30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 381 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2023

Op 28 maart 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn ambitie voor een veilige en integere sport.1 En op 19 september 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van een «data protection impact assessment» (DPIA)2 dat in opdracht van NOC*NSF is uitgevoerd bij het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN).3 Ik maak me zorgen over het signaal van NOC*NSF dat als gevolg hiervan (seksueel) grensoverschrijdend gedrag onopgemerkt kan blijven. Uw Kamer heeft inmiddels over dit onderwerp ook een position paper van NOC*NSF ontvangen.

In deze brief ga ik in op het belang van een veilige en integere sportsector, de ontwikkeling van een onafhankelijk integriteitscentrum en de consequenties van de uitkomsten van de DPIA van NOC*NSF, inclusief de noodzakelijke vervolgstappen.

Een veilige en integere sportsector

Om sport en bewegen in 2040 vanzelfsprekend te laten zijn in Nederland is een stevig fundament nodig: een veilige en integere sportsector. Een sportsector waarin iedereen veilig en met plezier kan sporten zonder angst voor intimidatie, misbruik of een andere vorm van grensoverschrijdend gedrag.

In mijn brief van 28 maart 2023 heb ik toegelicht dat ik hiervoor inzet op drie acties: (1)  extra investering voor een veilige en integere sport, (2) het Sportakkoord voor een sociaal veilige sport en (3) het integriteitscentrum en verbeteringen in het sporttuchtrecht.

De afgelopen jaren is de sport geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld met fysiek en mentaal grensoverschrijdend gedrag in de turn- en gymsport en seksuele intimidatie en misbruik in de danssector. De sport is een extra kwetsbare omgeving. Een omgeving met afhankelijkheidsrelaties, veel fysiek contact, waar dagelijks grenzen worden opgezocht. Ik heb de verhalen persoonlijk gehoord. Deze jonge sporters hadden het gevoel er alleen voor te staan.

Angst voor het maken van een melding en het delen van het verhaal vanwege de machtspositie van trainers en coaches speelt een belangrijke rol. Voor deze sporters wil ik mij inzetten.

Als het gaat om het creëren van een veilige sportomgeving zie ik dat de problematiek de sportsector boven het hoofd groeit. Grensoverschrijdend gedrag moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Hier zet ik op in met onder andere de impuls veilige sport, het Sportakkoord en het nationaal actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag. Als grensoverschrijdend gedrag dan onverhoopt toch plaatsvindt in de sport moet dit op een adequate en onafhankelijke wijze aangepakt worden. Ik acht het daarom noodzakelijk om te komen tot een onafhankelijk integriteitscentrum en verbeteringen in het sporttuchtrecht. Hiervoor heb ik vorig jaar onafhankelijk onderzoek uitgezet naar een veilige en integere sport en een evaluatie van het tuchtrecht. In bovengenoemde brief heb ik u hierover geïnformeerd.

In de tussentijd zijn hiervoor de volgende stappen ondernomen. Wat betreft het sporttuchtrecht heb ik ingezet op meer diversiteit in de organisatie van het Instituut Sportrechtspraak (ISR). Er is een diverse Raad van Toezicht samengesteld en een nieuwe bestuursvoorzitter aangetreden. Daarnaast is het ISR aan de slag gegaan met professionalisering door onder andere de inzet van tegenlezers bij complexe zaken en een meer sensitieve manier van bevragen en onderzoeken toe te passen. De afgelopen maanden is bovendien de capaciteit uitgebreid. Maar er is meer nodig. Samen met de betrokken partijen wil ik toewerken naar een nieuwe visie op het sporttuchtrecht. Ik informeer u in het 1ste kwartaal van 2024 over de vervolgstappen.

Stand van zaken onafhankelijk integriteitcentrum

Het is van belang om met veel urgentie te blijven werken aan een integriteitscentrum dat onafhankelijk van de sport is georganiseerd. De afgelopen maanden zijn er verschillende, meerdaagse, sessies voor het integriteitscentrum georganiseerd met stakeholders, waaronder het NOC*NSF, twee grote sportbonden (de KNVB en de KNGU), het Platform Ondernemende Sport, het Instituut Sportrechtspraak, het Openbaar Ministerie, de Dopingautoriteit, het Ministerie van JenV en de Atletencommissie. Daarnaast hebben verschillende experts door middel van een expertsessie meegedacht vanuit verschillende perspectieven: strafrecht, tuchtrecht, onderzoek, onderwijs, bestuurskunde en vanuit de praktijk.

Contouren onafhankelijk integriteitscentrum

Uit de gesprekken is een gedeeld beeld ontstaan over de inrichting van het onafhankelijk integriteitscentrum. Het onafhankelijk integriteitscentrum is er voor iedereen in de sport met een drietal voorgenomen taken:

  • 1. Preventie: Het integriteitscentrum zal een ondersteunende functie hebben op het gebied van kennis en voorlichting voor de sport en gemeenten.

  • 2. Melden: Het integriteitscentrum zal naast de functie van een onafhankelijk meldpunt de regie over het meldproces houden inclusief opvolging en terugkoppeling.

  • 3. Onderzoek: Vanuit het integriteitscentrum kan triage en cultuuronderzoek in gang worden gezet. Dit zal zo veel mogelijk in samenwerking met andere sectoren plaatsvinden.

Een onafhankelijk integriteitscentrum waarin de drie voorgenomen taken preventie, melden en onderzoek, zijn opgenomen is niet in één keer te realiseren. Hiervoor is een fasering nodig. Daarom wordt in een eerste fase gestart met de huidige scope van het Centrum Veilige Sport Nederland, te weten als meldpunt voor, en kenniscentrum over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, matchfixing en doping in de sport voor alle nu reeds aangesloten bonden.

Vervolgproces integriteitscentrum

In deze eerste fase wordt begonnen met een doorberekening van de (financiële) haalbaarheid en de daarbij behorende noodzakelijke vervolgstappen. Dit gebeurt in afstemming met NOC*NSF. Hierbij is het streven om dit zo snel mogelijk, uiterlijk begin 2024, op te laten leveren. Daarnaast ben ik met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overleg welke rechtsvorm het best passend is voor het integriteitscentrum. In het hiervoor genoemde position paper van NOC*NSF is vermeld dat een wettelijke grondslag ook noodzakelijk is voor het creëren en functioneren van een onafhankelijk integriteitscentrum. Mijn voornemen is het regelen van een wettelijke grondslag voor het verwerken van gegevens van beschuldigden bij meldingen en het oprichten van het integriteitscentrum tegelijkertijd op te pakken.

Tegelijkertijd organiseer ik eind 2023 een aantal sessies, onder andere met ervaringsdeskundigen, (top)sporters en medewerkers van het huidige Centrum Veilige Sport Nederland. Ik vind het meewegen van praktijkervaringen van slachtoffers en ervaringsdeskundigen essentieel om goed op de behoeften te kunnen inspelen. In het 1ste kwartaal van 2024 informeer ik u over de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek en de nodige vervolgstappen. De regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld wordt hierbij betrokken.

Uitkomst «Data protection impact assessment» (DPIA), consequenties en vervolgstappen

CVSN is onderdeel van NOC*NSF en fungeert als meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag in de sportsector. Bij het doen van een melding van grensoverschrijdend gedrag bij CVSN worden persoonsgegevens geregistreerd, waaronder bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens. Dit heeft voornamelijk als doel om de melding zorgvuldig te kunnen opvolgen en geeft invulling aan de aanbeveling van commissie De Vries om meldingen zorgvuldiger af te handelen.4 CVSN registreert, met toestemming van de melder, gegevens over de melder. Daarnaast registreert CVSN aanvullende (persoons)gegevens die een veilige sportomgeving bedreigen, bijvoorbeeld informatie over de beschuldigde. Deze informatie werd door CVSN enerzijds gebruikt om te voorkomen dat een melder bij herhaald contact met CVSN opnieuw het verhaal moest vertellen en anderzijds om bij zorgwekkende signalen van grensoverschrijdend gedrag bonden te kunnen informeren over deze signalen (signaalfunctie).

De DPIA heeft betrekking op het Case Management Systeem Sport (CMSS) dat door CVSN en bonden gebruikt wordt om meldingen van grensoverschrijdend gedrag te kunnen registreren en opvolgen. Zoals eerder gemeld volgt uit de DPIA dat CVSN niet beschikt over een rechtmatige grondslag om bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens van andere personen dan de melder zelf, zoals beschuldigden en overige betrokkenen (hierna aangeduid als beschuldigden) te verwerken. NOC*NSF en de bonden zijn daarom per 22 september 2023 gestopt met het verwerken van deze persoonsgegevens. Gebruikers van CMSS hebben bovendien geen toegang meer tot deze gegevens (in zowel gesloten als actieve dossiers) en de betreffende invulvelden zijn verwijderd.

