30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 340 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2023

Voorafgaand aan het commissiedebat over het beweeg- en sportbeleid op 5 april aanstaande, informeer ik uw Kamer over de voortgang op één amendement en verschillende toezeggingen en moties.

Ik begin met een korte stand van zaken van de uitwerking van het Sportakkoord II. Daarover informeer ik uw Kamer voor het zomerreces uitgebreider. In de tweede paragraaf ga ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS, in op de moties en toezeggingen over het beweegbeleid: school en omgeving, buitenspelen, bewegen binnen de zorg, bewegen op en naar het werk en een vooruitzicht. De moties en toezeggingen op het gebied van breedtesport komen in de derde paragraaf aan de orde: buurtsportcoachregeling, landelijke kabinetscampagne, sportief bewegen in de buitenruimte en sportblessurepreventie. Daarna volgt de stand van zaken op topsport: stipendium, strategie internationale topsportevenementen, Thialf en extra impuls topsportbonden. Ik eindig met OVIVI (Ons voetbal is voor iedereen), mede namens mijn collega’s van JenV, OCW en SZW.

1. Sportakkoord II: stand van zaken

Op 14 december is het Hoofdlijnen Sportakkoord II ondertekend door NOC*NSF, VSG, POS en VWS. Deze is op dezelfde dag met uw Kamer gedeeld1. In de begeleidende kamerbrief heb ik uiteengezet hoe het vervolgproces voor uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord eruit ziet. Het Hoofdlijnen akkoord biedt kaders om tot nadere afspraken en uitwerkingen te komen. Tevens zijn gemeenten bezig om de lokale akkoorden te herijken. Deze lokale akkoorden bieden de basis om de positie van sport sterk in te zetten in de integrale plannen met betrekking tot de brede SPUK, waarin ook de bijdrage die sport kan leveren aan het realiseren van de doelstellingen voor een gezond en actief leven wordt beschreven. POS en NOC*NSF zijn ook gestart om de gemaakte afspraken tot uitvoering te brengen.

Betrekken stakeholders en concretiseren plannen

Op 16 februari heeft het Sportief verbinden evenement plaatsgevonden, waar ruim 250 betrokken partijen aanwezig waren, waaronder sportbonden, maatschappelijke organisaties, buurtsportcoaches, sportclubs, verenigingen als commerciële aanbieders en sportkoepels. Daar is de aftrap gegeven om tot nadere concretisering te komen van de drie opgestelde ambities van het Hoofdlijnen akkoord; fundament, bereik en betekenis. Stakeholders werken mee aan het concreter maken van de opgaven zoals het komen tot een basisnorm voor veiligheid, het vergroten van de financiële toegankelijkheid, het beweegvriendelijker maken van de leefomgeving en het beter inzetten van het platform Topsport om maatschappelijke doelen te realiseren. Voor het zomerreces vindt het grootste deel van de uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord plaats. Hierbij gaat het om een uitwerking van een governance structuur, de monitoringsafspraken, de herijking van de lokale akkoorden, de uitvoeringsafspraken van de strategische partners (NOC*NSF, POS, VSG) en een deel van de inhoudelijke opgaven zoals hierboven genoemd. Dit werkplan deel ik voor de zomer met uw Kamer. De uitwerking van de laatste opgaven zal ik voor het WGO in 2023 met uw Kamer delen.

2. Beweegbeleid

Ondanks het belang van bewegen en het toenemende bewustzijn van een gezonde leefstijl, bewegen veel Nederlanders nog steeds te weinig. Daarom geven de staatsecretaris en ik ook een extra impuls aan bewegen. Er is veel in gang gezet waarover we uw Kamer al in eerdere brieven hebben geïnformeerd2. Op sommige aspecten daarvan ga ik hieronder verder in. Daarnaast zullen we uw Kamer voor het zomerreces informeren over ons brede plan van aanpak. Dit plan gaat in op waar wij de komende jaren aan werken om bewegen in het dagelijks leven te stimuleren. We gaan daarbij ook in op specifieke doelgroepen, waar veel gezondheidswinst mogelijk is.

Verder zal in het najaar van 2023 een Beweegcongres georganiseerd worden, waarbij er ook aandacht is voor hoe bewegen een plek heeft in het overheidsbeleid.

Ook hebben de Staatssecretaris en ik u een aantal toezeggingen gedaan rondom bewegen. Ik ga hieronder in op deze toezeggingen die daarmee kunnen worden afgedaan.

2.1 School en Omgeving: pilot(s) samenwerking scholen en sportsector

Ik heb tijdens het WGO van 28 november jl. (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 194) toegezegd u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot opzet van pilot(s) specifiek op de samenwerking tussen scholen en de sportsector. Vanuit het ministerie geven we een impuls om de verbinding van scholen (PO en VO) met sportaanbieders te stimuleren.

