7 WWB-onderwerpen en de Participatiewet

Aan de orde is het VAO WWB-onderwerpen en de Participatiewet (AO d.d. 24/06). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom en ik geef het woord aan de heer Van Weyenberg, die al heel lang klaarstaat. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik help u door vaart te maken vandaag. Ik dank de staatssecretaris voor de brief die wij gisteren kregen, waarin zij eigenlijk het aanvalsplan van D66 om de beveiliging van persoonsgegevens in Suwinet te verbeteren grotendeels omarmt. Ik mis echter af en toe nog een strakke deadline voor de op zich goede acties. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat ondanks eerdere toezeggingen de beveiliging van Suwinet nog steeds niet op orde is, zoals blijkt uit het feit dat 83% van de gemeenten niet voldoet aan de zeven centrale normen voor informatiebeveiliging van Suwinet; 

overwegende dat mensen ervan moeten kunnen uitgaan dat de overheid zorgvuldig met hun persoonsgegevens omgaat; 

overwegende dat de staatssecretaris van SZW, in lijn met de breed in de Kamer geuite wens, aanvullende acties aankondigt, maar daarbij niet altijd harde deadlines formuleert; 

spreekt uit dat het doel is dat alle gemeenten uiterlijk 1 januari 2016 aan alle zeven normen voor informatiebeveiliging van Suwinet voldoen; 

verzoekt de regering, alles op alles te zetten opdat de Inspectie SZW uiterlijk 15 november voor elke gemeente heeft vastgesteld hoe zij scoren op de zeven centrale normen voor informatiebeveiliging van Suwinet, 

verzoekt de regering, zo snel mogelijk het escalatieprotocol vast te stellen en daarin een strakke termijn op te nemen, waarbinnen gemeenten orde op zaken moeten stellen om afsluiting te voorkomen, 

verzoekt de regering, alle gemeentebesturen en gemeenteraden na afronden van het onderzoek van de Inspectie SZW voor 1 december te informeren over de score van hun gemeente, het escalatieprotocol en de dreigende afsluiting van Suwinet voor gemeenten die de informatiebeveiliging van Suwinet niet op orde hebben, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 164 (30545). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan heb ik nog een tweede motie, omdat ik de staatssecretaris wil vragen om in haar overleg met de blijf-van-mijn-lijfhuizen op één punt nog iets verder te gaan. 

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, geef ik het woord aan mevrouw Nijkerken-de Haan. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik heb een vraag aan de heer Van Weyenberg, maar misschien kan ik hem straks beter aan de staatssecretaris stellen. Ik probeer het toch. Wat zijn de consequenties op het moment dat gemeenten niet meer zijn aangesloten op Suwinet? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is buitengewoon ernstig. Dan moeten mensen weer hun spullen meenemen naar het loket. Dat is niet efficiënt voor de gemeenten. Het is nu echter genoeg geweest. Wij zeggen al jaren dat de gevoelige gegevens van bijvoorbeeld mevrouw Nijkerken en mijzelf op straat liggen als het misgaat. Mensen die daar niets in te zoeken hebben, kunnen daar in kijken. Deze stok achter de deur moet gemeenten nu eindelijk in beweging zetten om dit op te lossen. Ik hoop natuurlijk dat wij ze niet hoeven af te sluiten, maar daarmee is het wel helder voor gemeenten dat zij orde op zaken moeten stellen. Ik zie dat ik mevrouw Nijkerken heb overtuigd en zij geen vraag meer heeft. Dat is altijd fijn. 

Ik heb nog een tweede motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vrouwen in een blijf-van-mijn-lijfhuis zijn gevonden door hun (ex)partner doordat iemand — tegen de regels — hun adres in Suwinet had opgezocht en gevonden; 

overwegende dat alleen het opnemen van het adres van mensen in een blijf-van-mijn-lijfhuis in een black list mogelijk niet afdoende is, omdat hun adresgegevens mogelijk ook langs andere wegen kunnen worden gevonden; 

verzoekt de regering, ook te kijken naar mogelijke andere bronnen waaruit iemands adres kan worden opgemaakt, in bijzonder de polisadministratie van UWV, en met een integrale oplossing te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 165 (30545). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende het uitstel van invoering van de kostendelersnorm in de AOW tot 2018; 

verzoekt de regering, de invoering van de kostendelersnorm in de AOW definitief te schrappen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Pieter Heerma en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 166 (30545). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn tweede motie gaat over de sociale werkvoorziening Hameland. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vijf gemeenten in de Achterhoek sociale werkvoorziening Hameland willen sluiten en dat de medewerkers van Hameland in grote onrust en onzekerheid verkeren; 

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met betrokken gemeenten en de medewerkers van Hameland om te komen tot een weloverwogen besluit over de toekomst van Hameland, om zodoende de continuïteit van de sociale werkvoorziening in betrokken gemeenten te waarborgen en daarbij perspectief te bieden aan alle medewerkers, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 167 (30545). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn derde motie gaat over een andere groep ouderen die ook te maken heeft met de kostendelersnorm, maar voor wie nog helemaal geen uitstel is geregeld. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat mantelzorg voor inwonende ouderen met een AOW- of AIO-uitkering soms het enige alternatief voor het verpleeghuis is en dat het kabinet dit wil stimuleren door ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen; 

overwegende het uitstel van invoering van de kostendelersnorm in de AOW tot 2018; 

verzoekt de regering, de kostendelersnorm voor ouderen met een AIO-uitkering per direct te stoppen en invoering in ieder geval uit te stellen tot 2018, conform het besluit tot uitstel van invoering van de kostendelersnorm voor ouderen met een AOW-uitkering, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 168 (30545). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn laatste motie gaat over kwetsbare jongeren. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de groep kwetsbare jongeren in de bijstand als gevolg van de Participatiewet naar verwachting zal groeien en dat de zoekperiode in de bijstand leidt tot problemen waardoor deze jongeren uit het zicht van gemeenten kunnen raken; 

