Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 94, item 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 94, item 11 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het verslag over het burgerinitiatief "Sloop de muur, sancties tegen Israël" (33417, nr. 23).
De voorzitter:
Ik heet welkom in vak-K de minister van Buitenlandse Zaken. Ook heet ik welkom de mensen op de publieke tribune en degenen die op een andere manier dit debat volgen. Namens de indieners van dit burgerinitiatief – twee daarvan zitten in de voorzittersloge en ik heet hen natuurlijk ook van harte welkom – zal de heer Van Agt een toelichting geven. Dat zal hij doen vanachter het spreekgestoelte. Ik nodig hem hiertoe uit. Ik verzoek de Kamerbewaarder dan ook de heer Van Agt te begeleiden naar het spreekgestoelte.
Voor de zekerheid zal ik nog even met iedereen delen wat de afspraken zijn in deze bijzondere procedure; we behandelen hier namelijk niet zo heel vaak een burgerinitiatief. De commissie heeft u, mijnheer Van Agt, de gelegenheid geboden om een toelichting op het burgerinitiatief te geven. De afspraak is dat er tijdens die toelichting, waarvoor u maximaal vijf minuten de tijd hebt, niet geïnterrumpeerd mag worden door de leden en er dus geen vragen gesteld en opmerkingen gemaakt mogen worden. U kunt hier dus ongestoord vijf minuten spreken. Ik geef u daartoe nu het woord.
De heer Van Agt:
Mevrouw de voorzitter. Graag zou ik deze inleiding zijn begonnen met een leukere zin dan de volgende: ik merk nu dat ik een minuut geleden mijn bril – op mijn 82-jarige leeftijd kan ik moeilijk zonder – ginds ergens heb achtergelaten. Ik begrijp nu overigens dat de bril er al aankomt. Het is natuurlijk een wonderlijk incident maar ik ben nu wel al een halve minuut kwijt van de vijf minuten die ik heb.
De voorzitter:
Ik zal vandaag opnieuw, voor de tweede keer, met mijn hand over het hart strijken; ik zal dat niet van uw spreektijd af laten gaan.
De heer Van Agt:
Hartelijk dank, mevrouw de voorzitter.
Ik leid mijn presentatie in met woorden van dank aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de gelegenheid mij vandaag geboden om het burgerinitiatief "Sloop de muur" heel in het kort toe te lichten. Wil mij veroorloven hieraan als persoonlijke noot toe te voegen dat het voor mij een bijzondere ervaring is om na ruim 30 jaar 's lands vergaderzaal opnieuw te betreden, nu zonder sterren en strepen en in een naar ambiance en allure gans andere locatie.
Deze korte toespraak zal staan in het teken van de eerbiediging en handhaving van het internationaal recht en van onze eigen Grondwet. Een burgerinitiatief over bijvoorbeeld de wenselijkheid of onwenselijkheid van megastallen voor varkens of pluimvee is in uw huis een zaak van politieke afweging. Je kunt ervoor zijn of juist ertegen. Het burgerinitiatief "Sloop de muur" heeft een geheel ander karakter. Het gaat over dwingend internationaal recht. En het gaat over onze Grondwet, waarop alle leden van het parlement en alle bewindslieden de eed of gelofte van trouw hebben afgelegd. In artikel 90 schrijft die Grondwet van ons gebiedend: "De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde."
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft Palestina nog niet als lid maar als staat erkend en toegelaten tot de VN. Duidelijker dan ooit tevoren staat nu vast dat de Israëlische muur grotendeels is gebouwd op het grondgebied van een staat, Palestina. Dat maakt de argumentatie van ons burgerinitiatief nog klemmender.
Het ten deze toepasselijke, dwingend internationaal recht is uiteengezet in de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli 2004. Wat daarbij vooral opvalt, is de herhaaldelijk terugkerende benadrukking van "Israel is under an obligation". Het staat er telkens weer: "Israel is under an obligation". Verplicht namelijk de muur af te breken en de getroffenen schadeloos te stellen. Maar ook wordt gezegd dat andere landen verplichtingen hebben en vooral staten die zijn aangesloten bij de Vierde Geneefse Conventie van 1949. Welnu, Nederland is daarbij aangesloten, Israël trouwens ook. Die aangesloten staten moeten ervoor zorgen dat Israël zich aan die conventie houdt, zo staat in vierkante bewoordingen in de uitspraak van 2004.
Het internationaal recht gebiedt ons dus actie te nemen tegen de vergrijpen die Israël pleegt en blijft plegen, tegen die conventie. Het bouwen van de muur is één van die vergrijpen. Het veronachtzamen van ernstige schendingen van de internationale rechtsorde, terwijl optreden mogelijk zou zijn, is ontrouw aan onze Grondwet. Geen andere conclusie valt hier te trekken: ontrouw aan onze Grondwet. Dus kan, nu negen jaren na de uitspraak van het Hof in 2004 de uitvoering van dit wederrechtelijke project almaar doorgaat, de conclusie niet worden ontkomen dat de staat Israël moet worden genoodzaakt zich te schikken naar het internationaal recht.
Een ruim repertoire aan sanctiemiddelen staat daartoe ter beschikking. Aangezien Israël zijn verplichtingen uit het handvest van de VN niet bereid is na te komen, dient de positie van dit land in de VN aan de orde te worden gesteld. Een optie is ook de invoering van een visumplicht voor personen – ik voel uw blik, mevrouw de voorzitter, ik heb nog vijf regels – met de Israëlische nationaliteit. Hierbij kunnen dan inwoners van nederzettingen in Palestina, waartoe ook Oost-Jeruzalem behoort, van visumverlening worden uitgesloten. Er zijn velerlei sancties beschikbaar. Militaire samenwerking kan worden beëindigd. En van een verdere intensivering van bilaterale betrekkingen met Israël kan al helemaal geen sprake meer zijn.
U hebt dezer dagen een uitgebreide toelichting gekregen, uitgebreider dan ik nu geven kan. Daarin zijn ook alle gangbare argumenten tegen het opleggen van sancties geïnventariseerd en allemaal onhoudbaar gebleken en bevonden. Het Internationaal Gerechtshof spreekt ook Nederland aan: "you are under an obligation". Er is geen andere optie ter voldoening aan die "obligation" dan het instellen van sancties. Die dienen van kracht te blijven – dit is mijn laatste zin – totdat Israël aan alle voorwaarden van het Internationaal Gerechtshof heeft voldaan.
De voorzitter:
Ik dank u voor deze toelichting. Ik verzoek de Kamerbewaarder om de heer Van Agt te begeleiden naar de voorzittersloge, alwaar hij de rest van het debat kan bijwonen.
Op verzoek van enkele leden schors ik de vergadering.
De vergadering wordt van 15.30 uur tot 15.37 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de heer Voordewind voor zijn inbreng in eerste termijn, merk ik op dat de rest van dit debat een gewoon debat is, zoals wij de debatten in de Kamer gewend zijn, met een eerste termijn van de Kamer en een reactie daarop van het kabinet. Als u daar behoefte aan hebt, volgt er een tweede termijn. We hebben afgesproken spreektijden te hanteren van vier minuten per fractie.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik realiseer mij dat de spreektijd van de fracties zelfs minder is dan de spreektijd van de heer Van Agt.
Ik verwelkom de heer Van Agt. Na 30 jaar is hij terug in dit parlement, maar nu is er geen sigarenrook en zijn er geen groene bankjes. Dat zal hem zijn opgevallen. Ook spreek ik mijn waardering uit voor de initiatiefnemers en hun betrokkenheid bij de politiek, aangezien zij een onderwerp hier op de agenda zetten. Uiteraard voeg ik er snel aan toe dat dit losstaat van elke politieke inhoud.
Toen de heer Van Agt in deze Kamer was en duizenden handtekeningen aanbood, heb ik hem ook dit stuk raket overhandigd. Die raket is weliswaar afgeschoten vanuit Gaza op Israël, maar dit stuk staat wel symbool voor de constante dreiging waar ook Israël mee te maken heeft.
Ik wil u allen terugvoeren naar een warme zomeravond in 2001. De Nederlands-Israëlische familie Schijveschuurder was in Jeruzalem op een terras aanwezig en genoot van een pizza toen er plotseling een bom explodeerde. Van de zeven leden van deze familie overleefden alleen de twee dochters de bloedige aanslag waarbij nog tien andere mensen omkwamen, inclusief een baby. Al bij de bouw van de muur in 2003 zien we een halvering van het aantal aanslagen. De boodschap van de initiatiefnemers spreekt, zeg ik er tegelijkertijd bij, ook mijn fractie aan: sloop de muur. Het doet me denken aan een Bijbels vergezicht, namelijk om de speren en zwaarden om te vormen tot ploegscharen en scharen, een wereld zonder bloedige aanslagen en zonder een hek of een muur. Maar helaas zitten wij in een andere realiteit, waarbij wij spreken over het bestaansrecht van het hek of, zo u wilt, muurdelen daarvan, zijnde de muur. De vraag die voorligt, is of de bouw van de muur – dat hebben de initiatiefnemers op de agenda gezet – een proportionele maatregel is geweest.
Ik verwees al naar het aantal aanslagen dat inmiddels bijna gereduceerd is tot nul. Ik refereer ook aan een uitspraak van de leider van de terroristische Palestijnse Islamitische Jihad Ramadan Abdullah Shallah. Hij bevestigde hoe effectief de barrière is geweest. Hij zei: "Het hek vermindert de mogelijkheden van het verzet diep door te dringen om zelfmoordaanslagen uit te voeren." Dat is dus één argument: de aanslagen zijn bijna tot nul gereduceerd. Een ander argument betreft de vraag of het hek al dan niet proportioneel is. Dat zou je ook aan de mensen daar kunnen vragen. Het wordt ook regelmatig betwist door Palestijnse inwoners die aan de andere kant van het hek terecht zijn gekomen. Daar hebben ze ook de mogelijkheden voor via het Israëlische rechtssysteem. Er zijn diverse malen pogingen ondernomen, ook met succes, waarbij zelfs delen van de muur zijn verplaatst.
Dan het advies van het Internationaal Gerechtshof, weliswaar uit 2004, heel lang geleden dus. Sindsdien hebben wij al veel andere incidenten en oorlogen meegemaakt. Wat mij opviel toen ik nog eens naar het advies van het Internationaal Gerechtshof keek, was dat er geen sprake was van dwingende aspecten bij het advies, niet zoals resolutie 242, bekrachtigd door de Veiligheidsraad, maar een advies aan de staten. Als je verder inzoomt op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, dan blijkt dat Israëls zelfverdedigingrecht niet werd erkend, omdat de aanvallen werden uitgevoerd door een niet-statelijke actor. Ik vraag de minister of hij inmiddels erkent, na alle aanslagen van terroristische organisaties, dat Israël ook het recht heeft om zich te verdedigen tegen terroristische aanslagen. Erkent de minister ook dat het hek heeft bijgedragen aan de veiligheid van Israëlische burgers?
De heer Van Bommel (SP):
Ik wil de heer Voordewind voorhouden dat die afscheidingsmuur, hek, hoe je het ook noemen wilt, voor een groot deel op Palestijns gebied staat en dat dit ook een zorg is van het Gerechtshof. Deelt de heer Voordewind de opvatting dat die muur niet op Palestijns gebied hoort te staan?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb verwezen naar, wat de fractie van de ChristenUnie vindt, het zelfverdedigingrecht van Israel. Dat is een uitgangspunt waarvan niet alleen wij vinden dat dit ontbreekt in de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof, maar ook voormalig minister Kooijmans, ook voormalig rechter in die tijd. Die heeft gewezen op het feit dat een niet-actor een land heeft aangevallen, maar dat dit niet inhoudt dat je niet het recht hebt om jezelf te beschermen. Nu heeft Israël ervoor gekozen om de muur op sommige delen te laten afwijken. Je kunt stellen dat dit een voortvloeisel is uit het verdedigingsrecht, maar je kunt ook stellen, als dit daarmee in strijd is, dat de Palestijnse burgers naar de rechter zouden kunnen stappen. Dat gebeurt regelmatig. Ik heb geconstateerd, toen ik daar was, dat dit heeft geleid tot een omleiding of het corrigeren van, het zelfs neerhalen van delen van de muur op de oorspronkelijke plek.
De heer Van Bommel (SP):
Ik ga mijn vraag iets veralgemeniseren, want de heer Voordewind hecht kennelijk niet zo veel betekenis aan het advies van het Internationaal Gerechtshof. We moeten zelfs constateren dat de ChristenUnie niet zo veel betekenis hecht aan het internationaal recht, aan uitspraken van de Verenigde Naties en aan resoluties. In het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie staat namelijk dat Jeruzalem de ongedeelde hoofdstad van Israël moet zijn. Dat leidt tot de vraag waarop de ChristenUnie haar standpunten met betrekking tot het conflict tussen Israël en de Palestijnen baseert. Is het internationaal recht daarbij uitgangspunt? De ChristenUnie gaat niet uit van uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Gaat de ChristenUnie dan misschien uit van de Bijbel? Kortom, waar gaat de ChristenUnie vanuit bij de bepaling van haar standpunten als zij tot zo'n standpunt met betrekking tot Jeruzalem komt?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Van Bommel heeft ook in ons verkiezingsprogramma kunnen lezen dat wij voor een tweestatenoplossing zijn. Dat is in lijn met het Oslo-proces en resolutie 242 die wel is bekrachtigd door de Veiligheidsraad. Volgens die lijnen moeten de definitieve grenzen tussen de twee komende staten, althans aan Palestijnse kant, nog worden vastgesteld. Zolang dat niet is gebeurd, praten wij, ook als het gaat over de Westelijke Jordaanoever, over betwiste gebieden omdat de grenzen tussen die twee staten nog bepaald moeten worden.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik denk dat de heer Voordewind, net zoals ik, weet dat er een vervolg is gekomen op het traject via het Internationaal Gerechtshof waarnaar hij verwees. De zaak is toen naar de Algemene Vergadering van de VN gegaan en daar voorgelegd. Ik neem aan dat de heer Voordewind weet dat daar met steun van Nederland is afgesproken dat lidstaten verplicht zijn om wat in het advies stond te helpen realiseren, namelijk het feit dat die muur daar niet hoort te staan. Nu zegt de heer Voordewind dat hij die uitspraak van het Gerechtshof nog eens heeft gelezen en dat hem is opgevallen dat daar helemaal niet in staat dat het dwingend is. Nee, maar er is daarna nog iets gebeurd. Hoe bereid is de heer Voordewind om die uitspraak van de AVVN en waar Nederland voor heeft gestemd, serieus te nemen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Refererend aan resolutie 242 valt te zien dat Israël daarin heeft bedongen dat er sprake moet zijn van veilige en erkende grenzen. Ik heb gezegd dat de muur juist is gebouwd om de veiligheid van Israël te garanderen. Er kunnen zwaarwegende overwegingen van Israël zijn om die muur speciaal in gebieden waar zij dreiging achten, uit zelfverdedigingsrecht neer te zetten. En we hebben inderdaad een hoop recht gehad, zelfs met 9/11 erbij, toen een non-statelijke actor Amerika heeft aangevallen. Dat werd wel erkend volgens het internationaal recht en als een handeling waarbij je jezelf mag verdedigen. Daar zie je het verschil met de uitspraak van het Internationale Gerechtshof. Israël denkt de muur nodig te hebben om de eigen veiligheid te garanderen. Het blijkt ook te helpen, want de aanslagen zijn tot bijna nul gereduceerd. Wij respecteren Israël daarin. Als dat in tegenspraak mocht zijn met rechterlijke uitspraken, zie ik Israël ook acteren in de vorm van het wijzigen van de lijnen van de muur.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het hele idee achter het volkenrecht en het internationaal recht is nu juist dat individuele landen, laat staan individuele fracties in deze Kamer, niet kunnen uitmaken wat geoorloofd is en wat niet. Er ligt een duidelijke uitspraak van het Gerechtshof die daarna is bekrachtigd door de AVVN, waaraan ik nogmaals toevoeg dat dat met steun van Nederland is gebeurd, en die Nederland zelfs dwingt om zich in te zetten om die illegale muur, want dat was de uitspraak, te helpen verwijderen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ook over dat statement valt internationaal nog te discussiëren als je ervan uitgaat dat elk land muren mag bouwen op zijn eigen grondgebied. Daar waar je dan discussie hebt, is het daar waar een en ander afwijkt van een mogelijk nog te vormen staat. Dat proces zal nog moeten plaatsvinden, ter verfijning en ter vervolmaking van het Oslo-proces. Het is van belang om de beide partijen om de onderhandelingstafel te krijgen, zodat we uiteindelijk definitief de grenzen kunnen vaststellen en hopelijk ook de veiligheid van beide landen kunnen garanderen waardoor die muur niet meer nodig is. Daar ben ik ook mee begonnen. Ik zie dit proces en mogelijk deze discussie en ook het burgerinitiatief daaraan nog geen bijdrage leveren.