26 Bestuurders-cao's

Aan de orde is het VAO Bestuurders-cao's (AO d.d. 20/02).

Voorzitter: Vermeij

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom. Aan het woord is als eerste de heer Van Meenen namens de fractie van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. We hebben een interessant algemeen overleg gehad. Mooi dat we dat hier kunnen voortzetten. Uit mijn bijdrage aan het algemeen overleg is wel duidelijk geworden dat ik vind dat de bestuurder samen met de anderen de school moet zijn. Om die reden dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een cao voor zowel het onderwijspersoneel als bestuurders ervoor zorgt dat er voor iedereen werkzaam in het onderwijs gelijke condities gelden, wat transparant en rechtvaardig is;

verzoekt de regering, in overleg met de sectoren en sociale partners waaronder VTOI en OBV, te komen tot een oplossing waardoor arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel geldt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Jasper van Dijk en Mohandis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33495).

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. De PvdA is van mening dat inkomensverschillen tussen bestuurders en docenten niet groter mogen worden. Een aparte bestuurders-cao zorgt voor meer ongelijkheid tussen werkvloer en bestuurskamer, een situatie die we te allen tijde moeten voorkomen. We zijn van mening dat onderwijsbestuurders prima binnen de reguliere onderwijs-cao passen.

Echter, zolang we een aparte bestuurders-cao kennen, verwachten we dat deze door de regering stevig wordt ingekaderd. Vandaar de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het funderend onderwijs sprake is van een aparte bestuurders-cao die losstaat van de reguliere onderwijs-cao en dat hierdoor ook de salarisstijging van onderwijsbestuurders losgekoppeld is van de salarisstijging van het overige onderwijspersoneel, zoals leraren, conciërges en klassenassistenten;

van mening dat de salarisstijging van onderwijsbestuurders nooit groter mag zijn dan de salarisstijging van het overige onderwijspersoneel, omdat hierdoor het (salaris)gat tussen werkvloer en bestuurskamer alleen maar groter wordt;

verzoekt de regering, per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel, zoals leraren, conciërges en klassenassistenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33495).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vraag me even af hoe deze motie zich verhoudt tot de vorige motie, van de heer Van Meenen, want die zegt eigenlijk: probeer nou alle mensen in het onderwijs in één cao te krijgen. Dat lijkt mij geweldig. Ik heb die motie ook mede getekend. Nu komt de heer Mohandis met een motie waarin staat dat die werkgevers nooit een hogere loonstijging mogen krijgen dan de leraren, zoals ik het even in mijn woorden weergeef. Is dat dan een second best oplossing? Want als de motie-Van Meenen netjes wordt uitgevoerd, hebben we dat al gerealiseerd.

De heer Mohandis (PvdA):

Het laatste hoop ik dan. We hebben het er in het debat uitvoerig gehad over dat het, wat mij betreft, en-en moet worden. Een motie over de ideale situatie is zojuist ingediend. Voor de huidige situatie acht ik deze moties nodig, want we hebben het nu nog niet vastgelegd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor alle helderheid: als de intentie van de motie-Van Meenen c.s. wordt uitgevoerd, namelijk één cao voor iedereen, dan wordt deze motie overbodig. Klopt dat?

De voorzitter:

Mijnheer Mohandis, wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Ik ben het niet helemaal eens met de heer Van Dijk wat de overbodigheid betreft. Het is nog niet vastgelegd, dus de vrijblijvendheid blijft. Ik denk dat deze motie een aanvulling is op wat eerder is ingediend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onder de huidige Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) voor onderwijsbestuurders in het voortgezet onderwijs een aangepaste maximale beloning geldt die 70% van het WNT-maximum bedraagt;

constaterende dat er voor het voortgezet onderwijs sprake is van een indeling in salarisklassen onder het aangepaste WNT-maximum, maar dat deze salarisklassen niet wettelijk verankerd zijn;

van mening dat ook in de toekomst een aangepast verlaagd maximuminkomen ten opzichte van de WNT voor onderwijsbestuurders wenselijk is en dat de salarisklassen wettelijk verankerd dienen te worden;

verzoekt de regering om de aanscherping van de maximumnorm van de WNT van 130% naar 100% van een ministerssalaris wederom een verlaagd maximum voor onderwijsbestuurders aan te houden, zoals nu ook het geval is;

verzoekt de regering om bij de aanscherping van de WNT ook de salarisklassen voor het onderwijs per ministeriële regeling vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33495).

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Wij zien al jaren met lede ogen aan hoe er in de onderwijsprovincie een nieuwe kaste is ontstaan, een kaste van bestuurders die zich beroept op haar eigen voortreffelijkheid en die een geheel eigen niche heeft gecreëerd. Daarin past kennelijk de misvatting dat een bestuurder op afstand gepositioneerd moet zijn van het kernproces, de school zelf, en daar hoort ook een apart cao bij.

Wij willen de echte schoolleider terug die staat in de traditie van Theo Thijssen, en wij willen af van die zogenaamde CEO's, want die horen in het onderwijs niet thuis. Om te beginnen willen wij van de cao af die het slotstuk is van de alleingang van de onderwijsbestuurders. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er breed draagvlak is voor de stelling dat de onderwijzers, de leraren en de docenten bepalend zijn voor de kwaliteit van het onderwijs;

overwegende dat het verschil in beloning tussen lesgevers enerzijds en bestuurders anderzijds nu onevenredig groot is ten faveure van de bestuurders;

van mening dat dit verschil zich niet verhoudt tot de herwaardering van de positie van de lesgever;

verzoekt de regering, de beloningen voor bestuurders onder te brengen in dezelfde systematiek die geldt voor alle andere werknemers in het onderwijs, met als maximum de BBRA-schaal 16,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33495).

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. Redelijke normen, transparante rapportages en handhaven, dat waren de sleutelwoorden die de bewindspersonen gebruikten in het debat dat we hierover voerden in het algemeen overleg. Daar kan ik mij helemaal in vinden. De VVD wil dat onderwijsgeld naar onderwijs gaat. Met betrekking tot bestuurderssalarissen zijn er drie instrumenten die gebruikt worden en die wat ons betreft heel effectief zijn of kunnen zijn. Een: de strakke handhaving van de sectorale maxima onder de WNT-normen, zowel WNT-1 als WNT-2, en de indeling van salarisklassen hieronder om opdrijfeffecten te voorkomen. Twee: de monitoring die het kabinet doet van de salarisontwikkelingen en drie: de transparantie van jaarverslagen. De keuze voor een aparte bestuurders-cao en een aparte reguliere cao is gemaakt in 2011. Die keuze vonden wij toen logisch en die vinden wij vandaag de dag nog steeds logisch. Ik heb geen nieuwe argumenten gehoord en geen argumenten die mijn mening doen veranderen. Wij hebben een brief ontvangen van de Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen (VTOI) met het verzoek om een gedegen discussie te voeren. Ik denk dat wij die discussie moeten voeren en dat wij daar de tijd voor moeten nemen.

Ik heb gehoord dat er nog drie bestuurders boven het maximum van de Wet normering topfunctionarissen (WNT) zitten en dat alle andere eronder zitten. Wat betreft de aangekondigde monitor steunen wij een motie die de heer Rog zo zal indienen waarin de regering wordt verzocht om die monitor eerder beschikbaar te stellen, zodat wij later een betere discussie kunnen voeren over de WNT-2.

Ik heb tot slot nog een verzoek ten aanzien van de transparantie. Ik heb het punt gemaakt dat het vanaf 2009 al verplicht is om op naamsniveau te rapporteren over beloningen van bestuurders. Die verplichting lag er dus al. Er is toegezegd dat erop toe zal worden gezien dat dat gebeurt in 2013 en dat er een rapportage over komt. Wij zitten midden in het rapportageseizoen. Kan er een klein rappel uitgaan van het ministerie, om er vooraf op te wijzen ervoor gezorgd moet worden dat dit in de jaarverslagen over 2013 goed op orde is? Dan hoeven wij niet achteraf alsnog te repareren. Nu kunnen wij immers nog vrij makkelijk bijsturen. Ik hoor graag een reactie op dit verzoek.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Geld voor onderwijs moet natuurlijk worden uitgegeven aan onderwijs. Rond de invoering van de bestuurders-cao is er veel onduidelijkheid ontstaan over de vraag waar het geld precies aan uitgegeven is en hoeveel er is uitgegeven. Op veel vragen die wij hebben gesteld, is geen antwoord gekomen van de bewindslieden. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering geen antwoord heeft gegeven op het verzoek om inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van het aantal bestuurders in het voortgezet onderwijs, alsmede de ontwikkeling van hun salarissom in de periode 2010-2013;

overwegende dat het maatschappelijk belang gediend is bij transparantie en inzicht in waar belastingmiddelen die bestemd zijn voor onderwijs aan worden uitgegeven;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over het aantal werkzame bestuurders in het voortgezet onderwijs in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013, alsmede de Kamer te informeren over de totale salarissom die deze bestuurders jaarlijks ontvingen in deze periode,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33495).

De heer Rog (CDA):

Mijn tweede motie gaat over de monitor die het kabinet, bij monde van de ambtsvoorganger van de minister, heeft toegezegd voor 2015.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet normering topinkomens 2 (WNT-2) op 1 januari 2015 in werking treedt;

overwegende dat de bestuurders-cao's in de sectoren vo, mbo en hbo uitkomen boven de WNT-2-norm;

overwegende dat de regering voornemens is, de monitor inzake de bestuurders-cao's in het onderwijs pas medio 2015 aan de Kamer te sturen;

verzoekt de regering, de monitor inzake de bestuurders-cao's in het onderwijs eind 2014 aan de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij haar afweging rond de inpassing van de bestuurderssalarissen bij invoering van de WNT-2,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Duisenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33495).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. In het algemeen overleg kwam tot uiting, zeker bij mijn fractie, dat er ergernis bestaat over het feit dat er twee verschillende cao's bestaan, een voor leraren en overig onderwijspersoneel en een voor bestuurders. Ik had daarover een mooie en stevige motie gemaakt. Daarmee wilde ik ervoor zorgen dat alle mensen die in het onderwijs werken onder een en dezelfde cao zouden worden gebracht. Maar de heer Van Meenen was mij voor, zoals ik van hem gewend ben. Hij heeft een motie met een vergelijkbare strekking ingediend, dus heb ik mijn naam onder zijn motie gezet. Dat spaart weer wat papier.

Een ander punt is die gekke regeling dat bestuurders die tijdelijk zijn aangesteld, 5% opslag krijgen. Ik heb gevraagd of leraren die tijdelijk zijn aangesteld die opslag ook krijgen. Het antwoord was ontkennend. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de bestuurders-cao voor het voortgezet onderwijs geregeld is dat bestuurders met een tijdelijke aanstelling 5% opslag krijgen;

verzoekt de regering, er alles aan te doen om deze passage te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33495).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik zal beginnen met in te gaan op de motie-Van Meenen c.s. op stuk nr. 36. Ik zal daarbij gelijk ook de motie van de heer Van Dijk op stuk nr. 42 behandelen, want die sluit daar eigenlijk direct bij aan.

Laat ik vooropstellen dat ik heel goed begrijp waar de ontevredenheid van de Kamer over al te hoge salarissen voor bestuurders vandaan komt. Tegelijkertijd moeten we beseffen — ik heb dit ook tijdens het algemeen overleg gezegd — dat het ondertussen nog maar om een heel kleine groep bestuurders in het onderwijs gaat voor wie geldt dat het salaris niet aan de normering voldoet. Wat is de beste manier om ervoor te zorgen dat er voor iedereen die in het onderwijs werkt gelijke condities gelden die transparant en rechtvaardig zijn? Hoe kunnen we het beste controleren en bevorderen dat mensen zich een onderdeel voelen van een scholengemeenschap? De motie in de vorm zoals zij nu is ingediend en met het dictum zoals dat nu luidt, moet ik ontraden. Daarin wordt de regering namelijk gevraagd om met een oplossing te komen waarmee arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die al voor het onderwijspersoneel geldt. Ik zeg dit niet omdat ik niet zou willen dat bestuurders zich spiegelen aan de leraren, de conciërges en andere medewerkers, maar omdat het kabinet, en ook de Kamer, wel consistent moet zijn. Want het was nog maar vorig jaar dat de Kamer een andere motie, ook van D66, heeft aangenomen die inhield dat er juist aparte cao's voor bestuurders moesten komen, ook in het mbo, het hbo en het wo. Nu wil de indiener dat er geen aparte cao's voor bestuurders komen maar dat de bestuurders onder de arbeidsvoorwaarden van het personeel worden gebracht. Daarmee geeft de Kamer wisselende signalen af. Ik merk dat dat tot verwarring kan leiden in het onderwijsveld. Ik weet niet of dat de coherentie in de systematiek bevordert. Er wordt in het onderwijs toch al regelmatig geklaagd over de wispelturigheid van de politiek.

Daar komt bij dat wij een en ander niet kunnen afdwingen omdat wij de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs en recentelijk nog in het basisonderwijs met toestemming van de Kamer gedecentraliseerd hebben. Partijen bepalen daardoor zelf wie er namens hen onderhandelt over de arbeidsvoorwaarden en wie representatief is voor de verschillende categorieën medewerkers. Wat de indiener wil, kan ik in de huidige vorm dus niet uitvoeren. Wel kan ik — daar kom ik zo op terug — ervoor zorgen dat de beloning van bestuurders zorgvuldig met de WNT wordt verbonden en met de sectorale beloningsmaxima, en dat wij bij de sectorale maxima met betrekking tot de indexering de koppeling met de cao van de sector maken, zodat wij dus wel die relatie leggen tussen wat bestuurders en wat overige medewerkers in het onderwijs verdienen.

De voorzitter:

De heer Van Meenen heeft hier een vraag over.

De heer Van Meenen (D66):

Ik was hier al na de eerste twee zinnen van de minister gaan staan, omdat zij de indruk wekt dat de achtergrond van de indiening van deze motie een ergernis over de hoogte van salarissen van bestuurders zou zijn. Die ergernis zal er hier en daar best wel zijn en ook soms bij mij, maar het argument om dit in één cao onder te brengen is nu juist het samen school zijn. Het kunstmatige onderscheid dat gemaakt is tussen de bestuurders-cao en die van het overige personeel, wil ik weg hebben, temeer omdat er uit één lumpsum, dus op twee tafels met tegenstrijdige belangen, gevist wordt. Dat moeten wij niet hebben.

En dan nog even, als het mag voorzitter, over die tegenstrijdige berichten. Inderdaad heb ik vorig jaar een motie ingediend waarin ik pleit voor een bestuurders-cao, net als in het p.o. en vo. Daar was de situatie namelijk echt volkomen ongeregeld. Inmiddels hebben wij een aantal zaken gezien. Wij hebben gezien dat de minister geen vorderingen op dat terrein heeft gemaakt. Bovendien hebben de Kamer en mijn partij inmiddels het voortschrijdend inzicht dat het veel beter is voor de samenhang in onderwijsorganisaties dat iedereen onder dezelfde cao valt. Dat even als reactie.

Mijn vraag is dus: wat gaat de minister doen als deze uitspraak toch door de Kamer gedaan wordt?

Minister Bussemaker:

Ik denk dat wij hetzelfde doel hebben, namelijk dat bestuurders beseffen dat zij ook onderdeel uitmaken van een schoolgemeenschap. Daarom heb ik benadrukt dat wij ook bij de sectorale maxima met betrekking tot de indexering de koppeling met de cao van een sector blijven maken, en dat wij partijen zullen vragen om dezelfde indexering uit de cao voor het personeel toe te passen op de code of cao voor bestuurders. Daarmee bereiken wij hetzelfde doel. Ik zou de Kamer ook om consistentie willen vragen, want ik zou wel met de motie kunnen leven als die geherformuleerd wordt, maar niet direct in de zin van een oplossing zoals de heer Van Meenen nu voorstelt, waardoor de arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel moeten worden van een cao die al voor het onderwijspersoneel geldt. Maar ik kan er wel mee leven als hij zou zeggen: kabinet, maak een verkenning naar de manier waarop de arbeidsvoorwaarden van bestuurders die gelijkluidend zijn aan die van het personeel, al dan niet in eenzelfde cao vorm kunnen krijgen. Dan stellen wij dus het doel voorop, namelijk een verkenning doen naar en partijen ertoe oproepen om te bekijken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de arbeidsvoorwaarden van bestuurders gelijkluidend zijn aan die van het personeel. Daar kan ik mee leven. Maar nu al voorschrijven hoe dat precies moet, tegen de achtergrond van de wet- en regelgeving, is één stap te ver.

De heer Van Meenen (D66):

Tegen verkenningen kun je in deze Kamer nooit zijn, maar toch ben ik dat in dit geval, want de uitwerking van deze motie is juist dat het kabinet een verkenning gaat doen naar hoe deze motie het best kan worden uitgevoerd, met als uiteindelijke doel om in die ene cao te landen.

Minister Bussemaker:

Maar u vraagt ons te komen tot een oplossing waarin u niet het doel centraal stelt maar de methode waarop het moet, namelijk: het moet per se door de arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel te laten zijn van de cao die al voor het onderwijspersoneel geldt. Tegen de achtergrond die ik net heb geschetst, de wisselende signalen die de Kamer uitzendt en het feit dat wij de arbeidsvoorwaarden hebben gedecentraliseerd, is dit een buitengewoon lastige opdracht. Ik probeer u natuurlijk tegemoet te komen. Als u het dictum van uw motie iets verandert, kunnen wij elkaar een heel eind tegemoetkomen, denk ik.

De voorzitter:

Voor iedereen die meeluistert: met "u" wordt niet de voorzitter bedoeld, maar de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Dat vermoeden had ik al, voorzitter.

De voorzitter:

Ik verduidelijk het nog even.

De heer Van Meenen (D66):

Om daarover geen misverstand te laten bestaan: het doel is wel degelijk dat het in één cao landt. Dat is een doel op zich. Juist het feit dat er twee cao's zijn, leidt tot het gevoel dat veel mensen in het onderwijs nu hebben. Het kan best lastig zijn, dat geloof ik graag. Maar wij zijn hier niet alleen om makkelijke dingen te doen. Laat het maar lastig zijn, dan horen wij het wel. Voorlopig heeft de minister mij nog niet overtuigd, hoezeer ik haar handreikingen ook altijd waardeer.

Minister Bussemaker:

Maar het gaat er niet om of iets lastig is of niet. Het is ook belangrijk om met elkaar te wisselen of wij het doel halen en of wij dat het beste op deze manier halen. Dragen wij daarmee bij aan transparante en redelijke salarissen in het onderwijs? Volgens mij is dat het belangrijkste doel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil de heer Van Meenen even steunen. Ik doe dat niet voor niets, als medeondertekenaar van de motie. De minister mag de motie lastig vinden, dat is prima. Ik vind echter het argument van de wisselende signalen zo vreemd. Ik zou zeggen, praat eens met uw staatssecretaris over de maatschappelijke stage. Die is net ingevoerd en wordt nu alweer afgeschaft. Wisselende signalen? Ja, die heb je in de politiek. De ene keer wordt iets ingevoerd en de andere keer wordt er weer iets afgeschaft.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Vindt u dat niet een beetje gek argument dat erbij wordt gehaald? In dit geval gaat het om een Kameruitspraak. Volgens mij moet die gewoon worden uitgevoerd als de motie wordt aangenomen.

Minister Bussemaker:

Ik constateer alleen dat er vorig jaar een uitspraak is gedaan door de Kamer die precies de andere kant opging. Dat maakt het voor ons wel lastig om met een veelvormig onderwijsveld tot goede afspraken te komen, vandaar dat ik de motie in haar huidige vorm ontraad.

Ik ga verder met de motie van de heer Mohandis en de heer Van Meenen op stuk nr. 37. Hierin wordt gevraagd om per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel. Deze motie beschouw ik als een aansporing van het beleid zoals wij dat bij het algemeen overleg hebben gewisseld. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook graag aan de Kamer over. Wij zijn het met de indieners eens dat beloningen van bestuurders in de pas moeten lopen. Wij hebben ook toegezegd in 2015 in een ministeriële regeling op te nemen dat indexering van de sectorale maxima wordt gekoppeld aan de indexering van salarissen in de gewone cao's. Wij willen partijen daarbij ook bewegen om in de cao of code voor bestuurders dezelfde indexering op te nemen als die voor het personeel. Wij verwachten overigens dat men hier bereidwillig tegenover staat. Ook daarmee zorgen wij ervoor dat bestuurders beseffen dat ze deel uitmaken van een schoolgemeenschap en dat hun salaris verbonden is met het salaris van anderen.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 38, eveneens van de heer Mohandis en de heer Van Meenen. Hierin wordt de regering verzocht om bij de aanscherping van de WNT ook de salarisklassen voor het onderwijs per ministeriële regeling vast te leggen. Ik begrijp de bedoeling achter deze motie, maar ik moet haar toch ontraden omdat ze naar mijn idee te vroeg komt. De sectormaxima die ik heb vastgesteld voor de verschillende sectoren in het onderwijs, betekenen al een verlaging van de beloning van een aantal bestuurders in het onderwijs.

Als de WNT-2 er per 1 januari 2015 overheen komt, zal die ervoor zorgen dat er voor de onderwijssectoren nieuwe, verlaagde sectormaxima worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Die stap is weer een forse verlaging van de beloning van de bestuurders. Voor het onderwijsveld gaat dit dus om een tweede verlaging in korte tijd. We hebben al toegezegd om de Kamer te informeren over de stappen die we ten aanzien van de verlaging zetten. Het enige wat ik nu niet wil doen, is het per ministeriële regeling vastleggen van de salarisklassen onder de sectormaxima. We gaan wel de sectormaxima vastleggen, waaruit blijkt wat een bestuurder in po, vo, mbo, hbo en wo verdient. Maar daaronder zitten weer salarisklassen. Tot nu toe is het beleid steeds geweest om de salarisklassen die onder deze maxima vallen, aan de sectoren over te laten. Deze zijn pas sinds kort vastgesteld bij cao of beloningscode. Ik heb nu geen signalen op basis waarvan ik de conclusie kan trekken dat de cao's of de codes niet worden nageleefd. Ik denk dat de klasse-indeling door de sector zelf het draagvlak vergroot. Ik zou bij de WNT-2 de sector in de gelegenheid willen stellen om de klasse-indelingen te maken onder de sectorale maxima. Als we dat bij ministeriële regeling doen, leidt dat tot complexe regelgeving, tot veel administratieve lasten en ik vrees ook tot vermindering van draagvlak.

De heer Mohandis (PvdA):

Als het veld of de sector een soort commitment heeft over salarisklassen onder de nieuwe WNT, dan is er toch de mogelijkheid om dat in de toekomst bij ministeriële regeling vast te leggen? Begrijp ik dat goed?

Minister Bussemaker:

Ik begrijp uw motie zo dat u vraagt om dat bij voorbaat bij ministeriële regeling vast te leggen. Ik wil de systematiek van de WNT-1 ook bij de WNT-2 gebruiken. We stellen een maximum vast, zoals voor de publieke sector, dus ook het onderwijs. Op basis daarvan stellen we verlagingen per sector vast; dat is ook een ministeriële regeling. Daaronder komen er klassen. Die willen we in eerste instantie door de sector zelf laten bepalen. We willen daarop monitoren. Dan kunnen we vaststellen of de sectorale codes en de cao's worden nageleefd. Als dat niet het geval is, dan is het mogelijk om de salarisklassen alsnog op te nemen in een ministeriële regeling. Dat kan wel, maar dan laten we wel het initiatief waar het hoort, namelijk bij het veld. Als dat niet tot gewenste effecten leidt, kunnen we altijd nog tot de ministeriële regeling overgaan, maar dat gaat dan wel gepaard met complexe regelgeving en administratieve lasten.

Voorzitter. In de motie-Beertema op stuk nr. 39 wordt de regering verzocht, de beloningen voor bestuurders onder te brengen in dezelfde systematiek die geldt voor alle andere werknemers in het onderwijs, met als maximum de BBRA-schaal 16. Op het algemene deel van deze motie ben ik al ingegaan, want dat is overeenkomstig de motie van de heer Van Meenen. De heer Beertema voegt daar nog een maximum aan toe, namelijk schaal 16. Dat was het beloningsmaximum van de sector basisonderwijs. Hij zegt daarmee dat alle bestuurders, van basisonderwijs tot wetenschappelijk onderwijs, op hetzelfde niveau terecht moeten komen, namelijk op het niveau dat geldt voor een directeur in het basisonderwijs. Ik denk dat dit niet wenselijk is. Ik denk dat het redelijk is om naar grootte en complexiteit van organisaties te kijken. We hebben dat bij de WNT in zijn algemeenheid gedaan. De systematiek voor het onderwijs zou totaal losgetrokken worden van alle andere sectoren in de publieke sector. Nogmaals, we zetten forse stappen met een verdere verlaging vanaf volgend jaar. Ik denk dat dit de meest voor de hand liggende weg is. Ik ontraad daarom deze motie.

De voorzitter:

U betrok bij uw reactie op de motie op stuk nr. 36 ook de motie op stuk nr. 42.

Minister Bussemaker:

Die motie is ook ontraden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit is een misverstand.

Minister Bussemaker:

Sorry. Het ging om een andere motie.

De voorzitter:

U had het over de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 42.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, dat is een misverstand. Ik heb juist gezegd dat ik daarover geen motie zou indienen, omdat de heer Van Meenen dat al had gedaan.

Minister Bussemaker:

Sorry. Dit is inderdaad de motie op stuk nr. 42 en daar zal de staatssecretaris op ingaan.

De voorzitter:

Prima, dan is dat opgehelderd. De motie op stuk nr. 39 wordt in ieder geval ontraden.

Minister Bussemaker:

De heer Duisenberg heeft gevraagd of een rappel nodig is. Dat denk ik niet, omdat vanaf 2013 de beloning in het jaarverslag een wettelijke verplichting is, inclusief de controle door de instellingsaccountant. Instellingen moeten zich nu, anders dan in voorgaande jaren, aan transparantie van gegevens houden. Ik kan me ook niet meer voorstellen dan wat wij al hebben vastgesteld, namelijk dat men in het jaarverslag de wettelijke verplichting heeft om het op te geven, inclusief de controle. Ik ga er dus van uit dat wij daarmee de gewenste gegevens krijgen.

Tot slot kom ik bij de motie op stuk nr. 41 van de heren Rog en Duisenberg. In deze motie wordt verzocht om de monitor over de bestuurders en de cao in het onderwijs eind 2014 aan de Kamer te sturen. Ook hiervoor geldt dat ik de motie in haar huidige vorm moet ontraden, maar dat ik de bedoeling van de indieners wel begrijp en daarin wil meegaan. Zij willen de gegevens hebben, zodat de Kamer de informatie kan betrekken bij haar afweging rond de inpassing van de bestuurderssalarissen bij de invoering van de WNT-2 norm. Dat vind ik op zichzelf een redelijk uitgangspunt. Het probleem is alleen dat wij de gegevens aan het einde van dit jaar nog niet hebben. Dat is te vroeg. De periode is te kort om de zelfregulering van de sectoren te evalueren, omdat er aan het einde van dit jaar pas gegevens over één jaar zijn geanalyseerd, te weten over 2012. Wel kunnen we de nulmeting van de monitoring op basis van de beloningsgegevens van 2012 naar de Kamer sturen, want medio dit jaar komen de beloningsgegevens over het jaar 2013 beschikbaar. Dat is dan het eerste jaar dat de gegevens van de WNT-norm ook samen met de codes van de cao's in werking treden. Als de motie zodanig wordt geherformuleerd dat het niet gaat om de gehele monitoring maar om de nulmeting van de monitoring, kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. Ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de Kamer die gegevens op tijd heeft om ze te betrekken bij de inpassing van de bestuurderssalarissen bij de invoering van de WNT-2 norm. Dat was het voor mij.

De voorzitter:

Ik zie dat de indiener van de motie geen behoefte heeft aan een reactie. Wel wil de medeondertekenaar van de motie, de heer Duisenberg, nog een reactie geven.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik wil geen reactie geven op de motie, maar wel nog even ingaan op mijn vraag over de verslaglegging. De minister gaat ervan uit dat het vanzelf goed gaat als het een wettelijke verplichting is. Het was dan misschien geen wettelijke verplichting, maar vanaf 2009 was het wel een verplichting om de beloningsgegevens op naamniveau bekend te maken. Die verplichting werd niet goed nageleefd. De reactie van OCW was dat het steeds beter ging. Dat zeg ik soms tegen mijn kinderen om ze nog een beetje te motiveren. Ik vraag de minister niet met een dergelijke opmerking te reageren als het dit keer met een wettelijke verplichting weer niet goed gaat. Dan gaan we er namelijk even hard in, want het is echt belangrijk voor de transparantie dat het geen spaghetti van cijfers is. Het moet vergelijkbaar zijn, want dan kunnen de mensen het volgen.

Minister Bussemaker:

Dat zeg ik u toe. Laten we het dan nog een keer proberen. Dat zeggen we ook weleens tegen kinderen. Je krijgt nog een kans en als je die niet goed gebruikt, volgt er wat.

De voorzitter:

We willen niet weten wat!

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. We hebben het over bestuurders. Laten we ervoor uitkijken dat we het debat niet in karikaturen voeren door leraren neer te zetten als heiligen en bestuurders als zakkenvullers. Ik vind het belangrijk dat we goede leraren én goede bestuurders hebben. Een beetje een redelijk debat in deze Kamer helpt ook om het vak van bestuurder in het onderwijs aantrekkelijk te houden.

Er zijn twee moties ingediend waarop ik nader zal ingaan. De eerste is de motie op stuk nr. 40 van de heer Rog over het volgen van salarissen tussen 2010 en 2013. Wij hebben een aantal dingen gedaan naar de toekomst toe. DUO zal zeer binnenkort langs de lijnen van open data de salarissen en beloningsgegevens over 2012 bekendmaken en deze openlijk op de website zetten. Dat vind ik heel erg goed. Daarbij moeten we onderstrepen dat 2012 het laatste jaar was waarin die gegevens nog geen formele accountantscontrole hebben ondergaan; er is nog geen stempel van de instellingsaccountant op gezet. In die zin moet je met de gegevens uit 2012 enigszins voorzichtig zijn, want die gegevens zijn maar beperkt bruikbaar. Dat wordt vanaf 2013 anders, zoals mijn collega Bussemaker zojuist duidelijk maakte in het debat met de heer Duisenberg. Dat is heel goed en zal ons in de toekomst helpen om de vergelijking beter te maken. Voor 2012 gaan wij werken met de monitor. Om te beoordelen of het instrument van de zelfregulering werkt, helpt het om te bekijken hoe de beloningsgegevens er over 2012 uitzien en hoe die passen in de salarisklassen. Het jaar 2012 was het eerste jaar waarin de cao bestuurders van kracht was waarin de salarisklassen waren verwerkt. In die zin heeft het wel enig nut.

Wat de heer Rog in deze motie vraagt, gaat echter veel verder dan de monitor waarmee wij gaan beginnen. De heer Rog vraagt om terug te kijken tot aan 2010 en wel op het individuele niveau van bestuurders. Dat is echt een gigantische operatie en ik moet die motie dan ook ontraden. Het kost heel veel extra werk, zowel aan onze kant op het departement, als bij de besturen die het betreft. Het gaat om heel veel extra lasten, want je moet overal achteraan bellen et cetera. Vervolgens levert dat een beeld op dat ook nog eens zeer beperkt bruikbaar is, omdat we weten dat de cijfers over 2012 zeer beperkt toepasbaar en vergelijkbaar zijn. Deze operatie kost heel veel werk van onze kant en van de kant van de scholen, en levert een beeld op waar we niet zo vreselijk veel mee kunnen. Ik zou deze motie willen ontraden.

De heer Rog (CDA):

Ik ben teleurgesteld, maar niet verrast. Ik heb deze vraag al eerder schriftelijk gesteld en ook geen antwoord gekregen van de staatssecretaris. Ik heb hier toch wel moeite mee. We hebben deze vragen gesteld omdat we willen weten waaraan het belastinggeld wordt uitgegeven dat we in Nederland bij elkaar harken en bestemmen voor onderwijs. We hebben sinds 2009 de verplichting om vast te leggen hoeveel bestuurders hoeveel verdienen. Die verantwoordelijkheid ligt er al vanaf 2009; de heer Duisenberg heeft hier ook al aan gerefereerd. Het enige wat ik de bestuurders van dit land vraag, is ervoor te zorgen dat zij die informatie ophengelen, zodat wij weten hoeveel geld er aan bestuurderssalarissen wordt uitgegeven. Ik vind dit een terechte vraag in het licht van de maatschappelijke onrust over de beloning van topbestuurders. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals om dat te heroverwegen. Het is misschien lastig om even een belletje te doen, maar het helpt mij in mijn afwegingen hoe in dit debat verder te handelen.

Staatssecretaris Dekker:

De heer Rog geeft aan dat wij ons zorgen maken over de salarissen van topbestuurders. Daar hebben we de Wet normering topinkomens voor. Dat is een heel goede wettelijke afspraak om dat tegen te gaan. Ik wil de heer Rog er ook op wijzen dat we in Nederland hebben afgesproken dat we niet in detail bijhouden waaraan scholen hun geld uitgeven. Er is sprake van een lumpsumbekostiging. Daarom houden we niet precies bij hoeveel er op individueel niveau naar een bestuurder gaat, hoeveel er per school naar leren gaat en hoeveel naar energie, pennen of boeken. Je kunt het allemaal wel bijhouden, maar dan moet je een enorm circus optuigen. Nu is er in deze Kamer regelmatig gediscussieerd over de wens dat de administratieve lasten worden teruggedrongen. Met terugwerkende kracht halen we dat allemaal niet meer op. Eigenlijk vraagt de heer Rog mij om iets te doen wat weinig zin heeft en een enorme klus betekent.

De voorzitter:

De heer Beertema, hebt u op dit punt nog een vraag?

De heer Beertema (PVV):

Nee, over de inleiding van de staatssecretaris heb ik een vraag.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Beertema (PVV):

Heel kort? De staatssecretaris had een heel lange inleiding, dus ik krijg toch graag de gelegenheid om hierop in te gaan. Ik houd het kort.

Ik erger mij een beetje aan de toon die de staatssecretaris opnieuw aanslaat. Leraren zijn geen heiligen, geen van de bestuurders deugt. Niemand heeft dat ooit gezegd! Ik wijs die suggestie van de hand. De staatssecretaris zegt dat er weinig aan de hand is, maar welke van de zeven grote onderwijsinstellingen in Rotterdam, die ik de staatssecretaris graag nog eens onder de aandacht breng, is in de laatste jaren bewaard gebleven voor bestuurlijk falen, bestuurlijk blunderen enzovoort? Dit vraag ik nu aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dekker:

De heer Beertema voelt zich kennelijk aangesproken door mijn algemene inleiding. We weten dat er op individueel niveau weleens iets fout gaat. Bestuurders gaan weleens in de fout, leraren gaan weleens in de fout. Daartegen moeten we optreden, kordaat. Het beeld dat neergezet wordt dat alle bestuurders in Nederland het eigenlijk constant fout doen of per definitie zakkenvullers zijn, is in mijn ogen echt verkeerd. Als we goede bestuurders in Nederland willen hebben, mag voor hen in deze Kamer wat vaker waardering worden uitgesproken.

De heer Beertema (PVV):

Ik blijf zeggen dat wij hier niet voor een goednieuwsshow zijn gekomen. Van de zeven grote instellingen is er een, Hogeschool Rotterdam, waar de laatste jaren rust is geweest. Bij alle andere, dus BOOR, CVO, LMC, Zadkine en Albeda, is onrust geweest vanwege bestuurlijk falen. Het wil er bij mij dus niet in dat er geen gevoel van urgentie is, maar dat er zomaar wordt gezegd dat het wel meevalt. Het valt niet mee. Is de staatssecretaris het hierover met mij eens?

Staatssecretaris Dekker:

Ik denk dat de heer Beertema en ik van mening verschillen. Hij noemt in een debat als dit een aantal scholen waarop het niet goed is gegaan. Dat vind ik niet goed. Ik nodig de heer Beertema graag uit om met mij mee naar scholen te gaan met heel goede en integere bestuurders die het hartstikke goed doen, het hart op de goede plek hebben, weten wat er op de werkvloer gebeurt en ervoor zorgen dat er op de scholen die onder hun bestuur vallen, goed onderwijs wordt gegeven. Ik vind enige nuchterheid in dit debat op haar plaats. Volgens mij heeft de heer Beertema met mij en de minister twee bewindspersonen aan zijn zijde die de problemen benoemen en keihard ingrijpen, waar nodig. Recentelijk heeft hij gezien dat wij dat bij een aantal scholen hebben gedaan door de financiering stop te zetten. Om nu de hele beroepsgroep over dezelfde kam te scheren, vind ik echt te ver gaan.

In de motie op stuk nr. 42 verzoekt de heer Jasper van Dijk om een passage uit een cao te schrappen. Die motie moet ik helaas ontraden, eenvoudigweg omdat die cao is gesloten. Daaruit kan dus niets meer worden geschrapt. De overheid is daarin ook niet onmiddellijk partij. Ik heb in het debat aangegeven dat ik dit, terugkijkend, een van de minder fraaie elementen van de cao vind en dat de minister en ik bereid zijn om te praten met de VTOI, bijvoorbeeld om na te gaan wat we kunnen doen om de salarisontwikkeling van het onderwijzend personeel gelijke tred te laten houden met die van de bestuurders. Op deze manier kom ik de heer Jasper van Dijk tegemoet. Ik wil meer specifiek, als het in het debat gaat over de vraag of dat aparte cao's moeten zijn of één cao, ook best nog het gesprek aangaan om in ieder geval het ongenoegen hier kenbaar te maken voor het geval er een vervolg-cao mocht komen. Deze cao is er net, maar voor het geval er een vervolg-cao mocht komen. Het is echter onmogelijk om een passage uit een bestaande cao te schrappen, zoals de heer Van Dijk mij vraagt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dus als de motie de strekking zou hebben dat de staatssecretaris zich inspant om een dergelijke passage niet in een toekomstige cao te krijgen, deelt hij die mening?

Staatssecretaris Dekker:

Dat voorstel komt al veel dichter bij wat ik heb aangegeven. Ik heb aangegeven dat ik dat gesprek wil aangaan en dat ik het vervelend vind dat, als je het hebt over flexibele arbeid, er beloningsafspraken zijn gemaakt voor bestuurders die niet gelden voor docenten. Ik denk dat wij dat met zijn tweeën gaan oppakken. Ik kan de heer Van Dijk dan tegemoetkomen, maar ik kan niet iets terugdraaien waarover sociale partners een contract hebben gesloten.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik zal de motie wijzigen en de staatssecretaris kan die tegemoet zien.

De voorzitter:

Dank u. Wij zien de gewijzigde motie op dit punt tegemoet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties worden aanstaande dinsdag, dus over een week, gehouden. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden en hun adviezen bij de moties.

De vergadering wordt van 17.08 uur tot 18.35 uur geschorst.

Naar boven