Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 27, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 27, item 9 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014 (33750-VI).
De voorzitter:
Wij beginnen aan de tweede termijn van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer De Wit.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. In het debat van vandaag en gisteren stond de rechtsstaat centraal. De beantwoording door de bewindslieden van de vragen op dit punt heeft de bezorgdheid bij de SP-fractie niet geheel weggenomen. Er staan ons aan de ene kant in de toekomst grote bezuinigingen te wachten op het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, en aan de andere kant wordt de toegang tot het recht bedreigd door de plannen van dit kabinet. Wij zullen ongetwijfeld op de rechtsstaat terugkomen in de nabije toekomst.
Wat de voorgestelde amendementen betreft: ik ga ervan uit dat ik nu alleen iets kan zeggen over wat er ligt. Het is de vraag of de amendementen allemaal in stand zullen blijven. Over de voorliggende amendementen zal onze fractie zich uiteraard beraden, maar over een paar amendementen hebben wij wel bedenkingen bij de dekking. Dat betekent dat wij niet op voorhand kunnen zeggen dat wij alle amendementen zullen steunen, alhoewel de SP-fractie, zoals gezegd, tegen de voorgenomen bezuinigingen op het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en de gefinancierde rechtshulp blijft.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Ik begon mijn eerste termijn met de opmerking dat ik een visie miste. Ik zei dat er misschien wel een "fisie" was, met de "f" van financiën. Daar blijf ik bij. De staatssecretaris heeft een prijs gewonnen voor de re-integratie van boeven — ik feliciteer hem daarmee — maar ik ben benieuwd of hij deze prijs kan behouden. Neem het afbraakplan gevangeniswezen. Ik vraag mij af in hoeverre het verstandig is om tikkende tijdbommen langer op een cel te houden en halfopen en open inrichtingen af te schaffen, terwijl wij weten dat die juist ten goede komen aan de re-integratie van boeven.
Wel ben ik heel blij dat de staatssecretaris gaat kijken naar het takenpakket van de reclassering en naar een oplossing voor de korting van 27%.
Grote zorgen heb ik over het sociaal beleid. In het kader van het afbraakplan gevangeniswezen hadden wij het over het asociale beleid voor de 2.600 man die op straat komen te staan. Het gaat om goed opgeleid personeel. Ik heb mijn zorgen geuit. De staatssecretaris gaf hierop aan: volgens mij gaat het wel goed, neem Hoogeveen. Terwijl de staatssecretaris aan het woord was, kreeg ik mailtjes van bezorgde personeelsleden die aangaven: ik maak mij grote zorgen, want 2.200 mensen hebben nog geen werk. De staatssecretaris zei dit ook. De mensen uit Hoogeveen die zijn overgeplaatst, hebben maar voor een halfjaar duidelijkheid. Slechts vijf mensen hebben daadwerkelijk een andere baan gevonden. Ook de ChristenUnie heeft tegenover ons haar zorgen hierover geuit. Wij willen graag meer duidelijkheid hierover. Om de staatssecretaris behulpzaam te zijn, dien ik samen met de heer Oskam van de CDA-fractie de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij het debat over het Masterplan DJI uitdrukkelijk is toegezegd dat het personeel dat moet vertrekken, van werk naar werk begeleid zou worden, dat dit op verantwoorde wijze zou gebeuren in verschillende fases en dat er geld beschikbaar is voor scholing en andere faciliteiten naar ander werk;
constaterende dat er sprake is van grote onzekerheid onder het gevangenispersoneel, dat er nog nauwelijks mensen van werk naar werk zijn begeleid en dat van een zorgvuldig personeelsbeleid geen sprake is;
verzoekt de regering, extra inspanningen te leveren om duidelijkheid te scheppen en een goed doordacht en zorgvuldig personeelsbeleid tot stand te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik dien nog een motie in die meeondertekend is door de heer Oskam van de CDA-fractie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitvoering van het Masterplan DJI op het punt van het personeelsbeleid nog niet goed verloopt;
overwegende dat een deel van het personeel binnen enkele jaren door natuurlijk verloop vertrekt, dat er over enkele jaren weer mensen nodig zijn bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, dat de boventalligheid van het personeel scheef is verdeeld over het land, en dat het wegsturen van gevangenispersoneel de overheid ook geld kost vanwege de verplichting loon aan te vullen en uitkeringen;
verzoekt de regering, nader onderzoek te doen naar de financiële onderbouwing en de gevolgen van het laten afvloeien van gevangenispersoneel tegenover de mogelijkheid om mensen tijdelijk in dienst te houden van de Dienst Justitiële Inrichtingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb de minister gevraagd, zijn oordopjes uit te doen als het gaat om het softdrugsbeleid. Om hem daarmee te helpen — de minister is gewend dat ik hem graag help — dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in veel gemeenten de wens leeft om anders om te gaan met softdrugs en ook de teelt en de bevoorrading van coffeeshops te reguleren;
constaterende dat de gemeenten de gelegenheid hebben om plannen in te dienen bij de regering en dat alle initiatieven momenteel worden verzameld;
van mening dat er van het feit dat er bij een forse meerderheid van de grote gemeenten draagvlak bestaat voor regulering van wietteelt, een belangrijk signaal uitgaat;
van mening dat met een open blik naar alle plannen moet worden gekeken, waarbij de aspecten van volksgezondheid, criminaliteitsbestrijding en de financiële aspecten moeten worden meegewogen;
verzoekt de regering, bij het beoordelen van deze plannen de optie van regulering niet op voorhand uit te sluiten, met een open blik alle plannen en initiatieven te beoordelen en de inhoudelijke afwegingen goed te beargumenteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Tot slot. Ik ben erg verheugd ben met de toezegging over Stop it Now!. Het is iets heel kleins. Het is een hulplijn om slachtoffers te voorkomen. Het is misschien een kleine stap, maar deze kan heel veel leed voorkomen. Daar ben ik beide bewindslieden erg dankbaar voor.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. We hebben een goed debat gevoerd en ook wel een bewogen debat, tot dusver. Ik ben blij met de opnieuw getoonde ambitie van de minister van Veiligheid en Justitie als het gaat om de aanpak van fraude. Eveneens ben ik blij dat dit onderwerp breed leeft in de Kamer. De minister moet de volgende motie beschouwen als een aanmoediging.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie de bestrijding van financieel-economische criminaliteit, kortweg fraude, als topprioriteit van dit kabinet benoemt;
constaterende dat in de praktijk door de politie en het Openbaar Ministerie een zeer laag aantal fraudezaken kan worden opgepakt en dat in het geval van bijvoorbeeld faillissementsfraude uit steekproeven blijkt dat binnen een jaar slechts 1% van de bij politie en Openbaar Ministerie bekende zaken wordt aangepakt;
van mening dat de pakkans bij fraude omhoog moet;
verzoekt de regering, doelstellingen te formuleren en concrete streefpercentages ten aanzien van de vervolging in fraudezaken op te nemen in de in december te ontvangen brief over de rijksbrede aanpak van fraude,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is een bij tijd en wijlen goed en in ieder geval zeer bewogen debat gevoerd over de vele asielkwesties waarover de Kamer zich, soms op de ene manier en soms op de andere, zorgen maakt. Daarover dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor het vaststellen van een landgebonden asielbeleid voornamelijk gebruik wordt gemaakt van algemene ambtsberichten waarbij relevante informatie niet altijd evenredig wordt meegenomen;
overwegende dat niet te kennen wordt gegeven op welke wijze gebruik is gemaakt van de informatie uit de verschillende bronnen bij het opstellen van deze algemene ambtsberichten;
van mening dat bovendien onvoldoende wordt erkend dat ambtsberichten over landen van herkomst die een fragiele situatie kennen een korte geldigheidsduur hebben, en dat er meer gebruik moet worden gemaakt van het tussentijds opnemen van informatie, alsook dat vaker gewerkt moet worden met thematische ambtsberichten opdat er meer concrete handvatten komen ten behoeve van de beoordeling van een specifiek asielverzoek;
verzoekt de regering, bij het vaststellen van een landgebonden asielbeleid vaker gebruik te maken van thematische ambtsberichten, daarnaast openheid te geven aan organisaties over de wijze waarop gebruik is gemaakt van de informatie die bij hen is ingewonnen en bovendien tussentijds ingewonnen dan wel aangeleverde informatie over het desbetreffende land te verwerken in het beleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De staatssecretaris heeft gezegd dat hij zich niet herkent in het beeld dat de informatie van het iMMO niet voldoende wordt meegenomen. Ik heb hier toch echt een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 31 juli 2013, waaruit blijkt dat dit op hoog niveau wel is gebeurd aan de zijde van de staatssecretaris. Ik geef die straks graag of misschien kan ik dat via de Griffie doen.
De voorzitter:
Via de bode.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Via de bode, excuus.
Tot slot, een allerlaatste opmerking. Ik vond het verhelderend om te ervaren dat als je je zorg uitspreekt over de wijze waarop het debat zich ontwikkelt, als het om de PVV gaat, en als blijkt dat je het niet met de PVV eens bent, je een grote kans loopt om uitgescholden te worden. Ik vind dat wij een voorbeeld zijn voor het land. Als dit de wijze is waarop de PVV-volksvertegenwoordigers zich willen presenteren aan Nederland, dan maak ik mij grote zorgen voor het land.
De heer Van Oosten (VVD):
Voorzitter. Ik zal proberen het kort te houden. Allereerst dank ik beide bewindspersonen voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Ik bedank de bewindspersonen in het bijzonder voor hun toezeggingen ten aanzien van het familierecht en de zedenwetgeving.
De VVD wil nog twee punten naar voren brengen die uitmonden in een tweetal moties. Het eerste punt betreft de bestrijding van fraude, met name fraude met Europese gelden en subsidies, te meer omdat ik vandaag het bericht zag dat Eurocommissaris Reding, ondanks de gele kaart die getrokken is ten aanzien van een Europees openbaar ministerie, daar onverwijld mee doorgaat.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er fraude wordt gepleegd met Europese gelden en subsidies;
constaterende dat volgens OLAF in sommige lidstaten te weinig wordt gedaan om deze fraude te stoppen, op te sporen en te vervolgen;
constaterende dat de door de Europese Commissie voorgestelde oplossing voor dit probleem, het Europees Openbaar Ministerie, niet op steun van een meerderheid van de Kamer kan rekenen;
overwegende dat misdaad niet mag lonen, ook niet door fraude met Europese gelden en subsidies;
roept de regering op, bij de Europese Commissie erop aan te dringen dat Europese gelden en subsidies ten aanzien waarvan fraude wordt gepleegd, worden ingetrokken en teruggevorderd, als de lidstaten de fraude niet actief opsporen en vervolgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Daarnaast wilde ik namens mijn partij nog een motie indienen die ziet op de inrichting van een cassatiebalie voor de Nederlandse Orde van Advocaten, waar het gaat om het strafrecht.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat positieve ervaringen zijn opgedaan met de door de Nederlandse Orde van Advocaten ingerichte cassatiebalie in het civiele recht;
overwegende dat een soortgelijke balie nog niet bestaat voor het strafrecht en dat kwaliteitsverbetering van cassatieberoepen in het fiscale recht wenselijk is;
constaterende dat de Nederlandse Orde van Advocaten de motie-Van der Steur c.s. (32576, nr. 8) niet volledig heeft uitgevoerd, waardoor de benodigde kwaliteit niet vanaf het begin werd gerealiseerd;
verzoekt de regering, in overleg te treden met de Nederlandse Orde van Advocaten teneinde op korte termijn te komen tot een cassatiebalie voor het strafrecht bij de Hoge Raad en de toegang vanaf het begin te koppelen aan bewezen kwaliteit;
verzoekt de regering tevens, te bezien hoe de kwaliteit van cassatieberoepen in het fiscale recht kan worden gegarandeerd en de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ook mijn dank gaat uit naar de beide bewindspersonen voor de gegeven antwoorden. Mijn fractie dankt ook de ambtenaren die de afgelopen dagen weer hard hebben moeten werken, soms tot in de nachtelijke uren, om ons van antwoorden te voorzien. Ik denk dat het bij de behandeling van een begroting altijd goed is dat de Kamer daarbij stilstaat.
De VVD-fractie heeft gisteren een belangrijke opgave aan de staatssecretaris geformuleerd voor het komend jaar. De terugkeercijfers moeten weer omhoog. Gelet op de beantwoording van de staatssecretaris heb ik er alle vertrouwen in dat dit ook gaat lukken. Een wetsvoorstel ligt al in de Kamer en in de schriftelijke beantwoording las ik dat al maatregelen zijn genomen ten behoeve van het eerder uitzetten van criminele vreemdelingen. De ambitie voor een kwantitatieve doelstelling, naast een kwalitatieve, wordt niet naar beneden bijgesteld. De staatssecretaris heeft de intentie de voor dit jaar geformuleerde ambitie in 2014 voort te zetten.
Ik ben tevreden met de toezegging van de staatssecretaris om het komend jaar intensief in te zetten op de handhaving van de terugvervoerplicht en het consequent verhalen van de kosten op de luchtvervoerder op het moment dat er geen kopieën van reisdocumenten beschikbaar zijn. Ik ben ook blij om te horen dat de staatssecretaris al op korte termijn naar de Kamer komt in het kader van het verruimen van MTV-controles op basis van de bepaling die daarover in het Vreemdelingenbesluit staat, zodat ik daarover niet weer samen met de heer Van Hijum een motie hoef in te dienen. Wij hebben dat vorig jaar ook gedaan en getracht de motie in deze Kamer aangenomen te krijgen.
In het kader van het terugkeerbeleid spreek ik de hoop uit dat meer mensen in de samenleving het overheidsbeleid gaan steunen, in plaats van het tegen te werken, door niet langer valse verwachtingen en hoop te bieden, maar mensen consequent te wijzen op hun vertrekplicht op het moment dat onafhankelijk is beoordeeld dat iemand hier niet langer mag blijven.
Ten aanzien van het verkorten van procedures merk ik op dat het stroomlijnen van de voorkant ook betekent dat de achterkant moet worden gestroomlijnd. Ik noem het voorbeeld dat in acht dagen een beslissing wordt genomen waarna gemiddeld dertig weken van procederen volgt. Dit is niet alleen een probleem van de overheid, noch is het een probleem van alleen de rechterlijke macht. Ik zie ook verantwoordelijkheid bij de advocatuur liggen. Ik geloof dat dat wel is binnengekomen.
Ik vind het bijzonder om te moeten constateren dat in hoger beroep zo'n 95% van de zaken buiten zitting wordt afgedaan. Misschien dat de staatssecretaris in zijn tweede termijn hierop kan reageren, anders zie ik zijn reactie wel op een ander moment schriftelijk tegemoet. Ik ben ook benieuwd naar de afdoening door de Raad van State. Ik heb daar wel een gevoel bij als 95% buiten zitting wordt afgedaan. Ik wil graag weten hoe die afdoening is, welk percentage gegrond wordt verklaard en welk percentage ongegrond dan wel niet ontvankelijk wordt verklaard. Het verkorten van procedures zal in samenspraak moeten gaan met de Raad voor de rechtspraak en de Raad van State. Ik dien hierover samen met mevrouw Maij een motie in. Wij willen als coalitie niet het verwijt horen — het is niet eens een verwijt — dat wij soms ieder aan een kant van het koord trekken. In dit geval trekken wij aan hetzelfde eind.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de doorlooptijden van vreemdelingenzaken in beroep en hoger beroep stijgen;
van mening dat dit wringt met het stroomlijnen en verkorten van toelatingsprocedures;
verzoekt de regering om in overleg te treden met de Raad voor de rechtspraak en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om, zonder het aantasten van de rechtsbescherming van vreemdelingen, te komen tot maatregelen die de doorlooptijden verkorten;
verzoekt de regering tevens om de Kamer over de uitkomsten van dat overleg te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Azmani (VVD):
Wij hebben ook gesproken over bootvluchtelingen en Schengen. Ik zal dat punt niet wederom naar voren brengen. Wij hebben daarover ook net een interruptie gehad. Naar ik meen, voeren wij op 4 december een algemeen overleg over de JBZ-Raad. Ik ga ervan uit dat dit onderwerp op de agenda van dat overleg staat, en volgens mij is dat ook zo. Ik heb de staatssecretaris dat horen zeggen. De VVD-fractie komt dan op dit punt terug. Daarbij gaat het enerzijds om symptoombestrijding en anderzijds over het aspect dat meer ingezet zou moeten worden op oorzaakbestrijding.
Ik ga in op het recht van vrij verkeer van personen voor EU-onderdanen. Ik ben blij te horen dat de IND nauw samenwerkt met de gemeente Rotterdam bij de pilot inzake het beroep op sociale voorzieningen. Ik zie de desbetreffende evaluatie graag tegemoet.
Dan ga ik in op criminele EU-onderdanen. Ik begrijp dat het de inzet van beide bewindspersonen is om de vreemdelingenketen en de strafrechtketen nauw op elkaar aan te sluiten opdat mensen die oneigenlijke bedoelingen hebben en in feite misbruik maken van het recht van vrij verkeer, daadwerkelijk kunnen worden uitgezet. Er is een probleem met het strenge criterium dat hierbij door de EU wordt bepaald; ik doel nu op de ongewenstverklaring. De heer Oskam van het CDA zal hierover zo meteen een motie indienen, die ik mede ondersteun.
Tot slot ga ik in op kansrijke migratie. Ik ben blij met hetgeen de staatssecretaris daarover heeft gezegd. Hij ziet mogelijkheden om over te gaan tot een specifiek start-upvisum. Voor de VVD-fractie is het van groot belang om juist te bekijken wat wij met migratie wel willen. Zij kan immers bijdragen aan de Nederlandse samenleving en de Nederlandse economie.
Ik ben content op het punt van de regeling voor de vermogende vreemdeling. De staatssecretaris zal in ieder geval niet aanwijzend zijn en hij wil bezien of er ook onder de huidige randvoorwaarden — ik zou zeggen: vanzelfsprekend — wat meer mogelijkheden zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan investeren in staatsobligaties.
Ik dank de staatssecretaris en de minister voor hun inbreng in eerste termijn. Ik wacht de tweede termijn graag af.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Bijna twee hele dagen hebben wij gedebatteerd over de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat is ook begrijpelijk; het is een grote begroting met daarin belangrijke punten. In die twee dagen heb ik voor de PVV toch weer uitspraken te weten noteren voor het boekje met uitspraken van de bewindspersonen die wij kunnen gebruiken. Ik heb begrepen dat ik nog even uitdrukkelijk moest verzoeken om dat boekje aan de Handelingen toe te voegen. Dat doe ik bij dezen.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Mevrouw Helder (PVV):
Ik vervolg mijn betoog. Ik wil toch alvast één prachtig antwoord van de minister op een interruptie van collega Oskam van vanochtend memoreren.
De voorzitter:
Dit boekje zal aan de Handelingen worden toegevoegd onder de titel Huilen met het "law and order"-duo.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik ben zeer content voorzitter, dank u wel.
Ik citeer de minister, die hiermee reageert op een interruptie van collega Oskam: dat heb ik niet gehoord; ik herken dat beeld niet, dus het is niet waar. Op een herinnering aan die uitspraak heeft de minister dan niet vijftien jaar hoeven wachten.
In het debat over de begroting van het vorig jaar heeft de staatssecretaris aan de PVV toegezegd dat Volkert van der Graaf niet in aanmerking komt voor proefverlof. De staatssecretaris heeft woord gehouden, waarvoor dank. Over het niet toekennen van het voorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf heb ik nog wel een vraag naar aanleiding van het antwoord van de minister in eerste termijn. Op grond van artikel 15d lid 1 sub d van het Wetboek van Strafrecht kan het voorwaardelijk deel achterwege blijven als het recidiverisico onvoldoende kan worden beperkt. Dan moet dus de gehele gevangenisstraf worden uitgezeten. De minister heeft in eerste termijn gezegd dat het OM bij uitstek de instantie is die een vordering kan indienen tot uitstel/afstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en niemand anders. Dat is helemaal waar, maar het is wel de minister die verantwoordelijk is voor het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie kan dus op verzoek van de minister die vordering gewoon instellen. Is de minister dan wel de staatssecretaris — ik zie in vak-K heftig gebaren — hiertoe alsnog bereid?
Ik dank de minister voor de toezegging om na te gaan of het beleid van de staat New York inzake de diplomaten die de parkeerboetes niet betalen, ook in Nederland kan worden toegepast. Desondanks wil ik de motie die ik hiervoor gereed had gemaakt, indienen ter ondersteuning en een beetje als stok achter de deur.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er diplomaten zijn die hun verkeersboetes niet betalen;
constaterende dat zij door het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer weliswaar immuun/onschendbaar zijn, waardoor betaling van opgelegde boetes niet kan worden afgedwongen, maar dat zij zich volgens hetzelfde verdrag ook te houden hebben aan onze regelgeving;
constaterende dat de politie in de staat New York het recht heeft verkregen om kentekenplaten van de motorvoertuigen van diplomaten los te schroeven, indien sprake is van drie of meer parkeerboetes op het betreffende kenteken;
constaterende dat alleen al de aankondiging hiervan leidde tot een daling van het aantal parkeerboetes van diplomaten met ongeveer 98% in een jaar tijd;
verzoekt de regering, te onderzoeken of het juridisch mogelijk is dit beleid, dan wel vergelijkbaar beleid in Nederland toe te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik kom op het gebruik van camerabeelden. Het huidige beleid laat ruimte — wat de PVV-fractie betreft te veel ruimte — om strafvermindering op te leggen wegens schending van privacy van de dader. Daarom is het naar de mening van de PVV-fractie noodzakelijk dat er een passage in de wet wordt opgenomen. Daartoe dien ik de volgende motie in, in neutrale bewoordingen. Dan kan ik meteen zien of de VVD en/of het CDA alleen in de media verontwaardigd zijn, of toch de daad bij het woord willen voegen. Ik ben natuurlijk bereid om de motie te wijzigen als ik haar daarmee aan een meerderheid kan helpen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voor het gebruik van foto's en video-/camerabeelden door politie en justitie in het kader van de opsporing onvoldoende wettelijke basis is en dat rechters mede om deze reden en vanwege het gestelde schenden van de privacy van de dader(s) lagere straffen (kunnen) opleggen;
van mening dat daders het recht op privacy hebben verspeeld door een misdrijf te begaan;
constaterende dat het tonen van foto's en video-/camerabeelden van verdachten in het kader van de opsporing een erg efficiënt en effectief middel is gebleken;
verzoekt de regering, het verspreiden van foto's en video-/camerabeelden in de media in het kader van de opsporing zodanig wettelijk te regelen dat het niet (meer) tot gevolg kan hebben dat rechters lagere straffen opleggen wegens een schending van de privacy van de dader,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb goed geluisterd naar de motie die mevrouw Helder net heeft ingediend. Bedoelt zij met deze motie de vrijheid te beperken die de rechter heeft om de strafmaat te bepalen?
Mevrouw Helder (PVV):
Nee.
De voorzitter:
Dat is een helder en kort antwoord. Dat maken wij hier weleens anders mee.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik doe mijn naam graag eer aan. Het is leuk om die opmerking zelf een keer te maken.
Ik kom op strafvermindering wegens tijdsverloop. De PVV-fractie blijft van mening dat het nuttig is om een dergelijk register te hebben. Men kan dan niet alleen inzicht krijgen in de vraag om hoeveel zaken het gaat, maar ook in de vraag bij welke gerechten dit het meest voorkomt. Op die manier kan men ook inzicht krijgen in eventuele knelpunten bij de betreffende gerechten. Die kunnen dan door de minister in overleg met de Raad voor de rechtspraak worden opgelost. Ik zei het al in eerste termijn: meten is weten. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met enige regelmaat blijkt dat daders strafvermindering krijgen door een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;
overwegende dat er inzicht moet zijn in de aard en omvang van dit probleem om zo de doorlooptijden in de strafrechtketen te verbeteren en daarmee strafvermindering tegen te gaan;
constaterende dat thans niets wordt bijgehouden met betrekking tot de doorlooptijden van individuele strafzaken en daarmee het overschrijden van de redelijke termijn in individuele strafzaken niet inzichtelijk is;
verzoekt de regering, in overleg met de Raad voor de rechtspraak een (landelijk) register aan te laten leggen waarin strafzaken worden opgenomen waarin een strafvermindering is opgelegd vanwege overschrijding van de redelijke termijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Helder (PVV):
Rest mij een woord van dank uit te spreken aan de ambtenaren voor het vele werk dat zij verrichten voor het beantwoorden van de vragen.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik gebruik mijn tweede termijn voor het indienen van een motie en het stellen van een vraag over het terugkeerbeleid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Vluchtelingenverdrag Nederland dwingt om iedereen die dat wil, toegang te bieden tot de Nederlandse asielprocedure;
overwegende dat deze bepaling het breed gedragen idee dat opvang van vluchtelingen in de eigen regio plaats dient te vinden ernstig in de wielen rijdt;
overwegende dat voorts de zeer problematische situatie is ontstaan dat vele vreemdelingen die toegang hebben gekregen tot de Nederlandse asielprocedure maar geen echte vluchteling zijn, niet terugkeren naar de landen van herkomst maar in Nederland blijven;
verzoekt de regering om met onmiddellijke ingang het Vluchtelingenverdrag op te zeggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Fritsma (PVV):
Hoe de staatssecretaris het ook wendt of keert, het gaat ontzettend slecht met het terugkeerbeleid. De PVV ziet het eerlijk gezegd somber in en weet niet of de staatssecretaris het tij kan doen keren. Ik refereer aan de discussie over het illegalenquotum dat in de ogen van de PVV veel te beperkt en te onduidelijk is, en de acties van gemeenten om, tegen de afspraken in, uitgeprocedeerden op te vangen. Vandaag bleek dat de staatssecretaris hier ook nog in meegaat. Ik refereer ook aan de actie van de staatssecretaris om vreemdelingendetentie te beperken, terwijl dit vaak het enige instrument is om mensen te kunnen uitzetten. Deze zorgen leiden tot de volgende vragen. Welke ambitie heeft de staatssecretaris met betrekking tot de terugkeercijfers? Waar kunnen we hem op afrekenen? Met hoeveel procent wil hij de terugkeercijfers verhogen? Ik denk dat de Kamer behoefte heeft aan duidelijkheid hierover.
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris, en in hun kielzog de ambtenaren, voor hun harde werk en de vele antwoorden. Privacy is het onderwerp waarmee de Partij van de Arbeid begonnen is. Het onderwerp is naar aanleiding van de onthullingen van Snowden prominent op de agenda gekomen. Hoe is de balans tussen veiligheid en privacy geregeld? Hoe lek is onze nationale wetgeving als gevolg van de internationale opslag van data? Er zijn meer van dit soort vragen. De conclusie van mijn fractie is dat burgers onvoldoende mogelijkheden en controle hebben om hun eigen persoonsgegevens in de hand te houden. Dat geldt zowel bij de overheid als bij bedrijven.
Ik heb vijf punten aan de orde gesteld om de privacy te verbeteren. Ik dank de bewindspersonen voor de welwillendheid waarmee ze deze punten bekeken hebben. Een voorbeeld is het aanbieden van korte, leesbare voorwaarden op het moment dat je je persoonsgegevens afgeeft. Daar moeten we aan werken en ik heb gehoord dat dit gaat gebeuren, in samenwerking met de minister van Economische Zaken.
Desalniettemin heb ik twee moties over dit onderwerp, waarmee ik het kabinet wil aanmoedigen en mogelijk een extra zetje geef.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in Nederland ten opzichte van andere landen veel telefoon- en dataverkeer wordt afgeluisterd;
overwegende dat het afluisteren diep ingrijpt op de privacy van burgers;
van mening dat het tappen als opsporingsmiddel in voorkomende gevallen nodig en nuttig kan zijn;
van mening dat er in Nederland sprake is van een zeer hoog aantal taps;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat zo terughoudend mogelijk met tappen als opsporingsmiddel wordt omgegaan, waarbij de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden zodanig wordt aangepast dat er nadrukkelijker wordt gekeken naar de inzet van alternatieven voor opsporing,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Zegt mijn collega van de PvdA hiermee dat de huidige regering te veel tapt waar het niet nodig is?
De heer Recourt (PvdA):
Ik roep het kabinet op om te kijken of er alternatieven mogelijk zijn voor de opsporing. Ik spreek procureur-generaal Van Nimwegen na, die heeft gezegd dat er eigenlijk te gemakkelijk wordt getapt en dat alternatieven voor opsporing over het hoofd worden gezien. De minister gaat over het beleid van het Openbaar Ministerie. Hij gaat niet over de individuele zaak. De rechter-commissaris kijkt naar de individuele zaak. Ik roep de regering op om het beleid van tappen zo vorm te geven dat het alleen maar gebeurt als er een noodzaak voor bestaat en er geen alternatieven voorhanden zijn.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De regering zal zeggen dat zij dat al doet. Zegt de PvdA nu met deze motie dat er door deze regering te veel getapt wordt?
De heer Recourt (PvdA):
Wij zijn wereldkampioen tappen. Me dunkt dat ook in andere landen de opsporing in goede handen is en dat Nederland dat niet als enige goed doet. Ik stel me zo voor dat dat minder kan. Het probleem is dat ik niet in individuele zaken kan kijken. Dat kunnen we geen van allen. We kunnen niet zeggen: hier wel en hier niet. Ik wil derhalve dat er een inspanning wordt gepleegd om het aantal taps naar beneden te brengen.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb ook een korte vraag naar aanleiding van de motie. Het spreekt voor zich dat ook de VVD tegen onnodig tappen is. De heer Recourt refereerde net zelf aan de rechter-commissaris. Vindt hij ook niet dat de rechter-commissaris wat verder kan doorvragen alvorens hij toestemming verleent tot het toelaten van het tappen van telefoongesprekken?
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb in mijn vorige carrière taps gevraagd bij de rechter-commissaris en ik ben zelf rechter-commissaris geweest en in die hoedanigheid die taps toegestaan. Je krijgt een beperkt relaas. Je krijgt ze bovendien in zulke hoeveelheden dat het onmogelijk is om te kijken of er alternatieven voor de opsporing mogelijk zijn. Het is altijd een individueel geval. Als rechter-commissaris beoordeel je dat individuele geval op de toelichting van de officier van justitie. Je duikt als rechter-commissaris niet in het politiewerk. Je gaat niet kijken of surveillance wellicht mogelijk was, of iets anders. Kortom, de rechter-commissaris kan niet beoordelen of er een alternatief is voor een tap. Daarmee is de rechter-commissaris wel een goede bewaker voor de individuele gevallen, maar niet voor het beleid in den brede.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik maak uit de woorden van de heer Recourt op dat ik zijn motie niet moet lezen als kritiek op het functioneren van de rechter-commissaris. Ik wil hem de volgende vraag stellen. Is hij met de VVD van mening dat we niet kunnen accepteren dat we in dit land criminelen niet zouden kunnen oppakken als gevolg van het kunnen afluisteren en kunnen tappen waar dat zou passen?
De heer Recourt (PvdA):
Het is zeker geen kritiek op de rechter-commissaris. Ik ken — ook weer vanuit de praktijk — het tappen van data- en telefoonverkeer als een zeer waardevol middel in de strijd tegen misdaad. Dat moeten we zeker niet overboord gooien. Maar we moeten er wel kritisch mee omgaan.
De heer Schouw (D66):
Het is een buitengewoon goede, verstandige en sympathieke motie. Ik mis alleen één ding: de actie. Ligt in deze motie besloten dat de regering in het voorjaar 2014 moet rapporteren over datgene wat zij heeft gedaan? Anders is deze motie natuurlijk toch een bloedeloos ding.
De heer Recourt (PvdA):
Wij krijgen in tweede termijn een reactie van het kabinet op de motie. Natuurlijk roep ik op tot actie van de zijde van de regering. Wij moeten daarbij wel het bestel in het oog houden. De regering gaat immers niet over de individuele zaken en over de individuele officier van justitie. Daarom moet je een beetje zoeken naar de juiste bewoordingen. Ik verwacht wel dat er goed op gestuurd wordt, door de minister op het OM en door het OM op de verschillende officieren van justitie. Dat moet echter gebeuren in algemene zin, en niet ten aanzien van individuele zaken.
De voorzitter:
Onvoldoende bloed?
De heer Schouw (D66):
Ik begrijp uw vraag niet helemaal.
De voorzitter:
U noemde de motie bloedeloos.
De heer Schouw (D66):
Het vlot. Het is vrij gebruikelijk dat we dan aan het eind van de motie de motie zetten: en de Kamer hierover binnen enkele maanden te rapporteren. Dan kunnen we ook zien wat het kabinet doet met de intentie van de motie. Die laatste zinsnede ontbrak echter in de motie. Daar ging mij vraag dus over.
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter, ik heb mijn motie niet meer voor me. Ik kan het dictum niet nakijken, maar desalniettemin vraag ik nu alvast aan de minister om in tweede termijn te reageren en te antwoorden of hij bijvoorbeeld na een jaar kan zeggen wat de stand van zaken is.
De voorzitter:
Helder. Was u daarmee gekomen aan het eind ...
De heer Recourt (PvdA):
Niet aan het einde van mijn tweede termijn maar wel aan het einde van deze motie.
Ik ga heel snel door met de volgende privacymotie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat burgers moeten kunnen inzien wat de overheid allemaal over hen weet;
van mening dat burgers eigenaar van hun persoonlijke gegevens moeten zijn;
van mening dat de regering ervoor moet zorgen dat de burgers van Nederland zelf zeggenschap kunnen krijgen over hun persoonlijke gegevens die in bezit van de overheid zijn;
van mening dat, behoudens wettelijke rechtvaardigingsgronden en wettelijke toegestane uitzonderingen, persoonlijke gegevens niet zonder de toestemming van degenen op wie de gegevens betrekking hebben, mogen worden gebruikt;
van mening dat daartoe goede voorlichting over privacyregels en inzage kunnen krijgen in de persoonlijke gegevens die de overheid beheert, noodzakelijk is;
van mening dat het wenselijk is dat de overheid privacygevoelige gegevens van onze burgers uitsluitend op servers opslaat die onder de Nederlandse wetgeving vallen, om weglekken naar buitenlandse partijen of naar commerciële partijen te voorkomen;
verzoekt de regering, extra inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat burgers al dan niet via mijn.overheid.nl kunnen inzien wat de overheid over hen aan persoonlijke informatie beheert, en een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheid dat de overheid bij het opslaan van privacygevoelige gegevens over burgers gebruikmaakt van zodanig beveiligde systemen dat er geen gegevens naar elders op de wereld kunnen wegvloeien en waarin ook het oneigenlijk gebruik van persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden wordt tegengegaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Recourt (PvdA):
Vervolgens kom ik bij de internetcriminaliteit. Ik had dat aangekondigd als een initiatiefwetsvoorstel waar het gaat om oplichting. Dat had ik gedaan omdat de minister op mijn schriftelijke vragen had geantwoord dat dit kan via het civiele recht. Begrijp ik de minister goed dat hij desalniettemin nu in wetgeving volledig het voorstel dat ik heb gedaan opneemt en dat ik geen initiatiefwet hoef in te dienen? Als dat zo is, is dat mooi maar wel heel jammer van het werk dat ik maar vooral mijn medewerkers daaraan al hebben gehad. Maar als het zo is, dan is dat zo.
Het team Meldpunt Cybercrime dat hiermee bezig is, bestaat maar moet worden ingepast in de Nationale Politie. Kan de minister toezeggen dat dat team gewoon een volwaardige rol blijft houden zoals het nu ook al heeft?
Mijn vierde punt betreft de rechtsstaat. Het is goed dat dit aan de orde is gekomen. The proof of the pudding is in the eating, zullen wij maar zeggen. Wij zullen dit in veel debatten nog aan de orde houden.
Ik heb nog één motie over de gefinancierde rechtsbijstand, en wel over huurcommissies. Wij zeggen immers dat daar waar een alternatief voor de rechter bestaat, zoals bij de huurcommissies, de rechtsbijstand van de overheid minder kan. Dan heb ik wel een vraag over de huurcommissie. Die luidt als volgt in de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de toekomst nog maar een beperkt deel van de huurgeschillen in aanmerking kan komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand;
overwegende dat de dienst Huurcommissie momenteel onvoldoende bevoegdheden heeft en onvoldoende is toegerust om de huurgeschillen die nu via de gerechtelijke weg verlopen, op zich te nemen;
van mening dat een laagdrempelige vorm van geschilbeslechting bij huurgeschillen mogelijk moet blijven;
verzoekt de regering, inzichtelijk te maken welke extra bevoegdheden de dienst Huurcommissie nodig heeft om bovenstaande te waarborgen en daarover de Kamer uiterlijk ten tijde van de Voorjaarsnota te berichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Kan de heer Recourt uitleggen wat de uitvoering van deze motie kost en met name ten laste van de begroting van welk ministerie die komt? Is dat het ministerie van Veiligheid en Justitie of dat van de minister voor Wonen en Rijksdienst?
De heer Recourt (PvdA):
Deze motie gaat niet over kosten, maar over onderzoek naar de taken van de huurcommissie. De huurcommissie valt onder een andere minister, namelijk minister Blok.
De heer Van Oosten (VVD):
Dus de uitwerking van deze motie geschiedt elders dan de begrotingsbehandeling die wij vanavond aan de orde hebben?
De heer Recourt (PvdA):
Met de plannen van het kabinet waar het gaat om de gefinancierde rechtsbijstand raken wij de huurcommissie. Vandaar dat ik deze motie hier aan de orde stel. Want ik moet de plannen wel beoordelen op een functionerend alternatief. Het kabinet is een eenheid. Wij gaan uit van de eenheid van kabinetsbeleid. Gelet op het feit dat de huurcommissie onder een ander ministerie valt, neem ik aan dat deze staatssecretaris contact opneemt met zijn collega en het regelt.
Ik zie het lampje branden, dus ik ga afronden. "Doen wat werkt" is het motto van het kabinet-Rutte II. Wat de Partij van de Arbeid betreft kijken we op die manier naar alle voorstellen. Het gaat hierbij om de voorstellen om snel in te grijpen als er een conflict is, dus vroeg in het geschil, en om te bekijken hoe de burger zelf geschillen kan oplossen. Ik dank het kabinet voor de inzet hiervoor. Tot slot dank ik ook mevrouw Helder voor haar complimenten in eerste termijn.
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister en met name de staatssecretaris en zijn ondersteuning voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. De staatssecretaris is uitgebreid ingegaan op de vragen die we hebben gesteld. Dank dat hij de lijn ondersteunt dat het vreemdelingen- en asielbeleid, naast streng en rechtvaardig, ook duidelijk humaan moet zijn en dat daarbij de menselijke maat voorop moet staan. Ik wil graag ingaan op een aantal specifieke punten.
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om naar alternatieven te zoeken om de terugkeerbereidheid en de terugkeer van uitgeprocedeerde vreemdelingen naar het land van herkomst op humane wijze te bevorderen en te realiseren.
Ik heb het misschien gemist, maar ik heb niet gehoord dat de staatssecretaris heeft gereageerd op mijn vraag hoe nu wordt omgegaan met de volle rechterlijke toets in het kader van de uitvoering van de procedurerichtlijn. Zijn rechters nu al gebonden om het beleid richtlijnconform te interpreteren?
Ik kom op de kwalitatieve doelstelling en de inspanningsverplichting van de politie ten aanzien van overlastgevende en criminele vreemdelingen. Ik heb het antwoord van de staatssecretaris op mijn interruptievraag goed begrepen. Toch ontstond daarna nog enige onduidelijkheid. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals of ik hem goed begrepen. De inspanningen van de regering en de politie zijn erop gericht om toezicht te houden op criminelen en overlastgevende vreemdelingen, de kwalitatieve doelstelling. De regering hanteert geen inspanningsdoelstelling voor het oppakken van vreemdelingen louter vanwege niet-rechtmatig verblijf.
Ik kom te spreken over de vreemdelingen die op basis van het generaal pardon uit 2007 een verblijfsvergunning hebben gekregen, maar die nu problemen ondervinden bij de naturalisatie. Op dit punt kwamen de staatssecretaris en ik nog niet helemaal bijeen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vreemdelingen die op basis van het generaal pardon een verblijfsvergunning hebben gekregen, een asielverleden hebben en vanwege het ontbreken van documenten problemen kunnen ondervinden om Nederlander te worden;
constaterende dat het aantal genaturaliseerde pardonners tot nu toe gering is;
verzoekt de regering, samen met VluchtelingenWerk te bespreken welke hindernissen generaalpardonners ondervinden om kansrijk het Nederlanderschap aan te vragen en in welke mate die bestaan, en te verkennen welke mogelijkheden er zijn om deze hindernissen weg te nemen;
verzoekt de regering tevens, de Kamer over de uitkomsten van dit overleg te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Maij (PvdA):
Verder sprak ik met de staatssecretaris over trauma's die asielzoekers hebben meegemaakt voordat zij de wijk naar Nederland hebben genomen. Excuus voor mijn gekuch. Ik hoop dat ik het kan volhouden.
Het blijkt soms moeilijk te zijn om in de korte procedure trauma's zoals seksueel misbruik of marteling meteen te benoemen. Ik kwam er met de staatssecretaris nog niet helemaal uit. Daarom heb ik ook op dit punt een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat asielzoekers in het land van herkomst geregeld ernstige trauma's, zoals marteling of seksueel geweld, hebben meegemaakt;
constaterende dat het volledig naar voren brengen van deze trauma's in het asielrelaas cruciaal is voor de beoordeling van het asielverzoek;
constaterende dat de verkorte achtdagenprocedure zich daar soms onvoldoende voor leent, vanwege de begrijpelijke belemmeringen die kunnen worden ervaren om bepaalde intieme ervaringen in korte tijd te delen;
verzoekt de regering, indien er bij het gehoor van een asielzoeker aanwijzingen zijn dat sprake is van trauma's, zoals marteling of seksueel geweld, meer rust en ruimte in de procedure in te bouwen en mogelijk aanvullend medisch onderzoek te doen, of de aanvraag af te handelen in de verlengde procedure,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Maij (PvdA):
Tot slot: wij hebben gesproken over de brief die de staatssecretaris heeft gestuurd over de tussenstand van het kinderpardon. De PvdA vindt het goed dat inmiddels 630 kinderen en hun familieleden een vergunning hebben gekregen. Ook is in eerdere debatten duidelijk gesteld wat de grenzen zijn. De PvdA wil graag nogmaals bevestigen wat er eerder is gezegd over de kinderen die niet in aanmerking komen omdat zij zich langer dan drie maanden aan het toezicht hebben onttrokken. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 300 asielkinderen niet voor het kinderpardon in aanmerking komen omdat ze zich langer dan drie maanden hebben onttrokken aan het toezicht van de rijksoverheid;
overwegende dat de staatssecretaris in het debat over het kinderpardon heeft toegezegd dat hij de zaken, waarbij een aanvrager niet voor een vergunning in aanmerking komt vanwege dat criterium, maar deze heeft deelgenomen aan het Perspectief-project, of een vergelijkbaar project, individueel te bekijken, om te bezien of ze voor het kinderpardon of op grond van de discretionaire bevoegdheid alsnog in aanmerking komen voor verblijf;
verzoekt de regering, de Kamer, na het afdoen van alle bezwaarschriften tegen afgewezen kinderpardonaanvragen, te informeren over de uitvoering, uitwerking en resultaten van deze toezegging,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Maij (PvdA):
Daarmee komt er een einde aan mijn inbreng in tweede termijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De motie gaat over ex-ama's, zo heb ik begrepen. Dan hebt u het dus over de leeftijdsgrens van 21 jaar. Hoe kijkt u aan tegen al die kinderen die wel op school hebben gezeten, maar niet onder rijkstoezicht stonden?
Mevrouw Maij (PvdA):
Deze motie gaat specifiek over de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan in het debat waar u bij was, evenals mijn collega Recourt. Het gaat over kinderen die niet onder rijkstoezicht stonden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Even samenvattend: u richt een pleidooi aan de staatssecretaris om alle 300 kinderen die niet onder rijkstoezicht stonden, maar wel onder gemeentelijk toezicht, alsnog onder de kindregeling te laten vallen?
Mevrouw Maij (PvdA):
Nee, volgens mij heb ik dat niet zo in de motie gesteld.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Mag ik dan aan mevrouw Maij de vraag stellen hoe wij de motie wel moeten opvatten?
Mevrouw Maij (PvdA):
De motie is heel duidelijk gericht op een bevestiging van datgene waarover hier onduidelijkheid was. Ik heb het bijvoorbeeld over kinderen die in het Perspectief-project zaten of in vergelijkbare projecten. Het gaat erom, die zaken individueel te bekijken en te bezien of zij alsnog onder het kinderpardon zouden vallen, of anders via de discretionaire bevoegdheid een vergunning zouden kunnen krijgen.
De heer Schouw (D66):
En als beide mogelijkheden niet kunnen?
Mevrouw Maij (PvdA):
Als blijkt dat dit niet zo is, dan vallen zij inderdaad niet onder de criteria.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ook de CDA-fractie is blij met de toezegging dat Stop it Now nog een jaar subsidie krijgt.
Ik ga even terug naar de actualiteit van vandaag. Vanochtend sprak de minister over een robuuste politie, maar vanochtend stond ook in de Metro dat het gebruik van medicijnen door politiemensen wegens een posttraumatisch stresssyndroom een groot probleem is. Het gaat om ongeveer 1.000 agenten die antidepressiva slikken en wel proberen om gewoon hun te doen. Daarnaast zijn er nog 4.000 agenten die andere medicijnen tegen PTSS gebruiken. Dat is natuurlijk gevaarlijk, want die agenten zijn minder alert en zij besturen ook nog een politieauto. De vraag is, of dit allemaal wel goed gaat. Ik vraag de minister dan ook om op deze zorgwekkende cijfers te reageren. Hoe wil hij PTSS onder agenten tegengaan?
Mevrouw Kooiman heeft zojuist mede namens mij een motie ingediend over de werkgelegenheid voor bewaarders die overbodig worden. De staatssecretaris heeft bij de behandeling van het Masterplan DJI de toezegging gedaan dat hij zich ervoor zal inspannen om die mensen aan het werk te houden. Nu las ik van de week in de krant dat in Duitsland, net over de grens in Noordrijn-Westfalen, vijf nieuwe penitentiaire klinieken worden gebouwd. Dat is vlak bij Oldenkotte. Mijn vraag is, of de staatssecretaris zijn invloed wil aanwenden om de mensen die in Oldenkotte gekwalificeerd hun werk deden, misschien in Duitsland aan een baan te helpen.
Gisteren vroeg ik aan de minister of hij een actievere rol bij de fraudebestrijding zag voor het Bureau Financieel Toezicht en de Autoriteit Financiële Markten. In zijn schriftelijke beantwoording heeft de minister een opsomming gegeven van de huidige werkzaamheden van beide instellingen. Daar had ik niet echt om gevraagd. Daarom vraag ik de minister nogmaals of hij een mogelijkheid ziet om beide organisaties een actievere rol te geven in de fraudebestrijding dan zij nu hebben.
Mijn laatste punt zijn de liaisons. Door de bezuinigingen op de vaste liaisonposten in Europa worden mensen teruggehaald naar Nederland. Andere liaisons gaan meerdere landen bedienen. Ik heb daar een vraag over gesteld omdat er erg veel verbazing is in Italië en in Nederland over het terugtrekken van de liaison in Rome, een goed functionerende liaison officier. Ik weet dat de Italianen altijd overdrijven, maar in dit geval hebben ze wel gelijk. Zij noemen dit de grootste vergissing die Nederland kan maken bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Ik wil graag een reactie van de minister op de geuite vrees dat de maffia in Italië een grote dienst wordt bewezen door juist deze uitstekende liaison uit Rome weg te halen.
Ik kom ook nog even terug op de brief die de directeur-generaal Politie in 2011 heeft geschreven. Waarom heeft de minister zijn plannen niet eerder bekendgemaakt? Eigenlijk was in 2011, bij de brief van de heer Schoof, al duidelijk wat de lijn was. Nu verrast de minister ons met zijn brief van oktober, waarin staat dat er toch een andere lijn komt. Waarom zegt de minister op dit punt niet gewoon open dat het om een bezuiniging gaat? Het is immers duidelijk dat het beschikbare budget terugloopt.
Zorgen maak ik mij over de rol die Europol gaat vervullen. Kan Europol adequaat de huidige posten invullen? Is het dan nog net zo goed? Hebben we dan nog steeds onze informatiepositie en kunnen we nog steeds de dingen doen die we willen doen? Uit de brief van 2011 blijkt ook al een beetje dat daar zorgen over waren. Kan de minister aangeven wat er tussen december 2011 en oktober 2013 is veranderd, waardoor we het vertrouwen moeten hebben dat Europol rechtshulpverzoeken en andere zaken adequaat kan afhandelen?
De heer Recourt (PvdA):
De heer Oskam refereert aan een uitzending van Argos. Die ken ik ook. Hij maakt het echter heel persoonlijk door van de nu zittende liaison officier te zeggen: dat is een goede, die moet blijven. Die officiers wisselen echter. Er komt om de zoveel jaren weer een nieuwe. Gaat het er niet veeleer om dat we in Italië een contactpersoon hebben die de verschillende opsporingsdiensten in Nederland dicht bij elkaar brengt, zodat mensen elkaar kennen en dat contacten snel gelegd kunnen worden? Gaat het niet meer daarom dan om de persoon zelf?
De heer Oskam (CDA):
Zeker, dat bedoelde ik ook.
Voorzitter. Ik ben door mijn vragen heen, maar ik heb nog een drietal moties. Het CDA wil echt gaan voor fraudebestrijding. Daarom dien ik mijn eerste motie in over het onderzoeken van de mogelijkheden in Europees kader om de meeropbrengsten van de fraudebestrijding ten goede te kunnen laten komen aan opsporingsinstanties die zich bezighouden met fraudebestrijding. Ik weet dat de begrotingsregels zich daartegen verzetten, maar ik zou toch graag enige creativiteit zien bij het kabinet.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er voor honderden miljoenen euro's gefraudeerd wordt in Nederland;
overwegende dat met meer geldelijke middelen de bestrijding van fraude geïntensiveerd kan worden;
overwegende dat begrotingsregels het bemoeilijken dat de meeropbrengsten van fraudebestrijding ten goede komen aan opsporingsinstanties die zich bezighouden met fraudebestrijding;
verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre het als een positieve prikkel voor de fraudeopsporing werkt als opsporingsinstanties de meeropbrengsten van fraudebestrijding mogen aanwenden voor hun aanpak;
verzoekt de regering tevens, te onderzoeken op welke wijze in Europa wordt omgegaan met begrotingsregels in relatie tot het ten goede laten komen van de meeropbrengsten van fraudebestrijding aan de betreffende opsporingsinstanties, en de Kamer hierover te informeren;
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
De tweede motie die ik wil indienen, gaat over ongewenste vreemdelingen. De heer Azmani heeft er al aan gerefereerd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel dat de aanpak van veelplegers en criminelen uit de, met name Midden- en Oost-Europese, lidstaten moet worden versterkt onder andere door meer inzet van het middel van de ongewenstverklaring;
overwegende dat de mogelijkheid tot ongewenstverklaring van EU-onderdanen wordt beperkt door zware Europeesrechtelijke eisen;
verzoekt de regering, initiatieven te nemen tot aanpassing van de Europese regelgeving teneinde te kunnen komen tot meer ongewenstverklaringen van EU-onderdanen en de Kamer hierover te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
Mijn laatste motie heeft ermee te maken dat Nederland zich groen en geel ergert aan het feit dat kopschoppers zich verstoppen voor de politie, vervolgens met hun hoofd op een billboard komen en dan ook nog strafvermindering krijgen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat rechters consequenties voor de strafmaat verbinden aan het gebruik van camerabeelden voor de opsporing;
overwegende dat hierover onbegrip bestaat in de samenleving;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe door zorgvuldig gebruik van camerabeelden door politie en het Openbaar Ministerie gevolgen voor de strafmaat kunnen worden voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording in eerste termijn en in het bijzonder voor de toezeggingen. Dit geldt zeker voor de toezegging voor de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit waardoor de marechaussee meer ruimte krijgt voor mobiele grenscontroles. Een lang gekoesterde wens van de heer Azmani en mij. Ik ben blij dat daarvoor een voorstel naar de Kamer komt. Niet te voorzichtig, zo wil ik nog tegen de staatssecretaris. Ik ben wel benieuwd wanneer wij dat besluit kunnen verwachten. Als het nodig mocht zijn om op Europees niveau te pleiten voor meer ruimte, zijn wij daar zeer toe bereid. Dat stond de vorige keer al in de ontwerpmotie.
Een groot deel van het debat ging over het asielbeleid en dan in het bijzonder over het terugkeerbeleid. We hebben geconstateerd dat dit een weerbarstige materie is en dat het beleid niet sluitend is. Misschien is dat ook wel niet helemaal sluitend te krijgen. Het is een lastig vraagstuk. De agenda die er nu ligt, overtuigt ons nog niet geheel. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat jaarlijks circa 50% van de vreemdelingen in het terugkeerproces zelfstandig zonder toezicht vertrekt en dat deze mensen deels verdwijnen in de illegaliteit en een beroep doen op gemeentelijke noodopvang;
overwegende dat de streefwaarden van de regering voor het percentage vreemdelingen dat aantoonbaar (zelfstandig of gedwongen) vertrekt de komende jaren niet toenemen en dat het terugkeerbeleid hiermee de achilleshiel zal blijven van het asielbeleid;
verzoekt de regering om de effectiviteit van het terugkeerbeleid te vergroten, de ambitie ten aanzien van aantoonbaar vertrek te verhogen en de Kamer hiertoe nadere voorstellen voor te leggen
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Hijum (CDA):
Om het niet bij een oproep te laten, wijs ik op ons amendement om het terugkeerbeleid te versterken op het punt van faciliteiten bij terugkeer en op het punt van alternatieven voor vreemdelingendetentie.
De gevolgen van het tekortschietende terugkeerbeleid mogen niet op gemeenten worden afgewenteld. Wij hebben gediscussieerd over de balans tussen het aan de ene kant niet willen belonen van het negeren van de vertrekplicht en aan de andere kant het gegeven dat je terughoudend moet zijn om een kwetsbare groep mensen op straat te zetten en dus op de stoep te zetten van diezelfde gemeente. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij in overleg wil gaan met de grote steden. Deze problematiek speelt niet alleen in de grote steden, maar ook in de middelgrote gemeenten. Ik dien daar de volgende motie over in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten te maken hebben met een toenemende druk op de lokale noodopvang van mensen zonder verblijfsrecht;
overwegende dat het bestuursakkoord tussen Rijk en Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) de afspraak bevat "De VNG wordt geconsulteerd bij de uitwerking van aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid, waaronder de mogelijkheden om, met inachtneming van de uitgangspunten van de Vreemdelingenwet 2000, het op straat terechtkomen van vreemdelingen na ommekomst van de 28-dagentermijn te beperken. Hierbij worden de ervaringen van gemeentelijke initiatieven betrokken";
verzoekt de regering om in overleg te treden met de VNG over aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid, waaronder de mogelijkheden om het op straat terechtkomen van kwetsbare uitgeprocedeerde vreemdelingen na ommekomst van de 28 dagentermijn te beperken, en de Kamer over de uitkomst te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Hijum (CDA):
Dan rest mij om beide bewindslieden succes toe te wensen met de uitvoering in het komende jaar van hun begroting, waarop een forse taakstelling rust. Die wens geldt uiteraard ook voor de medewerkers van hun departement en van de uitvoeringsdiensten, waar — zo hebben wij kunnen vaststellen — belangrijk werk wordt verricht onder soms moeilijke omstandigheden.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Daarmee druk ik mij ruimhartig uit, want het relaas van de minister was vooral verwarrend en soms ook gewoon onjuist. Mijn fractie blijft op een aantal hoofdzaken echt fundamenteel met de minister van mening verschillen. Er is scheefgroei in de rechtsstaat. Er is scheefgroei in de versterking van de strafrechtketen. Er is scheefgroei tussen de minister en de burgemeesters die te maken hebben met drugsoverlast. Die scheefgroei helpt niet om te komen tot een veiliger Nederland, zoals het kabinet zegt te ambiëren. 1 miljard bezuinigen, maar nog steeds stapels prioriteiten, torenhoge verwachtingen en onbeteugelbare regelzucht bij deze bewindslieden.
Het schuurt, het botst en de rechtzoekende verliest. De bezuinigingen op het Openbaar Ministerie zijn voor mijn fractie onacceptabel. Hoe kan de minister hier met droge ogen beweren dat 26% korting op het budget een kans is voor de organisatie? Kent de maakbaarheidsgedachte bij de VVD enige grens? Het OM staat het water tot aan de lippen. Wij kunnen de voorraden niet verder laten oplopen en ernstige zaken laten liggen. Daarom heb ik een amendement ingediend om in 2014 20 miljoen minder te bezuinigen op het Openbaar Ministerie. Geef ze ademruimte om hun taken goed uit te kunnen voeren. Dit hoeft niet ten koste te gaan van de politie. Die hoeft volgend jaar geen 40 miljoen extra als zij ook nog eens 105 miljoen in het verschiet heeft. D66 ziet de minister graag tot dat noodzakelijke inzicht komen.
Zo ook de experimenten cannabisteelt. De minister zit vast in zijn eigen starheid in dit dossier. Hij heeft zichzelf ingegraven, waardoor hij geen enkele bewegingsvrijheid meer heeft. Daarom zeg ik hem dat het geen schande is om tot voortschrijdend inzicht te komen. Wacht echter niet te lang, zo zeg ik tegen de minister. Om hem te helpen, heb ik een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat experimenten met gereguleerde wietteelt bijdragen aan het beschermen van de volksgezondheid en aan het verminderen van drugsgerelateerde criminaliteit;
overwegende dat internationale en nationale wetgeving ruimte biedt om zulke experimenten toe te laten;
constaterende dat de lokale driehoek zeggenschap heeft over de opsporing op lokaal niveau;
verzoekt de regering, de ingediende lokale experimenten met gereguleerde wietteelt toe te staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
In de motie staat dat internationale wetgeving dit mogelijk maakt, terwijl nog niet duidelijk is of Europese wetgeving dit inderdaad mogelijk maakt. De minister is van mening dat dit niet het geval is. Hier wordt als constatering voorgelezen dat dit wel het geval is. Komt de motie te vervallen als blijkt dat Europese wetgeving dit niet mogelijk maakt?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik ben het niet eens met de heer Segers, en ik niet alleen. Er zijn twee hoogleraren die hierover uitvoerig hebben gepubliceerd, namelijk professor Brouwer en professor Buruma. Deze hoogleraren hebben dit uit en ten treure onderzocht en zij menen dat er absoluut ruimte is. Zoals wij gedogen aan de voordeur, kunnen wij dus ook reguleren aan de achterdeur.
De heer Segers (ChristenUnie):
Er is in elk geval onduidelijkheid. Mijn vraag was of als blijkt dat het niet mogelijk is, de motie komt te vervallen en D66 op haar schreden terugkeert.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Op als-danvragen ga ik niet antwoorden. Ik heb de ondersteuning van twee hoogleraren en dat is voor mij voldoende.
D66 beschouwt komend jaar als een lakmoesproef voor de bewindslieden. Zijn zij in staat om evenwichtig te bezuinigen zonder dat de veiligheidsketen kapot draait en zonder een boulevard aan gebroken veiligheidsbeloftes? 2014 zal het uitwijzen.
Ik dank onze eigen ondersteuners en de ambtelijke ondersteuners van de minister.
De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden, en alles en iedereen om hen heen. Zij hebben het mogelijk gemaakt dat de bewindslieden alle vragen uit de Kamer adequaat konden beantwoorden. Ik dank het kabinet voor de toezegging om zo snel mogelijk een bed, eten en een dak boven het hoofd te organiseren. Ik heb het over de pilot van de gemeente Amsterdam. Ik hoop dat we daarover snel worden geïnformeerd, nog voordat de eerste sneeuw valt. Ik dank het kabinet ook voor de toezegging dat geen onomkeerbare stappen worden gezet voordat de visie op de rechtsbijstand is besproken. In het bijzonder de staatssecretaris dank ik voor de toezeggingen over Oldenkotte.
Ik wil een paar moties indienen. De eerste gaat over onderzoeksrapporten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Tweede Kamer moet kunnen beschikken over onafhankelijke onderzoeksrapporten;
verzoekt de regering, zich in te spannen om deze rapporten in principe altijd openbaar beschikbaar te stellen en om voorafgaand aan het instellen van onafhankelijke onderzoeken, aan de Kamer duidelijk te maken welke delen van deze onderzoeksrapporten openbaar zijn en welke niet openbaar zijn.
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Schouw (D66):
Er is veel gesproken over privacy, maar bij de vraag wat we nu gaan doen, blijft het wat haperen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onvoldoende zicht bestaat op:
-knelpunten van bestaande wet- en regelgeving op het gebied van het gebruik van onbemande vliegtuigen;
-het nut, de noodzaak en de bedreigingen rond het toekomstig gebruik van onbemande vliegtuigen;
verzoekt de regering, een vergelijking uit te voeren van de wet- en regelgeving in de ons omringende landen op het gebruik van onbemande vliegtuigen waarbij gekeken wordt naar effectiviteit en proportionaliteit van de regels;
verzoekt de regering tevens, de kaders te formuleren voor de benodigde wet- en regelgeving voor het gebruik van onbemande vliegtuigen met bijzondere aandacht voor de effecten op de privacy en de wijze waarop privacy het meest effectief kan worden gewaarborgd;
verzoekt de regering voorts, in kaart te brengen wat de verwachte kansen en bedreigingen van onbemande vliegtuigen zijn voor de nationale veiligheid en criminaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet voornemens is, een reisregister aan te leggen waarin alle reisgegevens van Nederlanders worden opgeslagen;
overwegende dat de effectiviteit hiervan discutabel is en dat dit voorstel een disproportioneel effect heeft op de privacyrechten van Nederlanders;
verzoekt de regering, geen voorstel over het reisregister naar het parlement te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering "binnen enkele maanden na kerst 2013" met een wetsvoorstel komt om illegaliteit strafbaar te stellen;
overwegende dat vooral extra kwetsbare groepen vreemdelingen hierdoor in schrijnende situaties kunnen belanden, zoals alleenstaande minderjarige vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel, vreemdelingen die buiten hun schuld niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, slachtoffers van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld;
verzoekt de regering, de mogelijkheid te onderzoeken hoe deze extra kwetsbare groepen vreemdelingen hiervan uitgezonderd kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de ruime beantwoording en de toezeggingen. Er is een belangrijke vraag blijven liggen die ik aan de minister heb gesteld. Die vraag gaat over het fenomeen raamprostitutie. Ik spreek de minister hierbij ook aan als de oud-burgemeester van Rotterdam. Hij heeft ook zelf voor de keuze gestaan om al dan niet raamprostitutie toe te staan. Ik heb gevraagd of Rotterdam een lichtend voorbeeld kan zijn voor andere steden.
Ik wil verder drie moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nationaal en internationaal veel debat is over de mate waarin overheden data van burgers verzamelen;
overwegende dat er een balans moet zijn in de verhouding tussen veiligheidsbeleid van de overheid en de privacy van burgers;
overwegende dat recente onthullingen over afluisteren van burgers en het verzamelen van data door overheidsdiensten fundamentele vragen oproepen over de grondrechten van burgers en de verantwoordelijkheid van de overheid inzake veiligheid;
verzoekt de regering, bijvoorbeeld de WRR of het WODC te vragen deze fundamentele vragen te stellen en te beantwoorden, en de uitkomsten van dat onderzoek te bespreken met de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zorgen heeft geuit over de gespecialiseerde opvang voor slachtoffers van mensenhandel en eergerelateerd geweld;
verzoekt de regering, ook na de voltooiing van de decentralisaties te waarborgen dat er voldoende landelijke specialistische opvang en hulpverlening is voor slachtoffers van mensenhandel of eergerelateerd geweld, ook buiten de regio van het slachtoffer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn laatste motie luidt aldus.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er plannen zijn om ten minste één gokzender te starten;
constaterende dat dit alleen mogelijk is na een wetswijziging;
overwegende dat het aanbieden van gokspellen op een open tv-zender niet behulpzaam is bij het tegengaan van gokverslaving en het beschermen van de consument;
verzoekt de regering, ook in de nieuwe Wet op de kansspelen te blijven voorkomen dat een open tv-zender gokprogramma's kan uitzenden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Met name dank ik de staatssecretaris, ook voor zijn toezegging om in gesprek te gaan met de G-4, met name met de burgemeester van Amsterdam, om te bezien of er geen praktische oplossingen mogelijk zijn voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Wij wachten de uitkomsten van dat gesprek af.
Ik heb nog een aantal moties. De eerste luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat sommige kinderen die in het kader van de Regeling langdurig verblijvende kinderen een aanvraag hebben gedaan en nog in afwachting zijn van de beslissing op bezwaar of beroep, toch gedwongen worden om te verhuizen naar een gezinslocatie;
overwegende dat deze toch al kwetsbare kinderen zowel in hun sociaal-emotionele als in hun cognitieve ontwikkeling schade oplopen door de vele verhuizingen;
verzoekt de regering om deze kinderen niet naar een gezinslocatie te verhuizen zolang ze in afwachting van een definitieve beslissing zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik dien mijn tweede motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ongeveer 300 gewortelde kinderen onder het kinderpardon zijn afgewezen op het rijkstoezichtvereiste;
overwegende dat de peildatum voor het toezicht vanaf 27 juli 2010 er geen rekening mee houdt dat voor die tijd in gemeenten al uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen opgevangen werden die volgens toenmalig minister Leers niet welkom waren in de gezinslocaties;
verzoekt de regering, verklaringen van gemeenten mee te laten wegen bij het vaststellen van het toezichtvereiste in de aanvragen/beroepzaken/discretionaire verzoeken onder de Regeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Mijn derde motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een kwantitatieve richtlijn van 4.000 personen wordt gehanteerd in combinatie met kwalitatieve richtlijnen voor het aanhouden van uitgeprocedeerde vreemdelingen;
verzoekt de regering, geen mensen op te pakken om te voldoen aan kwantitatieve richtlijnen, louter en alleen omdat ze geen verblijfspapieren hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dien mijn laatste motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voormalige asielzoekers, die via het generaal pardon een vergunning hebben verkregen, het vrijwel onmogelijk wordt gemaakt te naturaliseren doordat er van hen wordt geëist identiteitsdocumenten te halen in het land van herkomst;
verzoekt de regering, van deze groep niet langer te eisen identiteitsdocumenten te overleggen als deze uit het land van herkomst moeten worden gehaald, in ieder geval wanneer er in het land van herkomst sprake is van:
-een onveilige situatie voor de groep in kwestie;
-een gebrekkige administratie;
-autoriteiten die niet meewerken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Tot zover. Ik wens de bewindslieden veel wijsheid bij de uitvoering van hun mooie ambt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een drietal moties en een paar opmerkingen. Ik begin met de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat binnen de strafrechtspleging forse besparingen te behalen zijn zonder het goede verloop van strafzaken of de publieke veiligheid in gevaar te brengen;
overwegende dat daarbij te denken valt aan het toepassen van de borgsom ter vervanging van het toepassen van voorlopige hechtenis waar er geen risico voor de veiligheid of strafontwijking is;
verzoekt de regering om in nauw overleg met vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en het College van procureurs-generaal te komen tot een frequentere toepassing van de borgsom als alternatief voor de voorlopige hechtenis en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de dreigende bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand grote gevolgen zullen hebben voor de kwaliteit van rechtshulp aan on- en minvermogenden en van de sociale advocatuur in het algemeen;
overwegende dat de rijksoverheid zélf de landsadvocaat kan inschakelen tegen een commercieel uurtarief;
verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat het uurtarief van de door haar ingeroepen rechtsbijstand verhoudingsgewijs wordt aangepast aan dat van de gefinancierde rechtsbijstand,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb een vraag over de vorige motie om mijn eigen fractie te kunnen informeren. Borg is goed omdat die voorlopige hechtenis kan voorkomen. In die zin grote steun. Borg is echter een risico omdat deze klassenjustitie in de hand kan werken. Waarom heb je borg? Mensen komen dan naar de zitting, zodat zij het geld terugkrijgen. Mensen die niks of bijna niks hebben zijn moeilijk in staat om überhaupt een borg op te brengen en al helemaal geen borg die substantieel genoeg is om naar zitting te kunnen komen, waarmee de borg doet wat hij beoogt te doen. Hoe denkt mevrouw Van Tongeren de borg toch inkomensonafhankelijk effectief kunnen laten zijn?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het lijkt mij inderdaad dat het bedrag dermate hoog moet zijn dat het voor iedereen voldoende is om op te komen dagen. Voor iemand die heel rijk is, zal het bedrag aanzienlijk hoger moeten zijn. Ik weet dat er in België al een mogelijkheid is om het op te nemen in de rechtsbijstandsverzekering. Dat zou voor een groep ook een optie zijn. Het alternatief is dat iemand in hechtenis blijft. Wellicht is er dan een familielid of iemand in de omgeving, zoals een collega of een werkgever, die bereid is om de borg te stellen voor iemand die echt een heel laag inkomen en geen enkele buffer heeft. Het alternatief is, net zoals nu, de voorlopige hechtenis.
De heer Recourt (PvdA):
Dat heeft een tweedeling tot gevolg. Als je de borg kunt opbrengen, kom je vrij, en degenen die niks hebben, blijven zitten. Er zijn aan twee kanten belangen. Is het een idee dat u aan de staatssecretaris vraagt — ik kan het niet meer — om na te denken over de wijze waarop die ongelijkheid voorkomen kan worden?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik vind dat een uitmuntende suggestie, want het is natuurlijk mijn bedoeling om besparingen te realiseren door geen voorlopige hechtenis toe te passen als die niet absoluut noodzakelijk is, zonder dat er heel oneerlijke effecten ontstaan tussen verschillende categorieën verdachten. De bewindspersonen luisteren mee, dus zij hebben ongetwijfeld deze suggestie van de heer Recourt gehoord.
De voorzitter:
Carambole gescoord. Gaat u verder.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie zelf oordeelt over substantiële schikkingen ter voorkoming van verdere strafvervolging, zoals recentelijk in de Libor-affaire;
overwegende dat deze substantiële schikkingen aan de hoogste rechtsstatelijke eisen moeten voldoen omwille van het behoud van het publieke vertrouwen in de rechtvaardigheid van de strafrechtspleging;
overwegende dat de beoordelingscriteria uitdrukkelijk moeten worden geformuleerd zodat niet het idee wordt gevoed dat strafzaken onder omstandigheden kunnen worden afgekocht;
verzoekt de regering om criteria voor de beoordeling van substantiële schikkingen in de Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties op te nemen en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb nog een paar korte opmerkingen. Een compliment dat staatssecretaris Teeven opkomt voor lesbisch ouderschap. Ook mijn collega's in de Eerste Kamer zijn hem daarvoor heel erkentelijk. In eerste termijn heb ik nog een vraag gesteld over de invoeringsdatum. Zou deze 1 januari kunnen zijn in plaats van 1 april? Er zijn zwangere koppels die met spanning hiernaar uitkijken.
Dank voor de toezegging om te kijken wat er mogelijk is met betrekking tot vermogensdelicten binnen het huwelijk.
Het is mij nog steeds niet helder of er nu wel of niet een quotum is voor 4.000 mensen zonder papieren die eventueel opgepakt moeten worden.
Ik vind het ook een compliment waard dat ik de eerste dag heel veel vragen heb gesteld over de visie. In het spoorboekje van de staatssecretaris dat wij kregen, zag ik het ene na het andere kopje met visie. Ik ben blij dat daar aandacht aan is besteed en dat eraan wordt gedacht vanuit welk wereldbeeld je komt, hoe je inzet en welk probleem je aan het oplossen bent. Ik zou heel graag willen dat beide bewindspersonen dat denkframe toch nog eens loslaten op de rechtsbijstand.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag de bewindslieden danken voor hun beantwoording. Als ik de minister en de staatssecretaris noem, dan denk ik ook aan de mensen die achter in de zaal en achter de schermen zich ervoor inzetten om die waslijst aan vragen beantwoord te krijgen.
Ik beperk mij tot het indienen van een viertal moties, die met name van financiële aard zijn. Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat wij een extra impuls willen geven aan de resocialisatie en re-integratie van gedetineerden en aan de uitstapprogramma's voor prostituees. Daarom de volgende moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het beëindigen van de Regeling Uitstapprogramma's Prostituees (RUPS) ertoe heeft geleid dat veel projecten voor het begeleiden en ondersteunen van prostituees die uit de prostitutiebranche willen stappen, niet of in afgeslankte vorm zijn doorgezet;
overwegende dat het aanbod van goede begeleiding van prostituees die uit willen stappen, nog steeds noodzakelijk is;
van mening dat borging van uitstapprogramma's is gediend met het aantrekken van middelen via cofinanciering (25%) en bij voorkeur is gericht op prostituees afkomstig uit meer gemeenten;
verzoekt de regering, voor een periode van vier jaar (2014-2017) een bedrag van 3 miljoen euro per jaar ter beschikking te stellen ten behoeve van uitstapprogramma's voor prostituees die door maatschappelijke instellingen of gemeenten worden aangeboden;
en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien) en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing),
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing van groot belang is voor het vergroten van de kansen op een duurzame resocialisatie en het terugdringen van de recidive;
overwegende dat het kabinet een groei van het huidige aantal vrijwilligers beoogt, maar het budget hiervoor niet verhoogt;
van mening dat extra budget voor de inzet van vrijwilligers en de uitbreiding van het aantal noodzakelijk is;
verzoekt de regering, het huidige budget voor vrijwilligerswerk structureel te verhogen met in totaal 1,5 miljoen euro, waarvan 750.000 euro beschikbaar is voor cofinanciering door particuliere fondsen of eigen inkomsten en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien) en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing),
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat DOOR, Exodus, Moria en Ontmoeting (DEMO) belangrijk werk verrichten ten behoeve van de re-integratie van ex-gedetineerden en de voorkoming van recidive;
constaterende dat de financiering van deze instellingen met ingang van 2014 wijzigt en dat het beschikbare budget wordt verlaagd;
verzoekt de regering, structureel 3 miljoen euro extra te investeren in het budget van DJI voor de inkoop van forensische zorg, waaronder de DEMO-instellingen, ten behoeve van intensievere begeleiding en de inkoop van extra plaatsen en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien) en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing),
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat trajecten voor begeleiding rond werken en wonen voor ex-gedetineerden noodzakelijk zijn voor een succesvolle re-integratie in de maatschappij en het beperken van de recidive;
overwegende dat samenwerking tussen Rijk, gemeenten en maatschappelijke instellingen hierbij van groot belang is voor vrijwillige nazorg die naadloos aansluit op de justitiële titel;
verzoekt de regering, structureel 2,5 miljoen euro ter beschikking te stellen voor trajecten voor begeleiding rond werken en wonen voor ex-gedetineerden alsmede voor vrijwillige nazorg in aansluiting op justitiële titel onder de voorwaarde dat aanvragende instellingen of gemeenten zorgen voor cofinanciering van 25% en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien) en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing),
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontes (Bontes):
Voorzitter. Op de eerste plaats dank aan de beide bewindslieden voor het ingaan op mijn punten, met name op het tienpuntenplan voor de politie. Wij zijn het helaas niet op alle punten met elkaar eens, maar wellicht komt dat nog.
De kans om in Nederland gepakt en gestraft te worden voor een misdrijf, is 1,8%. Dat is schrikbarend laag. Je zou kunnen zeggen dat de tijd rijp is voor een parlementaire enquête. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in ons land de kans dat criminelen worden opgepakt en bestraft maar 1,8% is;
constaterende dat daarmee misdaad in Nederland loont;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat dit percentage fors gaat stijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bontes (Bontes):
Ik heb een moreel en persoonlijk beroep gedaan op beide bewindslieden met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidsstelling van Volkert van der Graaf. De staatssecretaris zei dat hij daar niet over gaat, omdat het aan het OM is. De minister is verantwoordelijk voor het OM en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Volkert van der Graaf tot achttien jaar gevangenisstraf is veroordeeld;
overwegende dat die termijn verstrijkt op 6 mei 2020;
overwegende dat de juridische mogelijkheid bestaat een voorwaardelijke invrijheidsstelling achterwege te laten;
verzoekt de regering, tot het uiterste te gaan om een voorwaardelijke invrijheidsstelling van Volkert van der Graaf te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer.
De vergadering wordt van 21.11 uur tot 21.39 uur geschorst.
De voorzitter:
Op verzoek van de bewindslieden zijn we iets later begonnen opdat zij de voorbereiding van het antwoord goed konden afronden. Ik geef graag als eerste het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank alle afgevaardigden voor hun bijdrage in tweede termijn. Dit is voor ons een mooi debat waar wij naar hebben uitgekeken. Het is mede dankzij onze mensen een prima debat. Ik zeg ook dank voor de complimenten die zijn gegeven. Wij hopen natuurlijk dat het goed afloopt. Over het geheel genomen hebben de staatssecretaris en ik het debat als constructief ervaren. Dat betekent dat er voldoende draagvlak bestaat voor het beleid dat wij hebben ingezet en dat moet leiden — ik herhaal het — tot een veiliger Nederland, ingebed in een sterkere rechtsstaat. Dat zijn onze harde doelen.
Op een aantal belangrijke onderdelen heeft de Kamer gevraagd om een nadere toelichting of meer duidelijkheid. Op die punten zijn we schriftelijk en in de eerste termijn ingegaan. Er zijn nog een paar vragen en er zijn een hoop moties. Ik dank de Kamer daarvoor. Ik loop gewoon alle sprekers langs, voor zover zij vragen hebben gesteld. We gaan natuurlijk niet in tweede termijn het debat nog een keer voeren.
De voorzitter:
Nee, dat doen we zeker niet.
Minister Opstelten:
Ik wou u voor zijn, voorzitter.
Ik ga in op de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 44. De inhoud van deze motie komt ook aan de orde in de motie van mevrouw Berndsen: het hele verhaal van de softdrugs en de experimenten. De laatste maanden hebben wij daar wel drie keer per maand over gesproken, ook hier. Ik moet deze motie ontraden. In een open democratie is het fair en goed om te laten weten waar je staat met je gesprekspartners. Ik vraag mevrouw Kooiman, mevrouw Berndsen en mevrouw Rebel nog om enig geduld. De brief komt eraan, maar ik moet zeggen waar ik sta, en dat is ook bekend. Dat hebben wij vanaf het begin gezegd.
Dan ga ik in op de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 45.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Kooiman wil interrumperen. Zij is toevallig de eerste, maar mag ik alle leden vragen om interrupties kort en zakelijk te houden? Dat is in ieders belang, zo zweer ik u.
Mevrouw Kooiman (SP):
In het dictum van de genoemde motie, die ik samen met de Partij van de Arbeid en D66 indien, wordt de regering voornamelijk verzocht om dit met een open blik te benaderen en om het goed te beargumenteren als de minister daarvan afwijkt. Ik wil toch graag dat de minister de motie zo beoordeelt: open en oordopjes uit.
Minister Opstelten:
Ik begrijp het. Ik had al verwacht dat mevrouw Kooiman dat zou zeggen. Ik ben altijd open, ook in een gesprek waarbij men weet waar ik sta. Ik wil op geen enkele manier de indruk wekken dat er ruimte kan zijn om mij op een ander standpunt te brengen. Dat leidt tot verwarring en geen consistentie, juist op dit zo belangrijke onderdeel van het beleid. Vandaar dat ik deze motie ontraad, hoe sympathiek en verleidelijk zij ook is geformuleerd. Mijn complimenten daarvoor, maar ik ontraad de motie wel.
Dan ga ik in op de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 45. Laat ik het kort en duidelijk zeggen: deze is een volstrekte ondersteuning van het beleid. Ik vat deze motie op als een stimulans voor ons beleid.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik kom even terug op de motie-Gesthuizen op stuk nr. 45. Ik begrijp dat de minister dit volstrekte ondersteuning van of zelfs een stimulans voor het beleid vindt. Ik vind de motie ook sympathiek. Past deze motie volgens de minister ook binnen de begrotingsdoelstellingen die wij met elkaar hebben afgesproken?
Minister Opstelten:
Ja. Het kan. Alles waarvan wij zeggen "ondersteuning van beleid" past binnen de begrotingsdoelstellingen. Het kan namelijk zo zijn dat je, als je met een scherpe prioriteit als fraudebestrijding komt — en daar komt het kabinet mee — moet herprioriteren. Er komen nog meer moties aan. We blijven niet met dezelfde teams en dezelfde capaciteit werken in de prioritaire richting; ik tenminste niet. Voor fraudebestrijding zou een herschikking kunnen plaatsvinden, in welke mate dan ook. Daartoe wordt met deze motie opgeroepen. Ik denk dat deze motie Kamerbreed kan worden ondersteund. Zo zie ik het. Ik zie de motie echt als een stimulans en niet als een gevaar waar ik even in zou trappen in een zwak moment. Dat zwakke moment stel ik nog even uit tot morgenochtend vroeg.
Ik kom op de motie-Van Oosten c.s. op stuk nr. 47. Daar kijk ik sympathiek tegenaan. Ik zou de motie ook overbodig kunnen verklaren, omdat wij dit al een keer in een JBZ-overleg met elkaar hebben geconcludeerd. Ik vind de motie sympathiek en laat haar aan het oordeel van de Kamer.
De voorzitter:
Wij houden de laatste van uw drie kwalificaties aan.
Minister Opstelten:
Dat is goed.
De staatssecretaris en ik staan positief tegenover de motie-Van Oosten c.s. op stuk nr. 48. Ook die motie laat ik dus aan het oordeel van de Kamer.
Ik kom bij de motie-Helder op stuk nr. 50, over de creatieve actie tegenover diplomaten in New York. Ik heb toegezegd dat ik de mogelijkheden ga onderzoeken. Ik heb er ruim 3,5 jaar aan moeten wennen: je zegt toe dat je iets gaat doen en vervolgens wordt er nog een motie ingediend. Ik zou ook kunnen zeggen dat de motie totaal overbodig is en ik zou mevrouw Helder kunnen vragen om haar in te trekken. Ik heb gezegd: ik doe het. Dit geef ik ter overweging aan mevrouw Helder mee. Ik ga het gewoon doen, of er nu een motie ligt of niet.
Mevrouw Helder (PVV):
De minister zegt dat hij het gewoon gaat doen. Ik heb gezegd dat het een stok achter de deur is. Ik wil de minister graag vertrouwen, maar de regering regeert en de Kamer controleert. Die uitspraak haal ik ook maar even van stal. Ik vind het toch wat gevaarlijk.
Minister Opstelten:
Dat is uw goed recht, maar voor mij maakt het niets uit. Ik heb toegezegd dat ik het ga doen. Die toezegging staat. Of er nu een motie wordt aangenomen of niet, maakt voor mij niets uit. Dat maakt voor mij geen enkel verschil.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik kan het als volgt doen. Ik zal de motie aanhouden. Ik heb toch al genoeg media-aandacht gekregen. Als de minister het niet doet, mag hij dat uitleggen. Ik wil de motie aanhouden en verzoek de minister om de Kamer over een halfjaartje te informeren over de vorderingen van het onderzoek.
Minister Opstelten:
Dat is goed.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor, haar motie (33750-VI, nr. 50) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Opstelten:
De motie op stuk nr. 51 ontraad ik, wat niet onverwachts zal zijn na de eerste termijn. Straftoemeting is echt een zaak van de onafhankelijke rechter. Daar wil ik geen enkel misverstand over laten bestaan.
De motie op stuk nr. 52 ontraad ik ook. In eerste termijn heb ik op de motie gereageerd. Ik vind het onnodige bureaucratie. Het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak zijn zelfstandig in staat om hun werk te doen. Daar hebben ze geen registratieopdracht voor nodig.
Voor de motie op stuk nr. 54 van de heer Recourt heb ik een voorstel. Ik heb gezegd dat de procureur-generaal een duidelijke uitspraak heeft gedaan over de motie. In eerste termijn heb ik gezegd dat ik het College van procureurs-generaal steun in zijn afwegingen. Dat is voor mij voldoende. Ik stel voor dat we gewoon vaststellen dat we het debat hebben gevoerd, deze conclusie hebben getrokken en daarover verwachtingen hebben gewekt. Dat is volgens mij sterker dan het aannemen van een motie. Ik ben natuurlijk bereid om over een jaar bij de rapportage nog eens aan het College te vragen hoe het er direct na de uitspraak mee stond en hoe het er een jaar later mee staat.
De heer Recourt (PvdA):
De minister zegt dat hij het voorstel steunt, evenals het College van procureurs-generaal. Hij stelt voor om het gewoon uit te voeren en over een jaar met cijfers terug te komen om te zien of het effectief is geweest. Onder deze voorwaarden is een motie niet zinvol. We trekken de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Recourt (33750-VI, nr. 54) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Opstelten:
Ik kom bij de vragen van de heer Oskam. De Metro van vanochtend heb ik nog niet gelezen. Ik heb er wel iets over gehoord. Mijn eerste impressie is dat we even moeten nagaan wat dit voor onderzoek is. Ik weet het niet. We hebben natuurlijk een heel goed beleid voor PTSS. Dat weet de heer Oskam ook. Dat beleid houden we natuurlijk vast. Mijn eerste indruk is dat ik me niet te veel zorgen hierover hoef te maken. Natuurlijk gebeuren hier geen onverantwoorde dingen.
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken? Over welke motie heeft u het?
Minister Opstelten:
Dit is geen motie, maar een vraag van de heer Oskam naar aanleiding van een artikel in Metro. Die krant moeten we eigenlijk elke dag lezen, maar dat is vandaag niet gelukt.
Vervolgens kom ik op het punt van het Bureau Financieel Toezicht en de AFM. Ik vind het relevant dat de heer Oskam hierop terugkomt. Ik zal zijn vraag meenemen in het contact dat ik heb met mijn collega's van Financiën. Zij gaan er in de eerste plaats over in ons fraudeteam. Ik zal kijken of we er aandacht aan moeten schenken en wat de mogelijkheden zijn. In de eerste plaats is het hun verantwoordelijkheid.
De heer Oskam (CDA):
Ik vind het prima om het zo te doen. Dat geldt zowel voor PTSS als voor de AFM. Krijgen we wel een schriftelijke terugkoppeling?
Minister Opstelten:
Jazeker. Over PTSS krijgt de Kamer een brief nadat ik de Metro heb gelezen. De andere vraag wordt beantwoord in de brief over fraude. Laten we het niet te veel versnipperen en vanuit één departement de informatie verstrekken.
Ik kom bij de Italiaanse maffia.
De voorzitter:
Niet voordat mevrouw Kooiman een vraag heeft gesteld. Ik zou overigens geen relatie willen leggen tussen mevrouw Kooiman en de maffia.
Mevrouw Kooiman (SP):
De heer Marcouch en ik hebben schriftelijke vragen gesteld over het item in Metro en het stukje op RTL Boulevard vandaag en op Radio 1. Het zou mooi zijn als die vragen dan ook in die brief beantwoord kunnen worden.
Minister Opstelten:
Die vragen heb ik ook nog niet gelezen. Maar dat is goed, die antwoorden komen eraan. Er wordt geknikt vanuit de ambtenarenloge. Men ziet dus hoe dat gaat en hoe snel dat gaat.
Ik kom bij de vragen van de heer Oskam over de Italiaanse maffia en de liaison officer. De samenwerking met Italië is over het algemeen goed. Italië is een prioritair land voor de Nationale Politie. Sinds 2013 werkt de Nationale Politie aan een strategisch landenprogramma op politieel gebied ter versterking van de operationele samenwerking. Wat betreft de bestrijding van de Italiaanse maffia werken het OM, de politie, de FIOD en de Belastingdienst samen om de aard en de omvang van de mogelijke dreiging van de Italiaanse maffia te onderzoeken.
In de afgelopen periode is de samenwerking met Italië op politie- en justitieniveau geïntensiveerd om meer concrete signalen te ontvangen over eventuele criminele activiteiten van de Italiaanse maffia in Nederland. Deze samenwerking en een verbeterde informatiepositie binnen de geïntegreerde aanpak vormen de basis voor opsporing en handhaving. De samenwerking wordt voortgezet en is zeker niet primair afhankelijk van de aanwezigheid van een permanente liaison officer in het land zelf.
Voor zover het hier om de concrete casus gaat, kan ik op dit moment zeggen dat de Nationale Politie op zich prima werk heeft verricht. Ik noem met name de Nationale Recherche. Ik heb me na het verschijnen van het artikel natuurlijk direct georiënteerd. Er is prima werk geleverd, wellicht niet binnen de termijnen die de Italiaanse collega's hadden verwacht, maar dan had men ook wat meer informatie kunnen leveren. Het komt echter niet door het laat of niet willen reageren van de zijde van de Nationale Politie. Ik zou bijna zeggen: integendeel. Ik kan namelijk zeggen dat Nederland juist op basis van bijna onvolledige en minimale informatie de arrestatie van een kopstuk van de Italiaanse maffia goed en relatief snel heeft afgerond, terwijl nu blijkt dat de Italianen zelf moeite hebben om de zaak in eigen land rond te krijgen. Zo is het op een gegeven ook nog! Je moet kijken van wie je je informatie krijgt.
De liaison officer in Rome blijft voorlopig. Ik heb dat ook al schriftelijk aangegeven. Die gaat niet eerder weg dan nadat er geëvalueerd is dat dat mogelijk is. Daar zal ik natuurlijk heel kritisch in opereren. Ik weet dat de heer Oskam mij in ieder geval ook in dat soort zaken kritisch volgt. Dat is prima.
De motie op stuk nr. 60 van de leden Oskam en Van der Staaij moet ik ontraden. Ik heb dat al eerder aangegeven. Wij hebben daar in het debat over gesproken. Gelukkig hebben wij in ons land de begrotingsregels. Ik wil op geen enkele wijze de illusie wekken dat we bereid zijn om die hier en daar bij te stellen. Dat moeten we niet doen. De uitgaven en de inkomsten hebben gescheiden stromen. Ik moet de motie daarom echt krachtig ontraden. Wij kunnen voor de realisatie van een doelstelling, bijvoorbeeld het afpakken, natuurlijk wel investeren in het apparaat. Je kunt dan ook afspraken maken over de besteding daarvan. Dan wordt het echter niet per definitie ingeboekt in de begroting van het departement. Zo werkt het binnen de begrotingsregels. Wij zullen hiernaar kijken. We zullen ook duidelijk in de brief aangeven hoe we met dit soort situaties omgaan. Ik moet de motie echter ontraden om de redenen die ik al eerder heb aangegeven.
Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 62. Laat ik duidelijk zijn. Ik begrijp de motie en vind die sympathiek, in de richting van politie en Openbaar Ministerie, maar de gevolgen voor de strafmaat kan ik niet ondersteunen, want ik moet natuurlijk absoluut ruimte geven — wie ben ik? — voor de onafhankelijke rechter, die uiteindelijk de strafmaat bepaalt. Dus ik moet de motie ontraden.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik ben blij met de opmerking van de minister dat hij de motie sympathiek vindt, maar ik ben toch nog op zoek naar enige ruimte. Wat mij betreft, zegt deze motie helemaal niets over welke vorm van inmenging ook door de politiek in de onafhankelijke rechterlijke macht. Ik kijk of het oordeel dat de minister zo-even heeft uitgesproken over deze motie misschien toch een kleine degradatie kan krijgen in de richting van oordeel Kamer.
Minister Opstelten:
Het gaat even om het dictum. Ik vind het prima als je zegt wat er gebeurd is. Een punt is natuurlijk dat in de kwestie die wij allemaal scherp voor ogen hebben toch ook hoger beroep is aangetekend bij het Openbaar Ministerie. Het gaat mij om de kwaliteiten van het OM en de politie. Dat is de kern. Dat is prima, maar het heeft natuurlijk altijd gevolgen voor de strafmaat. Ik wil niet de indruk wekken dat wij de positie van de onafhankelijke rechter trachten te beïnvloeden in deze Kamer. Dat kan ik net niet voor mijn rekening nemen.
De voorzitter:
Van Oosten, ten laatste.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik stel vast dat het dictum zelf niets over die rechterlijke macht zegt. Dus vandaar dat ik toch aan de minister vraag …
Minister Opstelten:
Maar wel over de hoogte van de strafmaat. De enige die dat bepaalt, is de rechter. Het is wel prettig dat we in dat land leven.
De heer Van Oosten (VVD):
Het laatste ben ik met u eens, maar dit is niet op die manier beoogd. Bovendien zit er natuurlijk een context achter.
Minister Opstelten:
Ik vind dat we het hier goed dualistisch moeten doen, daar houd ik van. Dus ik zeg gewoon wat ik ervan vind. Dat is, zo zeg ik tegen mevrouw Kooiman, ook de open manier waarop ik op deze post sta. Dan weet u ook hoe dat in die gesprekken gaat. Maar misschien is er een mogelijkheid dat de heer Van Oosten nog even naar de formulering kijkt. Wie weet.
Ik kom bij D66. Ik ga niet de discussie met mevrouw Berndsen herhalen. Die hebben we gevoerd. Ik zou andere termen hebben gebruikt, maar iedereen heeft het recht op zijn termen. Ik vind dat wij inderdaad onze doelstellingen, een veiliger Nederland in een sterkere rechtsstaat, aan het waarmaken zijn, maar wij zijn er nog lang niet. Vandaar dat ik ook het amendement van mevrouw Berndsen, zoals haar niet zal verbazen, met kracht moet ontraden. We moeten nu echt verder met de strafrechtketen. De investeringen die wij beogen met de politie staan helemaal klaar. Daar hebben wij de voorbeelden van gegeven. Het tweede punt is dat wij nu echt ook met het OM strakke afspraken hebben gemaakt. Er is geen enkele reden voor de Kamer om daarin te interveniëren. Ik heb afspraken met het OM. Die kom ik na. Dus ik moet dit ontraden, maar ik kom uiteraard tot slot nog bij de amendementen.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter?
De voorzitter:
Ja, ik luister.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik wil graag het woord.
De voorzitter:
Ja, dat krijgt u, maar ik was even aan het kijken over welk amendement het ging.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik wilde de minister complimenteren met zijn optreden bij de motie van collega Van Oosten, want daar liet hij echt zijn rechtstatelijke kant zien. Ik zou hem willen oproepen om dat wat vaker te doen.
Minister Opstelten:
Dat vind ik een teleurstellende opmerking van mevrouw Berndsen. Ik doe het namelijk altijd. Ik laat de waardering hiervan echter helemaal over aan mevrouw Berndsen zelf. Ik wens haar sterkte daarmee.
Ik kom op de motie-Berndsen-Jansen/Kooiman op stuk nr. 65. Dat is de "répétition" van de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 44. Ik ontraad deze motie. Ik vraag de indieners om geduld te hebben en te wachten op de brief die in december naar de Kamer wordt gestuurd.
Ik kom op de motie-Schouw/Segers op stuk nr. 67. Ik zeg nu een beetje hetzelfde als ik tegen mevrouw Helder en de heer Recourt heb gezegd. We zullen het punt van de drones meenemen in de brief over de privacy. Ik heb maar nagelaten om alle antwoorden op de vragen van de heer Schouw nog een keer naar voren te brengen. In mijn brief en de agenda voor de toekomst zal ik deze motie expliciet als een onderzoeksopdracht opnemen. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van beleid, maar zij is eigenlijk overbodig na wat we in eerste termijn met elkaar hebben besproken. Ik weet niet of de heer Schouw het met mij eens is, maar het is al toegezegd.
De voorzitter:
Hier wordt iemand uit de tent gelokt.
De heer Schouw (D66):
De minister zegt dat de motie én overbodig is én dat hij haar expliciet zal uitvoeren. Dat kan niet allemaal waar zijn. Als de minister mij wil toezeggen dat hij de onderdelen van de motie — die zijn niet voor niets zo geformuleerd — overneemt en ze vertaalt naar een onderzoeksopdracht in de nog uit te brengen notitie over veiligheid en privacy, dan ben ik zijn man.
Minister Opstelten:
Ik kan niet verzekeren dat ik alle elementen zal overnemen. Dat zou veel te snel zijn. Het gaat erom dat deze motie op de agenda komt en in de brief haar plaats zal krijgen. Daarin zal worden aangegeven wat wij precies doen. Wij hebben dat ook in eerste termijn gezegd. Dan is het prima om allerlei opdrachten mee te krijgen, maar ik denk dat het ook verstandig is om met zo'n onderwerp even te wachten en te bekijken wat er in de brief staat. Het staat in ieder geval wel op de agenda. Dat is reeds toegezegd. Ik laat het aan de heer Schouw over hoe hij dit weegt en waardeert. In ieder geval bekijk ik het met een positief en constructief oog.
De voorzitter:
Met uw goedkeuring, maak ik ervan: oordeel Kamer.
Minister Opstelten:
Ik laat deze motie inderdaad aan het oordeel van de Kamer. Het lijkt mij wijs en verstandig van u, voorzitter, om mij erop te wijzen dat ik dat net zo goed iets eerder had kunnen zeggen.
Ik kom op de motie-Schouw c.s. op stuk nr. 68. Die is toch iets anders. Dat vind ik jammer. In eerste termijn hadden we een leuk en nuttig debatje. Het was ook een scherp debatje, want daarin werden de kaders aangegeven waarover ik het moet hebben in de brief die ik aan het voorbereiden ben. Maar in deze motie staat dat het niet hoeft. In een paar uur tijd is de heer Schouw ineens opgeschoven. Hij was eerst bereid om een impuls te geven en om mee te denken. Hij zou eerst mijn visie afwachten, maar nu vindt hij dat het helemaal niet nodig is. Dat vind ik jammer. Het valt mij ook een beetje tegen. Ik had het niet verwacht. Ik was verrast toen deze motie vanaf het katheder werd voorgelezen.
De heer Schouw (D66):
De minister was verrast, maar hij is niet geschrokken, hoop ik.
Minister Opstelten:
Ik ben er net overheen. Daardoor was de schorsing ook iets langer.
De heer Schouw (D66):
Ik hoop dat de heer Teeven daarbij heeft geholpen. Sorry voorzitter, zo gaat het soms.
De voorzitter:
Iedereen wil een beetje op tijd naar huis, maar op deze manier gaat dat niet lukken.
De heer Schouw (D66):
Ik heb een debatje gehad met de minister. Als de minister nu eens zegt "nee, tenzij" is het mij ook goed, want dan weet ik wat de positie van de minister is. Als de minister zegt dat zo'n vakantieregister eigenlijk niet nodig is, tenzij ..., dan geef ik hem een beetje ruimte en dan kan ik de motie intrekken.
Minister Opstelten:
Dat hebben wij allang gezegd. Nut en noodzaak moeten scherp komen, want anders is het er niet. Dat is hetzelfde als: normaal is het er niet, tenzij ... Dat is zo met een heleboel dingen in het leven, zeker op het terrein van het strafrecht, waar wij vandaag over spreken. Een heleboel wetten zijn er normaal niet, behalve als nut en noodzaak er zijn en de waarborgen worden aangegeven. Ik kijk ook even naar terroristen en zware criminelen. Andere landen in Europa zijn er precies zo mee bezig. Ik stel voor dat wij eens even kijken waar wij staan en dat u mij de ruimte geeft om met een brief te komen. Dan kunnen wij daarover een debat hebben. Of u dan voor of tegen bent, zien wij dan wel. Ik wil het debat wel aangaan. Geef mij de ruimte en zit het hier niet nu al af te schieten!
De heer Schouw (D66):
Ik interpreteer dit dus als een "nee, tenzij" van de kant van de regering.
Minister Opstelten:
Voor de Handelingen, voorzitter: dat is het standpunt van de heer Schouw. Als hij mij nu even de ruimte geeft om mijn interpretatie te geven zoals ik die in eerste termijn ook heb gegeven, houd ik even mijn handen vrij. Ik heb gezegd: het gaat om nut en noodzaak; die moeten overtuigend zijn. Anders kom ik er helemaal niet mee.
De heer Schouw (D66):
Om te voorkomen dat het echt laat wordt — de minister was zo sympathiek over de motie over de drones — ik zie het als een nee, tenzij. Wij hebben met elkaar allemaal de Handelingen, dus ik trek de motie in. Ik verwacht dan wel van de minister dat hij zijn woorden gestand doet.
Minister Opstelten:
De motie is ingetrokken; dat vind ik wel een stap.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Schouw c.s. (33750-VI, nr. 68) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.
Minister Opstelten:
Ik ben de heer Schouw erkentelijk; dat meen ik serieus. Maar ik vond dat er ineens veel was opgeschoven in de tweede termijn. Daarom heb ik het even zo gezegd. Dank voor deze ruimhartige benadering in dit debat.
Ik kom nu bij de inbreng van de ChristenUnie. Ik had een vraag van de heer Segers over het voorbeeld van Rotterdam en de raamprostitutie laten liggen, het spijt mij. Hij weet dat er goed overleg is met de prostitutiegemeenten. Rotterdam zit daar natuurlijk sterk aan tafel en daar zal ik deze vraag stellen. Wij komen daar natuurlijk op terug bij de verschillende debatten en producten die wij daarover zullen moeten leveren.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mag ik de minister vragen dat de ervaring van Rotterdam en de evaluaties die daar hebben plaatsgevonden, worden gedeeld met de andere steden en dat de minister ook rapporteert aan de Kamer wat er wordt gedeeld?
Minister Opstelten:
Dat zal ik zeker doen, in het kader van het totale prostitutiebeleid en het overleg dat wij met de gemeenten voeren. Wij krijgen natuurlijk nog een aantal punten aan de orde, zoals de novelle. Ik zal daarover uiteraard rapporteren.
De heer Segers (ChristenUnie):
Op welke termijn denkt de minister daarover te rapporteren?
Minister Opstelten:
Dat zal in de loop van volgend jaar worden. Het primaat ligt nu bij het focussen op het indienen van de novelle over de regulering van het prostitutiebeleid. Dat is nu mijn focus, tot 1 januari. Daarna komen andere dingen, samen met de gemeenten.
De heer Segers (ChristenUnie):
Kunnen wij met elkaar afspreken dat we daar voor de zomer een rapportage over krijgen?
Minister Opstelten:
Zeker. Dat lijkt mij ruim bemeten. Dank voor de ruimte die ik daarvoor krijg.
Ik ben nog de vraag vergeten te beantwoorden van de heer Recourt over zijn initiatiefwetsvoorstel. Dat klopt inderdaad. Het spijt mij, kennelijk is er een misverstand. Ik had niet begrepen dat het initiatiefwetsontwerp en de voorbereidingen over en weer bekend waren. Dat moet je natuurlijk wel kortsluiten met elkaar. Zal de organisatie ter bestrijding van de internetcriminaliteit een volwaardige plaats krijgen bij de inrichting van de Nationale Politie? Ja.
Dan kom ik bij de motie-Segers c.s. op stuk nr. 70, waarin de regering wordt verzocht, onderzoek te laten doen door de WRR of het WODC. Dat heb ik in eerste termijn al toegezegd. De Kamer ontvangt binnenkort een brief met onze visie daarop. Ik zou het verstandiger vinden als de Kamer ons de ruimte gaf om daarin ook in te gaan op de onderzoeksvragen die gesteld moeten worden, in plaats van nu al een onderzoek te starten. Wij zullen aangeven wat wij vinden dat er zou moeten gebeuren, maar zeker zal er onderzoek moeten plaatsvinden. Daar ben ik van overtuigd. Alleen dreigen we met deze motie weer twee lijnen te krijgen. Laten we nu eens een agenda gaan formuleren, zeg ik tegen de heer Segers. Dus hij kan de motie aanhouden, hij kan haar intrekken of gewoon in stemming laten komen. Dat is aan hem.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik wil de motie graag wel in stemming laten brengen. Aan de minister wil ik vragen of hij dan in zijn brief duidelijk maakt welke vragen hij aan bijvoorbeeld de WRR gaat stellen en op welke manier hij daar uitvoering aan geeft. Die ruimte heeft de minister. In die zin zou hij de motie kunnen uitvoeren.
Minister Opstelten:
Ik zeg niet dat ik de motie uitvoer, ik zeg dat wij onderzoeksvragen gaan formuleren en kijken wie dat onderzoek zou moeten doen. Misschien is het wel heel iemand anders die veel beter daarop toegesneden zou zijn of die veel internationaler opereert op dit terrein.
De heer Segers (ChristenUnie):
Als de minister het dictum leest, zal hij die ruimte daarin ook vinden.
Minister Opstelten:
Ja, die lees ik. Dat heb ik gelezen, dus in die zin doe ik dat. We zullen dat meenemen. Mag ik het zo zeggen?
De voorzitter:
Nee, want ik hoor de heer Segers zeggen dat hij zijn motie handhaaft en ik heb nog geen concreet oordeel van de minister gehoord.
Minister Opstelten:
Ik wist niet dat hij de motie handhaafde.
De voorzitter:
Dat heb ik hem net horen zeggen.
Minister Opstelten:
Dan zeg ik oordeel Kamer. Dat lijkt mij juist.
Dan kom ik bij de motie-Segers c.s. op stuk nr. 71. Dat is een volstrekte ondersteuning van het beleid. Ook daarvoor geldt dus oordeel Kamer.
De motie-Van Tongeren op stuk nr. 77. Ik ben bereid met het College van procureurs-generaal daarover te praten, conform de motie. Dat is dus een toezegging. Misschien is dat aanleiding om de motie in te trekken? Maar het hoeft niet.
De voorzitter:
Het is wel handig als we dat weten.
Minister Opstelten:
Ik vraag het aan mevrouw Van Tongeren. Ik doe wat u mij in het dictum vraagt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zou, als de minister het niet heel erg vindt, als steuntje in de rug toch wel graag een Kameruitspraak hebben, omdat wij daar een kleine discussie over hebben gehad. Het is volgens mij een redelijk nieuw verzoek. Het is geen motie die al 26 keer in stemming is gebracht.
Minister Opstelten:
Wij gaan praten, maar ik laat het oordeel aan de Kamer.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 79. Die moet ik ontraden, ook in de lijn van het debat dat wij in de eerste termijn hebben gevoerd. Het is aan het OM om de motie goed te initiëren, voor te bereiden en af te wegen. De criteria die normaal in ons rechtsbestel bij het OM liggen, zijn daar aan de orde. Ik heb er ongelooflijk veel vertrouwen in. Het is een succesvolle operatie van het OM. Ook rechtstatelijk heb ik heel vertrouwen in hoe het OM dat doet. Transacties boven de €50.000 worden aan mij voorgelegd. Ik moet de afweging van het OM marginaal toetsen. Daar neem ik de volle verantwoordelijkheid voor. Ik ontraad deze motie, wat er is geen behoefte aan.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp dat de minister het besluit neemt en heb ook de afwegingsgronden gehoord. Ik wijs op de tweede en de derde overweging, omdat de minister zo duidelijk heeft gezegd op te komen voor de rechtsstaat. Er is veel publieke onrust over schikkingen aan de bovenkant van de maatschappij en de strakke vervolging aan de onderkant. Is het wellicht op een andere wijze mogelijk om iets duidelijker te maken aan de bevolking hoe dit eerlijk en rechtvaardig gebeurt? Daar gaat het mij voornamelijk om.
Minister Opstelten:
Dat is natuurlijk ook een taak van het OM. Daar staat men heel goed voor. Het is uitsluitend een taak van het OM, zo wil ik nog een keer benadrukken. Dat is natuurlijk het hart van waar wij in de rechtsstaat voor staan. Ik ben voor die hoge transacties ten volle publiek en politiek verantwoordelijk. Daar sta ik voor. Ik ga er echter niet over communiceren, want dat moet het OM doen. Dat is de positie die ik moet innemen en die de Kamer naar mij moet innemen. Daarom zeg ik dat zo. Ik begrijp het accent dat mevrouw Van Tongeren legt. Wij hebben er echter totaal geen behoefte aan om nu nog eens een keer daarop te gaan reflecteren en daarover na te gaan denken. Dat doet het OM uit zichzelf, als buitengewoon professionele organisatie. Ik wil graag dat de Kamer ten volle vertrouwen uitspreekt in het OM over deze positie die hij heeft ingenomen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik spreek hier geen wantrouwen uit tegen het Openbaar Ministerie. Ik vraag de minister om te kijken naar het gevoel dat onder de bevolking leeft, zoals er bij allerlei andere maatregelen wel degelijk bij komt. Als het niet mogelijk is om die aanwijzing helderder te maken, is er dan een andere wijze waarop deze minister het wel kan? Dat vraag ik.
Minister Opstelten:
De aanwijzing is volstrekt duidelijk. Er is geen enkele aanleiding om die te heroverwegen of om er nog eens naar te kijken. Integendeel, die aanwijzing is goed. Die geeft het OM de ruimte en de criteria waaraan een transactie moet voldoen. Waar het OM zelf als professionele organisatie voortdurend naar kijkt, is welke keuzes hij moet moet maken en hoe hij daarover op een goede manier kan communiceren. Dat is overigens het geval met alle taken waar het OM voor staat. Dat is altijd aan de orde en dat zal men zeker naar aanleiding van de Liborzaak doen. Ik vraag de Kamer om juist nu in het OM dat vertrouwen uit te spreken, want dat is volgens mij zeer terecht.
Ik kom bij de motie van de SGP op stuk nr. 80. Ik heb al gezegd dat ik hier sympathiek tegenover sta. Dat heb ik de heer Van der Staaij al gezegd. De dekking is ook goed. Ik steun dit en laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
Ik kom tot slot bij de motie van de heer Bontes op stuk nr. 84. Daarin wordt de regering verzocht om de pakkans fors te laten stijgen. Ik denk dat die motie op unanieme steun kan rekenen, want iedereen is er voor dat het genoemde percentage fors gaat stijgen. Wat in de motie wordt gevraagd, is ondersteuning van mijn beleid. Wij zijn daarmee ook dag en nacht bezig. Ik ga me nu niet begeven in een soort lotto- en totospel door nu een percentage te noemen. Ik steun de motie en laat het oordeel erover aan de Kamer.
Ik ben toe aan de bespreking van de amendementen. Er gaan er drie over mijn terrein. Het amendement van mevrouw Berndsen op stuk nr. 41 moet ik ontraden. Dat heb ik al laten weten. Daarover hebben we het zojuist en ook in de eerste termijn gehad. Ik heb dit al in vele debatten toegelicht.
Het amendement op stuk nr. 8 gaat over de doorberekening van politie-inzet bij voetbalwedstrijden. Er is eigenlijk niet over gesproken tijdens dit debat. Dat is volgens mij ook terecht niet gebeurd, want dit amendement gaat niet opleveren wat er voor staat. Op dit onderwerp is heel veel gestudeerd. Het blijkt niet mogelijk te zijn. Verder is het niet nodig. Het zou ook niet terecht zijn als we dit zouden doen, omdat er de laatste jaren veel ten goede is veranderd bij de veiligheid in en rond de stadions. Er is ook veel veranderd in de verhouding tussen de politie en de veiligheidsorganisaties van de stadions. Daarom is dit niet nodig. Ik moet dit amendement daarom strak ontraden.
Het laatste amendement dat ik moet bespreken, is het amendement op stuk nr. 30. Dat gaat over de Joodse instellingen. Ook daarover heb ik al het nodige gezegd en ook dat amendement wil ik ontraden. We hebben het gehad over het bestel en over de precedentwerking. Uit het oogpunt van veiligheid is dit ook niet nodig. Als er sprake is van dreiging, zijn onze instituties ter plaatse. Er zijn goede verhoudingen. Ik heb wel gezegd dat ik bereid ben om te praten als er een signaal uit Amsterdam komt. Dan praten we en dan zal ik de Kamer natuurlijk over de uitkomst van dat gesprek informeren.
Voorzitter, dit is mijn bijdrage in de tweede termijn.
De voorzitter:
Mijn wordt ingefluisterd dat u ook nog moet reageren op het amendement op stuk nr. 32 en het amendement op stuk nr. 34, minister.
De heer Oskam (CDA):
Ja, voorzitter, dat zijn onze amendementen.
Minister Opstelten:
Ik heb ze hier niet.
De voorzitter:
Zullen wij gewoon beginnen met de termijn van de staatssecretaris?
Minister Opstelten:
Dat is goed. Anders moet ik het uit mijn hoofd doen. De amendementen zijn in het debat niet aan de orde geweest. Ik dacht dat wij ze schriftelijk hadden behandeld, maar het is terecht dat wij hier nog even op antwoorden. Ik vraag om mij deze amendementen te doen toekomen. Dan zal ik na de beantwoording door de staatssecretaris mijn oordeel erover geven.
De voorzitter:
U had niet nog een stichtelijk slotwoord?
Minister Opstelten:
Dat doe ik daarna.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Dank ook voor het debat dat wij vandaag hadden. Dat heeft veel suggesties en informatie opgeleverd. Ook dank voor de complimenten van de verschillende leden aan mijn adres.
Het departement heeft de toezeggingen genoteerd. In totaal zijn het er zeventien. Ik zal de griffier een exemplaar van de lijst toezeggingen doen toekomen. Ik ben de leden een antwoord schuldig op toch nog redelijk wat vragen die gesteld zijn. Laat ik daarmee beginnen.
De heer Azmani vroeg of ik inzicht kan verschaffen in de 95% van de zaken die in hoger beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zonder zitting wordt afgedaan. In het algemeen overleg van vorige week heb ik toegezegd dat ik goed zal laten kijken naar die zogenaamde kennelijke afdoeningen, met name in het geval van kennelijk gegrond en kennelijk ongegrond. Ik zal de Kamer hierover voor het kerstreces informeren.
De heer Schouw en mevrouw Gesthuizen vroegen om toezending van het onderzoeksrapport met betrekking tot het meisje Renata. Het lijkt erop dat er in de eerste termijn wat verwarring is ontstaan over mijn al dan niet aanwezige bereidwilligheid om dit rapport van de onafhankelijke onderzoekscommissie naar de Kamer te sturen. Ik vind dit een belangrijk punt. Hierover moet helderheid bestaan, het moet niet blijven hangen. Ik heb willen aangeven dat ik bereid ben om de inspecties te vragen, de stappen te zetten die noodzakelijk zijn om de Kamer het onderzoeksrapport te doen toekomen. Eerst zijn er echter nog voorbereidende stappen nodig. Op aandringen van een aantal Kamerleden heb ik de conclusies snel openbaar gemaakt. De inspecties hebben mij gezegd dat het voor het openbaar maken van het rapport noodzakelijk is dat het wordt geschoond van persoonsgegevens. Dan gaat het in het bijzonder om de persoonsgegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen. Daarnaast vereist openbaarmaking dat gevraagd wordt naar de zienswijze van eenieder die door de onderzoekscommissie is gehoord. Indien iemand het niet eens is met openbaarmaking, staan er rechtsmiddelen open tegen openbaarmaking. Gelet op de aard en de inhoud van het rapport geldt verder dat alle belanghebbenden, onder wie de ouders van het meisje, in de gelegenheid moeten worden gesteld, zich uit te laten over het openbaar maken van de informatie. Verder geldt dat openbaarmaking van de bijzondere persoonsgegevens alleen mogelijk is met toestemming van de ouders. Er is alle bereidwilligheid bij het kabinet om het rapport toe te sturen, maar het is evident dat er enige tijd gemoeid zal zijn met het voldoen aan de voorwaarden. Zodra hieraan is voldaan en de inspecties groen licht geven, kan het onderzoeksrapport naar de Kamer.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
In het belang van de betrokkenen, die inmiddels ook hebben begrepen dat er een rapport is — ik bedoel de ouders en het meisje die op dit moment verblijven in Polen — vraag ik de staatssecretaris om een indicatie te geven. Hij zegt toe om zijn best te doen, maar ik wil ook graag weten of wij hier nog voor het kerstreces op kunnen rekenen of dat het langer gaat duren.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb de indicatie dat het voor het kerstreces zou kunnen, maar ik moet een klein beetje een slag om de arm houden.
Mevrouw Helder stelde een vraag die eigenlijk in het verlengde ligt van wat de heer Bontes in eerste termijn aan de orde stelde. Het is niet aan de regering om te beslissen over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Ik verwijs ook naar artikel 15d, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht. In beginsel komen alle gedetineerden met een straf langer dan een jaar in aanmerking voor v.i. Als daar specifieke gronden voor zijn of als de veroordeelde niet bereid is die voorwaarden na te leven, dan kan van v.i. worden afgezien. Het Openbaar Ministerie kan dan een vordering uitstel/afstel v.i. indienen in de individuele zaak. Uiteindelijk beslist de rechter over het uitstel of het afstel en niet het kabinet.
De voorzitter:
Staatssecretaris, we hebben niet zo heel veel kijkers die met ons meekijken, schat ik zo in, maar toch nog wel een paar. Daarom meld ik even dat de afkorting "v.i." staat voor "voorwaardelijke invrijheidsstelling".
Staatssecretaris Teeven:
Inderdaad. Het is mijn beroepsdeformatie van vroeger; laten we het daar maar op houden.
Voorzitter. De heer Fritsma heeft mij gevraagd naar de ambities in het kader van terugkeer. Ik heb al aangegeven dat de toelevering naar het terugkeerproces afhankelijk is van aanlevering vanuit het asielproces of vanuit het toezicht. Vanwege die afhankelijkheid is het dus ook niet mogelijk om een cijfermatige ambitie te formuleren, maar ik kan de heer Fritsma verzekeren, zoals ik ook in eerste termijn heb gedaan, dat de terugkeer absoluut een prioriteit is.
Mevrouw Maij heeft gevraagd wat de volle toets betekent: moeten rechters nu al conform de procedurerichtlijn interpreteren? Over de wijze waarop de volle toets uitgewerkt zal worden in het Nederlandse vreemdelingenstelsel zal ik de Kamer informeren bij de implementatie van het wetsvoorstel dat ik al eerder heb genoemd. Op dit moment is de implementatietermijn nog niet verstreken. Rechters mogen of moeten de richtlijn nog niet toepassen. Dat is de situatie op dit moment. Wel betekent de vaststelling van deze richtlijn dat de overheid op dit moment in ieder geval geen stappen mag zetten die juist de andere kant opgaan, die afwijken van het doel van de richtlijn die op dit moment voorligt. Dat zal de Nederlandse regering ook niet doen.
In Duitsland worden vlak over de grens met Nederland vijf nieuwe penitentiaire klinieken gebouwd. De heer Oskam heeft gevraagd of ik mijn invloed wil aanwenden om te bevorderen dat het personeel van Oldenkotte dat daar gekwalificeerd zijn werk deed, zo veel mogelijk emplooi kan vinden over de grens. Ik zeg graag toe dat ik contact opneem met de minister van Justitie van Noord-Rijnland-Westfalen om te bezien of personeel van Oldenkotte daar emplooi kan vinden. Ik ben een ruime afvloeiingsregeling overeengekomen met de kliniek, maar werken is beter dan thuiszitten. Het zou mooi zijn als die match aan weerszijden van de grens kan worden waargemaakt. Ik zal de vaste Kamercommissie bij het eerstvolgende algemeen overleg over het gevangeniswezen informeren over mijn inspanningen op dat terrein.
De voorzitter:
Mevrouw Helder staat met een dik boek bij de interruptiemicrofoon om te interrumperen op een vorig punt.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zag al een wetboek de zaal in komen.
Mevrouw Helder (PVV):
Daarom duurde het ook enige tijd. Ik doe mijn best, maar ik ken het wetboek nog niet van buiten. Daarom heb ik even dit boek laten halen. De staatssecretaris zei dat het OM bepaalt of er een voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend. Ik heb in de wettekst iets anders gelezen. Er staat: "Indien Onze Minister van Justitie — in tweede termijn had ik het over de minister en niet over de staatssecretaris — van oordeel is dat er op een van de gronden, genoemd in het eerste lid, reden is de voorwaardelijke invrijheidstelling met een bepaalde termijn uit te stellen of achterwege te laten, verzoekt hij het openbaar ministerie om een daartoe strekkende vordering in te dienen." Als een van die gronden noemde ik het gevaar voor recidive.
Staatssecretaris Teeven:
Zeker. Het kan altijd zo zijn dat de minister van Veiligheid en Justitie een aanwijzing geeft aan het Openbaar Ministerie om een vordering in te dienen. We praten echter over individuele strafzaken. Over de criteria op grond waarvan van voorwaardelijke invrijheidsstelling kan worden afgezien, dient te worden beslist door het kabinet in de individuele zaak. Het kabinet moet buitengewoon terughoudend zijn met ingrijpen in individuele strafzaken, zowel ten nadele als ten voordele. De minister heeft dat vandaag al een aantal keren gezegd, ook in tweede termijn. Volgens mij zijn mevrouw Helder en haar fractie dat met het kabinet eens.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat klopt: buitengewoon terughoudend, maar dat is iets anders dan wat net is gezegd, dat daar alleen het Openbaar Ministerie over gaat. Ik ben wel blij dat wij elkaar op dat punt tegemoet zijn gekomen. Hoop doet leven, dus wij wachten het even af.
Staatssecretaris Teeven:
Dan toch even precies, als mevrouw Helder het ook zo precies zegt. Het is het Openbaar Ministerie dat de vordering doet die kan leiden tot uitstel of afstel; het is het kabinet dat via een aanwijzing aan het Openbaar Ministerie daartoe opdracht zou kunnen geven. Dat is een zeer uitzonderlijke situatie, die in Nederland buitengewoon weinig voorkomt, ook bij voorwaardelijke invrijheidstelling, zeker als de rechter tot in hoger beroep een oordeel heeft gegeven over wat de hoogte van de straf zou moeten zijn.
Mevrouw Helder heeft hierbij de grond voor recidive genoemd. Dan gaat het ook om omstandigheden of er sprake is van een recidiverisico bij de betreffende gedetineerde, zonder in te gaan op deze individuele zaak; of er gedragingen zijn die zich tijdens het verblijf in de inrichting openbaren en die kunnen leiden tot recidive. Dat wordt meegenomen in de beoordeling. Als dat allemaal achterwege is gebleven, vervalt ook die grond. Dat merk ik ten overvloede nog maar even op.
Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd naar de uitgavenstijging bij de reclassering. In 2006 hebben de reclasseringsorganisaties in totaal een bedrag van 155 miljoen euro ontvangen en dat is opgelopen tot 227 miljoen in 2012. In absolute zin is het nominale budget met 72 miljoen toegenomen; dat is een stijging van 45%. Op verzoek van mevrouw Van Tongeren ben ik nagegaan hoe groot die stijging zou zijn geweest als dat bedrag wordt gecorrigeerd voor inflatie. Gecompenseerd voor inflatie over de jaren 2006-2012, op basis van gegevens van de Macro Economische Verkenning over 2014, is het bedrag in die periode met circa 30% gestegen, dus een kleine 60 miljoen. Dat is volledig in de lijn dat het steeds minder meer is geworden in de periode tussen 2006 en 2012, zoals ik ook in het interruptiedebatje met mevrouw Kooiman heb uitgelegd.
Mevrouw Van Tongeren heeft een buitengewoon sympathiek verzoek aan mij gedaan. Ik ben zelf de afgelopen dagen zeer intensief bezig geweest om de wet Lesbisch ouderschap die afgelopen dinsdag in de Eerste Kamer is aangenomen, per 1 januari van kracht te laten zijn. Dat is feitelijk niet onmogelijk en dat heeft te maken met de gemeentelijke basisadministratie. De gemeenten hebben drie maanden nodig om de gemeentelijke basisadministratie in orde te brengen. Dat gaat echt met stoom en kokend water.
Je zou kunnen vragen waarom het kabinet er niet op heeft geanticipeerd dat het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zou worden aangenomen en de minister van Binnenlandse Zaken heeft gevraagd om met de GBA aan het werk te gaan. Wij zijn door schade en schande wijs geworden en wij hebben gezegd: dat doen wij niet meer. De Eerste Kamer heeft een aantal keren gezegd dat wij niet moeten beginnen met de uitvoering van wetten, voordat zij daarover een oordeel heeft gegeven. Dat hebben wij deze keer niet gedaan.
Het gaat wel zo snel mogelijk gebeuren. Het is ook nodig om de erkenning van de meemoeder die in het wetsvoorstel zit, te kunnen registreren. Je kunt dat niet houtje-touwtje, op papier doen, want dan is het niet bekend bij andere gemeenten. Dat is de verklaring daarvoor.
De voorzitter:
Niet om flauw te doen, maar anders komt het verkeerd in de Handelingen. Ik begrijp dat u zegt dat het per 1-1 onmogelijk is.
Staatssecretaris Teeven:
1-1 is onmogelijk en 1-4-2014 is het moment dat het wetsvoorstel in werking kan treden. 1 april 2014 gaan we halen.
De voorzitter:
Ik steek mijn vinger op, omdat u zei: feitelijk niet onmogelijk, maar het is dus feitelijk onmogelijk.
Staatssecretaris Teeven:
Het is feitelijk onmogelijk. Bij mij wreekt zich misschien het late moment.
De voorzitter:
Geen enkel probleem, alle begrip.
Staatssecretaris Teeven:
Dan kom ik tot bespreking van de moties van de fractie van de Socialistische Partij, allereerst de motie op stuk nr. 42 van de leden Kooiman en Oskam, waarin de regering wordt verzocht om extra inspanningen te leveren om duidelijkheid te scheppen en een goed doordacht en zorgvuldig personeelsbeleid tot stand te brengen. Wij doen er alles aan wat wij kunnen. Dat wordt met maximale energie gedaan. Als het woord "extra" uit het dictum wordt geschrapt door de opstellers van deze motie, dan zien wij deze als ondersteuning van beleid en kan ik ermee leven. Maar als je al alles doet, juist omdat het om je eigen personeel gaat, dan zou ik ook niet weten wat ik "extra" aan de leiding van de Dienst Justitiële Inrichtingen zou moeten vragen. Als mevrouw Kooiman en de heer Oskam zeggen dat het woord "extra" eruit gaat, zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Als ze het woord "extra" erin laten staan, moet ik de motie ontraden.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb juist het woordje "extra" erin gezet omdat er heel veel onrust en spanningen waren. Ik heb dat al in de eerste en tweede termijn aangegeven. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris die zorgen serieus neemt, omdat het signalen van het personeel zijn.
Staatssecretaris Teeven:
Ik spreek met het personeel, mevrouw Kooiman spreekt met het personeel en andere leden van de Kamer spreken ook met het personeel. Wij nemen die zorgen serieus. Ik heb in de eerste termijn al gezegd dat er bij reorganisaties altijd onrust zal zijn, zeker onder mensen die niet meteen zijn gaan meebewegen en die nu in de situatie zitten dat een inrichting gaat sluiten en zij nog geen tijdelijke baan hebben, bijvoorbeeld voor een periode van zes maanden. Mevrouw Kooiman maakte een opmerking over tijdelijke dienstverbanden. Deze kunnen iedere keer worden verlengd en op een gegeven moment zoek je dan naar plaatsing binnen DJI. Ik begrijp wat mevrouw Kooiman zegt, maar het valt al onder de inspanningen die wij ons getroosten, want het is ons personeel. Het zijn onze mensen, het zijn mijn mensen en ik wil ook graag dat ze weer aan het werk komen. Dat hebben wij in april en in juni al met elkaar gedeeld. Dat is voor niks anders.
Mevrouw Kooiman (SP):
Als het correct is dat ik de staatssecretaris heb horen zeggen dat hij de onrust serieus neemt, wil ik het woordje "extra" wel schrappen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik nam die onrust al serieus en ik blijf dat doen, dus die toezegging heeft mevrouw Kooiman.
De voorzitter:
Even voor de duidelijkheid. De motie wordt gewijzigd en als dat gebeurt in de zin zoals hier is besproken, beschouwt de staatssecretaris haar als ondersteuning van beleid.
Staatssecretaris Teeven:
Zeker.
Ik vervolg met motie-Kooiman/Oskam op stuk nr. 43, waarin de regering wordt verzocht, nader onderzoek te doen naar de financiële onderbouwing en de gevolgen van het laten afvloeien van gevangenispersoneel tegenover de mogelijkheid om mensen tijdelijk in dienst te houden van DJI. Over de onderbouwing en het doen van onderzoek hebben wij in april en juni al met elkaar gesproken. Dit zal extra kosten met zich meebrengen. Ik vind dat het kabinet geen extra kosten moet maken. Wij moeten onze energie en onze gelden ergens anders op richten. Ik ontraad deze motie.
Dan de motie-Gesthuizen c.s. op stuk nr. 46, waarin wordt verzocht, bij het vaststellen van landgebonden asielbeleid vaker gebruik te maken van thematische ambtsberichten en openheid te geven over de vraag hoe informatie tussentijds is ingewonnen. De kwaliteit van de ambtsberichten is prima en ambtsberichten worden ook door de rechter aanvaard. Er zijn geen signalen dat ambtsberichten niet goed zouden zijn. Aan de verzoeken die in de motie staan, bijvoorbeeld het updaten van ambtsberichten en het updaten van landeninformatie, wordt al voldaan, want anders kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst haar werk niet doen. Ik deel de overwegingen en de meningen in deze motie niet en moet deze motie dus ontraden.
De voorzitter:
Voor de duidelijkheid, het gaat hier om de motie op stuk nr. 46, de tweede motie die mevrouw Gesthuizen heeft ingediend.
Staatssecretaris Teeven:
Prima. Dan kom ik nu op motie-Azmani/Maij op stuk nr. 49, waarin de regering wordt verzocht, de Kamer over de uitkomsten van het overleg met de Raad voor de rechtspraak en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te informeren. Deze motie over korte doorlooptijden geeft een belangrijk signaal af en ik laat het oordeel aan de Kamer.
In motie-Fritsma op stuk nr. 53 wordt de regering verzocht, met onmiddellijke ingang het Vluchtelingenverdrag op te zeggen. Ik moet deze motie ontraden en de argumenten hiervoor hebben wij vanmiddag uitgebreid in de eerste termijn met elkaar gedeeld.
In motie-Recourt c.s. op stuk nr. 55 wordt de regering verzocht, extra inspanningen te leveren om ervoor te zorgen dat burgers al dan niet via mijn.overheid.nl kunnen inzien wat de overheid over hen aan persoonlijke informatie beheert en een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheid dat de overheid bij het opslaan van privacy gevoelige gegevens over burgers gebruik maakt van zodanig beveiligde systemen dat er geen gegevens naar elders op de wereld kunnen wegvloeien en waarin ook het oneigenlijke gebruik van persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden wordt tegengegaan. Het kabinet begrijpt uw zorgen en de minister en ik zeggen graag toe dat wij met de minister van BZK in overleg treden over de verkenning. Ik verwacht dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hier positief tegenover zal staan. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Dan ga ik op de motie van de heren Recourt en Monasch op stuk nr. 56. In deze motie wordt de regering verzocht, inzichtelijk te maken welke extra bevoegdheden de dienst Huurcommissie nodig heeft om het in de motie genoemde te waarborgen en daarover de Kamer uiterlijk ten tijde van de Voorjaarsnota te berichten. Deze motie valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen en Rijksdienst. Daar heeft de heer Van Oosten in tweede termijn al een opmerking over gemaakt. Over de uitvoering van deze motie zal ik contact opnemen met de minister voor Wonen en Rijksdienst. De motie richt zich uiteraard tot het kabinet, maar het is een motie die de minister voor Wonen en Rijksdienst regardeert. Ik wil de indieners verzoeken om deze motie aan te houden in afwachting van het overleg dat ik met de minister voor Wonen en Rijksdienst zal hebben.
De heer Recourt (PvdA):
De staatssecretaris moet overleggen, maar ik moet dat ook, want wij hebben deze motie met z'n tweeën ingediend. Ik zal daar zo snel mogelijk na overleg met mijn collega op terugkomen.
Staatssecretaris Teeven:
Oké.
In de motie-Maij op stuk nr. 57 wordt de regering verzocht, samen met VluchtelingenWerk Nederland te bespreken welke hindernissen pardonners ondervinden om kansrijk het Nederlanderschap aan te vragen en de Kamer over de uitkomsten van dit overleg te informeren. Het kabinet heeft dit signaal eerder gehoord, maar wij zien het niet terug in de cijfers. Desondanks ben ik bereid om dat gesprek met VluchtelingenWerk Nederland aan te gaan en dat zal ik ook doen. Ik zal de Kamer daarover informeren. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.
In de motie-Maij/Gesthuizen op stuk nr. 58 wordt de regering verzocht om, indien er bij het horen van asielzoekers aanwijzingen zijn dat er sprake is van trauma's, zoals marteling of seksueel geweld, meer rust en ruimte in de procedure in te bouwen en mogelijk aanvullend medisch onderzoek te doen. In de eerste termijn heb ik al gezegd dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum bezig is met het evalueren van de verbeterde asielprocedure die in 2010 in werking is getreden. Het aspect dat in deze motie wordt genoemd, is daarbij ook aan de orde. Ik zeg mevrouw Maij graag toe dat ik bij het WODC ook nog zeker zal stellen dat dit het geval is. De evaluatie wordt, zoals ik al heb gezegd, in het voorjaar van 2014 verwacht. Ik kan mij voorstellen dat mijn mededelingen mevrouw Maij aanleiding geven om haar motie op dit moment aan te houden.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik zal nog even overleggen met de mede-indiener en daar later op terugkomen.
De voorzitter:
Dat overleg vindt niet nu plaats, begrijp ik.
Staatssecretaris Teeven:
Ik weet niet wanneer er over deze moties wordt gestemd. Kunt u mij dat zeggen, voorzitter?
De voorzitter:
In principe volgende week dinsdag.
Staatssecretaris Teeven:
Als de motie niet wordt ingetrokken, zal ik nog voor dinsdag mijn oordeel over de motie geven.
Mevrouw Maij (PvdA):
Er is overleg geweest: wij houden de motie even aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Maij stel ik voor, haar motie (33750-VI, nr. 58) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Teeven:
Prima.
In de motie op stuk nr. 59 van mevrouw Maij wordt de regering verzocht om de Kamer na het afdoen van alle bezwaarschriften tegen afgewezen kinderpardonaanvragen, te informeren over de uitvoering, uitwerking en resultaten van de toezegging. Dat zal ik graag doen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 61 is van de heer Oskam en anderen. Daarin wordt de regering verzocht, initiatieven te nemen tot aanpassing van de Europese regelgeving teneinde tot meer ongewenstverklaringen te kunnen komen van EU-onderdanen en de Kamer daarover te rapporteren. Ik zie deze motie als een ondersteuning van beleid. Ik begrijp de wens dat wij effectief moeten kunnen optreden tegen overlastgevende EU-burgers. Wat de heer Oskam in deze motie vraagt, is een aanpassing van de richtlijn over het vrije verkeer. Dat is een langdurig traject. Daarom heb ik ook al een keer met drie collega's uit Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk een brief geschreven aan de Commissie om een actiever optreden mogelijk te maken. Ik zie deze motie als ondersteuning van het beleid.
Ik kom op de motie-Van Hijum op stuk nr. 63. Ik ben het absoluut niet eens met de premisse van de motie. Het kabinet deelt de stelling van de heer Van Hijum dat vertrek onder toezicht wenselijk is, maar ik meen dat er in deze motie ten onrechte van uitgegaan wordt dat vertrek zonder toezicht automatisch betekent dat vreemdelingen in Nederland in de illegaliteit verdwijnen. Om die reden ontraad ik de motie. Laat echter helder zijn dat het kabinet het terugkeerbeleid zeer zeker effectief wil maken en dat het ook de ambitie heeft om het aantoonbaar vertrek te verhogen. Binnenkort zullen wij de Kamer hierover voorstellen voorleggen. Als de heer Van Hijum, gehoord hebbende wat het kabinet hierover zegt, aanleiding ziet om zijn uitgangspunten te wijzigen en het dictum te handhaven, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.
De heer Van Hijum (CDA):
De interpretatie van de staatssecretaris van de premisse is volgens mij niet juist. In de premisse staat "deels". Volgens mij heeft de staatssecretaris dat ook gezegd: voor een deel verdwijnen die mensen in de illegaliteit en voor een deel vertrekken zij misschien. Over welk deel heb ik mij niet uitgelaten, want ik kan dat niet onderbouwen; de staatssecretaris kan dat ook niet. Er staat dus niet dat iedereen in de illegaliteit verdwijnt.
Staatssecretaris Teeven:
Daar heeft de heer Van Hijum een punt, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De voorzitter:
De heer Van Hijum handhaaft zijn motie en laat die in stemming komen.
Staatssecretaris Teeven:
In de motie-Van Hijum c.s. op stuk nr. 64 wordt de regering verzocht om in overleg te treden met de VNG over aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid, waaronder de mogelijkheden om het op straat terechtkomen van kwetsbare uitgeprocedeerde vreemdelingen na ommekomst van de 28-dagentermijn te beperken, en de Kamer over de uitkomst te informeren. Ik zie die motie als ondersteuning van het beleid. Ik ben voortdurend in overleg met de VNG. Over deze problematiek heb ik minimaal elk kwartaal overleg met de VNG, en vaker nog met individuele gemeenten. Ik zie dit niet als een resultaatsverplichting, maar als een inspanningsverplichting. Die moet uiteindelijk natuurlijk wel tot resultaat leiden. Zoals de motie is geformuleerd, beschouw ik haar als ondersteuning van het beleid dat het kabinet inzet.
In de motie-Schouw c.s. op stuk nr. 66 wordt de regering verzocht om zich in te spannen om de rapporten in principe altijd openbaar beschikbaar te stellen en om voorafgaand aan het instellen van onafhankelijke onderzoeken duidelijk aan te geven welke delen van deze onderzoeksrapporten openbaar zijn. Ik denk dat ik in mijn antwoord op de vragen van de leden Schouw en Gesthuizen duidelijk heb aangegeven wat het probleem was in de zaak van Renata. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.
Ik kom op de motie-Schouw/Van Tongeren op stuk nr. 69. Het moet mij van het hart dat ik nog nooit een Tweede Kamerlid heb meegemaakt — ik ben nog niet zo lang staatssecretaris — dat het kabinet zo vaak heeft gevraagd om een wetsvoorstel aan de Kamer te sturen waar hij niets in ziet. Ik hoor dat heel vaak. Dat is bijzonder. Ik constateer dat alleen. Ik heb gezegd dat de nota naar aanleiding van het verslag binnen enige maanden na de kerst aan de Kamer zal worden gestuurd. Het wetsvoorstel zelf ligt al in de Kamer.
De heer Schouw (D66):
Voor de Handelingen merk ik het volgende op. Ik heb vooral gevraagd óf het nog naar de Kamer komt. Ik heb niet gebedeld in de zin dat het hier zou moeten komen. In mijn eerste termijn heb ik zelfs tegen het kabinet gezegd: houd het maar tot sint-juttemis. Dat zeg ik even voor de Handelingen.
Staatssecretaris Teeven:
Dan zeg ik, ook voor de Handelingen, dat, mocht ik het per ongeluk vergeten zijn, de heer Schouw het kabinet, in ieder geval deze staatssecretaris, iedere keer wakker maakt. Het is iedere keer een wake-upcall. Als ik het even kwijt ben, is het altijd de heer Schouw die mij ogenblikkelijk weer bij de les brengt en ervoor zorgt dat het wetsvoorstel weer bovenin en voorin mijn gedachten zit. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 72 van de heer Segers en mevrouw Vos. Hierin wordt de regering verzocht om in de nieuwe Wet op de kansspelen te blijven voorkomen dat een open tv-zender gokprogramma's kan uitzenden. Ik heb in de schriftelijke beantwoording aangegeven dat het niet mijn bedoeling is om een gokzender mogelijk te maken bij de regulering van kansspelen op afstand. Ook vind ik dat kinderen en jongeren niet moeten worden verleid tot deelname aan gokken met het risico op verslaving. Ik zie ook geen aanleiding om de tijdsgrenzen die al in de kansspelregelgeving en in de Mediawet staan, aan te passen. De motie van de heer Segers is niet tegenstrijdig met het beleid. Dat is ook in lijn met de schriftelijke antwoorden. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
In de motie op stuk nr. 73 van de heer Voordewind wordt de regering verzocht om kinderen niet naar een gezinslocatie te verhuizen zolang ze in afwachting zijn van een definitieve beslissing. Ik ontraad de motie. Het regeerakkoord is op dit punt volstrekt duidelijk. Hierin staat dat een beroep op de regeling geen recht op opvang biedt.
In de motie op stuk nr. 74 wordt de regering verzocht om verklaringen van gemeenten te laten meewegen bij het vaststellen van het toezichtvereiste in aanvragen, beroepszaken en discretionaire verzoeken onder de regeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen. We hebben vaker met elkaar over dit onderwerp gediscussieerd. Ik heb aangegeven dat bij de kaders van het kinderpardon het regeerakkoord voor mij leidend is. De motie vraagt mij om af te wijken van de kaders en dus van het regeerakkoord. Daartoe ben ik niet bereid. Ik ontraad de motie.
In de motie op stuk nr. 75 wordt de regering verzocht om geen mensen op te pakken om te voldoen aan de kwantitatieve richtlijnen, alleen omdat ze geen verblijfspapieren hebben. Ik heb in het debat al uiteengezet dat het gaat om kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen. Dat heb ik overigens het afgelopen halfjaar al vele malen uitgelegd. De motie legt mijns inziens te eenzijdig de nadruk op het kwantitatieve aspect. Het is ook volstrekt niet nodig. Ik ontraad de motie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De overwegingen gaan wel degelijk over de kwalitatieve doelstellingen in combinatie met de kwantitatieve doelstellingen. Ik probeerde de conclusie van de staatssecretaris nogal scherp samen te vatten in het dictum. Hij heeft gezegd dat hij de kwantitatieve doelstellingen niet zal aanvullen met mensen die louter en alleen geen verblijfspapieren hebben. Vandaar het dictum.
De voorzitter:
We hebben het over de motie op stuk nr. 75.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb dat al gezegd. In de motie staat: verzoekt de regering geen mensen op te pakken om te voldoen aan kwantitatieve richtlijnen, enkel omdat ze geen verblijfspapieren hebben. Ik heb al aangegeven dat we dat niet gaan doen. We krijgen mogelijk wel een strafbaarstelling van illegaal verblijf. Of deze wet er komt, weten we op dit moment nog niet. Dit zou kunnen betekenen dat mensen op een gegeven moment moeten worden uitgezet. Dat zou kunnen. Ik ga het debat in tweede termijn niet overdoen. We hebben hier al heel veel over gedebatteerd.
De voorzitter:
Ik was bijna aan dezelfde conclusie toe.
Staatssecretaris Teeven:
In de motie op stuk nr. 76 wordt de regering verzocht om van deze groep niet langer te eisen identiteitsdocumenten te overleggen wanneer deze uit het land van herkomst moeten worden gehaald, in ieder geval als er sprake is van een onveilige situatie voor de groep in kwestie, een gebrekkige administratie of autoriteiten die niet meewerken. Wij hebben in het kader van het generaal pardon gesproken over het belang van het voorkomen van identiteitsfraude. Wij hebben vandaag ook met elkaar gesproken over de criteria van bewijsnood. Een pardonvergunning is een regulier verblijf. Ik heb aangegeven dat je alleen bij een individuele beoordeling de bewijsnood kunt voorstellen. Ik zie geen aanleiding om voor een totale groep een uitzondering te maken. Ik moet dus ook deze motie ontraden.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik heb nog even een vraag over de vorige motie. Ik had eerder vrij helder voor ogen wat de staatssecretaris bedoelde, maar ik heb nu toch nog even een vraag. Wij hebben op het gebied van strafbaarstelling van illegaliteit gesteld dat het een overtreding wordt. Een overtreding is volgens mij geen misdrijf. Dan gaat het niet om criminelen. Is dat dan een groep die uitgezonderd wordt van de kwalitatieve doelstelling?
Staatssecretaris Teeven:
Wij hebben met elkaar gesproken over justitiële documentatie. Ik denk dat het wetsvoorstel inderdaad over strafbaarstelling van overtredingen gaat. Vooralsnog, onder de kwalitatieve doelstelling naar de huidige stand van zaken, praten we over mensen die zijn veroordeeld voor een misdrijf en niet voor een overtreding.
De motie op stuk nr. 78 van de leden Van Tongeren en Schouw gaat over het uurtarief dat de overheid zelf hanteert als de landsadvocaat wordt ingeschakeld. De regering wordt verzocht om te bewerkstelligen dat het uurtarief voor de ingeroepen rechtsbijstand verhoudingsgewijs wordt aangepast aan dat van de gefinancierde rechtsbijstand. Ik moet die motie ontraden, want de tarieven van de landsadvocaat zijn zeer concurrerend. Er is ook geen afnameverplichting terwijl de landsadvocaat desgevraagd wel moet leveren. Hij moet dus wel prestaties verrichten. Je kunt een vergelijking maken met andere kantoren die de prestaties zouden kunnen leveren die worden geleverd door het kantoor van de landsadvocaat. Dan is het tarief voor de landsadvocaat concurrerend.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, geen discussie graag maar een toelichtende vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wat de staatssecretaris zegt, heb ik ook in de schriftelijke beantwoording gelezen. Het gaat erom dat hij zegt dat de advocaten die rechtsbijstand geven wel een paar euro per uur kunnen lijden. Waarom zou hetzelfde niet gelden voor de landsadvocaat? Misschien kan de staatssecretaris eens vragen of zij het voor €20 minder ook zouden doen?
Staatssecretaris Teeven:
De landsadvocaat opereert in een commerciële, concurrerende markt. Dat betekent dat als de overheid een advocaat zou inschakelen voor haar diensten, zij dan moet kijken welke advocaten bereid zijn om de kwaliteit te leveren die de landsadvocaat levert. Het gaat dus om het leveren van een soortgelijke kwaliteit door een ander kantoor. Nogmaals, dat is concurrerend. Er is geen afnameverplichting. Desgevraagd moet de landsadvocaat wel leveren. Ik zie op dit moment dus geen reden om tegen de landsadvocaat te zeggen dat hij onder de prijs moet gaan werken terwijl hij al concurrerende prijzen hanteert.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Zegt de staatssecretaris daarmee dat strafrechtadvocaten en andere advocaten die wel pro Deo werken, niet in een concurrerende omgeving werken?
Staatssecretaris Teeven:
Soms is dat het geval. Als je veel op toevoeging procedeert, zit je niet in een concurrerende omgeving. Dan zit je in een omgeving waar allerlei andere mensen ook op toevoeging procederen. Dan wordt er niet geconcurreerd.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Recourt nog wil interrumperen.
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb nog een vraag over de motie. Op het moment dat er wel concurrerende aanbiedingen komen van andere kantoren, met uiteraard dezelfde kwaliteit, is de staatssecretaris dan bereid om daarnaar te kijken en met die andere kantoren in zee te gaan?
Staatssecretaris Teeven:
Dat hangt ervan af welke diensten door de Staat, door de overheid, worden gevraagd. Dat betekent dat er ook nog sprake is van het garanderen van vertrouwelijkheid. Dat betekent dat de overheid bij het inschakelen van een advocaat die namens haar moet optreden, ook moet kijken naar de vertrouwelijkheid. Dat betekent dat er wel concurrentie is, maar dat je niet op elk moment van alle diensten van alle advocaten gebruik kunt maken. De overheid maakt bijvoorbeeld ook gebruik van de rijksadvocaat. Er zijn dus wel degelijk andere kantoren waar gebruik van wordt gemaakt.
In de motie van de heer Van der Staaij op stuk nr. 81 wordt de regering verzocht, het huidige budget voor vrijwilligerswerk structureel te verhogen met in totaal 1,5 miljoen euro, waarvan €750.000 beschikbaar is voor cofinanciering door particuliere fondsen of eigen inkomsten en dat te dekken uit artikel 92 en uit beleidsbudgetten. Zoals ik ook al in schriftelijke antwoorden op de vragen van uw Kamer heb verklaard, acht ik het vrijwilligerswerk van belang voor de goede uitvoering van de sanctietoepassing. Ik heb al geschreven dat jaarlijks 1,7 miljoen wordt bestemd voor de ondersteuning hiervan. Ik ben blij met het besluit van het Oranjefonds om het vrijwilligersbeleid ook substantieel te gaan ondersteunen in de komende periode. Ik sta positief tegenover de bedoeling van de indiener van de motie. Ik laat het oordeel over deze motie aan uw Kamer.
Dan heeft de heer Van der Staaij de regering in zijn motie op stuk nr. 82 verzocht, structureel 3 miljoen extra te investeren in het budget van DJI voor de inkoop van forensische zorg, waaronder de DEMO-instellingen ten behoeve van intensieve begeleiding en inkoop van extra plaatsen. Sinds jaar en dag ondersteunt de regering ook het werk van de DEMO- en andere organisaties. Dat neemt niet weg dat het kabinet ook groot belang hecht aan het belang van DEMO-organisaties. Ik ben bereid om binnen de begroting te zoeken naar middelen om de inkoop van meer plaatsen mogelijk te maken. Over deze motie laat ik eveneens het oordeel aan de Kamer. Ook hier wordt aangegeven dat zij structureel wordt gedekt uit de beleidsbudgetten van het Directoraat-Generaal Jeugd en Sanctietoepassing.
In de motie op stuk nr. 83 wordt de regering verzocht, 2,5 miljoen structureel ter beschikking te stellen voor trajecten voor begeleiding rond werk en wonen van ex-gedetineerden, alsmede voor vrijwillige nazorg in aansluiting op justitiële titel. Ook daarbij is een dekking aangegeven door de heer Van der Staaij. Bij het samenwerkingsmodel van de afgelopen jaren tussen DJI en de gemeente is al heel veel op het gebied van nazorg in gang gezet. Hoe het met de nazorg gaat wordt, zoals ik vanmiddag heb gezegd, ook gemeten middels de monitor nazorg. Ik heb onlangs de derde monitor nazorg aan uw Kamer aangeboden. Ik sta ook positief tegenover het voorstel om te komen tot een stimuleringsregeling voor re-integratietrajecten voor ex-gedetineerden. Dat past ook in de visie die ik vanmiddag rondom het gevangeniswezen heb uiteengezet. Ik zie de motie dan ook als een ondersteuning van het gevoerde beleid. Ook hier laat ik het oordeel aan uw Kamer.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 84 van de heer Bontes met betrekking tot de overwegingen rondom Volkert van der G. waarin de regering wordt verzocht, tot het uiterste te gaan om een voorwaardelijke invrijheidsstelling van Volkert van der G. te voorkomen. Ik heb al bij de beantwoording van de vraag van de heer Bontes aangegeven wat de belemmeringen daarbij zijn. Ik moet deze motie ontraden.
De heer Bontes (Bontes):
De staatssecretaris zei dat het wel kan, maar dan in heel uitzonderlijke gevallen. Dan kan er een aanwijzing volgen. Dit is een heel uitzonderlijk geval. Het criterium van recidivegevaar wordt met name genoemd maar is ook aanwezig. Dus gelet op de maatschappelijke onrust en de petities die worden ingediend, verzoek ik de staatssecretaris bij dezen om toch de kwalificatie oordeel Kamer te geven aan deze motie.
Staatssecretaris Teeven:
Ik vind dat de omstandigheden in deze zaak moeten worden gemeten op het moment dat de situatie ook daar is. Dat is, zeg ik uit het hoofd, 2 mei 2014. Dat is dus het moment dat je ook de beoordeling moet plegen. Daarover kunnen wij nu niets zeggen. Ik heb in algemene bewoordingen ook mevrouw Helder en u geantwoord hoe het met recidive zit. Dus ik denk dat het ook prematuur is dat de Kamer zich op dit moment uitspreekt in deze motie. Om die reden ontraad ik de motie. De heer Bontes zou de motie kunnen aanhouden en kunnen wachten tot de situatie daar is, want de situatie is nu nog niet daar.
De heer Bontes (Bontes):
De situatie is wel aanstaande. We spreken over de begroting voor 2014. Ik heb een persoonlijk en moreel beroep gedaan op de staatssecretaris en de minister. Het is voor mij een zwaar punt. Ik wil de motie dus niet aanhouden. Ik wil haar toch in stemming brengen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb helemaal geen moeite met het feit dat de heer Bontes een beroep op mij heeft gedaan. Het gaat hierbij niet alleen om het debat dat we hier hebben gevoerd, maar ook om de uitgangspunten waar de minister en ik voor staan. Als het zaken betreft waar wij daadwerkelijk over gaan, dan nemen wij, als dat nodig is, beslissingen zoals die in de afgelopen tijd ook zijn genomen. Maar dit betreft een heel andere beslissing. In heel uitzonderlijke gevallen gaat de minister van Veiligheid en Justitie er wel over, maar op dit moment gaat hij er niet over. Ik moet deze motie dus ontraden.
De voorzitter:
Met frisse moed gaan we door met de amendementen.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik behandel vier amendementen.
Allereerst het amendement-Van Hijum op stuk nr. 33. Daarmee wordt beoogd om in artikel 37 met betrekking tot vreemdelingen het uitgavenbedrag te verhogen. De dekking daarvoor wordt gezocht op de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik moet dit amendement ontraden. Het is niet nodig. Het is ook onwenselijk, gezien het feit dat de dekking wordt gehaald bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De heer Van Hijum (CDA):
Over het eerste kun je van mening verschillen, maar het is wel deugdelijk gedekt, zeg ik ook als woordvoerder financiën. Ik vind het een beetje apart dat de staatssecretaris dit argument opvoert.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zeg niet dat het niet deugdelijk is gedekt. Dat heb ik ook niet als argument genoemd, maar ik heb wel gezegd dat het onwenselijk is. Het gaat hierbij wel om de eenheid van regeringsbeleid. We zullen niet over de begrotingen heen begrotingsposten verschuiven als dat niet dringend noodzakelijk is. Inhoudelijk is het niet nodig. Ik heb niet het argument gebruikt dat het niet adequaat is gedekt. Dat heb ik niet gezegd. De dekking is wel goed, maar het is niet de bedoeling dat wij de begroting van de collega leegroven.
De heer Van Hijum (CDA):
Daarom hebben wij dit bij de financiële beschouwingen al aangekaart. Maar goed, het kabinet kan tot een andere taxatie komen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik kom op het amendement-Van Tongeren op stuk nr. 37. Dat moet ik ook ontraden. Het is niet nodig, want de maatregelen inzake rechtsbijstand zien op de periode na 2014. Dat hebben we reeds met elkaar gewisseld.
Met het amendement-Schouw op stuk nr. 39 wordt beoogd het verplichtingenbedrag van de politie te verlagen met 20 miljoen euro. Met dit amendement wordt ook een verhoging beoogd. Ik moet dit amendement ook ontraden. Het is niet wenselijk en niet noodzakelijk, aangezien de bezuinigingen op de rechtsbijstand in 2014 geen consequenties hebben voor de gefinancierde rechtsbijstand. Dat heb ik vanmorgen al uitgebreid beargumenteerd.
Tot slot kom ik op het amendement-Schouw op stuk nr. 40. Dat amendement moet ook door het kabinet worden ontraden. Die dekking is niet beschikbaar. Dat hebben we tijdens het debat ook al met elkaar gewisseld. Ook dit amendement moet dus worden ontraden.
De heer Schouw (D66):
Vanuit zijn inhoudelijke lijn kan ik de staatssecretaris volgen, maar wat ik niet kan volgen, is dat hij zegt: de dekking is niet beschikbaar. De dekking lijkt mij namelijk wel beschikbaar.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb even met de minister overlegd. Ik geef aan dat het niet nodig is bij de rechtsbijstand. Dat hebben wij met elkaar gewisseld. De minister geeft mij aan dat deze dekking niet beschikbaar is. Het kabinet wil dit dus niet.
Ik had het al gedaan, maar ik zou de Kamer nogmaals willen danken voor de gedachtewisseling. Ik heb het debat als buitengewoon plezierig ervaren. Deze gedachtewisseling smaakt naar meer de komende jaren.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik kan nog even herhalen wat de staatssecretaris zei bij het amendement op stuk nr. 40. Wij ontraden de aanneming daarvan, want artikel 92 biedt geen ruimte. Verder hebben wij natuurlijk de dekking voor de rechtsbijstand en voor de griffierechten, en de opbrengsten daarvan, gewoon aangegeven.
Tot slot kom ik bij het amendement op stuk nr. 32 en dat op stuk nr. 34. Dat gaat ook weer over dezelfde discussie die wij twee dagen hebben gevoerd over de 40 miljoen en het Openbaar Ministerie. Het is naar onze mening niet nodig. Laat dat standpunt duidelijk zijn. Ik wil de beide amendementen ontraden. Verder is het ook zo qua dekking — maar dat was zojuist ook even aan de orde in het debatje met de heer Van Hijum — dat het niet gebruikelijk is dat wij hier oordelen gaan geven over amendementen die eigenlijk in een ander debat thuishoren. Er is natuurlijk eenheid van regeringsbeleid, dus wij kunnen ook met verve de begroting van collega Asscher verdedigen. Wij moeten dus beide amendementen ontraden.
De heer Oskam (CDA):
Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn collega Van Hijum: er is gewoon dekking voor. Morgen is de ministerraad. Dan ziet u minister Asscher. Ik zou zeggen: drink een kop koffie met hem. Ik weet zeker dat minister Asscher ook wil dat Nederland veiliger wordt.
Minister Opstelten:
Dat laatste ben ik zeker met u eens, maar wij ontraden dus beide amendementen.
Tot slot wil ik de Kamer buitengewoon dankzeggen voor de buitengewoon goede en constructieve wijze waarop wij hebben kunnen debatteren. Dat is voor ons beiden inspirerend. Het is heel belangrijk om twee dagen gewoon heel precies het hele terrein door te nemen, met verschillen van inzicht. Dat hoort ook zo in ons land en in deze Kamer. Ook dank via u, voorzitter, aan ons team dat dit ook heeft mogelijk gemaakt. De stemmingen moeten nog plaatsvinden, maar dit was inspirerend en daarvoor willen wij u danken.
De voorzitter:
Dank u zeer. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de beraadslagingen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen. De stemmingen over de ingediende amendementen en over de begroting vinden plaats op 5 december.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-27-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.