Het Kenniscentrum Sport en Bewegen voert een quick scan uit met inzichten in de succesfactoren tot samenwerking tussen school en sportsector en de hieruit voortvloeiende deelname aan beweeg- en sportactiviteiten. Deze quick scan wordt eind april opgeleverd. Met het ophalen van de bestaande kennis uit de quick scan willen we achterhalen waaraan de te starten pilot(s) sport en bewegen op school in de praktijk aan zou moeten voldoen en waar je met behulp van deze pilot echt een meerwaarde/versnelling kan aanbrengen. Dit willen we nadrukkelijk samen met het veld doen in de vorm van een consultatieronde zodat de verschillende partners uit het veld input kunnen geven wat hen zou helpen om de verbinding tussen onderwijs en sport te kunnen versterken. Hierbij betrekken we het Ministerie van OCW, de sportsector zelf (NOC*NSF, POS, VSG/buurtsportcoaches) maar ook partners verenigd in MOS (o.a. de Krajicek- en Cruyff Foundation) en de Nationale Jeugdcoalitie. Om in de tweede helft van 2023 te starten met pilots. Ik ben voornemend om deze op te schalen met ruimte voor aanpassing. Hierbij maken we verbinding met bestaande landelijke programma’s (Gezonde School, School en Omgeving maar eventueel ook met een initiatief als Sporthelden voor de School) zodat de voorbeelden worden opgenomen in lokaal gemeentelijk/school/sport beleid.

2.2 Buitenspelen

Voor alle kinderen, met en zonder beperking, is buitenspelen een belangrijke vorm van bewegen in de leefomgeving. Ik heb toegezegd in het WGO van 28 november jl. om een overzicht te sturen van het aantal gemeenten met minimaal één speeltuin voor kinderen met een beperking. Het samenspeelnetwerk heeft op dit moment in totaal 137 samenspeelplekken in Nederland geregistreerd staan (waarvan er 18 in ontwikkeling zijn). Deze zijn verdeeld over 118 gemeenten. Dit betekent dat er in 227 gemeenten (op dit moment) nog geen inclusieve en toegankelijke speelplek is. Ik ben voornemens om, vanuit de middelen voor de aanpak volksziekten, zowel het Samenspeelnetwerk als het Samenspeelfonds te financieren waarbij van 2023–2025 in totaal 150 nieuwe samenspeelplekken gerealiseerd kunnen gaan worden. Samen met het Mulier instituut ben ik de jaarlijkse monitoring rondom de notitie «Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030!»3 aan het opstellen. In deze monitor worden onder andere het aantal inclusieve speeltuinen meegenomen. Ik verwacht eind 2023 een eerste factsheet met u te kunnen delen.

2.3 Bewegen binnen de zorg

Ook tijdens het WGO van 28 november jl. heb ik toegezegd u te informeren over hoe de zorg onderdeel is van de aanpak van de Beweegalliantie. De Beweegalliantie werkt als netwerkorganisatie met diverse partners samen. Zo ook met partijen uit de zorg (zoals patiëntenorganisaties, koepel- en brancheorganisaties van zorgaanbieders, verzekeraars). De Beweegalliantie spoort obstakels op en gaat aan de slag om deze te slechten. Een voorbeeld van een opgehaald obstakel binnen de zorg is dat zorgprofessionals weinig ondersteuning ervaren in de toeleiding naar beweeginterventies en activiteiten. De Beweegalliantie zet zich in om de toeleiding naar beweeginterventies te versterken. Dit doen zij onder meer in samenwerking met Fonds Gehandicapten Sport door zorgprofessionals beter toe te rusten om voor de toeleiding te zorgen. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande programma's en initiatieven die VWS ontplooit om leefstijl meer integraal onderdeel uit te laten maken van de reguliere zorg, zodat de Beweegalliantie aanvult en zaken niet dubbel doet.

2.4 Bewegen op en naar het werk

Tijdens het leefstijldebat van 14 december jl. (Kamerstuk 32 793, nr. 650) heeft de Staatssecretaris toegezegd in te gaan op wat de rol van de werkgever is in de aanpak van de Beweegalliantie.

De Beweegalliantie heeft diverse gesprekken gevoerd met werkgevers, werkgeversorganisaties, koepels en kennispartijen die merendeels ook als partner zijn aangesloten bij de Beweegalliantie. Het gaat in die gesprekken vaak om bewegen in een bredere context van vitaliteit en duurzame inzetbaarheid. Op deze manier worden obstakels en goede voorbeelden opgehaald waar de Beweegalliantie mee aan de slag gaat. Een voorbeeld van een opgehaald obstakels is dat werkgevers niet goed kunnen terugvinden wat wel en niet werkt om meer bewegen op de werkvloer te stimuleren. Samen met de partners van de Beweegalliantie wordt bepaald welke obstakels of goede voorbeelden als eerste worden opgepakt en wie daar een bijdrage aan kan en wil leveren.

Daarnaast zet ik de komende tijd in op de verdere agendering en prioritering van bewegen op, naar en van het werk bij onder meer andere departementen, werkgevers- en werknemersorganisaties. Ook dit gebeurt onder de thema’s vitaliteit en duurzame inzetbaarheid van werknemers. Ik neem hierin de ervaringen, materialen, instrumenten en netwerken van eerdere initiatieven mee, zoals het Programma preventie beroepsziekten van het Ministerie van SZW.

3. Breedtesport

Een aantal toezeggingen en moties ligt op het terrein van de breedtesport.

3.1 Buurtsportcoachregeling

Hieronder ga ik in op de motie van het lid Rudmer Heerema,4 waarin is verzocht om bij de evaluatie van de buurtsportcoachregeling de samenwerking tussen gemeenten, sport- en beweegaanbieders en Rijk te bestendigen.

De evaluatie van de Brede regeling Combinatiefuncties is eind 2021 afgerond en met uw Kamer gedeeld. Op basis van deze evaluatie, de jaarlijkse monitoring van Mulier instituut, vele gesprekken met stakeholders en opmerkingen van uw Kamerleden is de Brede Regeling Combinatiefuncties eind 2022 herzien en zijn de gemaakte bestuurlijke afspraken toegevoegd aan het Hoofdlijnen Sportakkoord II. De financiële afspraken omtrent deze regeling zijn opgenomen in de Brede SPUK Sport & Bewegen en gezondheid & Sociale basis 2023–2026.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oude regeling zijn:

  • De regeling is van een Decentralisatie uitkering naar een Specifieke uitkering omgevormd. Hierdoor is het mogelijk om duidelijkere afspraken tussen gemeenten en Rijk te maken over de inzet van de functionarissen.

  • Er is ruimte voor zes profielen in de Brede Regeling Combinatiefuncties: Buurtsportcoach, Cultuurcoach, Combinatiefunctionaris Onderwijs, Clubkadercoach (incl. Verenigingsmanager en Sportparkmanager), Beweegcoach en Coördinator Sport en Preventie.

  • De komende jaren wordt de bekostiging van de bevoegde vak- of groepsleerkracht bewegingsonderwijs steeds meer vanuit het onderwijs gefinancierd. De inzet van functionarissen voor extra aanbod bovenop de onderwijstijd voor bewegingsonderwijs kan vanuit de Brede Regeling Combinatiefuncties worden bekostigd.

  • De inzet van de functionarissen in de Brede Regeling Combinatiefuncties hangt samen met de doelen die zijn afgesproken in programma’s zoals het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). De functionaris die hiermee de verbinding legt is de Coördinator Sport en Preventie. Andere programma’s waarop de inzet van de functionarissen is gebaseerd zijn bijvoorbeeld Cultuureducatie met kwaliteit, het programma Cultuurparticipatie en de Human Capital Agenda Sportsector.

  • Met het oog op vraagsturing, lokaal maatwerk en een breed draagvlak baseren gemeenten de inzet van de functionarissen op lokale beleidsplannen zoals een lokaal Sport- en/ of Preventieakkoord of cultuurnota’s. Dit betekent dat in gezamenlijkheid met gemeentelijke partners (zoals binnen het kernteam Sportakkoord of in samenspraak met een lokaal cultuurplatform) wordt besloten waarop de inzet van de functionarissen is gericht. Ook rekening houdend met de risicogroepen bij de aanpak volksziekten.

  • Er wordt binnen de regeling niet meer uitgegaan van een vastgesteld normbedrag. De verdeelsleutels zijn het aantal inwoners en het aantal inwoners met gezondheidsachterstanden (lage inkomens, laag opgeleid).

Om de samenwerking tussen gemeenten, sport- en beweegaanbieders en het Rijk te bestendigen zijn de bestuurlijke afspraken van de Brede Regeling Combinatiefuncties als addendum toegevoegd aan het Hoofdlijnen Sportakkoord II. Dit betekent dat in de governance van het Sportakkoord de inzet van de Brede regeling ook tussen de 4 strategische partners wordt afgestemd. Gemeenten zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de inzet van de middelen. Daarnaast is het specifiek vaststellen van het profiel Clubkadercoach een bestendiging van deze samenwerking. Hiermee kan de ondersteuning van sport- en beweegaanbieders vanuit deze regeling worden vergroot als dit past bij de lokale behoefte. Ik beschouw hiermee de motie van lid Heerema als afgedaan.

3.2 Landelijke kabinetscampagne

Ik heb tijdens het WGO van 28 november jl. toegezegd u te informeren over een landelijke kabinetscampagne over de mogelijkheden die er zijn om financiële steun aan te vragen om mee te doen aan sport en bewegen. Aangezien het gaat om een hoeveelheid aan regelingen, die vanuit verschillende ministeries, gemeenten, fondsen worden gefinancierd, wil ik dit, samen met andere ministeries waaronder SZW en BZK, nader verkennen. Ik zal uw Kamer infomeren over de voortgang.

3.3 Sportief bewegen in de buitenruimte

Tijdens het WGO van 28 november jl. heb ik u ook toegezegd terug te komen op de belemmeringen die worden geschetst door de buitensportbonden. VWS heeft inmiddels met een vertegenwoordiging van NOC*NSF en de buitensportbonden gesproken. Zij hebben aangegeven dat zij aanlopen tegen het beperkt openstellen van de buitenruimte (landgoederen en natuurgebieden) voor wandelaars en fietsers. Daartoe verkent NOC*NSF samen met de andere partijen onder het Sportakkoord II of acties mogelijk zijn om natuurgebieden beter te ontsluiten voor sporten en sportief bewegen.

3.4 Sportblessurepreventie

Zoals toegezegd in de beantwoording van Kamervragen5 van het lid Westerveld (GroenLinks) over maatregelen om hersenschade bij diverse sporten te beperken, beschrijf ik u hierbij de huidige stand van zaken.

In de werkgroep hersenschade in de sport wordt met alle relevante sportbonden en NOC*NSF de stand van de wetenschap besproken. Daarnaast wisselen sportbonden onderling ervaringen en (potentiële) maatregelen uit bij de bescherming van sporters tegen hersenletsel.

Op mijn verzoek brengt de Gezondheidsraad in kaart wat er wetenschappelijk bekend is over de relatie tussen ernstig hersenletsel en sport, zowel bij kinderen als bij volwassenen. Ook adviseert de raad samen met de Nederlandse Sportraad over de handelingsperspectieven die individuele sporters, het begeleidende kader en de bestuurders hebben hierin. Deze activiteit staat gepland in het werkprogramma van 2023. Ik verwacht de resultaten hiervan in 2024 met u te kunnen delen.

4. Topsport

Ik heb toegezegd om uw Kamer voor de zomer van dit jaar te informeren over de uitwerking van het strategisch kader topsport. Ik ga hieronder in op één amendement en een aantal toezeggingen en moties die nu kunnen worden afgedaan.

4.1 Stipendium

Tijdens het WGO Sport van 1 december jl. heeft uw Kamer een amendement6 aangenomen om binnen de begroting Sport € 200.000 in te zetten voor de herziening van de stipendiumregeling. In het amendement wordt gevraagd om betere ondersteuning van topsporters, talentontwikkeling en te kijken naar een verplichting aan topsporters om terug te geven aan de samenleving. Bijvoorbeeld door het vergroten van hun zichtbaarheid in de maatschappij in de vorm van gastlessen op scholen of clinics.

Zoals ik bij de beantwoording van de Kamervragen7 over het artikel «Thijs Zonneveld: «Alleen een topsporter voor de klas is niet genoeg»» heb vermeld, is de herijking van de stipendium pas na de Olympische Spelen van Parijs in 2024 aan de orde. Het is niet wenselijk om tijdens de lopende cyclus het voorzieningenbeleid te wijzigen. Ik stel dan ook voor om de financiële middelen in 2023 in te zetten om het initiatief «Sporthelden op School» te ondersteunen om de maatschappelijke inzet van topsporters te vergroten. Het wordt daarmee onderdeel van de uitwerking van de afspraken uit Sportakkoord II. Ik beschouw het amendement daarmee als afgedaan.

Tevens heeft uw Kamer de motie van de leden Rudmer Heerema en Van der Laan aangenomen over een voorstel om de stipendiumregeling aan te passen8. Momenteel voert NOC*NSF een inventarisatie uit naar de wensen en knelpunten in de voorzieningen voor topsporters. Ik word daarvan op de hoogte gehouden door NOC*NSF. Het streven is om te komen tot een nieuw voorzieningenmodel na de Olympische en Paralympische Spelen van Parijs in 2024. Ik zal uw Kamer daar te zijner tijd over informeren.

4.2 Strategie internationale topsportevenementen

Uw Kamer heeft mij met de motie van het lid Van der Laan c.s. (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 165)gevraagd een strategie te ontwikkelen om te voorkomen dat grote topsportevenementen georganiseerd worden zonder voldoende waarborgen op het gebied van mensenrechten en daarbij de Nederlandse positie in internationale sportbesturen te betrekken.

Het is duidelijk dat de keuze van internationale sportfederaties in welke landen grote sportevenementen als de Olympische en Paralympische Spelen en wereldkampioenschappen voetbal plaatsvinden, op meerdere manieren vragen oproept, zo ook bij uw Kamer.

Sport heeft de potentie om mensen uit verschillende landen en culturen met elkaar te verbinden. Dat is een groot goed, waar internationale sportfederaties zich op laten voorstaan, en waar landen die grote sportevenementen organiseren, ook graag op meeliften. Duidelijk is dat er barsten in dit beeld kunnen ontstaan wanneer de situatie in het organiserende land, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, in (een deel van) de internationale gemeenschap anders wordt beoordeeld dan het beeld dat het sportevenement wil uitstralen. Dat doet afbreuk aan de potentie om te verbinden. Ik vind het belangrijk dat de sport zich daarvan rekenschap geeft, en in de keuzes die internationale sportfederaties maken voor de toewijzing van evenementen bedenkt hoe de potentie om te verbinden zo goed mogelijk kan worden benut. Niet alleen bij de keuzes van evenementen, maar ook voor, tijdens en na evenementen.

In EU-verband is er in het verleden meerdere malen aandacht voor gevraagd. Zo hebben we tijdens ons EU-voorzitterschap in 2016, het onderwerp goed bestuur bij grote sportevenementen geagendeerd. Er zijn toen raadsconclusies aangenomen over de versterking van integriteit, transparantie en goed bestuur bij grote sportevenementen. Ook in november 2022 hebben wij tijdens de OJCS-raad opnieuw aandacht voor dit onderwerp gevraagd. We staan hier niet alleen in, dit onderwerp is binnen de EU breed gedragen. Zo heeft mijn ambtsvoorganger zich in 2021 samen met internationale collega’s uitgesproken middels een statement over transparantie en democratie bij internationale sportfederaties. Ik vind dit onderwerp van groot belang, en zal mij dan ook samen met mijn internationale collega’s blijven uitspreken.

Ik zet hierna uiteen langs welke strategie ik wil opereren. Dit doe ik aan de hand van de volgende stappen: – de keuze voor landen (inclusief internationale sportbestuurders, – maatschappelijk verantwoord deelnemen (samenwerking overheid met NOC*NSF en de KNVB) en -maatschappelijk verantwoord organiseren in Nederland en Europese Unie.

De keuze voor landen

Internationale sportfederaties opereren autonoom waar het gaat om de keuze waar sportevenementen plaatsvinden. De instrumenten die ik ter beschikking heb om hierop invloed uit te oefenen, zijn derhalve beperkt, laat staan dat ik instrumenten heb om dit af te dwingen bij internationale sportfederaties. Wie daar wel echt invloed op hebben zijn internationale sportbestuurders. NOC*NSF heeft al langer een traject waarbij ze internationale bestuurders opleiden en ondersteunen. We werken samen met NOC*NSF om deze strategie verder te versterken.

Maatschappelijk verantwoord deelnemen

Daar waar we maar zeer beperkt zeggenschap hebben over de toewijzing van internationale sportevenementen, hebben we wel invloed op wat voor manier we als land deelnemen aan internationale sportevenementen, waar dan ook in de wereld.

NOC*NSF en de KNVB zetten zich internationaal al in door middel van het organiseren van maatschappelijke projecten. Zo organiseert NOC*NSF sociale projecten in gasteden van Olympische, Paralympische en de Jeugd Olympische spelen. Bijvoorbeeld het Game Changer project waarbij tijdens de Olympische Spelen in Tokyo de focus lag op de integratie van mensen met een beperking in de Japanse samenleving dat is ondersteund door de Nederlandse ambassade in Japan. De KNVB heeft sinds 2009 het WorldCoaches programma in samenwerking met de overheid, bedrijven en organisaties. Het programma leidt over de hele wereld voetbalcoaches op, zodat deze kunnen fungeren als trainers en rolmodellen in hun directe sociale leefomgeving. Ook tijdens het afgelopen WK heeft de KNVB zich op meerdere manieren ingezet voor mensenrechten en arbeidsmigranten in Qatar. Zo hebben ze gesprekken gevoerd met mensenrechten organisaties, internationale vakbonden en ook arbeidsmigranten. Tevens hebben ze WK-shirts geveild waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het verbeteren van de situatie van de arbeidsmigranten, samen met de UEFA werkgroep de FIFA meermaals opgeroepen om de situatie te verbeteren en de OneLove-campagne, die nationaal was begonnen, ook internationaal ingezet.

Naast het organiseren van deze waardevolle projecten, ben ik in gesprek met NOC*NSF en de KNVB over hoe we ervoor zorgen dat we ook op andere vlakken onze maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen met elkaar. Niet alleen als het gaat om mensenrechten, maar ook thema’s als duurzaamheid, inclusie en veiligheid komen hierbij aanbod.

Maatschappelijk verantwoord organiseren in Nederland en Europese Unie

Naast maatschappelijk verantwoord deelnemen, hebben we een verantwoordelijkheid wanneer het gaat over het zelf organiseren van evenementen. In Nederland stimuleer en ondersteun ik evenementorganisatoren, samen met NOC*NSF en VSG (Vereniging Sport en Gemeenten), om hun topsportevenementen maatschappelijk verantwoord te organiseren. Er zijn al concrete projecten gestart om topsportevenementen duurzaam en circulair te organiseren, het aanbod van gezonde voeding en verantwoord alcoholgebruik tijdens evenementen te bevorderen, de toegankelijkheid voor alle Nederlanders te bevorderen, op een verantwoorde financiële basis. Bij het maatschappelijk verantwoord organiseren moet ook aandacht zijn voor de positie van de topsporters en de omstandigheden waarin zij hun werk moeten doen. Daarbij gaat het onder meer om integriteitskwesties zoals doping, matchfixing en de ruimte om zich uit te spreken over maatschappelijke issues.

Ik wil bovenstaande lijnen doortrekken naar andere Europese landen. De toewijzing en organisatie van grote topsportevenementen spelen zich af in een internationale context. Daarin concurreren landen met elkaar en dat is prima, zolang er maar voor iedereen dezelfde spelregels gelden.

Binnen de EU zijn gesprekken gaande om te komen tot een gezamenlijk Europese standaard voor de organisatie van internationale topsportevenementen. Hieronder valt het stellen van minimale eisen met betrekking tot de sportieve omstandigheden, duurzaamheid, inclusie en toegankelijkheid, acceptabele kosten, veiligheid en gezondheidspromotie. Maar zeker ook op het gebied van een aantal morele uitgangspunten. In januari van dit jaar hebben we hierover, samen met Finland, een bijeenkomst over georganiseerd.

4.3 Thialf

Zoals ik in mijn brief voorafgaand aan het WGO 20229 heb toegezegd, informeer ik hierbij uw Kamer over de financiële situatie van Thialf en voldoe ik aan de toezegging. De provincie Fryslân heeft op 14 februari jl. de provinciale staten geïnformeerd over de huidige financiële situatie en de mogelijkheden voor een duurzame investering om de exploitatie te verbeteren. In de brief aan de provinciale staten wordt aangegeven dat Thialf ervoor heeft gekozen een variabel energiecontract af te sluiten. Door de zachte winter heeft dat ertoe geleid dat de energiekosten binnen de perken zijn gebleven. Dat neemt niet weg dat het ijsstadion vanuit de eigen financiële reserve moet bijdragen om de energierekening te voldoen. Voor dit seizoen lijken er geen problemen te ontstaan. Tegelijkertijd is deze aanpak in het nieuwe schaatsjaar niet te herhalen, hoewel dit ook afhankelijk is van de ontwikkelingen van de energieprijs.

Om de energierekening op lange termijn te verlagen, is Thialf gebaat bij een duurzame investering. Een van de mogelijkheden is de installatie van battery packs (kosten zijn € 3.440.000 inclusief btw). Met deze investering kan Thialf de energierekening terugbrengen tot onder het oude niveau (ongeveer € 400.000). Dit is € 1 tot € 2 miljoen lager dan het bedrag waar Thialf nu op afstevent. Een dergelijke installatie is in twee tot drie jaar terug te verdienen, afhankelijk van de hoogte van de energietarieven. Deze opstelling past binnen de bestaande energieaansluiting van Thialf en kan binnen zes weken gerealiseerd worden.

Zoals ik uw Kamer en de provincie Fryslân eerder heb medegedeeld10 is het Rijk bereid € 1 miljoen te verstrekken uit het topsportaccommodatiebudget 2023 om bij te dragen aan investeringen ten behoeve van de duurzame verbetering van de exploitatie van Thialf. De provincie Fryslân heeft in een reactie hierop aangegeven dat dit kan worden ingezet voor de installatie van de hierboven omschreven battery packs. Hiermee kan de exploitatie van Thialf structureel worden verbeterd, maar helaas heeft dit nog niet geleid tot de daadwerkelijke installatie van deze battery packs. De provincie Fryslân blijft op het standpunt dat een hogere financiële bijdrage van de rijksoverheid voor de battery packs noodzakelijk is.

Op maandag 27 maart heb ik in een overleg met provincie Fryslân en gemeente Heerenveen toegezegd het volledige bedrag voor de battery packs voor mijn rekening te nemen. Hiermee doe ik de afspraken over de (financiële) ondersteuning aan Thialf uit het coalitieakkoord gestand. Ik heb met de provincie Fryslân en gemeente Heerenveen bovendien de afspraak gemaakt dat hiermee de uitzonderingspositie van Thialf als topsportaccommodatie zoals benoemd in het coalitieakkoord, eindigt. Ik ga hiertoe over omdat een investering in battery packs op korte en lange termijn de exploitatie van Thialf duurzaam verbetert. Hierdoor kan topsport in Thialf doorgang blijven vinden. Bovendien draagt dit bij aan de benodigde verduurzaming van de sportsector. Hiermee kan kennis en kunde worden verkregen hoe grote sportaccommodaties die ook grote energieverbruikers zijn, kunnen verduurzamen.

Dit betekent dat ik bovenop de al eerder toegezegde € 1 miljoen nog eens € 2,44 miljoen (inclusief btw) toezeg, waarbij ik dit bedrag in tranches (in 2023, in 2024 en in 2025) zal overmaken aan de provincie, uiteraard onder de voorwaarde van een staatssteuntoets. De dekking hiervan komt uit het topsportaccommodatiebudget van die jaren.

Naast het verminderen van de energiekosten onderzoekt Thialf ook andere mogelijkheden om de exploitatie te verbeteren. Er is een strategische toekomstvisie opgesteld, die de pijlers sport, innovatie en ontmoeting & vitaliteit bevat. Thialf ontwikkelt zich verder tot het centrum voor de wintersporten, met ruimte voor topsport en breedtesport. Innovatie draagt bij aan het verbeteren van prestaties en er wordt onderzocht hoe het maken van ijs minder energie kost. Verder wordt gekeken hoe op het terrein meer vastgoed te realiseren is door investeerders, zodat het ijsstadion meer inkomsten oplevert.

Hieronder ga ik in op de motie van het lid RudmerHeerema11 waarin is verzocht nationaal schaatscentrum Thialf toe te voegen aan de compensatieregeling voor openbare zwembaden. Zoals ik ook in mijn Kamerbrief op 6 december heb aangegeven in mijn reactie op bovenstaande motie zie ik geen ruimte om Thialf toe te voegen aan de steunmaatregel voor openbare zwembaden. Die ruimte is er niet vanwege de afspraken die in het kabinet zijn gemaakt over aanvullende ondersteuning voor maatschappelijke voorzieningen, en die afspraken kan ik niet openbreken.

Verder verzoekt dezelfde motie te verkennen welke mogelijkheden er zijn om energiebesparende maatregelen via innovatie vorm te geven en deze innovatie ook beschikbaar te stellen aan andere schaatsbanen en zwembaden. Zoals hiervoor aangegeven is dit een van de afspraken die ik met provincie Fryslân en gemeente Heerenveen heb gemaakt naar aanleiding van mijn bijdrage.

Daarnaast zorg ik ervoor dat innovatie via verschillende lijnen beschikbaar wordt gesteld voor andere ijsbanen en zwembaden, zoals ook vermeld in mijn beantwoording van de Kamervragen op 23 december 202212. Via de Routekaart Verduurzaming Sport ondersteun ik de actiegroep verduurzaming ijsbanen, waarin de kunstijsbanen van Nederland gezamenlijk spreken over verduurzamingsmaatregelen en -kansen. Via deze weg kunnen ijsbanen leren van elkaars ervaringen en innovaties op het gebied van verduurzaming. Recent is door deze actiegroep in Thialf de werkconferentie Verduurzaming IJsbanen georganiseerd, waar verschillende stakeholders zoals exploitanten, gemeenten, bonden en de rijksoverheid samen kwamen om kennis uit te wisselen. Ik ben in gesprek met de sport en gemeenten om te kijken hoe deze structuur ook kan worden toegepast op de zwembaden. Daarnaast is er het Kennis- en Innovatieplatform Maatschappelijk Vastgoed waar alle sectoren maatschappelijk vastgoed kennis en informatie kunnen delen en ophalen. Vanuit de sport is het Kenniscentrum Sport en Bewegen ook bij dit platform aangesloten. Hiermee beschouw ik de motie van lid Rudmer Heerema afgedaan.

4.4 Extra impuls topsportbonden

De TeamNL topsportbonden hebben in toenemende mate te maken met de effecten van de hoge inflatie. Nog relatief kort voor de Olympische en Paralympische Spelen van 2024 in Parijs zijn de kostenstijgingen van dusdanig niveau dat het kwaliteitsniveau van de faciliteiten en voorzieningen van de programma’s onder druk komen te staan. Om de voorbereiding van de TeamNL sporters voor Parijs 2024 op niveau te kunnen houden, heb ik besloten tot een extra impuls voor de topsportprogramma’s. Binnen de voor topsport beschikbare middelen van VWS heb ik daarvoor € 2 mln per jaar kunnen vrijmaken voor 2023 en 2024. Voor de periode 2025+ ben ik met NOC*NSF in gesprek over hoe we kunnen bouwen aan een meer toekomstbestendig topsportsysteem waarbij de maatschappelijke waarde van topsport centraal komt te staan, conform het strategisch kader topsport 2032.

5. Ons voetbal is voor iedereen (OVIVI)

In de Kamerbrief Sportstelsel en Sportbeleid van november 202213 heb ik toegezegd om in het eerste kwartaal van 2023 de rapportage OVIVI naar u toe te sturen en u te informeren over de resultaten. Met onderstaande toelichting doe ik deze toezegging af.

Op 8 februari 2020 heeft mijn ambtsvoorganger samen met de toenmalige Ministers van Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) het plan: «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» (hierna: OVIVI) gelanceerd14.

Begin 2021 en 2022 heeft u van ons rapportages ontvangen over de voortgang van OVIVI.15 In beide werd geconcludeerd dat er met de uitvoering van de maatregelen – ondanks de beperkende coronamaatregelen waardoor er nauwelijks voetbalwedstrijden of wedstrijden zonder aanwezigheid van publiek moesten worden gespeeld – voortvarend van start was gegaan, maar dat het voor een inzicht in de opbrengsten van de genomen acties nog te vroeg was.

In de nu voorliggende opbrengstenrapportage en passage over OVIVI, die ik u mede namens de Ministers van Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanbied, staan de voortgang en – voorlopige – opbrengsten van OVIVI centraal. Wat zijn de ontwikkelingen in antidiscriminatie(maatregelen) langs de lijnen voorkomen, signaleren, sanctioneren en samenwerken? En in hoeverre heeft OVIVI bijgedragen aan het tegengaan van racisme en andere vormen van discriminatie in het voetbal? Ik neem u kort mee als inleiding op de bijgevoegde voortgangsrapportage (bijlage 1).

Er wordt vastgesteld dat OVIVI met de gegenereerde aandacht en uitvoering van maatregelen in de afgelopen drie jaar een belangrijk begin heeft gemaakt met inzet op agendering en (technische) innovaties gericht op een norm- en cultuurverandering binnen het amateur- en profvoetbal, waarbij racisme en discriminatie niet langer geaccepteerd zijn. Enkele voorbeelden: de straffen voor discriminerende uitingen zijn verdubbeld, waardoor daders een stadionverbod van 20 jaar opgelegd kunnen krijgen, er is een in discriminatie gespecialiseerde aanklager aangesteld, waardoor amateurvoetballers 5 tot 10 wedstrijden kunnen worden geschorst en bij vijf betaald voetbal organisaties16 loopt een pilot met slimme beeld en geluidtechnologie om de pakkans bij discriminerende spreekkoren in stadions te vergroten. Daarnaast kunnen amateurclubs via een zogenaamde menukaart deelnemen aan een trainingsprogramma en dankzij de app DiscriminatieMelder kan eenvoudig een incident worden gemeld.

Met het pakket aan ingezette maatregelen is gewerkt aan noodzakelijke voorwaarden om discriminatie in het voetbal tegen te gaan en sociale inclusie (verder) te vergroten. De aanpak heeft geleid tot een verhoogde inzet op het tegengaan van discriminatie en racisme, antisemitisme en lhbtiq+-negativiteit in het (prof)voetbal. Onder «Voorkomen» vragen steeds meer clubs om ondersteuning in de aanpak van discriminatie en hebben de #OneLove-campagne en de maatschappelijke discussie geleid tot een bredere bewustwording binnen alle geledingen van het voetbal.

Een recent praktijkvoorbeeld van toegenomen bewustwording en adequaat handelen was zichtbaar bij de wedstrijd PEC Zwolle – Jong AZ in de Keuken Kampioen Divisie op 10 februari 2023. Na racistische spreekkoren op tribunes werd het spel door de scheidsrechter stilgelegd om te overleggen met de veiligheidscoördinator van PEC Zwolle. Volgens protocol heeft de stadionspeaker het publiek met een eerste waarschuwing verzocht te stoppen met de spreekkoren, omdat anders de wedstrijd gestaakt zou worden. Enkele spelers van PEC Zwolle gaven aan niet verder te willen spelen als de spreekkoren van hun eigen publiek afkomstig waren. Het protocol schrijft in deze situatie echter voor dat eerst een waarschuwing volgt, voordat een tweede keer wordt ingegrepen met stillegging en vervolgens definitieve staking. Dankzij het kordate ingrijpen volstond de waarschuwing van de stadionspeaker en kon na overleg tussen de spelers van beide clubs en de scheidsrechter de wedstrijd worden hervat en uitgespeeld. Direct na de wedstrijd is tot opsporing van de daders overgegaan. Bron: KNVB

Bij «Signaleren» zijn belangrijke stappen gezet met betrekking tot het informeren over en het promoten van het gebruik van de meldingsapp en voor de scholing van het arbitragekader. Ook dragen de nieuwe meldingsopties en verbeterde registraties bij aan betere mogelijkheden tot opvolging en monitoring. Met betrekking tot «Sanctioneren» kan worden gemeld dat uit onderzoek blijkt dat het draagvlak onder spelers, scheidsrechters en supporters om (strenger) op te treden tegen discriminerende uitingen door spelers of publiek groot is en dat er veel randvoorwaardelijke maatregelen zijn genomen om discriminatie sneller, effectiever en harder te sanctioneren. Zoals, naast de voorbeelden hierboven, het versterken van het tuchtrecht, aanpassingen in het KNVB handboek «Competitiezaken Betaald Voetbal» en de richtlijn «Stadionverbod», het vergroten van kennis over straffen en sanctioneren en het ondersteunen van betaald voetbal-gemeenten bij hun persoonsgerichte aanpak.

Daarnaast wordt onder «Sanctioneren» gewerkt aan een digitale meldplicht. Eind 2022 is gestart met een Proof of Concept (PoC)/prototype van de digitale meldplicht app. Het doel van deze fase is het bouwen van de app op de mobiel en het toetsen van de technische haalbaarheid. Na de Proof of Concept volgt rond de zomer een go/no-go moment voor het starten van een pilotfase. De digitale meldplicht moet robuust, veilig en breed toepasbaar zijn. Dit vraagt daarom een gedegen en zorgvuldige aanpak.

We zijn blij met de beweging die in gang is gezet, de aandacht die is gegenereerd en de bereikte resultaten. Tegelijkertijd blijkt uit de rapportage dat de uitdagingen voor het daadwerkelijk realiseren van veranderingen op alle niveaus nog groot zijn en gedragsverandering een proces is van lange adem. In de uitvoering van de diverse maatregelen, bleek de praktijk – ook zonder corona – veelal weerbarstiger dan de verwachtingen. Zo was in de huidige aanpak bijvoorbeeld geen specifieke aandacht voor online discriminatie en blijkt uit onderzoek, dat op ons verzoek is gedaan door Movisie, dat discriminatie via sociale media jegens betaald voetbalspelers veel voorkomt. Hier moet in de vervolgaanpak aandacht voor zijn.

De onderzoekers stellen dat het eigenlijk nog steeds te vroeg is om de totale impact van alle maatregelen goed te bepalen. Daar komt bij dat het meten van impact lastig is, omdat er bij aanvang van het programma niet veel indicatoren bestonden zoals registratiecijfers en metingen onder diverse subpopulaties in het voetbal en door corona goede vergelijking over de afgelopen jaren niet mogelijk is. Bovendien zijn diverse gemeten en ervaren veranderingen niet altijd eenduidig toe te schrijven aan OVIVI-maatregelen, omdat deze niet volledig los staan van andere programma’s en ontwikkelingen in het voetbal, de (top)sport en de samenleving.

Evenals de onderzoekers erkennen we dat een specifieke inzet voor een langere termijn noodzakelijk en gewenst is. Daarom gaan we in 2023 met alle partners en met veel energie onverminderd door en is de inzet om in de loop van dit jaar met nieuwe plannen te komen voor de aanpak van discriminatie en racisme in het voetbal. Over de invulling hiervan zijn we met elkaar in gesprek, de aanbevelingen uit de bijgevoegde opbrengstenrapportage nemen we daarin mee. Over dit vervolg informeer ik u na de zomer. Voor meer informatie over de voortgang verwijs ik u naar bijgevoegde voortgangsrapportage.

Tot slot

Met deze brief bent u geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot één amendement en diverse moties en toezeggingen ten behoeve van het aanstaande commissiedebat over het beweeg- en sportbeleid.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 30 234, nr. 332.

X Noot
2

Kamerstuk 32 793, nr. 584, Kamerstuk 30 234, nrs. 302 en 328 en Kamerstuk 32 793, nr. 653.

X Noot
3

Kamerstuk 30 234, nr. 275.

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 159.

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3158.

X Noot
6

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 154.

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1450.

X Noot
8

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 158.

X Noot
9

Kamerstuk 30 234, nr. 329.

X Noot
10

Kamerstuk 30 234, nr. 331.

X Noot
11

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 157.

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1105.

X Noot
13

Kamerstuk 30 234, nr. 329.

X Noot
14

Bijlage bij Kamerstuk 30 234, nr. 293.

X Noot
16

Eind 2022 is gestart met een project bij ADO Den Haag en FC Utrecht. In juni vorig jaar zijn drie andere projecten gestart bij Feyenoord, PEC Zwolle en PSV. PEC Zwolle heeft recent besloten de pilot gedeeltelijk voort te zetten.

Naar boven