verzoekt de regering, het al dan niet hanteren van een zoekperiode in de bijstand voor jongeren tot 27 jaar over te laten aan gemeenten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 169 (30545). 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg vorige week had ik al aangekondigd een motie in te dienen over de uitkomsten van het rapport van de Inspectie SZW over de stand van zaken rondom de beveiliging van de gegevens van burgers door gemeenten. In het kader van service en klantgerichtheid richting burgers maar ook in het kader van efficiency is het belangrijk dat dit systeem bestaat, en dat alle gemeenten hierop aangesloten zijn. Gemeenten afsluiten van Suwinet, zoals door de staatssecretaris voorgesteld in haar brief van 30 juni, is voor de VVD-fractie dan ook geen optie. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Inspectie SZW al jaren achtereen heeft geconcludeerd dat gemeenten de beveiliging van gegevens niet op orde hebben en gemeenteambtenaren hierdoor oneigenlijk gebruik kunnen maken van hun bevoegdheden om gegevens van burgers in te zien via Suwinet; 

constaterende dat op basis van dit vervolgonderzoek volgens de Inspectie SZW 83% van de gemeenten geen of onvoldoende maatregelen heeft getroffen om de vertrouwelijkheid van gegevens te waarborgen; 

constaterende dat de staatssecretaris in haar brief van 30 juni 2015 het VVD-voorstel van het openbaar maken van de namen van de gemeenten die niet voldoen aan de gestelde normen heeft omarmd; 

verzoekt de regering, te onderzoeken of het mogelijk is dat gemeenten waarvan herhaaldelijk is gebleken dat zij onvoldoende of geen maatregelen hebben getroffen om de privacy van burgers te beschermen, niet als ultimum remedium worden afgesloten van Suwinet maar met een passende financiële maatregel worden gesanctioneerd, totdat de privacy afdoende is gewaarborgd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijkerken-de Haan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 170 (30545). 

De heer Van Weyenberg (D66):

De VVD zegt altijd dat er harde consequenties aan moeten worden verbonden als mensen zich niet aan de regels houden. Nu ligt dit voorstel op tafel. Mevrouw Nijkerken heeft dit voorstel gedaan in het overleg en toen zei de staatssecretaris dat zij helemaal geen boete kan opleggen. Welke wetsbepaling is dan de grondslag voor deze boete? Ik wil natuurlijk elke vorm onderzoeken om gemeenten die de beveiliging niet op orde hebben, hard aan te pakken. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

In deze motie verzoek ik de regering, te onderzoeken waar dat eventueel zou kunnen. Misschien is dit niet mogelijk. Als er een wet voor aangepast moet worden, so be it, dan moet dat maar. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Het is toch doodzonde om niet gewoon met ons te zeggen dat gemeenten desnoods maar afgesloten moeten worden van Suwinet? Dat is een hard instrument, maar dan weet je zeker dat gemeenten alles op alles zetten om dit te voorkomen. Wat u zegt, komt neer op een "pie in the sky" en dan zijn we zo weer twee jaar verder. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik denk dat de heer Van Weyenberg en ik op dit punt van mening verschillen. Op andere punten zijn we het bij dit onderwerp wel met elkaar eens. De VVD-fractie vindt echter dat een financiële maatregel uiteindelijk een veel verdergaande stap is dan het afsluiten van gemeenten van Suwinet. Daarmee voorkomen we bovendien een heleboel efficiencyproblemen. Anders moeten mensen weer met ordners gaan sjouwen en dat is absoluut niet de bedoeling. Ik denk dat gemeenten veel harder getroffen worden als zij een financiële tik op de vingers krijgen. Mijn verzoek is dus of de staatssecretaris wil onderzoeken of dit mogelijk is. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien een motie in over jongeren onder de 27 jaar. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in de Participatiewet een wettelijke zoekperiode van vier weken geldt voor jongeren tot 27 jaar waarin gemeenten aanvragen niet in behandeling mogen nemen; 

overwegende dat met de Participatiewet ook veel kwetsbare jongeren die voorheen in de Wajong gekomen zouden zijn, nu een beroep doen op de gemeente; 

overwegende dat de zoekperiode van vier weken voor deze jongeren vooral onzekerheid oplevert en zij vaak niet aan verplichtingen kunnen voldoen, worden afgeschrikt en uit beeld verdwijnen; 

verzoekt de regering, inzichtelijk te maken hoe gemeenten met deze nieuwe doelgroep omgaan vanaf het moment dat zij zich melden en of zij voldoende instrumenten hebben om deze jongeren vanaf de dag dat zij zich melden, te helpen, en de Kamer daarover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Van Weyenberg en Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 171 (30545). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

In het debat heb ik aandacht gevraagd voor gemeenten die aangeven dat zij graag zouden willen experimenteren met de bijstand. De wethouder heeft aangegeven dat zij graag in gesprek wil gaan met deze wethouders. Vandaar dat ik hierover geen motie indien. 

De voorzitter:

U zei "wethouder", maar bedoelt waarschijnlijk de staatssecretaris. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Excuses, dat is misschien omdat mijn hart toch nog een beetje bij het lokaal bestuur ligt. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij graag in overleg treedt met de wethouders over mogelijkheden voor experimenten in de bijstand. Daar ben ik erg blij mee. Ik wens haar daar succes mee en zie uit naar de resultaten daarvan. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. Dit debat volgt op een algemeen overleg met een vrij volle agenda. In dat overleg ging de discussie onder andere over de mantelzorgboete AOW, waarover collega Karabulut zojuist een motie heeft ingediend, die mijn fractie medeondertekend heeft. Gegeven de uitspraken van de PvdA op dit terrein, kan die motie waarschijnlijk op een meerderheid rekenen in dit huis. 

Ook hebben wij in het AO gesproken over het Suwinet en de beveiliging daarvan en over het wel en vooral het wee van het verdeelmodel voor de bijstand. Ik heb met de staatssecretaris vooral gediscussieerd over het doelgroepenregister. Ook daarbij ging het meer over het wee dan het wel. In dat kader dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat loonkostensubsidie binnen de Participatiewet tot doel heeft betere arbeidsmarktkansen te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; 

overwegende dat het doelgroepenregister hetzelfde doel zou moeten dienen; 

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe het doelgroepenregister opengesteld kan worden voor mensen die werken met een, door een gevalideerd loonwaardesysteem gemeten, beperkte loonwaarde, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 172 (30545). 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Ik begin met me aan te sluiten bij de woorden van mevrouw Voortman van GroenLinks over de experimenten die gemeenten uitvoeren met de bijstand. Verder heb ik drie moties die ik snel ga voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het kader van re-integratie, sociaal aanbesteden en tegenprestatie verdringing van reguliere arbeid zo veel mogelijk dient te worden voorkomen, zoals diverse malen door zowel Kamer als kabinet is uitgesproken; 

overwegende dat uit de recente programmarapportage "Gemeentelijke aandacht voor verdringing door bijstandsgerechtigden" van de Inspectie SZW blijkt dat op dit vlak een steviger inzet mogelijk en noodzakelijk is; 

in aanmerking nemende dat er diverse mogelijkheden zijn waarop een en ander vorm kan krijgen, zoals door het instellen van een adviesraad of het toekennen van een rol aan sociale partners, ondernemingsraad van het bedrijf waar bijstandsgerechtigden aan de slag gaan en/of cliëntenraad; 

verzoekt de regering, gemeentes weliswaar vrij te laten in het instrument dat ze daarbij hanteren, maar er wel stevig op aan te dringen om tenminste een van bovengenoemde (eventueel aangevuld met een of meerdere door de regering daaraan toe te voegen) instrumenten in te zetten bij het zo veel mogelijk voorkomen van verdringing alsook de verdere ontwikkelingen in dezen nauw te monitoren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 173 (30545). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Moet ik de motie zo lezen dat de sociale partners mogen meebesturen bij gemeenten? 

De heer Kerstens (PvdA):

Dat is niet wat in de motie staat. Er staat dat we allemaal vinden dat bij het aan het werk helpen van mensen die aangewezen zijn op een bijstandsuitkering verdringing van betaalde arbeid en het daardoor verliezen van betaalde arbeid bij mensen, zo veel mogelijk voorkomen moet worden. In de motie vraag ik de staatssecretaris om er bij gemeenten op aan te dringen om één of een aantal instrumenten in te zetten die als een toets kunnen dienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat mensen op oudere leeftijd vaker langer thuis of bij naasten willen blijven wonen en het verlenen van mantelzorg door naasten daarbij een belangrijke rol kan spelen; 

overwegende dat het derhalve voor de hand ligt om mantelzorg te stimuleren; 

in aanmerking nemende dat er bij de behandeling van het wetsvoorstel WWB-maatregelen vorig jaar twijfel is gerezen of de daarin opgenomen kostendelersnorm AOW mantelzorg niet juist ontmoedigt; 

in aanmerking nemende dat als gevolg daarvan een onderzoek is toegezegd naar mogelijke effecten van de kostendelersnorm AOW voor mantelzorg en inwerkingtreding ervan toen een jaar is uitgesteld; 

in aanmerking nemende dat het onlangs gepubliceerde onderzoek bovenbedoelde twijfel niet heeft weggenomen en de regering naar aanleiding van dat onderzoek de kostendelersnorm AOW opnieuw heeft uitgesteld (nu tot 1 januari 2018), omdat nader onderzoek nodig wordt geacht; 

in aanmerking nemende dat de regering daarmee zelf ook rekening schijnt te houden met afstel; 

spreekt uit dat de kostendelersnorm AOW, ook na 2017, definitief niet ingevoerd behoort te worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 174 (30545). 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik vind het bijzonder dat de heer Kerstens vooruitloopt op een discussie die nog in het kabinet gevoerd wordt. Ik ga ervan uit dat de PvdA ook voor een dekking van de motie zorgt. 

De heer Kerstens (PvdA):

Dat heb ik gehoord. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank u, voorzitter. U kijkt mij een beetje apart aan, vandaar dat ik wat vertwijfeld ben. 

De voorzitter:

Ik kijk heel vriendelijk. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Apart. 

De voorzitter:

Ik kan er niets aan doen. Zo kijk ik altijd. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Geen enkel probleem, voorzitter. Dat we allemaal afstel willen, is evident. Het is al duizend keer uitgesproken. De vraag is of de PvdA-fractie onze motie gaat steunen om afstel definitief te regelen in deze kabinetsperiode. Dat heeft ze in feite beloofd aan alle mensen die in spanning naar dit debat kijken. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik denk dat alle mensen die nu in spanning naar dit debat kijken, mij net de motie hebben horen voorlezen. Daarin staat heel duidelijk dat wij van oordeel zijn dat van uitstel afstel dient te komen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

U bent van oordeel, maar "van oordeel zijn" betekent nog niet dat het geregeld is. Dat weet u dondersgoed. Alle mensen hoopten en gingen ervan uit dat wij samen zouden optrekken om dit afstel ook te regelen nadat u eerst die kostendelersnorm heeft ingevoerd. Ik vind dit zwaar teleurstellend. Gaat u de motie waarin de regering wordt verzocht om het afstel te regelen, steunen? Dan hebben we een Kamermeerderheid, dan kunnen alle mensen gerust zijn. 

De heer Kerstens (PvdA):

Nee, want ik heb een eigen motie ingediend die net zo helder is en waarin ook wordt aangegeven dat we van mening zijn dat de kostendelersnorm definitief afgesteld moet worden. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Schande! 

De heer Kerstens (PvdA):

Als u de motie steunt, kunnen we daar een Kamermeerderheid voor realiseren. Ik denk dat de staatssecretaris dat dan ook goed in haar oren knoopt. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Deze motie is zeker niet helderder. Meestal geldt: hoe langer de motie, hoe minder helder die wordt. Dat is hierbij ook het geval. Kan de heer Kerstens uitleggen waarom zijn motie beter aansluit bij zijn in de media gedane uitspraken dat de PvdA-fractie wil dat de mantelzorgboete wordt afgesteld? Waarom wordt datgene wat door de heer Kerstens in de media is gezegd, beter uitgedrukt in zijn eigen motie dan in de motie van mevrouw Karabulut waarin dat letterlijk wordt gevraagd? 

De heer Kerstens (PvdA):

In de motie die ik heb voorgelezen, staat wat ik ook in de media heb aangegeven. Ik heb de behoefte gevoeld om er een aantal argumenten bij te noemen. Dat lijkt me niet verkeerd. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

In de media heeft de Partij van de Arbeidfractie aangegeven dat de mantelzorgboete AOW geschrapt moet worden. Nogmaals, dat is niet waar in deze motie van de heer Kerstens om gevraagd wordt. Sterker nog, in de motie van de heer Kerstens wordt helemaal niets aan de regering gevraagd. Daarin wordt alleen een uitspraak gedaan. Doorgaans zijn we hier in debat met elkaar om met een Kamermeerderheid de regering te verzoeken om iets te doen wat ze nog niet deed. Dat is wat in de motie van mevrouw Karabulut wordt gedaan. Dat is niet wat in de motie van de heer Kerstens wordt gedaan. Het zou dus chic zijn als de heer Kerstens hier aangeeft dat zijn motie een afzwakking is van datgene wat hij eerder in de media geroepen heeft. Dat is een eerlijke manier van politiek bedrijven. Dat is het eerlijke verhaal. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik vind dat de heer Heerma heel grote woorden gebruikt: chic, eerlijke manier van politiek bedrijven. Ik heb in de media aangegeven dat wat de Partij van de Arbeid betreft, van het hernieuwde uitstel dat het kabinet nu heeft verleend ten aanzien van de invoering van de mantelzorgboete AOW — waar wij op zich blij mee zijn — afstel moet komen. Dat staat ook gewoon letterlijk in de motie. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Bah, voorzitter! Voordat wij de brief van de staatssecretaris kregen, heeft de heer Kerstens een telefoontje gekregen. Hij heeft drie uur daarvoor de pers gezocht en gezegd: wat de PvdA betreft, moet het plan nu definitief van tafel. Daarmee heeft de heer Kerstens verwachtingen gewekt. Waarom is het niet "een man een man, een woord een woord"? Waarom dient hij niet hier een motie in waarin hij tegen het kabinet zegt — waar de Partij van de Arbeid deel van uitmaakt — dat deze maatregel van tafel moet? Waarom doet de heer Kerstens hier een schijnbeweging in plaats van dat hij het eerlijke verhaal houdt? 

De heer Kerstens (PvdA):

De heer Van Weyenberg begint met allerlei suggesties waarin ik me niet herken. Ik zal me van de suggestie onthouden dat hij gisteren wellicht wat te lang in de zon heeft gezeten. In mijn motie geef ik letterlijk aan wat ik heb aangegeven. Wat de Partij van de Arbeid betreft, komt van uitstel afstel. De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg aangegeven dat zij de mening van de Kamer zeer serieus zal nemen. Dus als die motie een meerderheid krijgt, zal de staatssecretaris die ongetwijfeld zeer serieus nemen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De coalitie is het oneens. Dat hebben we net ook gemerkt. De heer Kerstens voert hier een toneelstukje op. Hij heeft in de pers grote woorden gesproken, maar die maakt hij hier niet waar. Ik vind dit geen mooi optreden. 

De heer Kerstens (PvdA):

Dat laatste compliment kan ik retourneren aan de heer Van Weyenberg. Ik vind zijn optreden ook niet bijster fraai. Ik heb hem ook wel eens beter gezien. Ik heb in de motie opgeschreven wat ik ook in de media heb gezegd: dat wat ons betreft van uitstel afstel komt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil graag op basis van inhoud zaken doen met de heer Kerstens, want ik denk dat we daarmee het meest kunnen betekenen voor de mensen die de dupe worden van deze kostendelersnorm. Als de heer Kerstens ook vindt dat die kostendelersnorm er niet moet komen, dan kan hij toch ook gewoon nu al aangeven dat we daar niet mee moeten doorgaan? Waarom dan zo'n vage motie "van uitstel moet afstel komen"? Laten wij nu gewoon samenwerken op de motie van mevrouw Karabulut, de heer Heerma en mij en zeggen: we schrappen de kostendelersnorm nu, we laten mensen niet meer in onzekerheid zitten. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik zou ook mevrouw Voortman willen uitnodigen om samen te werken met de motie die ik heb ingediend, want die heeft het letterlijk over het niet invoeren van de kostendelersnorm AOW. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die kostendelersnorm wordt al niet ingevoerd tot 2018. Als morgen het kabinet valt, dan komt die kostendelersnorm er helemaal niet. Dus waarom zouden we dan nog voor die motie stemmen? Eigenlijk is het een overbodige motie, want zolang de kostendelersnorm niet is ingevoerd, is er geen sprake van een kostendelersnorm. Dus dan is onze motie toch gewoon de motie die het eerlijkst is en het minst onzekerheid betekent voor de mensen om wie het gaat? 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik zie echt niet in waarom de ene motie dan minder overbodig zou zijn dan de andere, want los van de moties heeft het kabinet aangegeven om de kostendelersnorm AOW uit te stellen. Mijn motie heeft als dictum dat we uitspreken dat die ook niet op 1 januari 2018 ingevoerd wordt, dus dat van uitstel afstel komt. 

Ik heb nog één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat gemeentes in het kader van de Participatiewet middelen krijgen om op termijn (bovenop de ten minste 125.000 zogenaamde "garantiebanen") 30.000 beschut werkplekken te creëren voor mensen waarvan (gelet op hun beperking) van reguliere werkgevers niet verwacht mag worden dat deze ze in dienst nemen; 

overwegende dat bij bedoelde plekken op grond van de wet tenminste een beloning ter hoogte van het wettelijk minimumloon hoort; 

constaterende dat reeds op dit moment sprake is van discussie of een aantal gemeentes de voorziening beschut werk wel inricht zoals in de wet is bedoeld; 

constaterende dat het conform de wet inrichten van beschut werk ook voor de te realiseren aantallen onder meer van belang is voor leerlingen afkomstig van het speciaal onderwijs, die vaak op beschut werk zijn aangewezen; 

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk de Kamer te informeren over de wijze waarop en de mate waarin in de inmiddels vastgestelde verordeningen conform de wet invulling is gegeven aan de voorziening beschut werk, waarbij specifiek ook aandacht zal worden besteed aan de positie van leerlingen uit het speciaal onderwijs, en de Kamer te informeren over mogelijke geconstateerde knelpunten en de daarbij behorende oplossingen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 175 (30545). 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, over de laatste motie. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee voorzitter, ik heb een vraag over een andere motie van mij. Kan mijn fractie dan wel op steun van de PvdA rekenen voor het bemiddelen van de staatssecretaris opdat de Sociale Werkvoorziening Hameland en vooral de medewerkers goed behandeld worden en er een goede oplossing wordt gevonden? 

De heer Kerstens (PvdA):

Mevrouw Karabulut weet dat het lot van de medewerkers van Hameland mij ook aangaat. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld en ik heb vorige week vrijdag met een vertegenwoordiging van de medewerkers gesproken, dus ik ga welwillend naar de motie van mevrouw Karabulut kijken, hoewel ik niet direct het idee heb dat dat nu het verschil gaat brengen, daar in de Achterhoek. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dus bezoeken, medeleven tonen, zorgen dat de wet dit mogelijk maakt en vervolgens, als puntje bij paaltje komt, waarschijnlijk weer geen steun van de Partij van de Arbeid. Ook al schijnt het zonnetje, ik word hier helemaal niet vrolijk van. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik ben er zelf van overtuigd dat het mensen bezoeken en met hen praten over mogelijkheden, moeilijkheden en alternatieven, suggesties aandragen, mensen wijzer maken dan ze al zijn heel wat vaker meer teweegbrengt in de goede betekenis van het woord dan een Haagse motie. 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, nog één opmerking. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Zeker, maar de heer Kerstens is net als ik ook volksvertegenwoordiger. Mensen verwachten hier ook daden, naast al die woorden en inspanningen. 

De heer Kerstens (PvdA):

De daden bestaan bij mij onder andere uit het in gesprek gaan met de mensen, tips en suggesties geven. Wij hebben heel korte lijntjes met de mensen van Hameland, want het moet daar heel zorgvuldig, het zijn kwetsbare mensen en de Partij van de Arbeid staat daarvoor. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik heb de moties bij elkaar vergaard. Ik hoop dat ik ze staccato kan behandelen, want door de Kamer is dit ook gebeurd. Ik geef de Kamer mijn complimenten daarvoor. 

Ik begin met de motie-Van Weyenberg op stuk nr. 164. In deze motie wordt gevraagd om zo accuraat en stevig mogelijk met het SUWI-net om te gaan. In de motie worden ook een aantal tussenstappen genoemd. Ik moet zeggen dat datgene wat in die tussenstappen wordt gevraagd wel erg enthousiast is. We hebben gezegd dat vanaf 1 september — de Inspectie SZW bereidt zich hier nu ook terdege op voor — alle gemeenten worden onderzocht wat betreft het SUWI-net. Dat betekent dat in april volgend jaar de bevindingen van de inspectie voor al die gemeenten op een rij staan. Natuurlijk doet men mij die informatie doet toekomen als er gaande de rit ergens situaties worden aangetroffen waarvan de inspectie echt vindt dat er ogenblikkelijk en onverwijld actie moet worden ondernomen. Op basis van het escalatieprotocol kan ik dan actie ondernemen. Zoals de motie nu is gesteld, ontraad ik deze wat betreft de tussentijdse stappen. Het is natuurlijk wel zo dat ik, net als de Kamer, D66 voorop, zeer van mening ben dat het escalatieprotocol snel gehanteerd dient te worden. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Als ik het goed begrijp, is het enige punt van aanstoot bij de staatssecretaris dat de deadline voor het inspectierapport onhaalbaar is. Heb ik dat goed begrepen? Heb ik die zorg weggenomen als ik er 1 januari van maak? Ik wil natuurlijk maximaal druk op de ketel houden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik zei net — ik heb dat ook nog even heel goed geverifieerd — dat de inspectie voor alle 393 gemeenten het rapport in april volgend jaar op orde kan hebben. 1 januari is dan voor alle gemeenten te enthousiast. Tussentijds kan de inspectie natuurlijk wel mij haar bevindingen doen toekomen en het College bescherming persoonsgegevens acteert natuurlijk ook. Kortom: we hebben al die gemeenten op de korrel. 1 januari is dan te snel voor álle gemeenten, maar ik versta de heer Van Weyenberg goed, denk ik, als hij zegt dat tussentijdse rapportage ook essentieel is. Echter, zoals de motie nu is gesteld, ontraad ik deze. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ga nog even naar de vormgeving van de motie kijken. 

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg heeft daarvoor tot morgen voor de stemmingen de tijd. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan kom ik op de motie-Van Weyenberg/Voortman op stuk nr. 165, die gaat over blijf-van-mijn-lijfhuizen. In het AO zijn we daarover heel eenduidig geweest. Ik vind het heel goed om ook naar andere bronnen te kijken. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer. 

In de motie-Karabulut c.s. op stuk nr. 166 wordt verzocht om de kostendelersnorm in de AOW definitief te schrappen. Het kabinet stelt uw Kamer en overigens ook de Eerste Kamer voor om de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen tot 1 januari 2018, omdat wij nog nadere bevindingen willen hebben. Daarom ontraad ik deze motie. 

De motie-Karabulut op stuk nr. 167 gaat over het feit dat vijf colleges hebben voorgesteld om sociale werkvoorziening Hameland te sluiten. Dat is een voorstel aan de gemeenteraden. De gemeenteraden hebben daar nog niet over van gedachten gewisseld met de colleges. In deze motie wordt mij verzocht om in gesprek te gaan met de betrokken gemeenten. Het voortouw ligt bij de gemeenten, dus daar laat ik het voortouw ook. Ik heb de gemeenten gewezen op de expertise van SW-bedrijven en de 30 miljoen die beschikbaar is om SW-bedrijven om te vormen. Die kunnen zij dus benutten. Ik wil deze motie echter ontraden, want ik ga op dit moment niet in gesprek met de betrokken gemeenten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik verwacht ook niet van de staatssecretaris dat zij het voortouw zal nemen. Het besluit en de bevoegdheden liggen uiteraard bij de gemeenten. Dat heeft de staatssecretaris zelf geregeld. Maar de staatssecretaris zegt zelf dat er middelen zijn en dat het ook haar wens is dat de infrastructuur, kennis en continuïteit zo veel mogelijk behouden blijven. We hebben het over honderden medewerkers. De staatssecretaris wil ook dat die medewerkers een goede toekomst en eerlijke en betere kansen krijgen. Dat is nu nog niet het geval. Het is allemaal onoverzichtelijk. Wat is er dan op tegen om, gegeven al die feiten en met respect voor de bevoegdheden van de gemeenten, dat gesprek aan te gaan? Voor de sociale werkvoorziening, voor de medewerkers maar ook voor de gemeenten zou dit van grote betekenis kunnen zijn. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Karabulut? O, u was al klaar. Dat lijkt mij heel goed. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Karabulut stelde wel degelijk een vraag. Daar wil ik graag op antwoorden. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank u wel, staatssecretaris. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ben met mevrouw Karabulut van mening dat de gemeenteraden ter plekke nog eens heel goed hun vingers moeten natellen. In een eerder stadium heb ik met betrekking tot alle SW-bedrijven in Nederland laten zien hoe verstandig het is om mensen met een contract voor bepaalde tijd een contract voor onbepaalde tijd te geven. En we hebben 30 miljoen beschikbaar op basis van de motie-Kerstens om SW-bedrijven om te vormen. Ik denk dat het verstandig is dat gemeenteraden nog een keer nadenken. Daarom is het fijn dat dit debat plaatsvindt en dat deze interruptie wordt geplaatst. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Precies op dat punt, waar er extra middelen zijn maar toch nog steeds onduidelijkheid, kan de staatssecretaris net dat duwtje in de goede richting geven door slechts het gesprek aan te gaan. Ik verwacht niet van de staatssecretaris dat zij op de stoel van wie dan ook gaat zitten maar het alternatief, dat ombouwen, is te onoverzichtelijk. Dat zorgt voor die onrust. Ik denk dat de staatssecretaris het met mij eens is dat wij in dit concrete voorbeeld de juiste richting kunnen aangeven. Is zij daartoe bereid? Dan zou zij deze motie ook als ondersteuning van haar beleid kunnen zien. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ben nu even heel formeel. Ik moet de motie ontraden want ik ga niet in gesprek met de desbetreffende gemeenten op dit punt. Edoch, ik wil wel graag kwijt dat de gemeenten in kwestie natuurlijk de volle verantwoordelijkheid blijven dragen voor de mensen die in dienst zijn van SW-bedrijven. De gemeenteraden in kwestie moeten zich dat ook realiseren. Nogmaals, de Handelingen van dit debat zullen ongetwijfeld bij die gemeenteraden landen. 

In de motie op stuk nr. 168 van mevrouw Karabulut wordt de regering verzocht om de kostendelersnorm voor ouderen met een AIO-uitkering per direct te stoppen. Even voor de goede orde: AIO is bijstand. Dat is een vangnetvoorziening en daarmee een andere voorziening dan de AOW. De AOW is, zou je kunnen zeggen, een opbouwverzekering waar je aan bijdraagt door te wonen of te werken in Nederland. De invoering van deze kostendelersnorm wil ik niet uitstellen, zoals ik dat wel doe met die van de AOW-kostendelersnorm. Natuurlijk is dit ook een verkapt amendement, want er zit geen dekking bij. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik bestrijd dat dit iets anders is. Ouderen met een aanvullende inkomensondersteuning zijn ook 65plus, gaan niet meer werken en hebben ook zorg nodig. Alle argumenten die wij gelukkig gebruiken voor uitstel van invoering van de AOW-kostendelersnorm — wat mij betreft gaan wij vandaag of morgen ook afstel in de Kamer regelen — gelden ook voor deze groep. Waarom het dan niet ook netjes regelen voor deze groep, zodat we die ongelijke behandeling wegnemen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Er is geen sprake van ongelijke behandeling. Als ouderen in Nederland hebben gewoond, hebben zij AOW opgebouwd. Als ouderen niet 50 jaar in Nederland hebben gewoond, kunnen zij, als ze onvoldoende inkomen hebben, een AIO aanvragen, een aanvullende inkomensondersteuning. Dat is bijstand. De invoering van de kostendelersnorm in de bijstand stellen wij niet uit. Dat is een heel helder verhaal. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit gaat ook over de generatie van mijn ouders die mee hebben geholpen dit land op te bouwen. Zij hebben heel hard gewerkt maar er zijn gaten ontstaan door fouten in het verleden. Daarvoor is een regeling getroffen maar ook deze ouderen wonen bij hun kinderen. Ik ken mensen die al uit huis zijn getrokken, een eigen woning betrekken maar vervolgens een huurtoeslag nodig hebben en extra hulp van buitenaf. Financieel gezien, is het ook nog dom. Ik kan dit niet uitleggen aan die ouderen. Misschien wil de staatssecretaris dat proberen. Neem een 76-jarige met een AIO-uitkering. Hij wordt gekort terwijl iemand in een soortgelijke situatie die geen aanvulling nodig heeft niet wordt gekort. Ik kan dat niet uitleggen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

We hebben in Nederland een basisvoorziening voor alle ouderen. Die hebben ouderen zelf ook opgebouwd door hier gewoon te wonen. Dat is de AOW. Dat geldt ook voor ouderen die van ver zijn gekomen. Ook zij bouwen AOW op. Het is een groot goed, als je geen volledige AOW hebt kunnen opbouwen, dat er in ons land daarnaast nog een vangnetconstructie bestaat waar je een beroep op kunt doen. Die vangnetconstructie heet bijstand. Of die constructie nu voor ouderen, jongeren of jongvolwassenen aan de orde is, de kostendelersnorm is wel van toepassing. De invoering daarvan stelt het kabinet niet uit. De motie van mevrouw Karabulut op dit punt moet ik dus ontraden. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 169 van mevrouw Karabulut. In deze motie wordt de regering verzocht het al dan niet hanteren van een zoekperiode in de bijstand voor jongeren tot 27 jaar over te laten aan gemeenten. Ik constateer dat daarover nog een andere motie is ingediend door de leden Voortman en Van Weyenberg, maar die motie heeft een net wat andere strekking. Ik zit hier dan ook nog wat over te puzzelen. De motie van mevrouw Karabulut moet ik ontraden omdat de zoekperiode voor jongeren tot 27 jaar in de wet is opgenomen en daar geen kanbepaling in zit. 

Voorzitter. Met uw welnemen ga ik nu onmiddellijk naar de motie op stuk nr. 171 die in het verlengde van de motie op stuk nr. 169 ligt. Ik kan met de motie op stuk nr. 171 van de leden Voortman en Van Weyenberg leven als ik deze zo mag lezen dat ik binnen de kaders van de wet de gemeenten wijs op de manier waarop met de zoekperiode dient te worden omgegaan en ik de mogelijkheden om deze op individuele situaties toe te passen, nog eens onderstreep. Even voor de helderheid: het is voor gemeenten niet verboden om ondersteuning te bieden, ook niet tijdens de vier weken zoekperiode. Natuurlijk kun je een voorschot aan jonge mensen geven tijdens de vier weken zoekperiode. Die zoekperiode mag samenvallen met de laatste weken van een opleiding of de voorafgaande WW. Kortom, er zijn best mogelijkheden om jonge mensen tegemoet te komen, maar het wijzigen van de wet op dit punt is niet aan de orde. Kortheidshalve, de motie op stuk nr. 169 moet ik ontraden en de motie op stuk nr. 171 wil ik, als ik deze mag lezen zoals ik net heb geduid, dus binnen de kaders wet, aan het oordeel van de Kamer laten. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wat ik vooral helder wil krijgen, is wat er nu allemaal wel en niet kan. Ik heb het idee dat we daarover van mening verschillen, vandaar mijn verzoek om dat nu eerst inzichtelijk te maken. Het kan natuurlijk zijn dat dit inzichtelijk maken uiteindelijk oplevert dat ik vind dat de wet wel gewijzigd moet worden. Ik wil nu echter eerst helder krijgen of het bijvoorbeeld mogelijk is om dakloze jongeren nu, vanaf dag één, te helpen. Die helderheid wil ik hebben en vandaar dat ik de motie heb geformuleerd zoals ik deze heb geformuleerd. Volgens mij past dat ook heel goed bij wat de staatssecretaris heeft aangegeven. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Nog even voor de helderheid: als er sprake is dringende redenen, wat bij dak- en thuisloze jongeren het geval is, kan er tijdens die vier weken op basis van artikel 16 een voorschot worden verstrekt. Ook voor vluchtelingen is er een speciale voorschotregeling voor als de nood aan de man is. Dat is een. Twee: tijdens die vier weken is het voor gemeenten niet verboden om ondersteuning te bieden, maar er moet wel evenwicht worden gezocht tussen het bevorderen van de zelfstandigheid van de jongere en de individuele behoefte aan ondersteuning. Er kan dus wel degelijk reeds het een en ander. Het is een goed idee om dat nog eens onder de aandacht van alle gemeenten in Nederland te brengen. Ik wil mevrouw Voortman best de toezegging doen dat ik dat in mijn verzamelbrief nog eens onderstreep. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan zijn de staatssecretaris en ik het eens. Bij dezen wil ik aangeven dat mevrouw Karabulut mijn motie mede kan ondertekenen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

En ik trek mijn motie op stuk nr. 169 dan in. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Karabulut (30545, nr. 169) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 170 van mevrouw Nijkerken-de Haan. Ik heb goed geluisterd naar het debatje dat hier net plaatsvond en dat bij het algemeen overleg ook aan de orde was. Mevrouw Nijkerken vraagt of het kabinet wil onderzoeken of het mogelijk is om niet Suwinet af te sluiten als ultimum remedium, maar een passende financiële maatregel als sanctie te hanteren voor gemeenten die er een potje van maken. Onderzoek vind ik helemaal niet verkeerd. Edoch, zoals ik al heb geschetst in het algemeen overleg, wil ik wel graag het pad aflopen en de inspectie als de drommel nog een keer op pad sturen en dan op basis van de inspectiegegevens het escalatieprotocol, dat ik de Kamer deze zomer zal doen toekomen, gaan hanteren. Het ultimum remedium is het afsluiten van Suwinet. Maar een onderzoek kun je natuurlijk altijd doen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Met het afsluiten van Suwinet raken we de burgers. Zij worden de dupe van iets wat de gemeente heeft nagelaten. Vandaar dat ik oproep om te onderzoeken of een financiële sanctie niet veel beter zou werken. Ik ben blij dat de staatssecretaris de motie aan het oordeel van de Kamer laat, maar kan ze nog eens heel goed duiden wat de gevolgen van het afsluiten van Suwinet zijn? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Sancties voor gemeenten zijn natuurlijk altijd beroerd voor de burgers. Als je een goede gemeentebestuurder bent, zorg je ervoor dat je van hogerhand geen sancties opgelegd krijgt, of het nu een financiële sanctie is of afsluiting van Suwinet. Je bent eigenlijk geen knip voor de neus waard als je de boel niet op orde hebt. Laat ik dat nu eens stevig zeggen. Burgers zijn er dus altijd de dupe van, ook als gemeenten minder geld hebben te verspijkeren. Ik vind het ultimum remedium qua Suwinet wel essentieel, namelijk dat je uiteindelijk kunt afsluiten. Daar zijn gemeenten vatbaar voor. 

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Weyenberg bij de interruptiemicrofoon staan. Ik wil toch even een opmerking maken. Wij zijn bezig met een VAO. Het algemeen overleg is al geweest. U hebt met elkaar over van alles van gedachten gewisseld. Interrupties moeten echt alleen over de moties gaan, bijvoorbeeld als iets niet duidelijk is, of als u moties wilt aanhouden, intrekken of aanpassen. Maar wij moeten niet het debat dunnetjes overdoen, want wij hebben een heel lange lijst met VAO's en debatten. Er zit al een kwartier lang een staatssecretaris op de bank te wachten op het volgende debat. Ik zou zeggen, mijnheer Van Weyenberg, dank u wel voor de medewerking. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Zeker, voorzitter, ik zal het heel kort houden. In deze motie staat dat je niet mag afsluiten. Dan kan de staatssecretaris het oordeel over de motie toch niet aan de Kamer laten, maar moet zij de aanneming ervan ontraden? Dat wil zij namelijk wel. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik duid deze motie zo dat mij een verzoek wordt gedaan om zaken uit te zoeken. Daartoe ben ik genegen. Ik heb voor de Handelingen nu al voldoende vaak gezegd dat het ultimum remedium gewoon recht overeind blijft. 

In de motie-Pieter Heerma op stuk nr. 172 wordt de regering verzocht, te onderzoeken hoe het doelgroepenregister kan worden opengesteld voor mensen die werken met door een gevalideerd loonwaardesysteem gemeten beperkte loonwaarde. Deze motie moet ik ontraden. Zoals ik in mijn brief van 8 mei reeds heb laten weten, gaat het er natuurlijk om dat de loonwaarde onder het minimumloon ligt. Dan gaat het om het feit dat die loonwaarde natuurlijk overal onder het minimumloon ligt. Wij hebben daar discussie over gehad; ik denk dat dit niet als een verrassing voor de heer Heerma komt. 

In de motie-Kerstens/Voortman op stuk nr. 173 wordt de regering gevraagd om nog eens goed onder de aandacht te brengen dat gemeenten een aantal instrumenten kunnen hanteren als het gaat om het voorkomen van verdringing. Kortheidshalve meld ik u dat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer laat. Ik zal er aandacht aan besteden in mijn contacten met gemeenten via verzamelbrieven en overigens ook via de Impuls Vakmanschap. 

Ik neem kennis van de motie-Kerstens op stuk nr. 174 over de kostendelersnorm AOW, want dit is eigenlijk een oproep aan de Kamer. Wij weten allemaal hoe het kabinet hierin staat. 

Last, but not least: de motie-Kerstens op stuk nr. 175. Die motie beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik heb in een veel eerder stadium al gezegd dat ik vanaf 1 juli, dat is vandaag, goed inzicht wil verschaffen in de wijze waarop gemeenten met hun verordeningen zijn omgegaan. Dat ga ik doen ook. De Kamer hoort mijn bevindingen op dat punt. 

De voorzitter:

Mijnheer Heerma, hebt u een vraag over uw eigen motie? 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Over de motie-Kerstens op stuk nr. 174. 

De voorzitter:

U kunt een vraag stellen ter toelichting, als dat van belang is voor uw stemgedrag. Dus niet het debat opnieuw voeren. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Inderdaad, ter toelichting: begrijp ik goed dat de staatssecretaris aangeeft dat de motie-Kerstens over de mantelzorgboete AOW geen verzoek is aan het kabinet en dat het kabinet, als deze motie wordt aangenomen, daaraan geen handeling hoeft te koppelen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Zo is het. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij morgen stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven