28 Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022 (21501-32, nr. 1466).

De voorzitter:

We gaan bij dezen door met het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022. Ik geef allereerst weer het woord aan mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de legale en illegale handel in wilde en bedreigde diersoorten voor een belangrijk gedeelte komt door de vraag vanuit een specifiek gedeelte naar traditionele medicijnen en voedingssupplementen;

constaterende dat dit een bedreiging vormt voor zowel de mondiale biodiversiteit alsook voor de volksgezondheid vanwege het verspreiden van zoönosen, met covid als meest recente voorbeeld;

constaterende dat de link tussen het gevaar van de handel in en het gebruik van traditionele medicijnen, gemaakt van bedreigde diersoorten, voor biodiversiteitsverlies en zoönosen wordt erkend door zowel CITES als WHO;

verzoekt de regering om het gevaar van handel en gebruik van traditionele medicijnen en voedingssupplementen, gemaakt van bedreigde diersoorten, in het belang van zowel de volksgezondheid als de biodiversiteit actief aan te kaarten en te laten opnemen bij mogelijke herzieningen van relevante CITES- en WHO-documenten, zoals bijvoorbeeld de herziening van de WHO-richtlijnen voor traditionele voedselmarkten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vestering en Akerboom.

Zij krijgt nr. 1490 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel de legale als de illegale handel gedreven door een specifiek gedeelte van traditionele medicijnen waaronder voedingssupplementen, een belangrijke bedreiging is voor het voortbestaan van wilde, bedreigde dier- en plantsoorten;

constaterende dat Nederland en de EU belangrijke doorvoerhavens en bestemmingsmarkten voor dit soort producten zijn;

constaterende dat in het herziene EU Action Plan against Wildlife Trafficking specifieke aandacht wordt gevraagd voor bewustwordingscampagnes ter vermindering van de vraag naar dit soort producten;

verzoekt de regering om een bewustwordingscampagne op te zetten over de gevaren van (illegale) handel in wilde dieren en planten voor biodiversiteitsverlies en volksgezondheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vestering en Akerboom.

Zij krijgt nr. 1491 (21501-32).

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Dan ga ik naar de volgende spreker, mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter, dank u wel. Opnieuw twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het combineren van functies belangrijk is voor alle ruimte die onder druk staat door opgaven;

constaterende dat er steeds minder ruimte is voor de visserij in de Noordzee, door druk op de ruimte vanuit natuur en windparken;

verzoekt de regering om zowel actieve als passieve visserij toe te staan in offshorewindparken of deze zo in te richten dat dit mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Boswijk, Bisschop en Eppink.

Zij krijgt nr. 1492 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zich een meststoffencrisis manifesteert en voedsel daardoor duurder zal worden;

constaterende dat er minder voedsel geproduceerd gaat worden in Nederland, onder andere door het uit gebruik nemen van vruchtbare landbouwgronden;

overwegende dat beide een prijsopdrijvend effect op voedsel gaat hebben, terwijl veel burgers in Nederland in energiearmoede en voedselarmoede leven;

overwegende dat we ten opzichte van onze totale behoefte nu al te weinig voedsel produceren voor de inwoners van Nederland, als we niet zouden importeren;

verzoekt de regering de voedselproductie in Nederland te waarborgen en beleid te voeren waarbij de impact op de voedselvoorzieningen als zwaarwegende factor wordt gewogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1493 (21501-32).

Dank u. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat boeren die mee willen doen aan de ecoregeling of de regeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer volgend jaar moeten voldoen aan GLMC 8 (4% braaklegging), en andere GLB-deelnemers nog niet;

overwegende dat de verplichting om te voldoen aan GLMC 8 op deze wijze een extra drempel opwerpt voor deelname aan de ecoregeling en de regeling voor agrarisch natuurbeheer, en de vrees bestaat dat ondernemers afhaken voor agrarisch natuurbeheer en het areaal zal afnemen;

verzoekt de regering in overleg met betrokken partijen de verplichte toepassing van GLMC 8 voor deelname aan de ecoregeling en de regeling voor agrarisch natuurbeheer te schrappen dan wel beter haalbaar te maken zodat de ecoregeling en agrarisch natuurbeheer voldoende aantrekkelijk blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 1494 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in het bijzonder voor akkerbouwers op zware kleigronden lastig is om mee te doen aan de ecoregeling;

overwegende dat bodembedekking met vanggewassen op zware kleigronden tot 1 december niet mogelijk is vanwege structuurbederf bij onderwerken na deze datum en niet gekozen is voor een aangepaste periode zoals bij GLMC 6;

overwegende dat pootaardappelen grotendeels in september worden gerooid, maar dat dit gewas niet voorkomt op de lijst van de ecoregeling voor vroeg oogsten rooigewas voor 31 augustus;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het op zware kleigronden aantrekkelijker wordt om mee te doen aan de ecoregeling in 2023, door de uiterste datum voor bodembedekking met vanggewassen te vervroegen en door pootaardappelen toe te voegen aan de gewaslijst voor vroeg rooien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 1495 (21501-32).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dit was mijn bijdrage. Ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u. Dat was dan de laatste spreker. Ik kijk naar de minister. We schorsen acht minuten.

De vergadering wordt van 18.14 uur tot 18.21 uur geschorst.

De voorzitter:

De minister gaat door met de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de moties.

Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik begin bij de motie-Vestering/Akerboom op stuk nr. 1490. In mei van dit jaar is dit onderwerp door mijn collega, de minister van VWS, al geagendeerd bij de World Health Assembly. Ik geef haar daarom graag oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1491. Dat is een beetje een lastige motie, omdat u twee zaken bij elkaar brengt: biodiversiteit en volksgezondheid. Biodiversiteitsverlies is een onderdeel voor de portefeuille van mijn collega Van der Wal. Als het gaat om volksgezondheid, dan praten we bijvoorbeeld vanzelfsprekend over de zoönosen. We hebben in het zoönosenactieplan juist al een bewustwordingscampagne aangekondigd, dus dat deel van de motie voeren we feitelijk al uit. Ik zou u willen adviseren om het andere deel even aan te houden tot het debat van aanstaande donderdag met mevrouw Van der Wal.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Vestering. Zij gaat deze motie nu aanhouden.

Op verzoek van mevrouw Vestering stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1491) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Adema:

Dan de motie-Van der Plas c.s. op stuk nr. 1492 over het toestaan van actieve en passieve visserij in offshorewindparken. U hebt groot gelijk dat windparken natuurlijk een inbreuk vormen op het visgebied van onze vissers. Op dit moment is het verboden om daar actieve visserij te laten plaatsvinden. Wij zijn wel bezig om met experimenten passieve visserij mogelijk te maken in windmolengebieden. Voor meervoudig gebruik van die gebieden vragen we bij de veilingen van de gebieden voortdurend aandacht, juist ook met het oog op de mogelijkheden om passieve visserij in de toekomst mogelijk te maken in dit soort gebieden. In 2024 zullen we de experimenten omzetten in beleid voor vissers, maar dan hebben we het nog steeds over de passieve visserij. Actieve visserij is op dit moment gewoon verboden, helaas. Als we het over passieve visserij hebben, dan zou ik de motie oordeel Kamer willen geven, maar omdat ze ook wat vraagt voor de actieve visserij, wordt het wat lastig. Dan zou ik de motie moeten ontraden, tenzij u haar aanpast. Met de interpretatie van passieve visserij kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk even met een schuin oog naar mevrouw Van der Plas. Mevrouw Van der Plas komt hierop terug.

Adema:

Dan ga ik naar de motie van mevrouw Van der Plas op stuk nr. 1493 over de voedselvoorziening. In de overwegingen komt u met een aantal stellingen waarover we met elkaar best een discussie zouden kunnen hebben, omdat ik een aantal dingen die u als analyse opvoert, niet helemaal deel. Natuurlijk is voedselproductie buitengewoon essentieel; laat daar geen misverstand over bestaan. Het is ook belangrijk om er in Nederland voor te zorgen dat die voedselproductie voortgang kan vinden, maar we zijn ook afhankelijk van de Europese interne markt. Maar nogmaals, op het moment dat ik deze motie oordeel Kamer geef, dan neem ik ook de analyse mee en in die analyse zitten een aantal aspecten die ik niet kan steunen. Vandaar dat ik de motie hierbij ontraad. Nogmaals, ten aanzien van de inzet op voldoende voedsel, voldoende kwalitatief voedsel en voldoende veilig voedsel trekken wij aan hetzelfde eind van het touw, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wat zijn de overwegingen waar de minister zich niet in kan vinden?

Adema:

U zegt al op voorhand dat er minder voedsel geproduceerd gaat worden in Nederland. U heeft het erover dat we vruchtbare grond uit gebruik gaan nemen. Het is ook maar zeer de vraag of er een prijsopdrijvend effect is. We zijn ook voor voedsel erg afhankelijk van de internationale markt, want er wordt heel veel voedsel geïmporteerd. Het is overigens natuurlijk niet waar dat we nu al te weinig voedsel produceren voor de inwoners van Nederland, want de landbouw is voor 80% voor de export. Voor de Nederlandse markt is het dus ruimschoots voldoende. Er zitten dus een aantal overwegingen in de motie die wij niet kunnen steunen. Daarom ontraad ik haar.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, tot slot.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou kunnen leven met het eruit halen van energiearmoede en voedselarmoede. Er wordt wél vruchtbare landbouwgrond onttrokken, want er moet ook nog heel veel naar natuur. Dat hebben we ook gezien: er moet nog 100.000 hectare natuur bij komen. Er wordt dus wél vruchtbare landbouwgrond onttrokken waar nu voedsel op geproduceerd wordt. Dat is dus gewoon een feit. Een andere overweging is dat we nu al te weinig produceren voor de inwoners van Nederland als we niet zouden importeren. Daar zeg ik bij: ten opzichte van onze totale behoefte.

De voorzitter:

Ik hoor dat u het in ieder geval niet eens bent …

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nee, het gaat niet om het niet eens zijn. Het is een feit dat wij, als wij voor onze totale voedingsbehoefte in Nederland zouden moeten produceren, 3,5 miljoen hectare grond nodig zouden hebben en dat we maar 1,8 miljoen hectare hebben. We zijn dus afhankelijk van import. Koffiebonen groeien hier niet. Sinaasappels, chocola, thee, rijst produceren wij allemaal niet.

De voorzitter:

Uw vraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat importeren wij en dat komt ten goede aan onze totale voedingsbehoefte. Dat is dus ook een feit. We hebben in aantal misschien wel genoeg aardappels, wortels, uien, vlees, eieren en zuivel, maar dat is wel een zeer eenzijdig dieet. Voor de voedingsbehoefte moeten wij dus importeren en hebben we niet genoeg voedsel.

De voorzitter:

Oké, u geeft dus een andere uitleg dan de minister. Dat is uw uitleg. Ik ga terug naar de minister voor een eventuele reactie.

Adema:

We blijven het niet eens met de overwegingen, met de analyse, die gemaakt zijn. Daarom blijf ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Dank. Mag ik nog even bij mevrouw Van der Plas terugkomen op de vorige motie? Kan zij daarover al zeggen of ze die gaat aanpassen? Die ging over de visserij en stond nog open.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb deze motie ingediend met de heren Boswijk, Bisschop en Eppink, dus ik wil even met hen overleggen hoe of wat. Daarna kijk ik wat ik doe. Voorlopig dien ik de motie dus gewoon in.

De voorzitter:

Dan moet ik wel terug naar de minister. Als mevrouw Van der Plas de motie indient op de manier zoals ze dat heeft gedaan, kunt u dan aangeven wat het oordeel is?

Adema:

Ik heb aangegeven dat wanneer de motie omgezet zou worden naar alleen passieve visserij, ik haar oordeel Kamer zou geven. In dit geval moet ik de motie dus ontraden.

De voorzitter:

Dank.

Adema:

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 1494, van de heer Bisschop. Die gaat over de GLMC 8, de 4% braaklegging. Dit is een Europese verordening. Wij kunnen niet zomaar die 4% gaan aanpassen. Maar juist om ervoor te zorgen dat boeren wel de overstap kunnen maken naar het nieuwe GLB, hebben we de instapeis voor de ecoregeling voor 2023 verlaagd. Zo geven we boeren de ruimte om die stap te kunnen zetten. Je zou ook kunnen zeggen: doordat we die al verlaagd hebben, hebben we de motie al min of meer uitgevoerd. Daarom ontraad ik haar.

Dan gaan we naar de motie op nr. 1495, van de heer Bisschop. Daarin staat de vraag over de gewassenlijsten. Zoals u weet, zijn de gewassen van de gewassenlijsten gebaseerd op wetenschappelijk advies. Dat is dan weer vastgelegd in het Nationaal Strategisch Plan. Dit is dus EU-conform. We kunnen niet zomaar niet-EU-conform handelen en ervan afwijken. We hebben vanuit de sector ook een signaal gekregen dat er onderbouwing voor is om de pootaardappelen wel degelijk op de lijst te hebben. Daarvan heb ik eerder al aangegeven dat we hier positief naar kijken. Daarom hebben we de WUR gevraagd om dit opnieuw te beoordelen. In die herbeoordeling door de WUR worden ook de gegevens die de sector ons heeft aangereikt expliciet meegenomen. Dat is het deel dat over de gewassenlijst gaat. Dan over de aanpassing van de datum. De ecoregeling gaat verder dan de conditionaliteiten. Er mag vergoed worden voor activiteiten bovenop de conditionaliteitseis. Als de datum voor de activiteit van te zaaien vanggewas wordt vervroegd, kan ik daar geen vergoeding meer aan koppelen. Volgens mij is daar geen enkele agrariër bij gebaat. Wat dat betreft ontraden we deze motie, maar we komen u wat betreft het eerste deel van de motie eigenlijk al tegemoet doordat wij een herbeoordeling daarvan laten plaatsvinden via de WUR.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dat waren mijn appreciaties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u. Over deze moties gaat u ook donderdag stemmen.

Naar boven