28 807 Vogelpestcrisis (Aviaire influenza)

Nr. 180 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2014

Naar aanleiding van de regeling van werkzaamheden van 18 november jl. heeft de Kamer om een brief verzocht over de gevolgen van de vogelgriep en de wijze waarop het kabinet deze bestrijdt (Handelingen II 2014/15, nr. 25). Ik heb u over de vogelgriep geïnformeerd in mijn brieven van 161, 182, 203, 214, 225, 236, 247, 258, 269 en 3010 november en van 111, 212 en 513 december 2014.

Hieronder ga ik in op de vragen van onderstaande fracties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vraag

Kunt u de huidige stand van zaken rondom de aanpak van de vogelgriep uiteenzetten?

Antwoord

Ik verwijs u hiervoor naar de genoemde brieven.

Vraag

In het Verenigd Koninkrijk is ook een hoog pathogene vogelgriep geconstateerd. Kunt u aangeven welke stappen het Verenigd Koninkrijk heeft gezet? Heeft de Europese Unie deze aanpak ook positief beoordeeld? Graag een toelichting.

Antwoord

De eenden van het besmette bedrijf in het Verenigd Koninkrijk zijn geruimd. Het bedrijf is gereinigd en gedesinfecteerd. Dit is conform EU regelgeving. Ook alle andere maatregelen die verplicht zijn gesteld door de Europese Commissie, zijn uitgevoerd. Alle getraceerde contacten werden negatief getest. De Commissie kan zich vinden in deze aanpak.

Vraag

De VVD-fractie heeft eerder schriftelijke vragen gesteld over de geconstateerde vogelgriep in Duitsland. Kunt u de antwoorden op deze vragen gelijk meenemen in uw brief over de wijze van bestrijding van de vogelgriep door het kabinet?

Antwoord

Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen over de geconstateerde vogelgriep in Duitsland, die tegelijkertijd aan uw Kamer worden verzonden Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 77).

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Vraag

De SP-fractie wil graag weten wat de risico’s zijn voor de werknemers en de direct omwonenden en welke maatregelen er voor hen getroffen worden.

Antwoord

Om te voorkomen dat mensen die betrokken zijn bij de ruiming besmet raken, worden beschermende maatregelen getroffen. Door deze medewerkers wordt gewerkt volgens een hygiëneprotocol. De medewerkers zijn uitgerust met persoonlijke beschermingsmiddelen: het volgelaatmasker en een speciale viruswerende overall. Ook moeten de medewerkers gevaccineerd zijn tegen griep om recombinatie van het virus tot een voor de mens gevaarlijke variant te voorkomen. Op advies van het Landelijke Coördinatie Centrum Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM worden door de GGD virusremmers verstrekt aan deze medewerkers.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Vraag

Hoe staat het met de oprichting van het schadefonds door de sector zelf?

Antwoord

Ten behoeve van de financiering van directe schade na uitbraak van dierziekten is het Diergezondheidsfonds opgericht, waaraan financieringsafspraken ten grondslag liggen in het convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten. Zowel rijk, sector als de EU dragen hier aan bij.

Vraag

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd wat de huidige procedure is bij eventuele ruiming van bedrijven omringend van de bron. In eerdere soortgelijke gevallen werd van de bron uit van binnen naar buiten geruimd, terwijl veel deskundigen aangeven dat het effectiever is als van buiten naar binnen wordt gewerkt.

Antwoord

Om verspreiding van het virus tussen de bedrijven tegen te gaan, is ruiming van binnen naar buiten het meest effectief. Tot nu toe zijn drie bedrijven rond de bron preventief geruimd. Als snel tot ruiming kan worden overgegaan, is er geen verschil in de aanpak, van binnen naar buiten of van buiten naar binnen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Vraag

Hoe heeft u de afgelopen dagen het welzijn van de miljoenen pasgeboren kuikens die vanwege het vervoersverbod opgeslagen moesten worden in kratten, gewaarborgd? (Bron: Nederlands Dagblad, 18 november)

Antwoord

Het doden van kuikens tot 72 uur oud op de broederijen moet voldoen aan een aantal voorschriften uit Hoofdstuk II van Verordening 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van de eendagskuikens ligt bij het bedrijfsleven zelf.

Vraag

Klopt het dat de pluimveehouderij pleit voor een structurele, jaarlijkse ophokplicht in de maanden oktober tot en met april? U heeft zelf in antwoord op schriftelijke Kamervragen van het lid Thieme Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 545 aangegeven dat het speculeren is wat de oorzaak is van de verspreiding van het vogelpestvirus. Hoe beoordeelt u in dat licht deze oproep?

Antwoord

Ten aanzien van de mogelijke oorzaak verwijs ik u naar eerdergenoemde brieven. Er loopt momenteel een onderzoek naar de periode waarin het risico van insleep uit de wilde vogels het grootst is. Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden op vragen van het lid Lodders over een nieuw vogelpesttype in Duitsland.

Vraag

Kunt u aangeven hoever de dichtstbijzijnde burgerwoningen van de besmette stal in Hekendorp gelegen zijn? Acht u dit een veilige en wenselijke afstand tot een zo intensieve bedrijfsvoering met het oog op het risico van zoönosen?

Vraag

Bent u bereid een landelijke afstandsnorm te formuleren hoe ver intensieve veehouderijbedrijven ten minste verwijderd moeten zijn van particuliere woningen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op Kamervragen over het bericht «Pandemie uit Brabant is mogelijk» (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1539).

Vraag

Verricht de NVWA ook een onderzoek naar de mogelijke verspreiding van het virus via bedrijfscontacten dan wel vanwege het houderijsysteem? Neemt de NVWA het onderzoek van het NOIOO mee waaruit blijkt dat wilde vogels het virus in Nederland oplopen in plaats van dat de dieren het virus meebrengen? (https://nioo.knaw.nl/nl/pers/onderzoek-aan-wilde-eenden-laat-zientrekvogels-brengen-geen-vogelgriep-maar-krijgen-het-hier)

Antwoord

Ik verwijs u naar eerdergenoemde brieven.

Vraag

Hoe verklaart u het feit dat het vogelgriepvirus kippen in een afgesloten stal heeft kunnen infecteren?

Antwoord

Ik verwijs u naar eerdergenoemde brieven.

Vraag

Deelt u de mening dat vervoerders die een vervoersverbod overtreden de risico’s op humane besmetting en verdere verspreiding onder dieren onverantwoord verhogen?

Vraag

Deelt u de mening dat het enkel beboeten van vervoerders niet in verhouding staat met het risico voor de humane en veterinaire gezondheid?

Vraag

Bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen tegen deze overtreders?

Antwoord

Er zijn geen aanwijzingen dat de vervoersverboden massaal zijn overtreden. Dat is de reden dat ik niet overweeg aanvullende maatregelen te treffen tegen deze overtreders. Verder verwijs ik naar mijn brief van 30 november jl. (Kamerstuk 22 807, nr. 175).

Vraag

Kunt u aangeven waarom het massaal doden van kippen nog steeds gebeurt met de toepassing van CO2 terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat dit zeer dieronvriendelijk is en ook vele slachterijen zijn overgestapt op de diervriendelijkere CO2/O2 bedwelming? (Bron: http://edepot.wur.nl/31084)

Antwoord

De wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) heeft in de Animal Health code methoden beschreven om pluimvee te doden in het kader van dierziektebestrijding. Deze worden door Nederland gevolgd.

Vraag

Bent u bereid om bij een volgende massale doding camera’s te plaatsen opdat er een goede evaluatie plaats kan vinden ten aanzien van het dierenwelzijn?

Antwoord

Nee. Er is de Welzijnscommissie Vogelgriepuitbraak 2014 ingesteld die onder andere toeziet op de door de NVWA uitgevoerde maatregelen. Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief van 5 december jl.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Bijlage

Bijgaand treft u aanvullende informatie aan over incubatietijd en direct en indirect contact, zoals door uw Kamer gevraagd.

Incubatietijd

Als een virus binnenkomt op een bedrijf duurt het enige tijd voor het wordt opgemerkt. Als een dier wordt besmet, duurt het enkele dagen voordat dit dier verschijnselen van de ziekte vertoont, de zogenaamde incubatietijd. In die tijd kan het dier echter al wel virus uitscheiden en is daarmee dus besmettelijk. Eén ziek dier wordt door een veehouder mogelijk wel opgemerkt, maar deze zal dan nog niet denken aan een uitbraak van influenza. Het virus moet dus eerst spreiden naar andere dieren die vervolgens ook ziek worden. Dit is de bedrijfsincubatietijd. Pas als er meerdere dieren van de koppel ziek zijn, zal de veehouder een verdenking melden. In de bedrijfsincubatietijd zijn dus vaak nog niet veel dieren ziek, maar ze scheiden al wel virus uit en kunnen de besmetting overdragen op andere dieren en naar andere bedrijven, als tussen die bedrijven contact is (zie hieronder). De bedrijfsincubatietijd is dus een hoog/risico periode: er is al virus maar het is nog niet ontdekt.

