32 Bedrijfslevenbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Bedrijfslevenbeleid (CD d.d. 19/10).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Bedrijfslevenbeleid naar aanleiding van het commissiedebat van 19 oktober jongstleden. Ik heet uiteraard de minister welkom. Ik heet de leden welkom en de mensen die thuis dan wel op de publieke tribune meekijken. We hebben een vol programma vandaag. Ik heb het ook al bij de eerdere tweeminutendebatten gezegd: om te voorkomen dat we weer tot diep in de nacht door moeten, wil ik een beroep op u allen doen om uw interrupties kort te houden en niet het hele debat weer te gaan heropenen. Daar hebben we immers het commissiedebat al voor gehad.

Dat gezegd hebbende, ik kijk even rond. Ik zie dat de eerste spreker nog niet is gearriveerd. Dan nodig ik graag de tweede spreker op mijn lijst uit. Dat is de heer Van Haga namens de Groep van Haga. Ik zie hem ook al lopen. Meneer van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland binnen Europa een van de minst gunstige bedrijfsopvolgingsregelingen kent;

overwegende dat dit leidt tot een onevenredig concurrentienadeel ten opzichte van bedrijven in de ons omringende landen;

verzoekt het kabinet de BOR zodanig te wijzigen dat de bedrijfsopvolging duidelijker en eenvoudiger wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 517 (32637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om het minimumloon te verhogen om de armoedeval te verkleinen en tegelijkertijd de werkgeverslasten evenredig te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 518 (32637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een concrete dreiging is van diefstal van intellectueel eigendom door Rusland en China;

overwegende dat deze diefstal een remmend effect heeft op innovatie in Nederland;

verzoekt de regering om ondernemers te ondersteunen bij de bescherming van intellectueel eigendom,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 519 (32637).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Dan is het woord aan de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Romke de Jong van D66.

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter. Tijdens ons debat en in de begrotingsbehandeling heb ik aandacht gevraagd voor de toegang tot kapitaal, voor het mkb maar ook voor start-ups. De minister gaf ook aan dat er heel wat financieringsmogelijkheden zijn voor start-ups en scale-ups. Ik wil daar toch een kleine kanttekening bij plaatsen, even los van Invest-NL en ROM's. In mijn ogen mist er een regeling die herinvesteringen door ervaren ondernemers stimuleert. Zij zijn vaak eerder bereid om te investeren dan publieke investeerders. Wat ons betreft zou er moeten worden gekeken naar fiscale voordelen voor investeerders om in nu nog risicovolle bedrijven te investeren. Dat zijn start-ups nou eenmaal. We hebben natuurlijk de Seed Business Angel-regeling. Die biedt investeerders een gunstige lening maar maakt investeringen niet direct interessanter. In vergelijking met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben we hier nog wat te winnen.

Enkele vragen aan de minister. Is de minister voornemens om te onderzoeken hoe de bestaande Seed-regeling aantrekkelijker gemaakt kan worden? Wil ze ook onderzoeken hoe componenten van bijvoorbeeld de Duitse investeringsregeling in Nederland zouden kunnen worden geïntroduceerd? Kan de minister in gesprek gaan met het veld om tot een effectieve regeling te komen die herinvesteringen door ondernemers stimuleert?

Tot slot, voorzitter. We hebben het in het debat ook kort over de vor gehad. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een verklaring omtrent risicobeheersing ervoor zorgt dat bedrijven risico's moeten identificeren en beheersmaatregelen moeten bepalen, waarover zij transparant zijn richting betrokkenen;

constaterende dat uit onderzoek en aanbevelingen van verschillende partijen blijkt dat een verplichte vor wenselijk is en de minister van Financiën heeft gepleit voor een vor in de Corporate Governance Code;

van mening dat een vor pas volledig is met een uniform kostenkader, een intern evaluatieproces en assurance door de accountant;

verzoekt de regering de aanbeveling van onder meer de kwartiermakers accountancysector over te nemen en ervoor zorg te dragen dat een vor vanaf 2024 verplicht is voor iedere accountancycontrole bij grote bedrijven, middels de Corporate Governance Code of een wettelijke bepaling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Romke de Jong en Van Weyenberg.

Zij krijgt nr. 520 (32637).

Dank u wel, meneer Romke de Jong namens D66. Dan is het woord aan de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Rahimi van de VVD.

De heer Rahimi (VVD):

Voorzitter. Als oud-ondernemer kan ik onderstrepen dat mkb-bedrijven niet alleen een enorme bijdrage leveren aan onze economie en verantwoordelijk zijn voor 71% van de banen maar dat zij ook stevige worteling in onze lokale gemeenschap hebben. Daarom ben ik blij dat mede door de VVD in korte tijd een TEK-regeling is opgetuigd om de energie-intensieve bedrijven te helpen. De VVD is blij dat er uitwerking wordt gegeven aan de motie van de VVD en de ChristenUnie om de TEK zo snel mogelijk in werking te laten treden. De VVD heeft aandachtig uw brief over de TEK en de uitwerking van de TEK gelezen, maar wij hebben toch nog een aantal vragen, ook mede namens de SGP.

Een van die vragen gaat over de datum. We zien dat veel ondernemers nu veel moeite hebben met het betalen van de energierekening. Het doet de VVD pijn dat sommige ondernemers hun winkels al hebben moeten sluiten. Daarom vraag ik aan de minister of zij concreet een datum kan noemen: wanneer kunnen ondernemers een aanvraag voor de TEK doen? Kan de minister hierop ingaan?

Voorzitter. Een andere vraag gaat over monitoring, over hoe we ervoor zorgen dat ondernemers met een hoge energierekening ook daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de TEK, zeker in tijden waarin de gasprijs op en neer gaat maar waarin de prijs van gas onverminderd hoog blijft. Hoe richt de minister de monitoring in om ervoor te zorgen dat alle ondernemers die getroffen worden door een hoge energierekening ook echt gebruik kunnen maken van deze TEK-regeling? Als blijkt dat aanpassingen aan de TEK noodzakelijk zijn, is de minister dan bereid om dat ook daadwerkelijk te doen? Is de minister daarnaast bereid de Kamer hierover periodiek te informeren? Het doet er namelijk echt toe, elke dag, voor deze ondernemers.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rahimi namens de VVD. Dan zijn we nu bij de volgende spreker. Dat is de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties. Normaal ben ik heel terughoudend, maar vandaag dacht ik: hup, we gaan ertegenaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de energiecrisis, ondanks de ingestelde steunmaatregelen, mkb-ondernemers financieel in de knel kunnen komen ten aanzien van de huurlasten;

overwegende dat in de huurcontracten van mkb-ondernemers vaak automatische inflatie-indexatie is opgenomen;

overwegende dat in de consumentenprijsindex (CPI) de energiekosten reeds zijn meegenomen, maar dat mkb-ondernemers vaak zelf de energiekosten betalen en dat dat tezamen kan leiden tot grote huurprijsverhogingen;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met verhuurders en een moreel beroep op hen te doen om tot gezamenlijke richtlijnen te komen om maatwerk te bieden aan degenen die toch in de knel dreigen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Amhaouch.

Zij krijgt nr. 521 (32637).

De heer Amhaouch (CDA):

De volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de Kamer heeft geïnformeerd over de uniformering van het Europese octrooiprocesrecht en dat de Rijksoctrooiwet gemoderniseerd wordt;

constaterende dat in het Nederlandse octrooirecht geen expliciete proportionaliteitstoets is opgenomen, in tegenstelling tot de Europese handhavingsrichtlijn;

overwegende het belang van een gebalanceerd octrooistelsel, waarbij aandacht is voor het belang van patenthouders én het belang van bedrijven die innovatieve producten op de markt brengen;

verzoekt de regering te onderzoeken of het proportionaliteitsbeginsel in relatie tot (automatische) inbreukverboden uit de Europese handhavingsrichtlijn voldoende vertaald is in het Nederlandse octrooirecht en, zo nee, te onderzoeken hoe dit beginsel beter verankerd kan worden en dit onderzoek te laten uitvoeren door een gezaghebbende onafhankelijke partij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Amhaouch.

Zij krijgt nr. 522 (32637).

De heer Amhaouch (CDA):

Dan de laatste motie. Ik twijfelde of ik deze zou indienen, maar herhaaldelijke toezeggingen worden niet uitgevoerd. Dat gaat over het volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de TEK-regeling eind eerste kwartaal 2023 wordt opengesteld;

overwegende dat het kabinet herhaaldelijk heeft aangegeven dat mkb-ondernemers die in de problemen komen door de stijgende energieprijzen tijdens de overbruggingsperiode kunnen rekenen op coulance bij de Belastingdienst, maar dat hierover op de website van de Belastingdienst geen informatie beschikbaar is;

overwegende het belang van heldere communicatie richting ondernemers over de mogelijkheden voor overbrugging richting de openstelling van de TEK-regeling;

verzoekt de regering om op de website van de Belastingdienst helder en toegankelijk aan te geven welke mogelijkheden de Belastingdienst ondernemers op dit punt biedt en waar zij zich hiervoor kunnen melden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Amhaouch.

Zij krijgt nr. 523 (32637).

De heer Amhaouch (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng, meneer Amhaouch namens het CDA. Daarmee zijn we alweer aan het einde gekomen van deze termijn van de Kamer. Ik kijk heel even hoelang de minister nodig denkt te hebben. Vijf minuten? Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 20.45 uur tot 20.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Bedrijfslevenbeleid naar aanleiding van het commissiedebat van 19 oktober. We zijn aanbeland bij de minister voor de beantwoording van de resterende vragen en de appreciatie van de moties. Ik geef daartoe de minister het woord.

Minister Adriaansens:

Dank u, voorzitter. Ik zal eerst de vragen beantwoorden en dan de moties appreciëren. Allereerst de vraag van de heer De Jong. Hij had een vraag over durfkapitaal, over de financiering van start-ups en scale-ups. We zijn heel druk bezig met het verbeteren van het klimaat voor die start-ups en scale-ups. Dat is ontzettend belangrijk voor het omgaan met de uitdagingen in de samenleving, zoals energietransitie, technologische ontwikkelingen en noem maar op. En inderdaad: het financieren is daarbij een van de uitdagingen. We werken aan een visie op durfkapitaal. Daarover spreek ik met alle stakeholders. Ik heb overigens gisteren nog met venture capitalists, pensioenfondsen en dergelijke gesproken over mogelijkheden om meer kapitaal beschikbaar te maken voor start-ups en scale-ups. Ik kom met een visie in het eerste kwartaal van 2023. De Seed-regeling zal ook in 2023 geëvalueerd worden. Maar ik zal de suggesties van de heer De Jong meenemen bij het maken van deze visie.

De heer Rahimi vroeg of ik bereid ben om de TEK-regeling, de Tegemoetkoming Energiekosten, aan te passen voor het energie-intensieve mkb en of ik de Kamer periodiek kan informeren. Ik zal graag goed en periodiek monitoren en de Kamer informeren. Ik zal starten met het rapporteren over die monitoring in het kwartaal na de opening, zodat we ook data hebben waar we wat mee kunnen. Dan zullen we moeten kijken wat daar uitkomt.

De heer Rahimi vroeg voorts of ik een concrete datum kan noemen voor de openstelling van de TEK. We hebben, ook naar aanleiding van de moties, de TEK vervroegd. We werken nu met een modelmatige prijs. We kunnen dat sneller doen. We zetten dus alles op alles om zo snel mogelijk de TEK open te stellen. Dat wordt ook het eerste kwartaal van 2023. Ik probeer de regeling zo veel mogelijk naar voren te halen, want ik begrijp het belang heel goed. We werken daar dus met veel inzet aan.

Voorzitter. Dat waren de vragen. Ik ga over naar de moties.

De voorzitter:

Ja.

Minister Adriaansens:

De eerste motie van de heer Van Haga, de motie op stuk nr. 517, gaat over het verbeteren van de bedrijfsopvolgingsregeling. Die wil ik graag oordeel Kamer geven. In de kabinetsreactie op de evaluatie van de BOR kondigen we ook een vervolgonderzoek naar de BOR aan. Daarbij kijken we ook naar de bestaande knelpunten voor ondernemers. Dat kan dus ook leiden tot verduidelijking en vereenvoudiging van de regeling. Ik neem dat dus mee.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 517 krijgt oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

De motie op stuk nr. 518 verzoekt de regering het minimumloon te verhogen, de armoedeval te verkleinen en tegelijkertijd de werkgeverslasten evenredig te verlagen. Dat is een motie die zich richt tot de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik zal haar dus ontraden. Ik vraag de heer Van Haga eigenlijk om deze motie in te dienen bij de desbetreffende minister. Ik kan daar niet op reageren.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 518 wordt ontraden.

Minister Adriaansens:

De motie op stuk nr. 519 van de heer Van Haga gaat over het ondersteunen van ondernemers bij de bescherming van het intellectueel eigendom. Die motie wil ik oordeel Kamer geven. We hebben in het debat wel aangegeven wat wij allemaal doen en waarom wij menen dat er met jurisprudentie en de rechtsgang sprake is van voldoende bescherming. Maar nu het zo blijft terugkomen, denk ik dat ik de heer Van Haga tegemoet moet komen met het toezeggen van een onderzoek.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 519 krijgt oordeel Kamer.

Mevrouw Leijten (SP):

Er wordt niet gevraagd naar een onderzoek. Ik ben er niet per se op tegen, hoor, maar ik weet niet zo goed waar ik nou mijn fractie over adviseer voor of tegen te stemmen. Als er sprake is van diefstal en je kunt aantonen dat dit vanuit Rusland of China gebeurt, dan zijn ondernemers wel beschermd. En als het vanuit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk gebeurt of als pietje puk op de hoek het doet, dan dus niet? Het is misschien een beetje flauw, maar juist omdat de minister "oordeel Kamer" zegt ... We gaan binnenkort volgens mij ook nog een wetsvoorstel van Economische Zaken behandelen over digitale bescherming. Misschien kunnen we het daar uitdiscussiëren. Maar goed, meneer Van Haga gaat al staan; misschien dat dat helpt.

De voorzitter:

Ik zit heel even te kijken. In principe heeft de heer Van Haga zijn inbreng natuurlijk al gedaan. Het is nu volgens mij aan de minister om, gelet op wat mevrouw Leijten heeft gezegd, wellicht nog iets extra duiding te geven, ook omdat de minister naar het debat verwees. Als het dan onduidelijk blijft … De minister.

Minister Adriaansens:

Ik heb het zo geïnterpreteerd — het is dan inderdaad heel goed om misschien nog een verduidelijking te hebben — dat er zorgen zijn over het ondersteunen van ondernemers ten aanzien van intellectueel eigendom. Het gaat over diefstal van intellectueel eigendom. Ik heb op een aantal manieren uitgelegd hoe we dat beschermen. De heer Van Haga blijft hiermee terugkomen, dus ik wil eigenlijk zeggen dat ik het even wil terugpakken en er nog een keer inhoudelijker op wil reageren dan nu mondeling in het debat. Dat vraagt toch even een kort onderzoekje aan mijn kant.

De voorzitter:

Ik zie dat het helder is. Dank ook aan de heer Van Haga dat hij bereid was om het nader toe te lichten. Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 519: oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 520 van de heren De Jong en Van Weyenberg. Zij vragen naar de vor, de verklaring omtrent risicobeheersing. Inderdaad heeft de universiteit van Leiden gewezen op de vraag of die onderdeel kan uitmaken van de Corporate Governance Code. Ik heb overigens vandaag de hernieuwde, geactualiseerde Corporate Governance Code in ontvangst kunnen nemen, maar daar staat het niet in. In die zin begrijp ik de vraag, maar ik heb ook begrepen dat de Kamer op 18 oktober vragen heeft gesteld aan de minister van Financiën die precies hierover gaan. Ik zou dus eigenlijk willen dat de motie wordt aangehouden in afwachting van de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door uw Kamer. Ik begrijp dat zij zo kort mogelijk na het kerstreces die vragen zal beantwoorden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de indiener, die knikt. Hij is bereid om de motie aan te houden.

Op verzoek van de heer Romke de Jong stel ik voor zijn motie (32637, nr. 520) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Adriaansens:

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 521 van de heer Amhaouch, die vraagt om in gesprek te gaan met verhuurders en een moreel beroep op hen te doen om met richtlijnen te komen om maatwerk te bieden aan die ondernemers die in de problemen komen door de indexatie en de verhoging van de huurkosten. Ik wil deze motie graag overnemen.

De voorzitter:

Overnemen. Ik kijk weer even naar de indiener, die knikt.

De motie-Amhaouch (32637, nr. 521) is overgenomen.

Minister Adriaansens:

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 522, ook van de heer Amhaouch, die vraagt of ik wil onderzoeken of het proportionaliteitsbeginsel in relatie tot automatische inbreukverboden uit de Europese handhavingsrichtlijn voldoende is vertaald in het Nederlandse octrooirecht en, zo nee, of ik wil onderzoeken hoe dit beginsel beter kan worden verankerd. Ook moet het onderzoek worden uitgevoerd door een onafhankelijke partij. Ik ben het eens met het doel. Ik vind ook dat er een balans moet zijn tussen octrooibescherming en de beschikbaarheid van innovaties. Ik heb al eerder in een brief aangegeven dat aanpassing van de wet niet nodig is omdat het bestaande wettelijke kader voldoende flexibiliteit biedt en omdat ook het eengemaakte octrooirecht een stap zal zetten naar meer uniformering. In het debat heb ik aangegeven dat ik om die reden dat onderzoek niet nodig vind, maar ik kan me ook voorstellen dat er misschien andere afwegingen worden gemaakt. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 522 krijgt oordeel Kamer?

Minister Adriaansens:

Ja.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 523.

Minister Adriaansens:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 523 van de heer Amhaouch, die wederom vraagt of we de informatie op de website kunnen verbeteren. We hebben nogmaals gecheckt bij de Belastingdienst, bij de staatssecretaris van Financiën. Ik kan dit mede namens hem toezeggen. Ik laat het dan even aan de heer Amhaouch wat hij wil.

De heer Amhaouch (CDA):

Als er een duidelijke toezegging is, dan houd ik de motie aan of trek ik haar terug.

De voorzitter:

Prima.

Op verzoek van de heer Amhaouch stel ik voor zijn motie (32637, nr. 523) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Adriaansens:

Dat waren ze.

De voorzitter:

Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Dan dank ik de minister en ik dank de leden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over deze motie zijn ook aanstaande donderdag bij aanvang van de middagvergadering.

Ik zie dat de meeste leden er al zijn voor het volgende debat. Ik schors voor een enkel moment, zodat ook minister Jetten zich bij ons kan voegen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven