44 Visserij

Aan de orde is het VAO Visserij (AO d.d. 10/06). 

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. We hebben vier sprekers. De eerste is de heer Graus van de Partij voor de Vrijheid. Zoals iedereen heeft hij twee minuten spreektijd. 

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik wil graag een motie indienen. Ik zal deze meteen voorlezen, gezien het gebrek aan tijd dat we hebben. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederlandse aalvissers, buiten nationale koppen op Europese regelgeving en hiermee samenhangende valse concurrentie vanuit de ons omringende landen, dit seizoen ernstig last ondervinden van de voor de tijd van het jaar lage (water)temperaturen waardoor de aal zich nog vrijwel niet laat zien; 

verzoekt de regering, het aalvangstverbod niet eerder dan 1 oktober 2015 in te laten gaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Dijkgraaf, Geurts, Van Klaveren en Van Vliet. 

Zij krijgt nr. 126 (29664). 

De heer Graus (PVV):

Ik moet de motie vlug oplezen, maar ik wil toch iets zeggen ter verduidelijking. De aalvissers hebben echt een groot probleem omdat ze nog vrijwel niets hebben kunnen vangen. Ze komen daardoor in de financiële problemen. Als we deze mensen met dit sympathieke gebaar kunnen helpen, zou dat heel wenselijk zijn. De staatssecretaris hoeft er geen aderlating voor te doen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, afspraken te maken met de sector, betrokken maatschappelijke organisaties en overheden over de toekomst van de IJsselmeervisserij, zodat dit dossier definitief gesloten kan worden, op voorwaarde dat alle betrokken bedrijven de boeken openen, zodat voldoende informatie beschikbaar is en er geen sprake is van staatssteun; 

verzoekt de regering, in overeenstemming met hiervoor genoemde partijen in deze afspraken vast te leggen: 

  • -welke informatie aangeleverd moet worden door de verschillende partijen; 

  • -welke faciliterende maatregelen er komen zodat definitieve transitie mogelijk is naar een IJsselmeervisserij met een goed verdienmodel, gebaseerd op een duurzame visserij die afgestemd is op de visstand; 

  • -dat er voldoende en tijdige voeding komt van het transitiefonds vanuit alle betrokken partijen, zoals afgesproken; 

  • -meerjarige en reële financiële compensatie op basis van onder andere dit gedeelde transitiefonds, die rekening houdt met de vangstreductie en aansluit op het nieuwe economische model, waarbij de kaders voor staatssteun in acht genomen worden; 

verzoekt de regering tevens, voor het einde van dit jaar de Kamer over de gemaakte afspraken te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Graus, Slob, Geurts, Van Vliet, Van Klaveren, Klein en Krol. 

Zij krijgt nr. 127 (29664). 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb een motie in verband met Naturagebieden en vissen met flyshoot-vistuig. In het debat zei de staatssecretaris dat flyshoot absoluut niet zou kunnen in Naturagebieden. De Engelse en Deense overheid vinden dat dit wel kan, omdat deze vorm van visserij de bodem nagenoeg niet beroert. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek van IMARES blijkt dat de facto er minimale bodemberoering is bij visserij met het flyshoot-vistuig; 

constaterende dat het Verenigd Koninkrijk en Denemarken voornemens zijn om visserij met flyshoot-vistuig in principe toe te staan in Naturagebieden op zee; 

verzoekt de regering, beperkende maatregelen voor visserij met het flyshoot-vistuig in Natura- en Kaderrichtlijn Mariene Strategiegebieden achterwege te laten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dijkgraaf, Van Klaveren, Van Vliet en Graus. 

Zij krijgt nr. 128 (29664). 

De heer Geurts (CDA):

Er zijn net al enkele moties mede namens ons ingediend. De VVD zal zo meteen ook nog een aantal moties indienen die mede door ons zijn ondertekend. Tot zover onze eerste termijn. 

De voorzitter:

Tevens uw laatste termijn, kan ik u bij dezen meedelen. 

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. De eerste ligt in het verlengde van de motie die de heer Graus heeft ingediend. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er vanuit de visserijsector behoefte bestaat aan meer flexibiliteit in het aalbeheerplan om te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden zoals de veranderende watertemperatuur; 

constaterende dat het huidige aalbeheerplan van Nederland weinig ruimte biedt om te kunnen inspelen op veranderende omstandigheden; 

overwegende dat er geen sprake is van een gelijk speelveld binnen de EU en dat elke wijziging in het huidige plan eerst via een langdurig proces langs de Europese Commissie moet; 

verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe het visseizoen binnen Nederland voor aal aan veranderende omstandigheden onderhevig is en de Kamer te informeren hoe binnen het aalbeheerplan er eventueel nog dit jaar rekening gehouden kan gaan worden met deze veranderende omstandigheden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Geurts, Dijkgraaf en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 129 (29664). 

Mevrouw Visser (VVD):

Wij vragen de regering dus om een structurele oplossing voor dit probleem te vinden. 

We hebben in het AO uitgebreid gesproken over het onderwerp van mijn tweede motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Greenpeace met zijn onbezonnen keiendumpactie op de Klaverbank de kans op gevaarlijke situaties voor vissers heeft vergroot; 

overwegende dat Greenpeace met zijn keiendumpactie geen respect toont voor de zorgvuldige en democratische politieke besluitvorming; 

overwegende dat mogelijke kosten voor het opruimen van de keien en eventuele schade niet op de Nederlandse samenleving dan wel de visserijsector afgewenteld mogen worden; 

overwegende dat het niet de eerste keer is dat Greenpeace een dergelijke onbezonnen actie heeft uitgehaald; 

verzoekt de regering om de mogelijke kosten van schade en opruimen van de stenen in het gebied te laten verhalen op Greenpeace en verder te onderzoeken of dergelijke acties in de toekomst voorkomen en direct aangepakt kunnen worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 130 (29664). 

Mevrouw Visser (VVD):

Ik wil nogmaals benoemen dat de staatssecretaris in het AO nadrukkelijk de compensatie richting de IJsselmeervissers heeft benoemd. Zij heeft dat bedrag verdubbeld. Wij vragen de staatssecretaris om een reactie op de motie van de heer Dijkgraaf, want volgens mij is dat een steun in de rug richting de bestuurlijke overlegtafel. 

De voorzitter:

Ook de heer Van Gerven heeft zich nog aangemeld als spreker. Hij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, in haar beleid structureel aandacht te besteden aan het welzijn van vissen, aan het bevorderen van humane dodingsmethoden en verdoving; 

verzoekt de regering tevens, een coördinerende en aanjagende rol op zich te nemen en met de sector naar een brede ontwikkeling en toepassing van humane dodingsmethoden toe te werken; 

verzoekt de regering voorts, onderzoek ten bate van humanere dodingsmethoden en het vissenwelzijn te stimuleren; 

verzoekt de regering verder, jaarlijks te rapporteren over de voortgang van dit proces, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 131 (29664). 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal eerst reageren op de zes ingediende moties. Allereerst het voorstel van lid Graus, dat mij overigens ook al via de vissers heeft bereikt, om het aalvangstverbod niet eerder dan 1 oktober 2015 te laten ingaan. Ik denk dat het belangrijk is om vast te stellen dat het onderzoek van IMARES geen aanleiding geeft om het beleid te wijzigen. De aalstand is zo slecht dat maatregelen noodzakelijk blijven. Als wij dit al willen doen, zullen we eerst langs de Europese Commissie moeten gaan. Ik kom hierover nog nader te spreken bij de behandeling van de motie van mevrouw Visser. Wat de heer Graus vraagt, is alleen om praktische redenen waarschijnlijk al heel lastig te realiseren. Ik zou het echter ook om inhoudelijke redenen, gezien de slechte visstand, niet willen aanbevelen. 

De heer Graus (PVV):

Ik vraag om het niet eerder dan op 1 oktober te laten ingaan, omdat de vissers dit jaar nog helemaal niets hebben kunnen vangen vanwege de temperatuurverschillen die er nu nog zijn. Ik heb uitgelegd dat daardoor de aal zich nog niet laat zien. Ik vraag het niet structureel, want ik weet dat dat geen kans van slagen heeft, maar voor dit jaar, omdat heel veel aalvissers anders echt in de problemen raken. Ik verzoek de staatssecretaris om een hardere vuist te maken naar de Europese Unie, want andere landen doen dat ook af en toe. Frankrijk steekt af en toe nog weleens een middelvinger op naar de Europese Unie. Onze staatssecretaris doet dat niet, maar ze mag wel een keer zeggen: wij gaan dit voor een keer niet voor 1 oktober laten ingaan. Er is geen financiële dekking voor nodig. De aal die normaal eerder wordt gevangen, kan nu pas later worden gevangen. Er verandert niets, want het zijn communicerende vaten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik wil vooral graag echt effectief blijven in de richting van de Europese Commissie. Soms is het inderdaad nodig om verandering aan te brengen. Daar heeft de heer Graus gelijk in. Wij hebben hier echt goed over nagedacht. Mevrouw Keuter, u kent haar allemaal, heeft dit verzoek niet alleen bij de Kamer laten landen, maar ook bij EZ. De meeste uittrek van schieraal vindt plaats in de maanden september, oktober en november. We zien dat sluiten tot nu toe echt de meest effectieve methode is. Op het moment dat je dat opschuift, zul je zien dat opschuiving ook leidt tot de vangst van een deel van de schieralen, die bijvoorbeeld afkomstig zijn uit een met dioxinen vervuild gebied. Dat is het probleem dat je dan creëert. Als je het al wilt veranderen, ook voor dit jaar bijvoorbeeld, zul je toch langs de Commissie moeten. Het wijzigen van het beleid voor 1 oktober is dan niet realistisch. Ik snap wel wat de heer Graus met zijn hart voor de vissers hier wil zeggen, maar er zitten inhoudelijke en praktische bezwaren aan vast om het te doen zoals hij het vraagt. Wij hebben dat overwogen, maar alles afwegende is ook aan mevrouw Keuter het antwoord gegeven dat wij dat niet moeten doen. 

Nu kom ik bij de motie-Dijkgraaf op stuk nr. 127. Zoals gebruikelijk is dit een uiterst intelligent, maar ook zeer gevaarlijk gemotiveerde motie. Ik heb geleerd dat als iets eruitziet als een eend, kwaakt als een eend en ruikt als een eend, het een eend is. Zo is het ook met staatssteun. Ik kan op heel veel punten meegaan met wat de heer Dijkgraaf in zijn motie vraagt. Ja, de vissers moeten hun boeken openen. Ja, er moet een transitiefonds komen, gefinancierd door anderen, waar overigens EZ zich niet onbetuigd heeft gelaten, waarmee we ook op langere termijn reëel perspectief gaan bieden voor vissers. Dit is fundamenteel iets anders dan jaar op jaar, in de sfeer van de heer Dijkgraaf wel aflopend, compensatie bieden voor vangsten die men niet meer kan hebben. Dat is echt een andere benadering. Om die reden heb ik een probleem bij het laatste gedachtestreepje. De heer Dijkgraaf schrijft dat het geen staatssteun mag zijn, maar als wij reëel doen wat hij daar vraagt, dan is het dat wel. Dat is mijn probleem met deze motie. Als zij anders zou zijn geformuleerd, zouden we zelfstandig met elkaar een weg kunnen vinden. Ik ben het ermee eens dat er informatie moet komen. Ik vind ook dat er faciliterende maatregelen moeten komen. Graag wil ik ook voldoende voeding realiseren voor het transitiefonds. Daar ben ik ook echt al mee bezig. Maar ik kan niet anders dan concluderen dat het laatste punt, hoe smart de motie ook geformuleerd is, in de praktijk gewoon zal leiden tot staatssteun. Dat zal ook zo gezien worden door anderen, want die zijn ook niet gek. Dan hebben wij echt een probleem. Om die reden moet ik deze motie ontraden, maar niet omdat ik stilzit op dit dossier. Overigens zeg ik erbij dat ik niet de illusie heb dat dit boek al heel snel gesloten zal worden. Ik hoop het wel, maar ik denk het niet. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat boek sluiten — dat was de wens van de staatssecretaris tijdens het AO — zal nog een poosje duren. Dit is wel bedoeld om de kaders te bieden om dat boek te kunnen sluiten. Dan zal het nog steeds langzaam dichtgaan. Ons meningsverschil heeft inderdaad te maken met het laatste punt. Vandaar dat ik dat niet zal schrappen, want anders kan ik net zo goed geen motie indienen. De rest heeft de staatssecretaris namelijk eigenlijk al toegezegd. Ik ga dat punt dus niet schrappen. Er staat niet voor niets bij dat de kaders voor de staatssteun in acht genomen moeten worden. Dat moet altijd, anders heb je niks. Dan hebben de vissers niks. Volgens mij is er binnen die kaders meer mogelijk — dat is het meningsverschil — dan de staatssecretaris zegt. Het oordeel van de staatssecretaris is duidelijk. Haar mening tijdens het AO en het VAO is consistent. Wat mij betreft gaan we hierover dus stemmen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik hoor geen vraag. Ik wil wel opgemerkt hebben dat met name het laatste gedachtestreepje een tegenstelling herbergt. Daar zit ons meningsverschil. Als je meerjarig financiële steun biedt, valt dit al heel snel binnen de kaders van de staatssteun. Dat risico moeten wij niet willen lopen, ook voor onze vissers. Als wij op dat vlak de grens passeren, hebben wij nu weliswaar een mooi gebaar gemaakt, waar de heer Dijkgraaf ongetwijfeld veel steun voor krijgt, maar zijn de rapen gaar als het geld teruggevorderd moet worden. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. Daarom bekleed ik deze positie. Laten wij hierover stemmen. Mijn advies over deze motie is: ontraden. Dat blijft ook zo. 

De voorzitter:

Wij hebben nog vier moties en vier minuten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ga er als een sneltrein doorheen. De heer Geurts heeft een motie ingediend op stuk nr. 128. Tijdens het debat heb ik al gezegd dat ik het eigenlijk niet wil toestaan om in Natura 2000-gebieden op zee met flyshoot-vistuig te gaan vissen. Ik doe de heer Geurts een aanbod. Als hij bereid is om zijn motie aan te houden, wil ik wel onderzoeken wat nu precies het voornemen van twee van de andere lidstaten is en hoe serieus dat is. De Duitsers bekleden dezelfde positie als Nederland, namelijk dat je geen bodemberoerende visserij moet toestaan. Kennelijk is er wetenschappelijk gezien verschil van mening over het effect daarvan. Ik wil dat onderzoeken. Ik wil hier nu geen resultaatsverplichting afspreken met de heer Geurts. Als ik met hetzelfde antwoord terugkom, zal hij alsnog zijn motie indienen en zal ik die ontraden. Maar wie weet, kom ik niet met hetzelfde antwoord terug. Misschien wil hij mij die kans geven. 

De heer Geurts (CDA):

Zo'n toezegging heb ik vandaag nog niet gehad. Gezien dit antwoord wil ik de motie aanhouden. Op welke termijn denkt de staatssecretaris met een brief of antwoord terug te kunnen komen naar de Kamer? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik denk dat dit over maximaal drie maanden zal zijn. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (29664, nr. 128) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nu kom ik bij de motie op stuk nr. 129. In die motie verzoekt mevrouw Visser de regering om meer voor de langere termijn te onderzoeken hoe het zit met de veranderende omstandigheden van het visseizoen en te bezien welke flexibiliteit al dan niet mogelijk is in het aalbeheerplan. Zij vraagt om dat binnen dit jaar te doen, maar ik heb al aangegeven dat mij dat moeizaam lijkt. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. Ik ben bereid om dat te onderzoeken. Tegen met name de heer Graus, die ongeveer eenzelfde resultaat voorstaat, zeg ik dat het ook gaat om het level playing field binnen Europa. Ik denk dat hij daar ook een punt van wil maken. Ik kan mij dat ook goed voorstellen van de leden van de Kamer. Om die reden laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer. 

Nu kom ik bij de motie-Visser c.s. op stuk nr. 130 over de kosten voor schade door en opruiming van stenen in het gebied Klaverbank vanwege de actie van Greenpeace. Ik heb al eerder aangegeven dat ik het niet eens was met die actie van Greenpeace. We hebben daar vanuit mijn departement geen misverstand over laten bestaan. Een voorganger van mij heeft eerder tot en met de Raad van State geprobeerd om juridisch actie te ondernemen. Dat is afgewezen. Niet de Staat lijdt de schade, maar eventueel de vissers. Er is op dit moment een juridische kwestie aanhangig waarbij vissers met Greenpeace voor de rechtbank staan. Om deze reden en de redenen die ik al heb genoemd, ontraad ik deze motie. Het lijkt mij niet wijs dat het parlement een lopende rechtszaak doorkruist met een uitspraak, die juridisch gezien niet precies genoeg aansluit bij de punten waarop wij echt actie kunnen ondernemen. 

Mevrouw Visser (VVD):

Dat is het ene deel van het dictum van de motie. Het gaat erom dat vissers die kosten inderdaad kunnen verhalen. Het tweede deel gaat over structurelere oplossingen, want blijkbaar kan dit doorgaan. Het is niet de eerste keer geweest. Moeten we niet in een aantal andere wetten nagaan of dit adequaat kan worden aangepakt? Ik heb de staatssecretaris daarover niets horen zeggen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben ook niet de eerste bewindspersoon die verantwoordelijk is voor die wetgeving. Daarin schuilt mijn aarzeling. Met de voorbeelden die u noemt zou u naar een collega van mij moeten gaan, niet naar mij, als het al de meest effectieve manier van reageren is. Dat betwijfel ik, maar dat is mijn mening. 

Ik kom ten slotte op de motie-Van Gerven. Daarin wordt onder meer verzocht om dingen die wij al doen. Dat is het probleem. In die zin is de motie deels ondersteuning van beleid. De heer Van Gerven vraagt echter ook om dingen waaraan een prijskaartje hangt, maar ik heb niet zomaar geld voorhanden. Er loopt onderzoek, maar de heer Van Gerven vindt dat veel meer onderzoek moet worden gestimuleerd. Binnenkort wordt de Kamer van de resultaten van het lopende onderzoek op de hoogte gesteld, zo zij dat nog niet is. Aanneming van deze motie betekent wellicht dat ik nog veel meer onderzoek moet gaan doen, maar daarvoor heb ik geen budget. Verder lijkt het mij prima om de Kamer op de hoogte te stellen zodra er nieuwe feiten zijn, maar dat is echt iets anders dan jaarlijks een soort State of the Union over dit onderwerp organiseren. Ik vind het lastig om te waarderen wat er precies in deze motie wordt voorgesteld. Het onderwerp komt bij ons zeker onder de aandacht, maar ik ben een beetje bang dat de heer Van Gerven met deze motie in de hand, mocht ik haar kwalificeren als ondersteuning van beleid, allerlei dingen van mij gaat vragen, waarvan ik denk dat die net niet de bedoeling waren. In die zin voel ik mij eigenlijk niet vrij om een positief oordeel over de motie te vellen. 

De voorzitter:

De heer Van Gerven, puntig. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb er geen prijskaartje aan gehangen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is precies het probleem! 

De heer Van Gerven (SP):

Dat heb ik heel bewust niet gedaan. Wij denken niet aan heel grote bedragen. Er staat niets meer en niets minder in dan dat er een coördinerende en aanjagende rol moet zijn. Er staat niet bij dat er een grote zak geld bij moet. Bepaalde dingen kun je ook stimuleren. Ik vraag de staatssecretaris dus om mijn motie als ondersteuning van beleid te zien. 

Tot slot. Om hierover jaarlijks te rapporteren lijkt mij niet buitengewoon ingewikkeld. 

Staatssecretaris Dijksma:

Als de heer Van Gerven een positief oordeel wil, heb ik liever dat hij de zwaarte van een aantal hier beschreven dingen in overeenstemming brengt met de werkelijkheid. Wij doen namelijk onderzoek. Dat stimuleren we ook, mede omdat de Kamer daarom heeft gevraagd. Ik ben best bereid om de Kamer tijdens een verslag over het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) op de hoogte te stellen van een eventuele voortgang, maar dat is net iets anders dan een jaarlijkse rapportage. Als de heer Van Gerven dus bereid is om de motie in die richting te wijzigen, kan ik haar kwalificeren als ondersteuning van beleid. 

De heer Van Gerven (SP):

Wij zullen nog eens naar de motie kijken. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat wacht ik dan af. 

De voorzitter:

Dat is geen toezegging, maar wij houden onze inboxen in de gaten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Morgen stemmen we over de vijf overgebleven moties. Het kan een latertje worden — dan wordt het overmorgen — maar we doen ons best. 

Naar boven