,9% van kinderen tussen de 4 en 17 jaar.3 De doelen van het NPA zijn niet zomaar binnen handbereik. Ook de onlangs aan uw Kamer verzonden Vooruitblik Volksgezondheid Toekomstverkenning laat zien dat we er nog lang niet zijn en benoemt nadrukkelijk het belang van gezonder eten en meer bewegen.4

De gevolgen van overgewicht en ongezonde voedingsgewoonten zijn groot en reiken verder dan individuele gezondheidsproblemen en kwaliteit van leven. Ze strekken zich uit tot de bredere samenleving, met impact op de gezondheidszorg, welbevinden, inzetbaarheid en de economie. Het terugdringen van overgewicht en verbeteren van voedingsgewoonten vraagt om een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid met ook een taak voor de Rijksoverheid. Zo is het belangrijk dat gezondheid als leidende factor mee wordt gewogen in bijvoorbeeld beleid rond fiscale maatregelen, omgeving, onderwijs, werkgeverschap en economisch beleid. Dwars door verschillende beleidsterreinen heen en met inzet van tal van maatschappelijke partijen gaat het er om dat de gezonde keuze weer de makkelijkste en aantrekkelijkste keuze wordt.

De aanpak gericht op overgewicht en voeding staat niet op zichzelf maar is onderdeel van diverse lopende aanpakken en programma’s vanuit een brede blik op gezondheid en preventie. Zo bouwen we met het Gezond en Actief Leven Akkoord (hierna: GALA) aan het fundament voor een gerichte lokale en regionale aanpak op het gebied van preventie, gezondheid en sociale basis, waaronder ook op de ambities van het NPA. De beweging naar de voorkant die vanuit het GALA en ook het Integraal Zorgakkoord (hierna: IZA) verder wordt ingezet vormt een belangrijk onderdeel van de aanpak van overgewicht. Parallel aan deze brief wordt u geïnformeerd over de uitvoering van het GALA. Ook op andere aanpalende thema’s is of wordt uw Kamer geïnformeerd. Onlangs heb ik een brief over de aanpak gericht op problematisch alcoholgebruik aan uw Kamer verzonden en in januari wordt u over het actieplan «Nederland beweegt» geïnformeerd. Begin volgend jaar zal ik uw Kamer ook informeren over de doorrekening van de acties uit het NPA door het RIVM.

Lijn 1: Aanpak gericht op kinderen en jongeren

Het is belangrijk dat kinderen van jongs af aan leren over gezond eten en drinken, voldoende bewegen en een gezonde leefstijl. Aangeleerde gewoontes op jonge leeftijd hebben een grote impact op gezondheidsgedrag en daarmee op gezondheid tijdens de hele levensloop. Bovendien maken kinderen met overgewicht meer vetcellen aan en blijven daardoor hun leven lang meer vatbaar voor een ongezond gewicht.5 Het is belangrijk dit te voorkomen. De centrale rol ligt hiervoor bij de ouders, opvoeders en verzorgers van het kind. Maar ook buiten het gezin leren kinderen over (on)gezond eten en drinken, worden zij beïnvloed door voorbeeldgedrag en oefenen zij met het maken van gezonde keuzes. De omgeving, denk daarbij aan de opvang, de school of de buurt, draagt daar in belangrijke mate aan bij. Ik stimuleer met verschillende programma’s het zo vroeg mogelijk aanleren van gezonde gewoontes. Zo investeer ik met het programma Kansrijke Start in de allereerste fase, de eerste 1.000 dagen van het kind, met daarbij onder andere een focus op gezond zwanger worden, met aandacht voor voeding en gewicht. Ook zetten gemeenten in het kader van Kansrijke Start interventies in die zich richten op gezonde voeding en beweging bij jonge kinderen. Uw Kamer is in april 2023 middels de zesde voortgangsrapportage van Kansrijke Start geïnformeerd over dit programma.6

Gezonde Kinderopvang

Het programma Gezonde Kinderopvang heeft als doel om gezond opgroeien vanzelfsprekend te maken en elk kind de gezonde start te bieden die het verdient. Het programma, dat wordt gecoördineerd door het RIVM en het Voedingscentrum, is gericht op scholing van huidige en toekomstige medewerkers tot coach Gezonde Kinderopvang, zodat zij kennis, tips en praktische handvatten opdoen. Deze coach is het aanspreekpunt voor gezonde leefstijl binnen de organisatie, schoolt andere collega’s en zorgt dat aandacht voor een gezonde leefstijl structureel een plek krijgt in de dagopvang en buitenschoolse opvang. Ook gastouders en docenten in het mbo worden opgeleid. Aan het opleiden van coaches heb ik het afgelopen jaar een extra impuls gegeven. Op dit moment zijn er 1.710 coaches opgeleid en actief, waaronder 157 ROC-docenten. Ik zet de trainingen voort in 2024 en 2025 en zal extra aandacht uit laten gaan naar ondersteuning van opgeleide coaches om ervoor te zorgen dat werken aan een gezonde leefstijl de werkwijze wordt van de eigen organisatie. Het programma wordt komend jaar geëvalueerd en de resultaten hiervan worden meegenomen in een nieuwe meerjaren-strategie vanaf 2025.

Gezonde School

Voor gezondheidsbevordering van kinderen in het primair onderwijs (po) en ook jongeren in het voortgezet onderwijs (vo), mbo en het gespecialiseerd onderwijs bestaat het programma Gezonde School. Binnen dit programma werken de PO-Raad, VO-Raad, MBO-Raad, het RIVM en GGD GHOR Nederland samen. Het programma wordt gezamenlijk gefinancierd door VWS, LNV, OCW en SZW. Op dit moment werkt 39% van alle scholen in Nederland met de Gezonde School-aanpak: 35% van alle po scholen, 59% van alle vo-vso scholen en 38% van alle mbo locaties.7 In schooljaar 2022–2023 hebben 900 scholen ondersteuningsaanbod ontvangen in de vorm van advies, scholing en een geldbedrag om te werken aan een gezonde leefstijl van leerlingen en studenten. Ongeveer 1/3 van deze scholen heeft het ondersteuningsaanbod vanuit het LNV-programma Jong Leren Eten ontvangen. De belangstelling voor het ondersteuningsaanbod Gezonde School voor het schooljaar 2023–2024 was overweldigend. In totaal hebben 1.025 scholen een toekenning voor het ondersteuningsaanbod ontvangen. De doelstelling uit het NPA blijft om in 2040 op elke school in het po, vo, en mbo een actieve Gezonde School-coördinator te hebben. Met de huidige groei wordt een extra stap in de goede richting gezet.

Van 2019 tot en met 2023 is onderzoek gedaan naar de Gezonde School-aanpak. Doel van het onderzoek was een goed onderbouwd inzicht te krijgen in de condities waaronder gezondheidsbevordering op scholen van waarde kan zijn voor leefstijl, gezondheid en leerprestaties van de jeugd. Dit onderzoek is onlangs naar beide Kamers gestuurd. Bij verzending van dit onderzoek is toegezegd in deze voortgangsbrief de uitkomsten van het onderzoek in context te plaatsen. Hieronder deel ik deze appreciatie met uw Kamer.

Het onderzoek laat zien dat:

  • Een goede uitvoering op scholen en een sterke mate van ondersteuning door Gezonde School-adviseurs vanuit de GGD’en bepalende condities zijn. In de GGD regio’s waar voldoende capaciteit beschikbaar is, is de mate van implementatie groter dan in regio’s waar dit niet zo is. De onderzoekers adviseren dan ook om elke GGD-regio genoeg basiscapaciteit te geven. Momenteel zijn er veel capaciteitsverschillen, een aantal GGD regio’s is voor de ureninzet van de Gezonde School-adviseurs volledig afhankelijk van het aantal scholen dat stimuleringsgelden ontvangt (10 uur per school), andere regio’s vullen zelf aan op basis van afspraken met gemeenten. Dit leidt tot positieve resultaten. Ik onderschrijf het belang van de rol van de GGD’en, zoals deze ook in het GALA is beschreven.

  • De implementatiegraad van gezondheidsbevordering op scholen die zich identificeren als Gezonde School significant hoger is dan op scholen die zich niet identificeren als Gezonde School. Daarbij neemt het effect toe over tijd.

  • De vrijblijvendheid, die bestaat binnen de vraaggestuurde benadering van Gezonde School, kan een belemmering vormen voor kwalitatieve gezondheidsbevordering op school. Ik vind het belangrijk om deze vraaggestuurde benadering te blijven hanteren. Wel wil ik samen met de betrokken partijen onderzoeken hoe binnen deze benadering de vrijblijvendheid niet belemmerend werkt.

  • De sociaaleconomische-positie is een belangrijke factor voor leefstijl, gezondheid en schoolprestaties van leerlingen en studenten. Dit bevestigt de aandacht voor het reduceren van kansenongelijkheid. Gezonde School geeft prioriteit aan scholen met leerlingen en studenten die opgroeien in kwetsbare omstandigheden. Van de deelnemende scholen zet 37,5% een regeling specifiek in voor één van de kwetsbare doelgroepen.

De onderzoekers geven daarnaast ook verschillende aanbevelingen mee:

  • Maak Gezonde School hét programma waarlangs activiteiten gericht op gezondheidsbevordering op scholen vanuit de Rijksoverheid worden uitgezet en gefinancierd. Naast Gezonde School lopen er, vanuit andere ministeries, ook leefstijl programma’s voor scholen die een raakvlak hebben met gezondheid. Ik blijf in gesprek met deze programma’s om elkaar zoveel mogelijk te versterken en vooral om scholen goed te ondersteunen.

  • Richt de schoolomgeving, zoals de kantine, gezonder in. Ik onderschrijf deze aanbeveling en zet hier op in via het programma de Gezonde Schoolkantine van het Voedingscentrum.

  • Biedt structurele vierjaarlijkse financiering voor het programma. Dit is, net als afgelopen periode, ook de insteek voor de nieuwe programmaperiode.

Op dit moment wordt er gewerkt aan een strategie voor de volgende programma periode vanaf 2025. De uitkomsten en aanbevelingen worden hiervoor als input meegenomen.

Ontwikkelingen op het gebied van leefstijl op en rond scholen

Zoals eerder benoemd bestaan, naast het programma Gezonde School, lokaal, regionaal en landelijk verschillende initiatieven die gericht zijn op het stimuleren van een gezonde leefstijl op en rond school. Ik stimuleer dat de programma’s elkaar zoveel mogelijk versterken. Een voorbeeld hiervan is het programma School en Omgeving, dat in 2022 vanuit het Ministerie van OCW is gestart met als doel kansengelijkheid onder kinderen en jongeren te vergroten door extra buitenschoolse activiteiten aan te bieden. Het programma heeft als doel dat kinderen hun talenten en vaardigheden kunnen ontplooien door middel van een verrijkte schooldag. Het programma biedt scholen de kans extra activiteiten aan te bieden gericht sport, cultuur, cognitieve ontwikkeling, sociale ontwikkeling of oriëntatie op jezelf of oriëntatie op de wereld. Afgelopen zomer heeft het Ministerie van OCW met de brief «Vervolgaanpak Programma School en Omgeving» van 6 juli 2023 uw Kamer geïnformeerd over voortgang.8 Er zijn inmiddels meer dan 121 coalities van circa 530 scholen actief bezig met het programma. Van de scholen die verrijkt aanbod aanbieden, biedt het merendeel activiteiten gericht op de ontwikkelingsdomeinen sport/bewegen en gezondheid (85%) aan.

Een andere aanpak waar scholen gebruik van kunnen maken is de Gezonde Basisschool van de Toekomst (hierna: GBT). Dit is een aanpak die regionaal in Limburg is opgestart en bestaat uit een verlengde schooldag met een gezamenlijke gezonde lunch, tussendoortje en een dagelijkse beweegactiviteit. Na een succesvolle pilotperiode hebben diverse gemeenten en scholen aangegeven hiermee aan de slag te willen. Ik heb uw Kamer toegezegd om samen met betrokken partijen te verkennen hoe we meer scholen kunnen helpen om met een combinatie van gezonde schoollunches en meer beweegactiviteiten aan de slag te gaan.9 Het afgelopen jaar heeft een coalitie van partijen waaronder Stichting GBT, Gezonde School, Kenniscentrum Sport & Bewegen, Voedingscentrum, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Universiteit Maastricht en JOGG een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden tot opschaling van de GBT aanpak en mooie stappen gezet. Zo hebben deze partijen een inventarisatie gemaakt van geïnteresseerde scholen en gemeenten en is er een ondersteuningsstructuur opgezet voor gemeenten die actief aan de slag zijn of willen starten met de aanpak. Inmiddels werken 30 scholen in Limburg met de GBT-aanpak. Op dit moment werkt de coalitie aan een platform dat alle kennis en hulpmiddelen die relevant zijn op één plek aanbiedt. Dit platform vormt de basis voor verdere implementatie richting gemeenten en scholen. Ik juich de ontwikkelingen aangevoerd door deze coalitie van partijen van harte toe waarbij ik ook het belang benadruk van de verbinding met bestaande aanpakken en programma’s.

Onderdeel van de uitwerking was ook de vraag hoe de GBT aanpak op grotere schaal en op lange termijn duurzaam gefinancierd zou kunnen worden. In dit model is uitgegaan van een evenredige (een derde elk) verdeling onder ouders, gemeenten en provincies en het Rijk, met een kleine aanvulling vanuit private financiering via het GBT-fonds. Wanneer de GBT aanpak op 2000 scholen zou worden geïmplementeerd, zou dat in 2030 een structurele bijdrage van € 170 miljoen vanuit het Rijk betekenen. De landelijke opschaling van GBT vraagt daarmee een omvangrijke bijdrage vanuit het Rijk welke op dit moment niet haalbaar is. Dat neemt niet weg dat ik de inzet van de coalitie zoals door partijen gevormd en de ontwikkelingen om tot lokale en regionaal passende implementatie, opschaling en ondersteuning te komen stimuleer. Ik zie dat met name aansluiting bij de lokale en/of regionale behoefte hierbij veel kansen biedt. Zo stimuleren we vanuit het Rijk via Regiodeal Noord-Limburg en Regiodeal Parkstad Limburg, samen met diverse gemeenten, brede welvaart en gezondheid in de regio’s. Binnen deze regiodeals wordt o.a. de GBT aanpak op verschillende basisscholen ingevoerd. Doorlopend worden scholen via de Gezonde School adviseurs ondersteund bij het vinden van passende aanpakken waaronder GBT. JOGG kan daarnaast gemeenten adviseren over het inzetten van de GBT aanpak als onderdeel van de JOGG aanpak.

Daarnaast heb ik uw Kamer samen met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen onlangs geïnformeerd dat het Kabinet het programma Schoolmaaltijden in 2024 met een jaar verlengd en hier € 166 miljoen voor vrij maakt.10 Ook heeft u de uitwerking van opties voor het structureel maken van schoolmaaltijden, naar aanleiding van de motie van de leden Dassen en Van Weyenberg, ontvangen (Kamerstuk 36 350, nr. 29).11 Op dit moment zijn er 1822 deelnemende scholen die gebruikmaken van het programma Schoolmaaltijden, 542 scholen benutten de boodschappenkaart optie en 1280 bieden een maaltijd op school aan. Uw Kamer ontvangt parallel aan deze brief de eindrapportage van onderzoek vanuit KBA Nijmegen en Wageningen University & Research naar de implementatie en ervaren effecten van het programma Schoolmaaltijden in 2023. Hierin zijn ook onderzoeksvragen opgenomen over het effect van het programma op het eetgedrag, leefstijl en voedselvaardigheden. Volgens de meerderheid van de scholen eten kinderen gezonder en gevarieerder en maken zij kennis met nieuwe smaken door de schoolmaaltijden. Ook ouders geven aan dat de schoolmaaltijden ervoor zorgen dat hun kind(eren) gezonder en meer gevarieerd eten. Gezondheid is een van de drie doelstellingen voor de voortzetting van het programma in 2024, samen met armoedebestrijding en het bevorderen van kansengelijkheid. Ik streef naar deze doelstelling door het stimuleren van gezonde voeding, bijvoorbeeld aan de hand van informatie richting deelnemende scholen over gezonde en gevarieerde schoolmaaltijden van het Voedingscentrum. Rode Kruis en het Jeugdeducatiefonds voeren het programma Schoolmaaltijden ook in 2024 uit. Hierbij stuur ik op goede samenwerking met het programma Gezonde School en het Voedingscentrum.

JOGG

Er wordt niet alleen binnen de schoolomgeving aan de gezondheid van kinderen en jongeren gewerkt maar ook daarbuiten. Met JOGG wordt, vanuit een integrale aanpak met gemeenten, gewerkt aan een gezonde leefomgeving. JOGG helpt inmiddels 214 gemeenten, in zowel Europees als Caraïbisch Nederland. JOGG helpt gemeenten een preventienetwerk neer te zetten gericht op het voorkomen van overgewicht onder jongeren door in te zetten op gezonde voeding, slaap/mentaal welzijn en voldoende bewegen. Ik zet de aanpak JOGG in 2024 en 2025 voort om zo de groei van het aantal deelnemende gemeenten in lijn met de ambitie uit het NPA te doen groeien. De effectiviteit van de JOGG-aanpak wordt gemonitord. Begin 2024 zal het nieuwe onderzoek worden opgeleverd en zoals eerder toegezegd met zowel de Eerste als Tweede Kamer worden gedeeld.

Lijn 2: een gezonde voedselomgeving

De verleiding en toegang tot ongezond eten en drinken is in onze huidige voedselomgeving overweldigend groot. Overal waar we komen worden we geconfronteerd met ongezond aanbod, zelfs als we niet bewust uit zijn op het kopen van eten en drinken. Denk hierbij aan (online) marketing, aan reclame in winkelstraten of aanbod op stations. In tegenstelling tot wat je zou willen, is de keuze niet vrij, maar wordt juist de ongezonde keuze onbewust continue aangewakkerd. Zelfs voor een gemotiveerde consument die graag gezond(er) wil kiezen, is het hierdoor heel lastig om dit te doen en vol te houden. Gezondheidswetenschappers zijn het erover eens dat een gezonde voedselomgeving essentieel is voor preventie en gezondheidsbevordering.12 Daarom zet ik, samen met betrokken partijen, in op aanpassingen van omgeving en aanbod zodat de gezonde keuze makkelijker wordt en we de verleiding tot ongezond eten beperken. Ook goede informatievoorziening hoort daarbij. Zo stimuleren we meer mensen om te eten volgens de Schijf van Vijf. Wat betreft producten buiten de Schijf stimuleer ik een gezondere samenstelling via de Nationale Aanpak Productverbetering en voer ik met Nutri-Score een keuzehulpmiddel in.

Bevoegdheid voor gemeenten

Gemeenten zien hoe het straatbeeld steeds meer wordt gedomineerd door aanbieders van snel te kopen en te consumeren ongezond eten en drinken. Ook zien zij het negatieve effect op de gezondheid van hun inwoners. Gemeenten zijn op zoek naar mogelijkheden om het tij te keren. Om dit te bewerkstelligen is een breed pakket aan maatregelen nodig, waaronder wetgeving. Gemeenten hebben onder de huidige ruimtelijke ordeningsregelgeving beperkte mogelijkheden om ongezonde voedselaanbieders te weren. Ik wil een bevoegdheid creëren die hen de mogelijkheid geeft om op grond van gezondheid een grens te stellen aan nog meer ongezond voedselaanbod. Daarom werk ik zoals ik u voor de zomer van dit jaar al meldde, aan een wet op de voedselomgeving om gemeenten in staat te stellen het aanbod van ongezonde voedselaanbieders in te perken.13 De planning is om het wetsvoorstel medio 2025 naar uw Kamer te sturen. Daarnaast heeft de UvA onlangs een rapport uitgebracht waarin een voorstel wordt gedaan hoe de voedselomgeving te meten.14 Enkele gemeenten die deel uitmaken van de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving hebben aangegeven hiermee te willen gaan experimenteren. Ik bezie nu hoe ik die gemeenten hierbij kan ondersteunen zodat in aanloop naar wetgeving alvast ervaring wordt opgedaan die in een latere fase benut kan worden.

Beperken marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen

Als consument worden we met uiteenlopende marketingtechnieken bewust en onbewust verleid tot het maken van, veelal ongezonde, voedselkeuzes. Ook kinderen worden op deze manier verleid naar ongezonde producten. In eerdere Kamerbrieven heb ik aangegeven wettelijke beperkingen te willen stellen aan de marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen en jongeren onder de 18 jaar.15 Ook heb ik in een overzicht de veelheid aan marketingtechnieken geschetst. Dit was nodig om een verdere afbakening te maken om te bepalen welke technieken wettelijk te beperken zijn. Daarin kan onderscheid worden gemaakt in marketingtechnieken die specifiek gericht zijn op kinderen. Denk aan het gebruik van kinderidolen, speelgoed en spelvormen. Anderzijds zijn er ook marketingtechnieken die niet specifiek gericht zijn op kinderen maar waar kinderen wel aan worden blootgesteld, bijvoorbeeld prijsaanbiedingen, Out Of Home reclame (ook wel buitenreclame genoemd) en het gebruik van algemene technieken zoals felle kleuren, humor en plezier. Voor de juridische onderbouwing is het van belang dat onderbouwd kan worden dat een bepaalde techniek zich in het bijzonder richt op kinderen (of kinderen daaraan in het bijzonder worden blootgesteld). Daarom wordt ingezet op regulering van alleen de marketingtechnieken die specifiek gericht zijn op kinderen.

Ik werk aan een wetswijziging getiteld: Wet tegengaan marketing gericht op kinderen van ongezonde voedingsmiddelen. Hierin reguleer ik specifieke marketingtechnieken die worden ingezet om ongezonde voedingsmiddelen aantrekkelijk te maken voor kinderen. Enkele specifieke marketingtechnieken, die een bijzondere aantrekkingskracht op kinderen hebben, worden aangewezen die niet meer gebruikt mogen worden bij de marketing voor ongezonde voedingsmiddelen. Het gaat o.a. om uitingen op productverpakkingen, de wijze van verkoop en reclame getoond door publieke en commerciële mediadiensten. Momenteel wordt deze wet verder uitgewerkt. Onderdeel hiervan is het definiëren van gezonde en ongezonde voeding, hierover ben ik in gesprek met het Voedingscentrum. Ik verwacht medio 2025 het wetsvoorstel aan uw Kamer voor te leggen.

Naast de ontwikkelingen op het instellen van wettelijke beperkingen ben ik ook in gesprek gegaan met de levensmiddelenindustrie over de huidige Reclamecode voor Voedingsmiddelen. Met de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (hierna: FNLI) heb ik besproken wat er aanvullend mogelijk is in het beperken van deze marketing. Hierin hebben wij besproken dat de Reclamecode aangescherpt gaat worden in 2024. De FNLI is voornemens om de leeftijd op te hogen naar 16 jaar en de voedingskundige criteria aan te scherpen. Over verdere aanscherpingen in de Reclamecode blijven wij in gesprek. Daarmee doe ik de motie van het lid Van der Laan c.s. af.16

Productverbetering

De consumptie van bewerkte producten en producten buiten de Schijf van Vijf is hoog. Het aanbod in supermarkten draagt hier voor een groot deel aan bij: 80% van het aanbod valt buiten de Schijf van Vijf.17 Naast het stimuleren van een gezond eetpatroon volgens de Schijf van Vijf en van het kiezen voor producten met een betere samenstelling via Nutri-Score, zet ik in op het bevorderen van een verbeterde samenstelling van bewerkte producten. Om dit te bereiken is in 2020 de Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV) gestart om de hoeveelheid zout, suiker en vet in bewerkte producten te verlagen of om de hoeveelheid vezel te verhogen. Fabrikanten kunnen stapsgewijs toewerken naar het doel voor 2030: per productgroep behoort de helft van de producten tot de gunstigste categorie en maximaal 10 procent tot de minst gunstige categorie qua hoeveelheid zout, suiker, verzadigd vet en vezel.

Wageningen University & Research heeft het afgelopen jaar een tussenevaluatie uitgevoerd onder fabrikanten, supermarkten en brancheorganisaties.18 Uit de evaluatie blijkt dat bedrijven de afgelopen jaren in meer of mindere mate hebben ingezet op herformulering van voedingsmiddelen. De NAPV speelt daarbij voor veel bedrijven nog geen leidende rol. Belemmerende factoren die worden genoemd in de evaluatie zijn gebrek aan kennis en bewustzijn over de aanpak, praktische uitvoerbaarheid en het ontbreken van een gelijk speelveld tussen levensmiddelenbedrijven, supermarkten, lokale winkels, horeca en catering. Consumentenacceptatie is voor bedrijven van groot belang. Als meerdere producenten tegelijk stappen zetten, went de consument makkelijker aan de veranderde smaak. Ook wordt het risico kleiner dat de consument overstapt naar vergelijkbare, ongezondere producten.

Brancheorganisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van gezamenlijke afspraken. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel werkt bijvoorbeeld samen met vijf supermarktketens aan verbetering van de samenstelling van producten en is gestart met de productgroepen zuivel, vleesvervangers en plantaardige dranken. De FNLI sluit hier waar mogelijk bij aan en werkt daarnaast samen met FoodvalleyNL. FoodvalleyNL heeft een meerjarige subsidie ontvangen om gezamenlijk met verschillende organisaties te werken aan oplossingen voor knelpunten in herformulering én aan productinnovatie.

De afgelopen jaren zijn verschillende informatiebijeenkomsten georganiseerd om branches en bedrijven te informeren en activeren te (blijven) werken aan productverbetering. Het is de bedoeling dat steeds meer bedrijven hiermee aan de slag gaan. De invoering van het voedselkeuzelogo Nutri-Score kan dit verder stimuleren. Naar aanleiding van de invoering van Nutri-Score is in juli 2023 een aantal aanpassingen doorgevoerd op de NAPV-grenswaarden, zodat Nutri-Score en de NAPV goed op elkaar aansluiten. Ook zijn er aanvullende NAPV-criteria opgesteld voor het zoutgehalte van kant-en-klaarmaaltijden.

Om de belemmerende factoren op te lossen die in de evaluatie naar voren zijn gekomen, is meer regie en ondersteuning nodig. In 2024 zet ik dan ook, met een aanjager, extra in op kennis en bewustzijn van de aanpak, praktische ondersteuning en het komen tot gezamenlijke stappen. Daarnaast zal voor bepaalde productgroepen (zoals koek) worden gekeken of en hoe afspraken over verkleining van portiegrootte ook onderdeel kunnen worden van de aanpak.

Op basis van levensmiddelendata in 2025/2026 zal een RIVM-monitor laten zien of de samenstelling van voedingsmiddelen daadwerkelijk verbetert en producten verschuiven naar andere treden. Mede gelet op de uitkomsten van de tussenevaluatie stel ik de eerste NAPV-monitor uit van 2025 naar 2026. Om de impact van productverbetering goed weer te geven, worden hierin data van samenstelling zoveel mogelijk gekoppeld aan verkoopgegevens. Naast deze kwantitatieve monitor, blijven we ook het implementatieproces en de inspanningen evalueren. Voor een succesvol herformuleringsbeleid en een transitie naar een gezonder voedselaanbod is inzet nodig van verschillende beleidsinstrumenten. Naast voornoemde maatregelen bereid ik ook fiscale en wettelijke maatregelen voor gericht op een gezonder voedselaanbod, mocht de inzet hiervan nodig zijn op basis van de RIVM-monitor en aanvullende evaluaties.

Het RIVM doet in opdracht van VWS ook onderzoek naar wat Nederlanders eten en of ze niet teveel of te weinig van bepaalde stoffen binnenkrijgen. Ik informeer u hierbij over het recent door het RIVM gepubliceerde onderzoeksrapport «Natrium-, kalium- en jodiumonderzoek in Nederland».19 Hieruit blijkt dat de zoutinname van de Nederlandse bevolking de afgelopen jaren is gedaald, maar nog steeds te hoog is. Deze uitkomst onderschrijft dat blijvende inzet op vermindering van zout in producten nodig is. De inname van kalium is voldoende. De inname van jodium daalt en is nog net voldoende voor volwassen vrouwen. Het is belangrijk dat de inname van jodium niet verder daalt om negatieve gezondheidseffecten te voorkomen. Het RIVM blijft de inname van jodium monitoren. Samen met het RIVM kijk ik hoe de jodiuminname op niveau kan blijven, ook bij verdere verlaging van de zoutconsumptie en eventuele andere ontwikkelingen in het voedingspatroon.

Prijsmaatregelen

Een andere manier om gezonde voedselkeuze te stimuleren is het treffen van prijsmaatregelen, waarmee de ongezonde keuze onaantrekkelijker wordt gemaakt en of de gezonde keuze aantrekkelijker. In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is in dit kader een onderzoek aangekondigd naar hoe op termijn een suikerbelasting kan worden ingevoerd. Dit onderzoek bestaat uit twee delen. Ten eerste is onderzocht hoe de bestaande verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zodanig aangepast kan worden dat deze differentieert op basis van het suikergehalte van de drank. Dit onderzoek is op 6 juli 2023 met uw Kamer gedeeld.20 Daarnaast wordt momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het belasten van suiker in voedingsmiddelen, anders dan alcoholvrije dranken. Naar verwachting is dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2024 afgerond. De uitkomsten hiervan zullen met uw Kamer worden gedeeld.

Op 27 oktober heeft uw Kamer, via de aangenomen motie van de leden Grinwis en Stoffer, het demissionaire kabinet opgeroepen zo snel mogelijk aan de slag te gaan met een gedifferentieerde belasting op basis van suikergehalte.21 Hierbij zal ook gekeken worden naar de mogelijkheid en wenselijkheid om te differentiëren tussen vruchtensappen, frisdranken en andere dranken, op basis van de aangenomen motie van het lid Erkens.22 Ik geef hieraan gehoor en start, in nauwe samenwerking met de uitvoering, met de voorbereidingen hiervoor. Ook in de Eerste Kamer is een motie ingediend over dit thema door het lid Koffeman.23 Uiteraard wordt ook dit meegenomen in verdere uitwerking van deze maatregel.

Het onderzoek naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken laat zien dat in Nederland naar verwachting 11 tot 14 procent (244 tot 323 miljoen liter) minder alcoholvrije dranken zullen worden verkocht bij een getrapte verbruiksbelasting. Dit is een extra daling ten opzichte van de daling die in 2024 wordt verwacht vanwege de aangekondigde belastingverhoging (384 miljoen liter). Door de getrapte verbruiksbelasting zullen mensen naar verwachting 15 tot 18 procent (18 tot 21 miljoen kilogram) minder suiker via alcoholvrije dranken consumeren. Het demissionaire kabinet staat positief tegenover deze bevindingen omdat het aansluit bij eerdergenoemde gezondheidsdoelstellingen.

Nutri-Score

De Schijf van Vijf is leidend voor de voorlichting over een gezond voedingspatroon. Als consumenten echter kiezen voor producten buiten de Schijf van Vijf, dan is er nu geen hulpmiddel om de keuze voor het product met de betere samenstelling te stimuleren. Ik heb uw Kamer op 25 april 2023 geïnformeerd over mijn besluit tot de wettelijke aanwijzing van Nutri-Score als vrijwillig voedselkeuzelogo in Nederland per 1 januari 2024.24 Het voedselkeuzelogo is een onderdeel van een breed pakket aan maatregelen om consumenten te helpen bij de keuze voor het product met een betere samenstelling. Zoals in mijn brief van april aangegeven, verwacht ik dat de introductie van Nutri-Score hierbij een meerwaarde gaat hebben, helemaal als het vrijwillige logo breed op het productaanbod gebruikt gaat worden door Nederlandse fabrikanten en supermarkten.

Op dit moment wordt de introductie voorbereid in afstemming met diverse belanghebbende partijen. Sinds september is de website www.nutriscorevoorbedrijven.nl beschikbaar, waar bedrijven informatie kunnen vinden om zich voor te bereiden op het gebruiken van Nutri-Score. Verder wordt cross-mediale publieksvoorlichting voorbereid zodat consumenten weten waar Nutri-Score voor staat en hoe het gebruikt moet worden. De start van de publiekscampagne is gepland in het tweede kwartaal van 2024 en is afgestemd met supermarkten en fabrikanten.

Nutri-Score is een logo dat door verschillende Europese landen wordt gebruikt. Deze landen zijn vertegenwoordigd in de Internationale Stuurgroep Nutri-Score. Daarnaast is er een onafhankelijk Internationaal Wetenschappelijk Comité (IWC) waarin ook Nederland is vertegenwoordigd, bezig met de verdere verbetering en doorontwikkeling van het algoritme. Op dit moment werkt het IWC aan de evaluatie van hoe het groente- en fruitaandeel wordt meegenomen in het algoritme. Nederland zet zich in zowel de stuurgroep als het IWC ervoor in dat bij toekomstige aanpassingen de aanbevelingen van de Gezondheidsraad zoveel mogelijk worden meegenomen.

Naast bovengenoemde ontwikkelingen zijn er andere resultaten die goed zijn om te noemen:

  • Het Voedingscentrum ondersteunt, in opdracht van VWS, organisaties bij het stap voor stap gezonder en duurzamer maken van hun voedingsaanbod. Het Voedingscentrum heeft hiervoor de Richtlijn Eetomgevingen ontwikkeld en ondersteunt partijen bij het toepassen hiervan.25 Dit kan op een locatie zijn, zoals op 1200 schoollocaties, of via advisering bij aanbestedingscriteria. Zo helpt het Voedingscentrum onder andere bij het gezonder en duurzamer eten binnen de Rijksoverheid en gevangenissen.

  • Met het project Goede Zorg Proef Je worden ziekenhuizen en zorginstellingen ondersteund naar een gezond en duurzaam voedselaanbod voor zowel patiënten, bezoekers als medewerkers. De afgelopen jaren zijn mooie stappen gezet, waardoor er nu al meer dan 80 ziekenhuizen en zorginstellingen in Nederland zijn die werken aan een gezond en duurzaam voedselaanbod.

Bij mijn inzet om gezonde keuzes te stimuleren werk ik waar mogelijk samen met het Ministerie van LNV ten aanzien van hun inspanningen om de duurzame keuze makkelijker te maken. In veel gevallen gaan het overheidsbeleid voor duurzaamheid en gezondheid in relatie tot voedsel namelijk hand in hand.

Lijn 3: een beweegvriendelijke leefomgeving

Naast kennis van- en toegang tot een gezonde voedselomgeving speelt ook bewegen een belangrijke rol in het voorkomen en verminderen van overgewicht. Bewegen speelt daarom binnen diverse programma’s die in deze brief zijn toegelicht een grote rol. Zo kunnen scholen binnen Gezonde School het themacertificaat behalen voor «Bewegen en sport», waarmee scholen inzetten op het doorbreken van het vele zitten, stimuleren van actief pleinspel tijdens de pauzes, actief vervoer en de inzet van energizers. Hierbij worden scholen ook gestimuleerd een duurzame visie op bewegen en sport op te nemen in het beleid. Binnen het programma Gezonde Kinderopvang wordt gewerkt aan het stimuleren van en kennis over bewegen en uitdagend spelen. Zo wordt al binnen de jongste leeftijdsgroep gewerkt aan gezond beweeggedrag en motorische vaardigheden. Daarnaast ondersteunt JOGG honderden gemeenten met hun lokale leefstijltransitie onder andere op het gebied van bewegen.

Sport en bewegen is niet alleen belangrijke factor voor een gezonde leefstijl maar draagt ook bij aan andere doelen, zoals het bevorderen van de sociale cohesie, het tegengaan van eenzaamheid en het verbeteren van de mentale gezondheid. De ambities op het gebied van sport en bewegen zijn opgenomen in het actieplan «Nederland beweegt». Uw Kamer wordt in januari 2024 over dit actieplan geïnformeerd.

Fit op jouw manier

Het is belangrijk te benadrukken dat het komen tot een gezonde leefstijl niet altijd gelijk grote veranderingen hoeft te vragen van mensen. Aanpassingen werken vaak het best als ze stapje voor stapje gaan. In november 2023 heeft de leefstijl campagne «Fit op jouw manier» nog een keer gedraaid. In 2022 draaide deze publiekscampagne voor het eerst en de evaluatie liet toen een positief effect zien op het vergroten van het bewustzijn van een gezonde leefstijl en op de intentie om gedrag te veranderen met behulp van de gegeven tips. Met «Fit op jouw manier» worden Nederlanders op een laagdrempelige manier handelingsperspectief geboden om ze op een positieve manier te inspireren om hun leefstijl aan te passen. Het gaat om eenvoudige stappen die gericht zijn op meer bewegen, gezond eet- en drinkgedrag en stressreductie. In 2024 kijk ik naar een passend vervolg.

Verbinding sport en school

Ik heb u eerder geïnformeerd over mijn voornemen om, middels een of meerdere pilots, te onderzoeken wat of wie de succesfactoren zijn om tot samenwerking tussen school en de sportsector te komen en of deelname aan beweeg- en sportactiviteiten op school leidt tot meer deelname aan beweeg- en sportactiviteiten buiten school(tijd). Dit naar aanleiding van de motie van Kamerleden Rudmer Heerema en Van der Laan (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 159). Het Kenniscentrum Sport en Bewegen heeft afgelopen jaar hiervoor een QuickScan «Verbinding school- en sportinfrastructuur» uitgebracht. Hiermee is inzicht gegeven in de bevorderende en belemmerende factoren. Na de oplevering van deze QuickScan ben ik samen met stakeholders vanuit de sportbranche, Gezonde School en de Nationale Jeugdcoalitie in gesprek gegaan, met als doel om te bezien waar een impuls, complementair aan bestaande initiatieven, tot sterkere verbinding kan leiden. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de uitvoeringskracht van zowel de sportsector als het onderwijs. De resultaten uit deze gesprekken worden voor het vervolg van het traject meegenomen. De voorkeur gaat daarbij uit naar aansluiting bij, dan wel versterking van reeds bestaande programma’s. Uw Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2024 over het vervolg geïnformeerd.

Lijn 4: ondersteunen van mensen met overgewicht en obesitas

Naast de verschillende acties en programma’s die we inzetten om overgewicht te voorkomen is ook aandacht voor mensen al die overgewicht of obesitas hebben van groot belang. Er zijn vele en complexe oorzaken van overgewicht en het terugdringen hiervan vraagt dan ook om aandacht voor de diverse factoren die gewichtsafname bemoeilijken en overgewicht in stand houden. Een goede aanpak vraagt om een brede blik op de problematiek en een integrale werkwijze met aandacht voor zowel preventie als ondersteuning en zorg.

Ketenaanpak kinderen

Vanuit het Integraal Zorgakkoord (hierna: IZA) en het GALA is afgesproken dat zorgverzekeraars en gemeenten met ingang van 1 januari 2024 in elke regio starten met het inrichten van een ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas in meerdere gemeenten, op basis van het Landelijk model Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Het uitgangspunt van dit Landelijk model is een brede blik op overgewicht en obesitas en nauwe samenwerking tussen professionals uit de zorg en het sociaal domein. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft op 24 mei 2023 een nieuwe beleidsregel vastgesteld waarmee structurele bekostiging van onderdelen van de ketenaanpak vanuit de Zorgverzekeringswet mogelijk is per 1 januari 2024. Hiermee wordt vergoeding vanuit de basisverzekering mogelijk van specifieke onderdelen van de ketenaanpak, namelijk de inzet van een Centrale zorgverlener en Gecombineerde Leefstijlinterventie (hierna: GLI) programma’s voor kinderen met obesitas of een bepaalde mate van overgewicht in combinatie met risicofactoren.

Vanuit een landelijke projectgroep wordt gewerkt aan de verdere implementatie van de ketenaanpak voor kinderen. Op dit moment is nog niet aan de benodigde randvoorwaarden voldaan om de onderdelen die vergoed kunnen worden vanuit de Zorgverzekeringswet landelijk in te kopen per 1 januari 2024. Per 1 januari zal er daarom stapsgewijs gestart worden met de inkoop van onderdelen van de ketenaanpak die in aanmerking komen voor vergoeding vanuit het basispakket, op basis van door de projectgroep vastgestelde voorwaarden en binnen gemeenten die al een sluitende ketenaanpak hebben staan. Voorts wordt er verder toegewerkt naar verbreding van de voorwaarden op gebied van inkoop per 1 januari 2025.

De voortgang van het landelijke implementatieproces van de ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas wordt goed gemonitord. Naast monitoring op procesniveau is er ook aandacht voor de ervaringen van kinderen en gezinnen met de ketenaanpak. In 2023 heeft het RIVM een literatuurstudie gedaan als voorbereiding op een (nog uit te voeren) kwalitatieve studie naar de ervaringen van kinderen en gezinnen met de ketenaanpak. Deze literatuurstudie wordt eind dit jaar gepubliceerd op de website van het RIVM.

Netwerkaanpak volwassenen en GLI

In navolging van het Landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas, is in juni 2023 het basismodel voor de Netwerkaanpak voor volwassenen met overgewicht en obesitas opgeleverd. Met deze domeinoverstijgende aanpak kunnen gemeenten en lokale partners passende ondersteuning realiseren voor volwassenen met overgewicht of obesitas. In de netwerkaanpak speelt zorgcoördinatie een belangrijke rol, vergelijkbaar met de ketenaanpak voor kinderen. Deze zorgcoördinatie voor volwassenen met overgewicht wordt nu nog niet vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet. Er wordt de komende periode gekeken of deze zorgcoördinatie vergoed zou moeten worden vanuit de Zorgverzekeringswet. Tegelijkertijd wordt het basismodel verder uitgewerkt naar een landelijk gedragen model.

Binnen de netwerkaanpak is een GLI één van de mogelijke maatregelen. De GLI volwassenen wordt al sinds 2019 vergoed vanuit de basisverzekering. De komende jaren zal de nadruk liggen op het beter inbedden van de GLI binnen het sociale domein. Dit is conform de afspraken zoals gemaakt in het GALA. Voor GLI volwassenen loopt sinds 2019 een monitor die, naast bereik en deelname, ook gegevens verzamelt over de resultaten van de interventie; zowel wat betreft harde uitkomstmaten (BMI, buikomvang) als wat betreft ervaren kwaliteit van leven. Het RIVM rapporteert twee keer per jaar over deze monitor en de meest recente is onlangs gepubliceerd op de website van het RIVM.26

De monitor toont verschillende kwalitatieve en kwantitatieve resultaten aan. Zo blijft het aantal mensen dat deelneemt aan een GLI-programma stijgen, hebben deelnemers gemiddeld een gewichtsverlies van 4 kilo (3,6 procent of BMI-afname van 1,4 punt), neemt de gemiddelde score die deelnemers aan hun kwaliteit van leven geven toe met ruim 7 punten op een schaal van 0 tot 100 en wordt bij ruim 80 procent van de deelnemers een gewichtsverlies of stabilisatie van het gewicht bereikt. Ik blijf mij met alle betrokken veldpartijen ervoor inzetten om de implementatie van de GLI te optimaliseren. Het gaat dan onder meer om een betere triage en een betere inbedding van de interventie in het sociale domein.

De komende periode is er ook aandacht voor een goede integratie en aansluiting van de verschillende acties die lopen. Zo wordt de Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas en de Netwerkaanpak voor volwassenen een doorlopende lijn met afspraken die op elkaar zijn afgestemd. In 2023 is de multidisciplinaire richtlijn «Overgewicht en obesitas voor volwassenen en kinderen» verschenen. De richtlijn is bestemd voor alle hulp-/zorgverleners die betrokken zijn bij de ondersteuning en zorg voor personen met obesitas of overgewicht in combinatie met risicofactoren en/of comorbiditeit. De komende periode wordt ingezet op de implementatie van deze richtlijn binnen verschillende beroepsgroepen.

Naast de ontwikkelingen binnen de bovengenoemde aanpakken zijn er andere resultaten die goed zijn om te noemen. Het afgelopen jaar:

  • is het programma 2Diabeat voortgezet. De 2Diabeat aanpak richt zich op leefstijlverandering van burgers in hun wijk middels een bottom-up aanpak. Hierbij worden o.a. lokale aanjagers en actoren gericht ondersteund. De doelgroep bestaat uit individuen met (een verhoogd risico op) diabetes type 2 en andere chronische ziekten. Het landelijk programmateam 2Diabeat is in de afgelopen jaren in meer dan 100 wijken actief geweest, en ondersteunt momenteel ongeveer 60 wijken met de 2Diabeat wijkaanpak.

  • is gestart met de voorbereidingen voor de digitalisering van het signaleringsinstrument FLY-Kids, dat ongunstige voeding- en leefstijlfactoren bij jonge kinderen in de leeftijd 1–3 jaar signaleert. Ook lopen de voorbereidingen voor de implementatie van FLY-Kids binnen de jeugdgezondheidszorg.

Kennisfunctie Overgewicht

In mijn gesprekken met het veld is de behoefte naar voren gekomen aan een neutraal punt waar kennis over overgewicht en obesitas wordt gedeeld. De afgelopen periode heb ik verkend welke mogelijkheden er zijn voor het borgen van de kennisfunctie rondom het thema overgewicht en obesitas, inclusief de kennis over de aanpak ervan. Het realiseren van de ambities voor de aanpak van overgewicht en obesitas in onder andere het NPA, GALA en IZA vraagt om een organisatievorm voor het ontwikkelen, toegankelijk maken en beheren van beschikbare en toekomstig te ontwikkelen kennis en voor het borgen van de opgebouwde kennis en kunde om deze taken te verrichten. Aankomende periode (2023–2025) gaan het Partnerschap Overgewicht Nederland (PON), Care for Obesity (C4O, onderdeel van de VU) en JOGG aan de slag om gezamenlijk één platformfunctie te ontwikkelen waarbij voor stakeholders de bestaande kennis over overgewicht en obesitas te vinden is.

Ondervoeding

In het 2-minutendebat leefstijlpreventie op 8 maart 2023 heeft uw Kamer een motie aangenomen van het lid Den Haan over opname van ondervoeding van thuiswonende ouderen in beleid over leefstijl.27 In het kader van GALA wordt ingezet op een gezonde leefstijl voor ouderen en versterking van de sociale basis. In het kader van vitaal ouder worden kunnen gemeenten bewustwording en interventies opnemen in het lokaal gezondheidsbeleid of preventieakkoord. Ook heeft goede voeding een plek in het kader van valpreventie. Dit draagt bij aan het voorkomen van ondervoeding. Daarnaast heb ik de afgelopen periode een impuls gegeven aan de ontwikkeling en verspreiding van kennis over de aanpak van ondervoeding, evenals ondersteuning van een partnernetwerk ondervoeding. Over borging van de aanpak ga ik in gesprek met de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Het Voedingscentrum, met een belangrijke taak in voorlichting en bewustwording bij burgers en professionals over een gezond voedingspatroon, zal nog explicieter aandacht gaan geven aan het thema ondervoeding richting huisartsen en praktijkondersteuners. Voor kwetsbare ouderen is er een Handreiking waar ondervoeding deel van uitmaakt. Met deze toelichting doe ik de motie van het lid Den Haan af.

Tot slot

De afgelopen periode heb ik mij, samen met alle betrokken partners, hard ingezet voor nog betere preventie, voorlichting en educatie, voor een gezondere en beweegvriendelijkere leefomgeving en voor passende zorg en ondersteuning voor mensen met overgewicht en obesitas. Zoals u in deze voortgangsbrief heeft kunnen lezen hebben we hier samen belangrijke stappen vooruit gezet. Maar we zijn er nog niet. Deze maatschappelijke opgave blijft van groot belang en vraagt, ook van uw Kamer en mijn ambtsopvolger, onverminderde aandacht en duurzame investering. Ik roep u op om de beweging naar een langdurige en samenhangende inzet op overgewicht en voeding voort te zetten en te blijven werken aan een gezonde en fitte generatie in 2040.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Kamerstukken II, 2022–2023 32 793, nr. 647

X Noot
5

M. Boon en L. van Rossum, VET belangrijk (Ambo|Athos, 2017).

X Noot
6

Kamerstukken II 2022–2023, 32 279, nr. 238

X Noot
8

Kamerstukken II 2022–2023, 31 293, nr. 693

X Noot
9

Kamerstukken II, 2022–2023 32 793, nr. 647

X Noot
10

Kamerstukken II 2023/2024, 36 200 VIII, nr. 265

X Noot
11

Kamerstukken II 2023/2024, 36 200 VIII, nr. 265, bijlage 1109284

X Noot
12

WUR, Gezonde voedselomgeving is essentieel voor preventie en gezondheidsbevordering, Poelman, de Vet et al.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 200 XVI, nr. 236

X Noot
15

Kamerstukken II, 2022/23, 32 793, nr. 647 en Kamerstukken II, 2022/23, 36 200 XVI, nr. 236

X Noot
16

Kamerstukken II 2021–2022, 32 793, nr. 588

X Noot
20

Kamerstukken II 2022/23, 31 532, nr. 283.

X Noot
21

Kamerstukken II 2023/24, 36 418, nr. 89.

X Noot
22

Kamerstukken II 2023/24, 36 418, nr. 72.

X Noot
23

Kamerstukken I 2023/24, 36 410, F.

X Noot
24

Kamerstukken II 2022–2023, 32 793, nr. 691

X Noot
25

Een overzicht van omgevingen waar het Voedingscentrum kennis en ondersteuning biedt staat op www.voedingscentrum.nl/dashboard

X Noot
27

Kamerstukken II 2022–2023, 32 793, nr. 660

Naar boven