5 Marktwerking en mededinging

Aan de orde is het VAO Marktwerking en mededinging (AO d.d. 18/10).

De voorzitter:

We gaan verder met het VAO Marktwerking en mededinging. Ik geef mevrouw Van den Berg namens het CDA het woord.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Wij hebben één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat een korte geldigheidsduur van een cadeaukaart voor veel consumenten een grote ergernis is;

constaterende dat een aanzienlijk deel van de cadeaukaartenmarkt een geldigheidsduur van één jaar hanteert, waarbij door het snel verlopen van de geldigheidsduur vele miljoenen euro's per jaar weglekken naar uitgevers zonder dat zij hiervoor een dienst hoeven te leveren;

overwegende dat zelfregulering onvoldoende heeft geholpen omdat ruim tweeënhalf jaar na de oprichting van Stichting Keurmerk Cadeaukaarten slechts zeven cadeaukaarten hierbij zijn aangesloten;

overwegende dat een langere minimale geldigheidsduur zorgt voor een betere bescherming van de consument en daarnaast kan leiden tot een toename in het vertrouwen van de consument in de cadeaukaartenmarkt in zijn geheel;

verzoekt de regering de wetgeving zo aan te passen dat de geldigheidsduur van cadeaukaarten minimaal twee jaar wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 430 (24036).

De heer Wörsdörfer (VVD):

Ik heb een vraag. Is het mevrouw Van den Berg bekend dat de branche zelf het eigenlijk niet helemaal eens is over de precieze cijfers op dit punt? Is het dan niet te snel om nu al iets ingrijpends te doen als het wijzigen van de wet?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik denk dat de heer Wörsdörfer intussen ook nog wat andere informatie heeft gehad, want volgens mij is die breed verstuurd. De branche heeft ook leden die wél het keurmerk hebben. De cijfers die men hanteert zijn niet helemaal correct. De cijfers die door de anderen worden gehanteerd, zijn gebaseerd op een onderzoek van Detailhandel Nederland. De brancheorganisatie heeft die cijfers niet.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Volgens mij zegt mevrouw Van den Berg precies hetzelfde als ik, namelijk dat de cijfers niet helemaal helder zijn. Mijn vraag blijft eigenlijk staan, maar ik begrijp het antwoord wel.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Daar wil ik toch even kort op reageren. Door degelijk onderzoek van Detailhandel Nederland zijn er wel cijfers. Of het 900 miljoen is of 1 miljard, daar kan je dan misschien een gesprek over hebben, maar het blijkt dat een substantieel deel aan cadeaukaarten wordt uitgegeven en dat er wel degelijk ook cijfers zijn over welke cadeaukaarten welke geldigheidsduur hebben.

De voorzitter:

Was u klaar?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ja, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de openbare registers van de Kamer van Koophandel grootschalig gegevens van ondernemers worden geput voor telemarketingdoeleinden;

overwegende dat ondernemers telemarketing niet op prijs stellen en zij noch de Kamer van Koophandel kunnen verhinderen dat gegevens uit de registers voor telemarketingsdoeleinden worden opgevraagd en gebruikt;

verzoekt de regering de mogelijkheid te creëren dat de Kamer van Koophandel, indien de ondernemer de wens daartoe te kennen geeft, zijn gegevens niet verstrekt voor telemarketingdoeleinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 431 (24036).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat oneigenlijk en oneerlijk concurrentievoordeel behaald kan worden uit het doelbewust niet naleven van wettelijke voorschriften onder meer ter bescherming van werknemers, natuur, klimaat en milieu;

overwegende dat daardoor publieke belangen worden geschaad en ondernemers worden benadeeld die wel correct de wet naleven;

verzoekt de regering te onderzoeken of het opnemen in de Mededingingswet van een verbod op het behalen van oneerlijk concurrentievoordeel uit het doelbewust overtreden van wetgeving kan bijdragen aan eerlijke concurrentie en het beschermen van publieke belangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 432 (24036).