Monstername

Als een verdacht bedrijf met veel zieke dieren wordt bezocht en bemonsterd, is de kans dat het virus wordt aangetoond erg hoog. Dus door de zieke dieren, die veel virus uitscheiden, te selecteren voor bemonstering is de kans zeer klein dat de diagnose gemist wordt. Bij een negatieve uitslag van de monsters van zieke dieren kan geconcludeerd worden dat het bedrijf niet besmet is.

Als een bedrijf wordt bezocht in de incubatietijd, zijn nog geen dieren ziek. Als dan wordt besloten om monsters te nemen, omdat bijvoorbeeld een link met een besmet bedrijf is vastgesteld, dan worden willekeurig een aantal dieren geselecteerd. Er zijn nog geen dieren met verschijnselen en die kunnen dus niet worden geselecteerd. Ook is het percentage geïnfecteerde dieren waarschijnlijk nog laag. De kans is dan groot dat niet-besmette dieren worden bemonsterd. Dan wordt vervolgens geen virus in die monsters aangetoond.

Als het bedrijf dus in de incubatieperiode wordt bemonsterd, dan is de kans dus groot dat het laboratoriumonderzoek negatieve uitslagen afgeeft, terwijl het bedrijf wel is besmet. Een negatieve uitslag betekent in dit geval dus niet dat het bedrijf niet besmet is. Als een aantal dagen later nog eens zou worden bemonsterd, zullen meer dieren besmet en ziek zijn, hetgeen het mogelijk maakt gericht monsters te nemen. Dan zal dus in een latere fase de laboratoriumuitslag wel positief zijn. Echter, gewacht wordt met de monstername totdat meerdere dieren ziek zijn, is de kans in pluimveedichte gebieden groot dat het virus al naar andere bedrijven heeft kunnen spreiden (het bedrijf was immers al besmettelijk) en dan loopt men achter de feiten aan en kan de epidemie niet worden bestreden.

Contacten

Als er geen virus in het land is, zijn vormen contacten tussen pluimveebedrijven geen risico voor verspreiding van vogelgriep. Wanneer er uitbraken zijn geconstateerd is de incubatietijd de gevaarlijkste periode voor verspreiding: contacten tussen bedrijven kunnen leiden tot verspreiding van het virus zonder dat dat direct wordt opgemerkt. Veel maatregelen die worden genomen tijdens de uitbraak zijn erop gebaseerd om dit te voorkomen. Preventief ruimen van een risicovol contact, zoals in Barneveld valt daar ook onder. Een van de maatregelen om de kans op verspreiding van virus te verlagen is het 1 op 1 transport tussen pluimveebedrijven. Als er een transport naar een pluimveebedrijf heeft plaatsgevonden, dienen alle transportmiddelen te worden gedesinfecteerd voordat die worden ingezet in een transport naar een ander pluimveebedrijf.

In de hoog-risicoperiode zijn deze transporten niet op die manier gereguleerd. Transporten kunnen naar meerdere pluimveebedrijven plaatsvinden zonder tussentijdse reiniging en desinfectie.


X Noot
1

Kamerstuk 28 807, nr. 166

X Noot
2

Kamerstuk 28 807, nr. 167

X Noot
3

Kamerstuk 28 807, nr. 168

X Noot
4

Kamerstuk 28 807, nr. 170

X Noot
5

Kamerstuk 28 807, nr. 169

X Noot
6

Kamerstuk 28 807, nr. 171

X Noot
7

Kamerstuk 28 807, nr. 174

X Noot
8

Kamerstuk 28 807, nr. 172

X Noot
9

Kamerstuk 28 807, nr. 173

X Noot
10

Kamerstuk 28 807, nr. 175

X Noot
11

Kamerstuk 28 807, nr. 176

X Noot
12

Kamerstuk 28 807, nr. 178

X Noot
13

Kamerstuk 28 807, nr. 179

Naar boven