Het niet meer verwerken van deze persoonsgegevens heeft gevolgen voor de signaleringsfunctie van het CVSN. CVSN kan nog wel signaleren als binnen een bond, vereniging of sportprogramma meerdere meldingen over een beschuldigde binnen komen, en kunnen dit signaal ook blijven doorgeven. Bij het doorgeven van dit signaal wordt echter niet meer de naam van de beschuldigde over wie het signaal gaat, doorgegeven. Hierdoor is het voor de betreffende organisatie die de melding ontvangt moeilijker om naar aanleiding van het signaal gerichte acties te ondernemen, bijvoorbeeld door het proactief informeren van een nieuwe werkomgeving bij ernstige vermoedens

Melders kunnen nog steeds op een laagdrempelige manier melden en hun verhaal doen. Ook krijgen zij ondersteuning en advies over waar zij gegevens over de beschuldigde wèl kunnen melden, zo kunnen melders nog steeds worden doorverwezen naar het tuchtrecht, de politie of naar hulpverlening. De melders worden hier intensief bij begeleidt. Dit laat onverlet dat ik mij toch zorgen maak over de consequenties.

Vanaf het eerste signaal van NOC*NSF aan mij over de uitkomsten van de DPIA ben ik daarom in nauw overleg met NOC*NSF. Ik ondersteun NOC*NSF actief bij het zoeken naar (tussentijdse) oplossingen, waaronder het meedenken bij de voorbereiding van een vergunningsaanvraag door NOC*NSF bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voor het mogen verwerken van strafrechtelijke, en daarbij behorende bijzondere, persoonsgegevens. Hierdoor kan mogelijk (een deel van) de verwerking van bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens van beschuldigden weer plaatsvinden. NOC*NSF is hierover in overleg getreden met de AP. Daarbij heeft NOC*NSF mij in een brief, d.d. 25 september 2023, gevraagd om deze route «te ondersteunen en om samen aanpalende routes uit te werken, waarmee de ontstane situatie wordt opgelost» (zie bijlage). Ik heb aangegeven graag mee te blijven denken aan (tussentijdse) oplossingen, met behoud van ieders verantwoordelijkheid hierin. Zo lopen er gesprekken met diverse experts over dit probleem.

In bovengenoemde brief van NOC*NSF wordt tevens aangegeven dat er mogelijk meer Nederlandse meldpunten zijn met dezelfde problematiek. Of deze situatie zich bij andere meldpunten voordoet valt op voorhand niet te zeggen. Alhoewel het primair de verantwoordelijkheid is van het meldpunt zelf om de rechtmatigheid van de verwerkingen te beoordelen, zal ik de meldpunten die binnen mijn portefeuille vallen informeren over het bij NOC*NSF gerezen knelpunt. Hieronder valt ook het ISR, die overigens recent opdracht hebben gegeven tot het uitvoeren van een DPIA. Daarnaast zal ik de collega’s in het kabinet die mogelijk ook meldpunten binnen hun portefeuille kennen waarin dergelijke gegevens kunnen worden verwerkt, informeren over het bij NOC*NSF gerezen knelpunt zodat deze, daar waar dat nodig wordt geacht, de meldpunten kunnen informeren.

Conclusie

In het belang van een veilige sportsector en bovenal in het belang van sporters die grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt zet ik mij met nog meer urgentie in voor het onafhankelijk integriteitscentrum. Ik roep de sportsector daarom ook op om met grote urgentie aan de slag te gaan met de afspraken die in het Sportakkoord II zijn gemaakt om te komen tot een sociaal veilige sport. Dit betreft onder meer de invoering van een VOG, een vertrouwenscontactpersoon, gedragsregels en het doorlopen van een e-learning traject. Samen met alle andere acties die ik onderneem moet dit gaan bijdragen aan een veilige en integere sport voor iedereen.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 30 234, nr. 339.

X Noot
2

Een DPIA is een onderzoek om privacyrisico's van een gegevensverwerking in kaart te brengen.

X Noot
3

Kamerstukken 30 234 en 32 761, nr. 378.

Naar boven