De heer Moorlag (PvdA):

Als toelichting op de laatste motie wil ik nog het volgende aan de staatssecretaris meegeven, want ik heb in het AO gemerkt dat bijna elke vezel in haar lichaam zich verzette tegen het aanwenden van de mededingingswetgeving om dit type oneigenlijke concurrentievoordeel uit te sluiten. Volgens mij is het wel mogelijk om een dubbelspoor te bewandelen via specifieke wetgeving en ook meer generiek vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt. Het tweede argument is: er zijn echt substantiële problemen en er is schrijnend onrecht. Kijk naar de bouw van de energiecentrales in de Eemshaven, waar aannemers buitenlandse werknemers volstrekt in strijd met de wetgeving hebben ingeschakeld. Kijk naar het beroepsgoederenvervoer, waar ondernemingen oneigenlijk concurrentievoordeel halen uit het niet-naleven van cao's en van wetten. Ik hoop dat de staatssecretaris daar enige compassie voor heeft en bereid is om een onderzoek in te stellen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Alkaya namens de SP-fractie.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met een kort citaat uit het regeerakkoord. "De Mededingingswet wordt aangepast, zodat samenwerking in de land- en tuinbouw expliciet wordt toegestaan, dit om de ongelijke machtsverhoudingen in de keten te compenseren." Het is natuurlijk goed dat de regering hier aandacht voor heeft, maar mijn betoog tijdens het algemeen overleg ging erover dat die ongelijke machtsverhoudingen tussen enerzijds het midden- en kleinbedrijf en anderzijds het grootbedrijf in veel meer sectoren kunnen voorkomen. Daar moeten wij dus scherp op zijn met zijn allen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorganger van de ACM voor het laatst in 2008 onderzoek heeft gedaan naar de verhoudingen op de markt voor autoschadehersteldiensten;

constaterende dat het aantal autoverzekeraars dat hun klanten met schade naar gecontracteerde schadeherstelbedrijven stuurt, sindsdien sterk is gestegen;

constaterende dat dit tot sterke onderhandelingsposities kan leiden voor de enkele grote verzekeraars die deze markt domineren, wat in toenemende mate een drukkend effect lijkt te hebben op de tarieven die kleine schadeherstelbedrijven kunnen hanteren;

van mening dat sterke machtsongelijkheid tussen het grootbedrijf en het mkb bestreden moet worden en dat misbruik van de economische machtspositie altijd moet worden bestraft;

verzoekt de regering de ACM te vragen het onderzoek naar de markt voor autoschadehersteldiensten te actualiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 433 (24036).

Dank u wel, meneer Alkaya.

We gaan een paar minuten schorsen voor de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. De eerste motie is die op stuk nr. 430 van mevrouw Van den Berg van de CDA-fractie. Hierin verzoekt zij de regering om de wetgeving zo aan te passen dat de geldigheidsduur van cadeaukaarten minimaal twee jaar wordt. Tijdens het AO hebben we hierover ook gesproken. Er zijn cadeaukaarten met verschillende termijnen: één jaar, twee jaar en oneindig geldig. We hebben er toen ook over gesproken dat het voor mensen buitengewoon frustrerend is als op een gegeven moment een cadeaukaart heel snel verloopt, en dat er voor die consumenten eigenlijk ook nog een economisch verlies aan vastzit. Tijdens het AO heb ik ook gezegd dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laat; dat herhaal ik hier.

De tweede motie is die op stuk nr. 431 van de heer Moorlag: "verzoekt de regering de mogelijkheid te creëren dat de Kamer van Koophandel, indien de ondernemer de wens daartoe te kennen geeft, zijn gegevens niet verstrekt voor telemarketingdoeleinden". Het Handelsregister is een openbaar register. De Handelsregisterwet regelt dat ook. Deze motie is wat mij betreft ongelofelijk algemeen, temeer omdat ondernemers zelf ook inzien dat het belang van het Handelsregister, namelijk rechtszekerheid, verbonden is aan openbaarheid van de gegevens daarin; vandaag heeft u dat in de krant kunnen lezen. Daarom gaat deze motie wat mij betreft veel te ver. Ondernemers die niet gebeld willen worden omdat hun gegevens in het Handelsregister staan, kunnen dat aangeven in het Bel-me-niet Register. Maar ik zie de heer Moorlag al staan, voorzitter.

De voorzitter:

Ik geef u zo het woord, meneer Moorlag. Maar ik wil dan eigenlijk ook over de motie op stuk nr. 432 van de heer Moorlag ...

Staatssecretaris Keijzer:

Ontraden.

De voorzitter:

Ook ontraden. Hoor ik dat goed?

Staatssecretaris Keijzer:

Ja. Sorry, voorzitter. Ontraden.

De voorzitter:

De heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

De staatssecretaris zegt dat de registers openbaar zijn. Dat is mij bekend. Dat wil ik op zich ook niet aantasten, zij het met één uitzondering, namelijk als er grootschalig gegevens van ondernemers worden opgevraagd, specifiek voor telemarketingsdoeleinden. Daarover zijn er gewoon signalen uit de sector. Die openbaarheid is niet bedoeld om het telemarketeers gemakkelijker te maken. Als de staatssecretaris zegt dat zij dit langs deze weg niet wil doen, is mijn vraag: langs welke weg dan wel?

Staatssecretaris Keijzer:

We komen binnenkort te spreken over de Handelsregisterwet. In het wetsvoorstel staan een aantal wijzingen van de Handelsregisterwet. Daarnaast loopt er op dit moment een discussie met de Autoriteit Persoonsgegevens over de vraag hoe de werking van het Handelsregister in overeenstemming kan worden gebracht met de Algemene verordening gegevensbescherming. Daar zijn we nog niet uit. Dat dit onderwerp tot heel veel irritatie leidt bij ondernemers, is een feit. Recent heb ik ook mijn voornemen wereldkundig gemaakt dat ik telemarketing wil beëindigen. Dat geldt ook voor ondernemers die geen rechtspersoon zijn. Vandaag is in de pers gekomen dat de Kamer van Koophandel een onderzoek gedaan heeft naar ondernemers en wil overgaan tot het afschermen van telefoonnummers. Maar je kunt niet in z'n algemeenheid zeggen: dan stoppen we er helemaal mee. Dan ondermijn je de werking van het Handelsregister, en dat is nou juist gericht op rechtszekerheid. Je moet kunnen achterhalen waar een ondernemer resideert, waar je hem kunt vinden, als het in verhoudingen tussen ondernemers misgaat. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Moorlag. De interrupties moeten kort en de antwoorden ook.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik ben blij dat de staatssecretaris het probleem onderkent. Ze zegt: dit spoor niet. Ze zegt dat ze in overleg is. Wil de staatssecretaris de Kamer dan toezeggen dat zij de Kamer informeert over haar inspanningen en de instrumenten om telemarketing voor ondernemers terug te dringen? Dan zou ik de motie kunnen aanhouden of intrekken.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, voorzitter, maar dat heb ik al eerder toegezegd.

De voorzitter:

Wat doet u met de motie?

De heer Moorlag (PvdA):

Vooralsnog houd ik haar aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (24036, nr. 431) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Keijzer:

In zijn motie op stuk nr. 432 verzoekt de heer Moorlag de regering om te onderzoeken of het opnemen in de Mededingingswet van een verbod op het behalen van oneerlijke concurrentievoordeel uit het doelbewust overtreden van wetgeving kan bijdragen aan eerlijke concurrentie en het beschermen van publieke belangen. Hier hebben wij tijdens het AO over gesproken. Mijn mening is sindsdien niet gewijzigd. Dit ziet op wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden en milieuwetgeving. Die wetgeving kent eigen toezichtsorganen. Die dingen moeten we niet door elkaar laten lopen. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Alkaya stelt in zijn motie op stuk nr. 433 dat er volgens hem sprake is van sterke machtsongelijkheid tussen het grootbedrijf en het midden- en kleinbedrijf in de schadeherstelbranche. Hij verzoekt de regering de ACM te vragen het onderzoek naar de markt voor de autoschadehersteldiensten te actualiseren. Deze motie is wat mij betreft correct geformuleerd. De ACM is een onafhankelijk toezichtsorgaan. Uiteraard kunnen wij de ACM wijzen op dit verzoek van de Kamer. Dat zal ik ook doen. Daarom laat het ik oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO,

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zullen volgende week over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven