Vragen van de leden Van Dekken en Wolbert (beiden PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Staatssecretarissen van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu over het bericht «Pandemie uit Brabant is mogelijk» (ingezonden 5 februari 2014).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 25 maart 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1265.

Vraag 1

Bent u bekend het artikel «Pandemie uit Brabant is mogelijk»? 1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Wat is uw reactie op de uitspraak van viroloog Ab Osterhaus dat het niet ondenkbaar is dat er in Brabant een grieppandemie uitbreekt, die wordt veroorzaakt door een gemuteerd dierlijk virus dat kan overspringen naar mensen?

Antwoord 2

Er is altijd een kans op een uitbraak van een zoönose, inclusief een grieppandemie. Het is heel moeilijk om te zeggen hoe groot die kans is en waar en wanneer een nieuwe ziekte zal uitbreken. Het aanpassen van virussen en de overdracht van virussen tussen dieren en mensen zijn natuurlijke processen. Dierdichtheid, intensieve contacten tussen diersoorten en tussen mens en dier maar ook hygiënemaatregelen spelen daarbij een rol. De hygiënemaatregelen op Nederlandse veehouderijbedrijven zijn streng en directe contacten tussen diersoorten onderling en tussen mens en dier zijn beperkt. Wij zijn van mening dat de huidige maatregelen voldoende zijn om de kans op een uitbraak zo klein mogelijk te houden.

In Nederland bestaat een uitgebreid, verplicht programma om vogelgriep zo snel mogelijk te vinden. Op besmette bedrijven worden adequate controlemaatregelen genomen. Ook bereidt Nederland zich goed voor op uitbraken onder meer door een goede samenwerking tussen humane en veterinaire partijen, wetenschappelijk onderzoek en actuele bestrijdingsdraaiboeken. Daarnaast zorgt het humaan veterinair signaleringssysteem er voor dat een uitbraak snel gedetecteerd wordt en dat tijdig wordt opgeschaald en de juiste maatregelen genomen kunnen worden. Naar aanleiding van de Q-koortsuitbraak is de voorbereiding op uitbraken uitgebreid en aangescherpt.

Vraag 3 en 5

Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van de GGD Hart voor Brabant (Jos van de Sande) die stelt dat alleen minder dieren een oplossing zijn om het risico op de uitbraak van een pandemie in Brabant te verminderen?

Wat is uw reactie op de uitspraak van GGD-arts Henk Jans, die stelt dat er volledig gesloten veehouderijen moeten komen om het risico op zoönose-uitbraken te verminderen?

Antwoord 3 en 5

Het alleen verminderen van dieren is geen oplossing om het risico op de uitbraak van een pandemie te beperken. Het kabinetsbeleid richt zich op maatregelen waarmee de introductie en verspreiding van dierziekten en zoönosen worden voorkomen, zoals: strenge hygiënemaatregelen, screenen van import- en exportstromen van dierlijke producten, intensieve monitoring en een goed werkend early warning systeem. Volledig gesloten veehouderijen om het risico op zoönose-uitbraken te verminderen leveren naar de mening van het kabinet geen wezenlijke meerwaarde ten opzichte van de genoemde maatregelen. Mede uit het oogpunt van dierenwelzijn is een dergelijke ontwikkeling niet gewenst.

Vraag 4

Wat is uw reactie op het recente rapport van de Provinciale Raad Gezondheid Brabant, waarin wordt gesteld dat varkens «worden gezien als een diersoort waarin nieuwe pandemische virussen kunnen ontstaan op het moment dat er insleep is van vogelgriepvirussen»?

Antwoord 4

Het toenmalige kabinet heeft op 31 mei 2011 reeds een reactie gegeven op het rapport «Gezondheid is geen wisselgeld» uit 2011 (Kamerstuk 28 973, nr. 51). Het is algemeen bekend dat vogelgriepvirussen varkens kunnen infecteren, waarbij varkens, als deze toevallig ook besmet zijn met een ander griepvirus, als «mengvat» op kunnen treden met een aangepast virus als gevolg. Het beleid van de Staatssecretaris van Economische Zaken is erop gericht vogelgriepvirussen in pluimvee zo snel mogelijk op te sporen en te elimineren. Zie verder de antwoorden op de vragen 2, 3 en 5.

Vraag 6

Wat is uw standpunt als het gaat om het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uit 2008 om varkens- en kippenboerderijen minstens een kilometer uit elkaar te houden?

Antwoord 6

Dat RIVM-advies is gebaseerd op het risico voor verspreiding van een hoogpathogeen vogelgriepvirus tussen pluimveebedrijven, op basis van de epidemie van 2003. In een vervolgrapport van het RIVM uit 20122 wordt het oorspronkelijke afstandsadvies nader geduid. Deze bevindingen hebben niet geleid tot een wijziging van het beleid om geen landelijke afstandsnormen te formuleren. Overigens, afstanden tussen bedrijven die in het kader van dierziektebeheersing worden geadviseerd, zijn niet zonder meer te vertalen naar afstandsadviezen met betrekking tot de risicobeheersing van zoönosen in het algemeen.

Vraag 7

Klopt het dat in Brabant maar liefst 91 procent van de kippenboerderijen op minder dan duizend meter van een varkenshouderij is gevestigd?

Antwoord 7

Uit de bij de Staatssecretaris van Economische Zaken bekende gegevens blijkt dat het percentage 85% is.


X Noot
1

Pandemie uit Brabant is mogelijk, Eindhovens Dagblad, 1 februari 2014

Naar boven