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik wil de heer Voordewind dan graag vragen hoe hij weegt dat 85% van die muur op Palestijns gebied komt te liggen zodra hij voltooid is. Is dat dan allemaal te verklaren vanuit veiligheidsoverwegingen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Sjoerdsma heeft daar gewoond, dus hij heeft het ongetwijfeld ook gezien. Ik heb op plaatsen gestaan waar ik heel veel begrip kreeg voor de redenen die Israëliërs hadden om het hek daar te plaatsen en niet in een afgelegen dal. Dat deden ze juist omdat ze zeer hechten aan de veiligheid van hun eigen land, gezien hun hele geschiedenis en gezien de keren dat zij zijn aangevallen door omliggende landen. Ik kan daar alleen maar begrip voor hebben. Ik zeg er tegelijkertijd bij: politici hier in het westen hebben vanuit hun studeerkamer makkelijk praten, ook over het volkerenrecht. Als de dreiging voor mensen die daar wonen nog steeds reëel is, past bescheidenheid voor wie spreekt over het recht van landen om zichzelf te verdedigen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik begrijp dan toch niet wat de heer Voordewind nu zegt. Aan de ene kant zegt hij wat die 85% betreft dat ons bescheidenheid past. Laat ik inzoomen op een specifieke casus. Hoe rijmt hij dit met hoe de muur nu door Oost-Jeruzalem loopt? Aan de ene kant liggen Palestijnse wijken die worden losgesneden van Jeruzalem. Daardoor betalen Palestijnen wel gemeentebelasting, maar hebben zij feitelijk geen toegang meer tot de stad. Ik noem in dat kader Shuafat. Aan de andere kant loopt de muur ver en diep de Westoever in, om nederzettingen toe te voegen aan Israëlisch grondgebied. Daarmee wordt toch een voorschot genomen op die grens? Dat is toch precies wat de heer Voordewind niet wil, zoals hij net zelf zei?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
We kunnen gaan praten over waar de precieze grenzen zouden moeten liggen en welke gebieden daar precies onder zouden moeten vallen. Volgens mij is dat een taak van Israël en de Palestijnse autoriteiten. Nogmaals: ik hoop echt dat die besprekingen snel weer zullen starten. Dat is namelijk de enige mogelijkheid. Om uiteindelijk vrede te krijgen, willen wij geen sancties en geen labeling, maar veilige en erkende grenzen voor Israël en tegelijkertijd uiteraard hetzelfde voor het Palestijnse volk, inclusief een leefbaar gebied.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik sla eigenlijk een beetje aan op een tussenzinnetje dat de heer Voordewind zojuist uitsprak. Het had betrekking op een mogelijke voltooiing of afbakening van de grenzen van het land Israël in de toekomst. Mag ik vragen wat hij daarmee bedoelt?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
We kennen nu de demarcatielijnen van 1967. In VN-resolutie 242 is afgesproken dat de definitieve grenzen bepaald worden door onderhandelingen. De andere voorwaarden daarbij zijn genoemd. Het hele Oslo-proces is in het slop geraakt. Ik hoop werkelijk dat het zo snel mogelijk toch tot resultaten leidt. Dan zullen de definitieve grenzen tussen beide landen getrokken moeten worden. Ik hoop echter dat ik dit mevrouw Bonis niet hoef uit te leggen.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik ben het eens met de heer Voordewind. Hij zei dit zinnetje echter in verband met de plaatsing van de Israëlische muur op Palestijns grondgebied. Hij zei "wellicht vooruitlopend op de grenzen van de toekomst". Dat alarmeert mij enigszins. Ik ben benieuwd naar zijn visie en stellingname over de geruchten en uitspraken, ook in Israëlische regeringskringen, dat de area C territories op de Westbank geannexeerd zouden worden. Eigenlijk proef ik in zijn woorden dat hij zo'n uitkomst prima zou vinden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ga niet over de precieze grenzen en waar ze zouden moeten komen. Daarmee zou ik een nogal grote broek aantrekken. Dat ik wil ook helemaal niet. Het is echt aan de beide partijen om die grenzen te trekken. Wel constateer ik dat beide partijen bij de onderhandelingen in 2000 tussen Arafat, Barak en Clinton heel dicht bij elkaar zaten. Ik geloof dat er maar 3% verschil van mening was. De heer Arafat liep vervolgens weg. De heer Clinton betreurde dat zeer, omdat een overeenkomst toen binnen handbereik lag. Ik hoop van ganser harte dat die er alsnog komt.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. De fractie van D66 dankt de heer Van Agt voor zijn inleiding. Hij presenteerde 65.000 handtekeningen voor een debat dat inderdaad gevoerd moet worden. Ik heb waardering voor het initiatief.
Waar spreken wij over? Over 700 kilometer beton, prikkeldraad en hekwerk. 700 kilometer die voor miljoenen Israëli's veiligheid betekent: verdediging tegen bomaanslagen, minder doden en minder gewonden. Maar de 700 kilometer betekent ook voor honderdduizenden Palestijnen een afscheiding: een beperking van de persoonlijke vrijheid, families die gescheiden worden en boeren die hun land kwijt raken. De muur begon met een begrijpelijk en zeer legitiem doel: veiligheid. Het wordt nu echter langzaamaan een politiek instrument. Als de muur voltooid is, zou hij voor 85% op Palestijns grondgebied staan. Zo doet de muur afbreuk aan zijn eigen bestaansrecht. De opzet van de muur is immers in strijd met het internationaal recht. De muur is bovendien het symbool geworden van het conflict. Het ondermijnt de tweestatenoplossing zowel fysiek als psychologisch.
Vorig jaar woonde ik nog in Jeruzalem. Ik zag daar een generatie die gescheiden opgroeit. Twee volken die letterlijk en figuurlijk met de rug tegen de muur staan. Ik zag ook dat de ander steeds meer een "Ander" werd, met een hoofdletter A. Een onbekende, abstracte vijand. En dat in een periode dat de tweestatenoplossing nog nauwelijks levensvatbaar is. Het is zeer zorgwekkend.
Madrid, Oslo, Camp David, de road map: resolutie na resolutie na resolutie. Soms leek het dat we er misschien bijna waren, maar altijd liep er weer iemand van tafel en schond iemand de gemaakte afspraken. Het motto is nu terecht "onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen". Een veilig Israël en een levensvatbare Palestijnse staat: de een kan niet zonder de ander.
De heer Van Agt en de andere initiatiefnemers vragen om politieke en economische sancties, en om juridische acties die specifiek zijn toegespitst op de muur. Dat helpt de onderhandelingen op dit moment niet, maar het helpt ook niet als we de andere kant op kijken, terwijl de Israëlische regering doorbouwt. De fractie van D66 vraagt daarom pas op de plaats te maken. We willen dus niet, zoals kabinet-Rutte I deed, alleen Israël in het regeerakkoord noemen, Europese standpunten over Israëlische misstanden en kritische onderzoeken blokkeren, en conditieloze afspraken maken. Die werkwijze krijgt een dikke onvoldoende. Onvoorwaardelijke vriendschap zou Israël tot het goede bewegen. Maar tijdens kabinet-Rutte I werden 11.000 nieuwe woningen aangekondigd of goedgekeurd. Kabinet-Rutte II noemt de Palestijnen gelukkig wel in het regeerakkoord. Maar ook dit kabinet ziet tussen Nederland en Israël perspectieven voor meer samenwerking. De D66-fractie ziet deze perspectieven in de huidige situatie niet. Nederland moet schouder aan schouder staan met de Israëliërs en de Palestijnen die duurzame vrede willen. Wij willen geen maatregelen die de tweestatenoplossing ondermijnen. Geen illegale nederzettingen, geen honderden kilometers muur op gebied dat van een ander is. Dat kan niet als we echt een veilig Israël en een zelfstandige Palestijnse staat willen bereiken. Met partijen die een evenwichtige oplossing in de weg staan, kan de politieke vriendschap niet worden verstevigd. Wil het kabinet de intensivering van de relatie met Israël voorwaardelijk maken aan het nederzettingenbeleid en de illegale delen van de muur? Vindt het kabinet, net als de fractie van D66, dat we pas op de plaats moeten maken? Ik rond af. 700 km beton, prikkeldraad en hekwerk, 700 km veiligheid en verdeeldheid; 700 km die niet op zichzelf staat, maar de tweestatenoplossing drastisch ondermijnt. Het is tijd dat wij tegen de Israëlische regering zeggen: zolang u hiermee doorgaat, kunnen wij de banden niet intensiveren. U zult uw beleid moeten aanpassen in uw eigen belang, voor een veilig en duurzaam Israël en een levensvatbare Palestijnse staat.
De heer Ten Broeke (VVD):
De heer Sjoerdsma complimenteert de petitie-indieners, maar zonder hun boodschap over te nemen dat de muur gesloopt moet worden. Dat vind ik winst. De portee van de bijdrage van D66 is kennelijk dat je de relaties met Israël niet mag intensiveren. Ik zou zeggen: juist op dit moment, nu we na vier jaar stilstand een initiatief zien van de Amerikanen, die dat als enigen kunnen doen, is het laatste wat we zouden moeten doen om relaties niet te intensiveren of zelfs af te bouwen en sancties te bepleiten. Hoe kan de oud-diplomaat Sjoerdsma op dit moment die stelling betrekken? Op welke manier is dat een bijdrage aan hetgeen iedereen wil, met uitzondering van de PVV, namelijk een tweestatenoplossing en vrede in dat gebied?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zal die vraag beantwoorden, het is een simpel antwoord. In het afgelopen kabinet-Rutte I, waarin de VVD onvoorwaardelijk wilde intensiveren met Israel, was het resultaat de komst van 11.000 nieuwe kolonistenwoningen en het nog verder op afstand zetten van een tweestatenoplossing. De VVD wilde door een goede band met Israël proberen Israël tot ander gedrag te verleiden. Dat is mislukt. U vraagt nu aan mij waarom ik niet verder wil gaan op diezelfde weg. Welnu: omdat het niet werkt, mijnheer Ten Broeke.
De heer Ten Broeke (VVD):
Het vorige kabinet heeft er in elk geval toe bijgedragen dat er opnieuw overleg is gekomen, het zogenaamde Amman overleg tussen Erekat en Molcho. Het is niet veel, maar tegen de achtergrond van wat er was, niets, was het in ieder geval iets. Het vorige kabinet was in staat om een scanner te leveren die waarschijnlijk voor de Palestijnse gebieden veilige export gaat betekenen. Het is misschien niet veel, maar het is meer dan er was. Nu vraagt D66 hier om vooral helemaal niets te doen. Dit kabinet moet nog bewijzen dat het iets kan bijdragen. Dat zullen wij van harte steunen, maar de bijdrage van D66 is wat mij betreft heel helder: het is het verbreken of afbouwen van banden en het omarmen van sancties. Dat kan geen bijdrage zijn voor vrede in het Midden-Ooosten op het moment dat de partijen weer aan tafel moeten gaan zitten.
De heer Sjoerdsma (D66):
Het is heel makkelijk argumenteren wanneer je een karikatuur maakt van wat ik zeg. Hoezo banden verbreken en sancties? Ik neem er juist met klem afstand van om dat op dit moment te doen! Dat legt u mij in de mond. Ik zeg dat ik op dit moment geen enkele reden of incentive zie om de banden met Israël te verstevigen, zolang dat land doorgaat met het huidige nederzettingenbeleid en met de bouw van illegale delen van de muur. Ik wil daar nog iets aan toevoegen. In Nederland bent u de partij van law and order. Ik zou verwachten dat u dat in het buitenland ook bent.
De voorzitter:
Wij praten in dit huis via de voorzitter. Uw toon toont aan dat dat van belang is. Nee mijnheer Ten Broeke, ik heb iedereen de kans gegeven twee keer te interrumperen en zal dat voor u niet anders doen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan zal ik de vraag nogmaals stellen. Hoe denkt de heer Sjoerdsma en de D66-fractie door labeling, door meer sancties en door het verwijderen van de banden met Israel uiteindelijk tot een vredesakkoord te komen? U hebt daar verstand van want u hebt daar gewoond, zeg ik via de voorzitter.
De heer Sjoerdsma (D66):
Het enige wat de heer Voordewind zegt dat klopt, is dat ik er heb gewoond. Al het andere heb ik niet gezegd. Ik heb het niet over sancties gehad of over het verbreken van banden. Integendeel. Ik heb gezegd dat we een goede vriendschap hebben met Israël, maar ik zie geen reden om die vriendschap met Israël te intensiveren zolang men blijft bouwen aan de nederzettingen en aan illegale delen van de muur. Weet u waarom niet? Omdat het niet in het belang is van Israël. U zou hier ook voor moeten staan, mijnheer Voordewind. Ik mis u aan mijn zijde.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb de heer Sjoerdsma in het verleden horen pleiten voor labelling van de producten uit de Westelijke Jordaanoever. Ik vraag hem dan ook om daarop nog te reageren. Wat zou de bijdrage daarvan kunnen zijn aan het vredesproces? Ik vraag hem ook om duidelijk nog een keer afstand te nemen van het pleidooi van de initiatiefnemers om tot sancties tegen Israël over te gaan.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zal antwoorden op de eerste vraag over de labelling. Het is heel simpel. Minister Timmermans heeft het volgens mij keer op keer klip-en-klaar uitgelegd: de nederzettingen staan niet op Israëlisch grondgebied, dus producten die uit de nederzettingen komen, kunnen niet het label "made in Israël" hebben, gemaakt in Israël. Dat is het enige wat die maatregel behelst.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. De SGP-fractie is het in het geheel niet eens met de strekking van het initiatief dat hier vandaag voorligt, maar dat ga ik in mijn eigen termijn beargumenteren. De vraag aan de heer Sjoerdsma is nu: wat is het standpunt van de D66-fractie op het punt dat op de agenda is gezet, namelijk dat Israël zodanig in strijd met het internationaal recht handelt dat sancties aangewezen zijn als dwingende eis?
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat ik deze vraag van de SGP mag krijgen! Ik ga u die vraag straks ook stellen namelijk. Ik ken de SGP als een partij die het staatsrecht en het recht hoog heeft, zeg ik tegen u, mijnheer van der Staaij. Dat doe ik via de voorzitter, zoals ik eigenlijk altijd doe, alleen vandaag doe ik dat even wat minder. Zodra het op internationaal recht aankomt, verschillen wij van mening. U zegt: internationaal recht is iets wat je kunt interpreteren. Dat vind ik niet. Ik vind dat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof duidelijk is: de nederzettingen zijn illegaal en bepaalde muren of bepaalde delen van de muur die op Palestijns grondgebied gebouwd zijn, zijn ook illegaal. Ik zeg: nu is Kerry bezig met een mooi initiatief. Ik zeg: de nieuwe Israëlische regering is net begonnen; ik wil best even over mijn hart strijken en de druk aldaar niet te hoog opvoeren. Om nu echter het gedrag van de afgelopen jaren van de Israëlische regering te belonen, dat gaat mij gewoon te ver. Dat gaat mij echt te ver!
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. De heer Sjoerdsma voert een ander debat hier. Een interessant debat, maar het gaat erover dat hier een burgerinitiatief voorligt dat zegt: internationaal recht verplicht tot sancties tegenover Israël, en parlementariërs, jullie zitten te slapen, want jullie hebben daar geen punt van gemaakt en nu is nota bene een burgerinitiatief nodig om dat hier aan te kaarten! Wat is daarop uw antwoord, mijnheer Sjoerdsma van D66?
De heer Sjoerdsma (D66):
Het is een goede vraag. Ik moet er eigenlijk wel een beetje om lachen. De heer Van Agt heeft ook een heel lijstje met drogredenen meegegeven in zijn tekst die wij allemaal zouden kunnen gebruiken om niet aan sancties mee te doen. Ik vind dat dit niet het moment is voor sancties. Ik acht het proces dat gaande is met Kerry te waardevol om in de weegschaal te leggen door nu sancties op te leggen. Ik vind dat belangrijk. Daarom zeg ik voor nu: maak duidelijk dat de Israëlische regering niet kan doorgaan zoals ze nu doet; intensiveer niet.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage en uw poging om via de voorzitter te spreken. Ik heb het gezien. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Bommel.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Voordat ik mijn inbreng begin, wil ik de initiatiefnemers van het burgerinitiatief Sloop de Muur bijzonder danken. Het is aan hun grote inspanningen te danken, 65.000 handtekeningen, dat wij hier vandaag, negen jaar na de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof en elf jaar nadat Israël besloot tot de bouw van de illegale muur, in de Kamer een serieus debat kunnen voeren over de vraag wat Nederland zou moeten doen om ervoor te zorgen dat die muur niet wordt afgebouwd, maar dat die wordt afgebroken.
De cruciale vraag is wat Nederland gaat doen om ervoor te zorgen dat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Deze vraag is al eerder beantwoord door de Nederlandse regering, namelijk in 2005. Toenmalig minister Ben Bot van Buitenlandse Zaken zei dat Nederland bij Israël voortdurend zijn zorgen over de muur aan de orde stelt. Verder zei Bot dat hij dolgraag zou willen dat hij fysiek iets aan de muur zou kunnen veranderen, maar dat dit niet mogelijk was. Ridiculiserend zei hij toen dat hij toch moeilijk het leger of kruisraketten kon inzetten om de naleving van de gerechtelijke uitspraak af te dwingen. Dat antwoord was toen enigszins hilarisch, maar het was tegelijkertijd illustratief voor de Nederlandse houding tegenover de vele aanhoudende en grove schendingen van het internationaal recht door Israël. Israël wordt hierop aangesproken, maar trekt zich er niets van aan en daarmee is de kous af.
Terecht stellen de ondertekenaars van het burgerinitiatief dat dit in geen verhouding staat tot de ernst van de schending van het internationaal recht door Israël. Dat geldt niet alleen voor de bouw van de muur, maar evenzeer voor de continue uitbreiding van nederzettingen en de voortdurende illegale blokkade van Gaza. Tegen deze schendingen worden evenmin effectieve maatregelen genomen. Erger nog, de trieste realiteit is dat de betrekkingen van Nederland en de Europese Unie met Israël juist enorm zijn verdiept, terwijl Israël de afgelopen decennia is doorgegaan met Palestijnen van hun land te verjagen, nederzettingen uit te breiden en verder te bouwen aan de muur. Zo werd slecht gedrag beloond. Erkent de minister die ontwikkeling?
Alleen al het gegeven dat wij vandaag de dag verder dan ooit zijn verwijderd van een oplossing voor het Palestijns-Israëlisch conflict, de tweestatenoplossing, illustreert overduidelijk dat het zojuist geschetste beleid failliet is. Naar de mening van de SP is het dan ook tijd voor een drastische koerswijziging.
Inmiddels is twee derde van de ruim 700 kilometer lange muur afgebouwd. Als de muur straks af is, staat 85% ervan in bezet Palestijns gebied. De illegale nederzettingen zijn voor een groot deel al omvat. Omdat de route van de muur zo zichtbaar rekening houdt met een aantal grote nederzettingenblokken, wordt hij ook wel de annexatiemuur genoemd. Ik kan slechts hopen dat dergelijke plannen niet achter de bouw ervan schuilgaan. Hoe ziet de minister dit?
Iedereen kan zien dat de muur voor veel ellende zorgt. Woningen zijn ervoor platgewalst en vele duizenden Palestijnen zijn erdoor gescheiden van familie, akkers, scholen en ziekenhuizen. Wij moeten ons vandaag goed realiseren dat met de bouw van de muur groot leed gepaard gaat. Zoals zo vaak in het Israëlisch-Palestijns conflict zijn vooral burgers het slachtoffer.
In de inbreng van de initiatiefnemers wordt erop gewezen dat het Internationaal Gerechtshof in 2004 concludeerde dat de bouw van de muur door Israël tegen het internationaal recht in gaat en dat Israël daarom verplicht is om met de bouw te stoppen, de muur af te breken en de gemaakte schade te compenseren. Dat is een volstrekt heldere uitspraak, maar Israël toont lak aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen en gaat door met de bouw van deze muur. Het Internationaal Gerechtshof legde in zijn uitspraak echter niet alleen Israël verplichtingen op. Derdestaten, dus ook Nederland, hebben de opdracht gekregen om ervoor te zorgen dat Israël zijn verplichtingen nakomt. Wat heeft Nederland de afgelopen jaren concreet gedaan om Israël aan zijn verplichtingen te houden? Het burgerinitiatief vraagt hier terecht aandacht voor. Aangezien de regering van Israël zich ongevoelig toont voor het internationaal recht, wordt de Tweede Kamer gevraagd de regering op te dragen passende sancties tegen Israël in te stellen. Hiertoe worden interessante voorstellen gedaan. Mij lijkt vooral het EU-associatieakkoord met Israël een goed instrument om druk uit te oefenen. Is de minister het met de SP eens dat dit misschien wel het enige instrument is waar Nederland over beschikt?
Ik rond af. De SP vindt het daarnaast van groot belang dat de Nederlandse overheid economische relaties tussen Nederlandse bedrijven, de nederzettingen en betrokkenen bij de muur actief ontmoedigt. Dat een Nederlands bedrijf, Riwal, meebouwde aan de muur, mag niet nog eens gebeuren. Kan de minister toezeggen dit ontmoedigingsbeleid actief te zullen uitvoeren?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik hoef de heer Van Bommel niet te vragen of hij weet wat in eerste instantie de reden was voor de bouw van de muur en het hek. De heer Van Bommel heeft er niet over gerept. De heer Sjoerdsma deed dat trouwens wel. De heer Van Bommel kent die reden heel goed. Ik vraag hem wel of hij vindt dat de muur en het hek effectief zijn geweest voor het verminderen van het aantal terroristische aanslagen tegen Israël.
De heer Van Bommel (SP):
Ik denk van wel. Daarmee is echter niets gezegd over de rechtmatigheid en daarmee is ook niets gezegd over het antwoord op de vraag of hiermee de tweestatenoplossing dichterbij komt. Ik denk namelijk dat het niet rechtmatig is en ik denk dat het de tweestatenoplossing verder buiten beeld brengt.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan vraag ik de heer Van Bommel wat in het volgende het onderscheid is. Amerika zegt dat het volgens artikel 51 van het VN-Handvest het recht heeft om zich te verdedigen, ook tegen niet-statelijke actoren. Waarom zou dit wel gelden voor Amerika en niet voor Israël?
De heer Van Bommel (SP):
Ik heb Israël dat recht helemaal niet ontzegd. Ik sluit aan bij de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Met de vorige sprekers constateer ik dat wanneer die muur is afgebouwd, deze voor 85% op Palestijns gebied zal staan. Daar zit voor mij het probleem. Ik zou ook wensen dat er een tweestatenoplossing mogelijk is zonder muur. Voorlopig lijkt mij die niet aan de orde en onhaalbaar. Maar als je dan een muur bouwt, zet die dan op je eigen terrein. Dat doen we ook in Nederland, wanneer we last hebben van de buren; dan zetten we die muur neer op ons eigen terrein, ongeacht van welke partij we zijn.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. "Sloop de muur". Dat is de titel van het burgerinitiatief. Sloop de muur, dat is ook de diepgevoelde wens van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Dat die antiterreurveiligheidsbarrière die daar staat, maar zo snel en verantwoord mogelijk kan worden gesloopt; dat is ons diepste verlangen in dezen. Dat kan natuurlijk gebeuren zodra de dreiging vanachter die muur jegens Israël zal zijn beëindigd. Het beste recept daarvoor is volgens de fractie van de PVV als volgt. Laten we erkennen dat de Palestijnse staat al bestaat, en dat die zich bevindt ten oosten van de rivier de Jordaan. Jordan is Palestine. Als dat zou worden geaccepteerd door de internationale gemeenschap, kunnen Palestijnen die nu nog in Judea en Samaria wonen maar niets met Israël te maken willen hebben, verhuizen naar hun Palestina, dat nu de naam "Jordanië" draagt. Dan keren rust en vrede terug in Judea en Samaria en kan de muur verdwijnen.
Die zogenaamde "muur" – ik spreek liever over een " antiterreurveiligheidsbarrière" ...
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. De heer De Roon zegt nu: wanneer we Jordanië als de Palestijnse staat beschouwen, kunnen de Palestijnen naar hun eigen staat. Ik heb hem eerder uitspraken horen doen die meer leken op: dan móéten de Palestijnen naar hun eigen staat. Wat is nu zijn idee? Mogen ze gewoon in het Israël van de PVV blijven wonen of moeten ze toch naar Jordanië?
De heer De Roon (PVV):
Dit is al meerdere malen in debatjes tussen de heer Van Bommel en mij aan de orde geweest. Iedere keer probeert de heer Van Bommel mij in de mond te leggen dat die mensen, die Palestijnen, dan moeten verhuizen. Dat heb ik natuurlijk nooit gezegd, ook zonet niet. Niemand moet verhuizen; wij kunnen dat niemand opleggen en willen dat ook niet. Maar als zij graag in een Palestijnse staat willen wonen, zouden zij er in de constructie die mij als ideaal voor ogen staat, heel goed aan doen om te verhuizen naar ten oosten van de rivier de Jordaan.
De heer Van Bommel (SP):
Dat is heel interessant. De heer De Roon bepleit nu dus niet de tweestatenoplossing, maar de éénstaatoplossing. Mag ik de heer De Roon vragen of in die éénstaatoplossing van de PVV alle burgers gelijke rechten hebben?
De heer De Roon (PVV):
Ik bepleit geen éénstaatoplossing, ik bepleit een tweestatenoplossing. Die tweede staat ligt namelijk al ten oosten van de rivier de Jordaan. De staat Israël, die al bestaat en waarvan de grens wat ons betreft bij de rivier de Jordaan mag liggen, bepaalt zelf welke rechten mensen hebben die zich binnen zijn grenzen bevinden; daar gaan wij niet over.
Voorzitter, ik constateer wel dat het klokje vóór mij tijdens deze interruptie almaar is doorgelopen.
De voorzitter:
Het klokje van de griffier is bepalend.
De heer De Roon (PVV):
Maar nu weet ik niet meer waar ik aan toe ben.
Die zogenaamde muur – liever noem ik hem een antiterreur- en veiligheidsbarrière – is er niet om Palestijnse Arabieren te pesten, maar om Israëlische burgers te beschermen tegen terreur. Tijdens de Tweede Intifada, waarin de officiële media van de Palestijnse Autoriteit geweld aanmoedigden, ontploften er vrijwel dagelijks bommen op drukbezochte markten en stations, in bussen en restaurants, met als enig doelwit onschuldige burgers. Tussen 2000 en 2005 zijn er bijna 1.000 terroristische aanslagen gepleegd. 1.085 mensen kwamen daarbij om en 6.284 raakten ernstig gewond. Wat zou u doen, zo vraag ik aan de minister van Buitenlandse Zaken, als u met zo'n situatie te maken zou hebben?
De heer Sjoerdsma (D66):
De heer De Roon zegt dat die muur er enkel en alleen is voor de veiligheid en dat hij zeker niet bedoeld is om Palestijnse Arabieren te pesten. Waarvoor is dan het gedeelte van de muur in Oost-Jeruzalem bedoeld dat ervoor zorgt dat Palestijnse wijken niet binnen Israël en Jeruzalem vallen en nederzettingen wel? Waar is die muur precies voor bedoeld?
De heer De Roon (PVV):
Dat zult u moeten vragen aan degenen die de muur daar hebben geplaatst. Daar ga ik niet over. Ik kan uw vraag dus niet beantwoorden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat snap ik niet. U steunt die muur volmondig. U staat er helemaal achter, voor honderd procent. U hebt echter geen idee waarom de muur op bepaalde plaatsen zo is gebouwd als hij is gebouwd. Dat valt toch niet met elkaar te rijmen?
De heer De Roon (PVV):
Die muur is op bepaalde plaatsen gebouwd omdat de Israëlische Staat deze plaatsen de beste locaties vond, die de meeste veiligheid garanderen. Meer kan ik daar niet over zeggen. Ik ken inderdaad niet elke kilometer van die zevenhonderd zoveel kilometer waar u over spreekt. Daar hebt u helemaal gelijk in. Ik wil het ook niet weten. Ik ga ervan uit dat die muur er gewoon toe dient om de terreuraanslagen tegen te gaan. Dat is ook gelukt. Sinds die tijd is het aantal terreuraanslagen in Israël door Palestijnse terroristen met 90% gedaald.
Een oproep om dat veiligheidshek te slopen, staat gelijk aan een oproep tot Israëlische burgerslachtoffers. Als de minister de zorgen van de initiatiefnemers deelt omtrent de nadelige gevolgen van het hek voor de Palestijnen, adviseert de PVV de minister om aan te kloppen bij de terreurophitsende en terroristensalarissen uitkerende Palestijnse Autoriteit. Daar ligt de bron van de Palestijnse ellende.
Ik kom te spreken over de juridische consequenties van het advies van het Internationaal Gerechtshof. Ook de heer Van Agt heeft hierover gesproken.
De heer Ten Broeke (VVD):
Naar aanleiding van het interruptiedebatje tussen collega Sjoerdsma en de heer De Roon schoot mij de volgende gedachte te binnen. Als de heer De Roon zo tevreden is met de muur, die toch grotendeels de groene lijn en daarmee de demarcatielijn 1967 volgt, erkent hij daarmee impliciet dat die muur daar niet voor niets is gebouwd en dat er een tweestatenoplossing in het verschiet ligt. Dat zou een beetje nieuws opleveren, want dat heeft de PVV in het verleden nooit erkend. Is dat een juiste interpretatie?
De heer De Roon (PVV):
Nee, dat is geen juiste interpretatie. Die muur is daar gebouwd omdat de Israëlische autoriteiten dat de beste locatie vonden, die de maximale veiligheid garandeert van de mensen van Israël. In mijn ogen is dat de enige reden waarom die muur gebouwd is en waarom die precies op die plaatsen gebouwd is. We weten allemaal dat iedereen die belanghebbende is bij het verloop en de locatie van de muur, een en ander kan aanvechten bij het Israëlische hooggerechtshof. Dat heeft ook meermalen geleid tot aanpassingen aan het tracé van de muur. Dat is allemaal opgevolgd door de Staat Israël. Er worden ook schadevergoedingen betaald aan mensen die benadeeld zijn door de aanwezigheid van de muur, ook aan Palestijnen. Wat mij betreft, is dit dus helemaal oké. Ik zie dan ook geen enkele reden om er kritiek op te hebben.
De heer Ten Broeke (VVD):
Het gaat er mij helemaal niet om dat Palestijnen kunnen klagen en bij het hooggerechtshof terechtkunnen en dat ze soms ook in het gelijk worden gesteld. Dat is allemaal tot uw dienst. Ze worden echter in het gelijk gesteld omdat men rekening houdt met de groene lijn, de grenzen van voor 1967. Die grenzen hebt u nooit willen erkennen. Met de bouw van deze muur doet de Israëlische regering dat wel. Wilt u nu werkelijk beweren dat er geen enkele relatie is tussen de lijn die deze muur volgt en de groene lijn?
De heer De Roon (PVV):
Ik kom bij de juridische consequenties van het advies van het Internationaal Gerechtshof over het veiligheidshek, want ook door de heer Van Agt is hierover gesproken alsof dit allemaal een in graniet of marmer gebeiteld geheel is. Dat is het natuurlijk niet. De uitspraak is zeer problematisch. Ik herinner de Kamer aan de kritiek van wijlen Pieter Kooijmans, destijds rechter van het Internationaal Gerechtshof en later lid van de raad van advies van The Rights Forum. Enkele kritiekpunten die hij gaf, zijn de volgende. De vraagstelling van de Algemene Vergadering van de VN was allesbehalve neutraal. De AVVN heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waartoe zij het advies aanvroegen. Het Hof is in zijn oordeel niet voldoende ingegaan op de terreur waarmee Israël te maken had. Er bestaat een reële kans op politisering van het Hof zoals ook uit die uitspraak is gebleken. Het Hof heeft niet in zijn conclusies duidelijk gemaakt welke internationale verdragsregels Israël heeft geschonden en er is ook niet gekeken of het bouwen van de muur aan enige proportionaliteitstest voldeed.
Zoals Mathijs Dubois al zei: de vraag of en hoe een norm in internationaal recht wordt gehandhaafd, is veelal een politieke kwestie. Dit advies van het Hof is gevraagd door de Algemene Vergadering van de VN, een politiek orgaan dat bestaat uit vertegenwoordigers van lidstaten die merendeels geen vrienden van Israël zijn. Het politieke karakter blijkt ook als wij ons realiseren dat uitgerekend deze door Israël gebouwde verdedigingsmuur aan het Hof werd voorgelegd. Het Hof kwam ook helemaal niet toe aan de serieuze afweging van het recht en de plicht van de staat Israël om zijn eigen burgers te beschermen tegenover de belangen van de Palestijnen, wier belangen wellicht door het tracé van de muur zijn geschonden.
Mijn conclusie is dat wij helemaal niet de route van het burgerinitiatief moeten volgen en dat wij absoluut niet tot de sancties moeten overgaan. Ik ben daar zeer op tegen. Ik zie dat de heer Van Ojik mij nog een vraag wil stellen.
De voorzitter:
Klaar hiermee? Dan gaan wij nu naar de vraag van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik wil een vraag stellen, omdat mij iets opvalt. De heer De Roon baseert zijn opinie over de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof destijds, op uitspraken van de heer Kooijmans. Ik neem aan dat de heer De Roon ermee bekend is, dat de heer Kooijmans zich in dat panel wel heeft gevoegd bij het rapport. Er was één tegenstem, één dissident, dat was een Amerikaan als ik het mij goed herinner. Het was niet de heer Kooijmans. Als de heer De Roon zo enthousiast is over de opinie van de heer Kooijmans, zou ik hem willen aanraden de heer Kooijmans te volgen en de opinie te omarmen die toen is overeengekomen.
De heer De Roon (PVV):
Ik ga dat natuurlijk niet doen, want ik ben niet enthousiast over alles wat de heer Kooijmans ooit heeft gedaan en gezegd. Ik heb gezegd dat ik enthousiast ben over de kritiek die de heer Kooijmans had over de totstandkoming van dit advies – meer was het ook niet – van het Internationaal Gerechtshof. De heer Kooijmans had hier veel kritiek op, die deel ik. Ik heb daarna nog aangegeven, hoezeer bij dit soort zaken, het internationale recht niets anders is dan een resultante van politieke krachten, bijvoorbeeld in de Algemene Vergadering van de VN. Ik heb daar niet veel boodschap aan als de basis en de inhoud waardeloos zijn. Dit geldt ook voor de beslissing om de Palestijnse Autoriteit maar Palestijnse staat te noemen. Er is helemaal geen Palestijnse staat. Terecht heeft Amerika daar dan ook afstand van genomen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het is goed dat wij nu weten dat de heer De Roon geen boodschap heeft aan een uitspraak, die in dit geval het internationaal recht betreft van de AVVN, omdat de uitspraak hem niet bevalt. Ik dacht juist dat het idee van internationaal recht en van internationale afspraken is, dat zelfs als wij horen bij de groep die zegt dat het hem niet bevalt, wij er toch aan gebonden zijn. Ik heb dat eerder in een interruptie ook gezegd. Wat de heer De Roon vervolgens doet, is buitengewoon selectief winkelen in de uitspraken die de heer Kooijmans heeft gedaan. Hij vertelt er niet bij dat de heer Kooijmans uiteindelijk heeft gekozen voor de meerderheidslijn van het panel, die later bekrachtigd is door de Algemene Vergadering van de VN. Dat is niet de manier waarop je dit debat kunt voeren.
De heer De Roon (PVV):
Over hoe we het debat voeren, gaan we natuurlijk allemaal. En ik ga over de manier waarop ik het debat voer. Ik constateer wel dat wanneer er sprake is van besluitvorming in de Algemene Vergadering van de VN die vooral politiek georiënteerd is. Dat was ook in deze zaak het geval. Dan komen allerlei rechtmatigheidsoverwegingen, zoals de heer Kooijmans die zelf terecht ook heeft aangestipt, namelijk dat er eigenlijk helemaal niet aan is voldaan, helemaal niet meer aan bod. De uitkomst van zo'n beslissing van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als rechtsbeslissing neem ik dan met een hele grote korrel zout.
Voorzitter: Arib
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. De beelden staan nog op het netvlies, van die reddingswerkers die zich buigen over verbrande lichamen, van experts die lichaamsdelen en wrakstukken verzamelen, van het uitgebrande karkas van een Israëlische bus. Ik herinner ook aan debatten in de Kamer hierover met minister De Hoop Scheffer die telkens weer partijen die met een meetlat klaarstonden om te kijken of Israël wel voldoende proportioneel reageerde, zei: beseft u wel wat dat betekent voor een land als zomaar zo'n metro kan ontploffen, als zomaar zo'n bus uit elkaar spat? Dat soort zaken is jarenlang tegen Israël praktijk geweest. Iedere regering heeft de plicht om de veiligheid van haar burgers te waarborgen. Dat is een hoeksteen van het recht en van de politieke inzet van een regering.
In reactie op bijna 1.000 terreuraanslagen, meer dan 1.000 doden en meer dan 6.000 gewonden tussen 2000 en 2005, is Israël begonnen met de bouw van een hek. Dit hek heeft het aantal terreuraanslagen gelukkig ongelofelijk teruggebracht. Dan zou je zeggen: dat is heel erg goed nieuws, dat is iets om dankbaar voor te zijn. Wij hebben dan ook veel begrip voor de bouw van het hek. Wij zijn verbijsterd over de muur van onbegrip waar Israël steeds weer op stuit als zij opkomt voor de veiligheid van haar burgers – Israël als de Jood onder de naties – en verbijsterd dat er zo weinig aandacht is voor de bomaanslagen op onschuldige burgers en het ontkennen van het bestaansrecht van Israël die juist ook de achtergrond van dat veiligheidshek vormen. Laten wij steeds die context voor ogen houden. Anderhalf uur geleden praatten wij hier nog over Syrië. In een buurland van Israël vinden radicale mensen elkaar in het Israël van de kaart vegen. Die existentiële bedreiging, dat is waar Israël in de wereld van nu mee te maken heeft. Het hek vormt een tijdelijke veiligheidsmaatregel en is niet bedoeld om definitief grenzen te trekken. Zodra de Palestijns-Arabische terreurdreiging is verdwenen, kan het hek weg.
Natuurlijk is het een gevoelige kwestie dat sommige mensen getroffen worden door onteigening van hun land en dat het veiligheidshek door betwist gebied loopt. Dat is zeker waar, daar zien wij niet aan voorbij. Laten wij daarbij, om het in proportie te zien, niet vergeten dat grondonteigening altijd gevoelig is. Dat zien wij in Nederland evengoed. Belangrijk is dan dat er altijd rechtswaarborgen openstaan. Dat is in Israël het geval. Er zijn soms met succes procedures gevolgd, waardoor de loop van het hek verlegd is.
Het advies van het Internationaal Gerechtshof in 2004 berust overigens ook op de oorspronkelijke route van het hek. In de uitspraak wordt het recht op zelfverdediging van Israël niet erkend, omdat Nederland niet claimt dat het gaat om aanvallen van een andere staat. Het is een merkwaardige redenering, die bij veel rechtsgeleerden tot grote verbazing heeft geleid. Ik wijs op de seperate opinion die erbij is gevoegd. Ik denk dat wij in dit debat niet veel verder komen met juridische spitsvondigheden. Ook als het om grenskwesties gaat, moet de uitkomst van de onderhandelingen uitmaken aan wie de betwiste gebieden toekomen. Het gaat om die onderhandelingen. Met geweld en militaire middelen, met allerhande juridisering komen wij hier geen stap verder. Het moet gaan om onderhandelingen, om partijen die om tafel gaan zitten. Dat is waarop de SGP volop wil inzetten. Het afbreken van het hek brengt geen vrede. Vrede moet van onderaf tot stand komen en bevestigd worden aan de onderhandelingstafel. Vrede heeft alleen kans van slagen als alle ophitsing en terroristisch geweld, ook van de kant van Hamas en van de Palestijnse Autoriteit tegen Joden en de staat Israël gestaakt worden en vredesonderwijs ook een plek krijgt. Sloop de muur van onbegrip, dat is onze boodschap.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik hoor de heer Van der Staaij spreken over onderhandelingen, maar ik heb laatst eens op de website van de SGP gekeken. De heer Van der Staaij weet waarom ik dat heb gedaan. Op die site komen de woorden "politiek" en "onderhandelingen" in dit verband helemaal niet voor. Ik vraag mij dus af wat voor onderhandelingen de heer Van der Staaij voor ogen heeft. Op de website is slechts sprake van humanitaire hulp voor de Palestijnen. De internationale gemeenschap moet het probleem maar oplossen. Israëls probleem is het niet. Wat mij ook verbaasde, is dat het hele conflict wordt afgeschilderd als een tegenstelling tussen joden en moslims. Het wordt volstrekt in de religieuze sfeer getrokken. Ik hoor de heer Van der Staaij daar vandaag niet over. Kan hij het verschil uitleggen tussen de tamelijk theocratische visie op de website en datgene wat hij hier te berde brengt? Ik kan het niet begrijpen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dit zijn een hoop opmerkingen in één vraag. Ik wil het jihadistische gevaar vanuit Syrië dat zich tegen Israël richt wel degelijk hierbij in ogenschouw nemen. In het totaalplaatje zien wij dat heel veel mensen vanuit een jihadistische oriëntatie moeite hebben met het bestaansrecht van Israël. Zij willen het land van de kaart vegen. Dat is hier ook zonder meer aan de orde. Het gaat om een conflict waarbij er via onderhandelingen natuurlijk ook een oplossing moet komen voor de Palestijnse mensen in het gebied. Er moet in de huidige situatie humanitaire hulp worden geboden, maar uiteindelijk moet de oplossing aan tafel gevonden worden. Ik heb er geen behoefte aan om hier met grote woorden voor te schrijven hoe die eruit moet komen te zien.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Zou ik de heer Van der Staaij dan mogen suggereren dat hij op zijn website ook aandacht besteedt aan de wenselijkheid van een politiek proces tussen de Palestijnen en de Israëli's?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik dank mevrouw Bonis voor de tip om ook de wenselijkheid van een politieke oplossing daar nog eens te benoemen. Wij plegen op bepaalde, wat meer omstreden punten een extra accent te zetten. Ik zou niet weten wie er uiteindelijk tegen een politieke oplossing is.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik denk dat de heer Van der Staaij hier een debat voert met een denkbeeldige tegenstander, een tegenstander die niet bestaat. Er is hier niemand in de Kamer die de legitieme veiligheidsbehoefte van Israël ontkent. Er is hier niemand in de Kamer die onverschillig staat tegenover Israëlische burgerslachtoffers zoals die er veel te gevallen zijn in het verleden. Er is hier niemand in de Kamer die zal ontkennen dat de bouw van de muur … Ik moet zeggen de bouw van "het hek" zoals mensen die niet zo tegen de muur zijn het altijd noemen, en ik moet er geloof ik ook nog het woord "tijdelijk" aan toevoegen. Dus: er is hier niemand in de Kamer die zal ontkennen dat de bouw van het tijdelijke hek heeft voorkomen dat er nog meer slachtoffers vallen. De vraag is dus niet of wij dat allemaal vinden; daar hoeft de heer Van der Staaij ons niet van te overtuigen. De vraag is wel wat het feit dat de muur voor 80% op Palestijns grondgebied staat, bijdraagt aan de veiligheidsbehoefte van de staat Israël.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het is goed nieuws dat de heer Van Ojik nog eens heel klip-en-klaar zegt: laten we vooral onderkennen dat het veiligheidshek, dat inderdaad talloze kilometers een hek is, voorziet in een gerechtvaardigde behoefte aan veiligheid en bescherming aan de kant van Israël. Laten we daar dan ook eens een dikke streep onder zetten. Immers, het is absurd om alleen maar te spreken over grenzen en niet over de hele achtergrond, over het feit dat die muur er op een aantal plaatsen is gekomen en over het feit dat die muur voor een heel groot deel een hek is, wat echt te maken heeft met een reële zorg over de veiligheid. Het was dus niet zomaar even een politiek statement. Ja, het is gevoelig dat dit plaatsvindt in een gebied waar nog steeds verschillende aanspraken gelden waarvoor uiteindelijk een politieke oplossing moet worden gevonden. We moeten het echter niet gaan uitvechten in het kader van het debat over die veiligheidsmuur. Over wat er aan mis is aan de locatie van de muur kan ook heel goed worden getwist via de gerechtshoven van Israël. Dat is het voordeel van een rechtstaat.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik ben blij dat de heer Van der Staaij ingenomen is met hetgeen ik heb gezegd. Dat is overigens niets nieuws, dat zeggen we altijd. Ik wil hem vragen hoe hij wat hij de "gevoelige kwestie" noemt, het feit dat muur dan wel het hek voor 80% op Palestijns grondgebied staat, met alle ellende van dien, ook in het licht van de uitspraken die daar internationaal door de VN over zijn gedaan, politiek zou willen oplossen. Gaat hij ook over zijn eigen schaduw heen springen, zoals we dat tegenwoordig noemen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Aan de onderhandelingstafel. Dat is het eerste en het belangrijkste wat ik hierover te zeggen heb.
De voorzitter:
Goed. Bent u klaar met uw betoog?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik ben klaar, voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Omtzigt van het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Vandaag spreken we over het burgerinitiatief Sloop de muur, een initiatief dat door tienduizenden Nederlanders ondersteund is en een serieuze behandeling in dit huis verdiend. Het CDA is de initiatiefnemers en de heer Van Agt erkentelijk voor hun betrokkenheid bij de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Met hen delen wij het gevoel van urgentie om te komen tot een politieke oplossing.
Inderdaad is er sprake van een muur die door bezet gebied loopt, sommige Palestijnse gebieden afsnijdt en daardoor tot soms schrijnende taferelen leidt. In 2004 oordeelde het Internationaal Gerechtshof in een adviserende uitspraak dat Israël hiermee het internationale recht schendt. De reden dat deze muur is neergezet, is een golf van aanslagen van Palestijnse terroristen, die dood en verderf zaaiden onder de Israëlische burgerbevolking. De barrière is effectief gebleken om het normale leven in Israël mogelijk te maken. Ook zijn er sinds 2004 een aantal wijzigingen aangebracht, mijn collega's refereerden er al aan. Door uitspraken van het gerechtshof snijdt de muur in plaats van 16% nog 8,5% van de Westelijke Jordaanoever af en voegt zij die aan de Israëlische kant van de barrière.
Dit laat onverlet dat Israël het internationale recht schendt. Israël mag een barrière plaatsen op het eigen grondgebied maar niet op bezet gebied. Het CDA is dus tegen een groot deel van de route van de veiligheidsbarrière. Het International Gerechtshof heeft echter niet aangegeven welke vorm van zelfverdediging, van beschermingsmaatregelen dan wel geoorloofd is. Op de Westbank wonen inmiddels al 500.000 Joodse kolonisten. Als de groene lijn als de grens voor de barrière wordt gehanteerd, zal dat de oude stad van Jeruzalem met de Joodse wijk en de Klaagmuur aan de Palestijnse kant brengen en dat terwijl Jeruzalem getroffen werd door een golf van zelfmoordaanslagen tussen 2001 en 2004. Stel dat wij de muur vandaag slopen, zou dat dan onmiddellijk vrede brengen of een nieuwe golf van terreur en een keiharde militaire reactie van Israël?
De barrière mag van de CDA-fractie niet leiden tot eenzijdige annexatie van Palestijns grondgebied. Het mag een levensvatbare Palestijnse staat niet onmogelijk maken. Wat uiteindelijk moet tellen, is de uitkomst van onderhandelingen in de vorm van een alomvattend vredesakkoord. Zo'n uitkomst kan inhouden dat een deel van de nederzettingen officieel bij Israël wordt gevoegd. Zelfs de Arabische Liga erkent de onvermijdelijkheid van land swaps. Daarvoor zijn onderhandelingen nodig en een dialoog, die leiden tot een tweestatenoplossing die duurzame vrede moet brengen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb een vraag ter verheldering aan de heer Omtzigt. Hij zegt dat de bouw van de muur, daar waar hij afwijkt van de grens van 1967 illegaal is omdat die op bezet grondgebied staat. Tegelijkertijd zegt hij dat de grens van 1967 aangeeft dat Oost-Jeruzalem bij de Westelijke Jordaanoever zou moeten horen. Heeft hij er begrip voor dat zulks niet gebeurt of zegt hij dat Oost-Jeruzalem en West-Jeruzalem weer gescheiden moeten worden?
De heer Omtzigt (CDA):
De kwestie van Oost-Jeruzalem is wat ons betreft onderdeel van het onderhandelingsresultaat over, naar wij hopen, een alles omvattend vredesakkoord.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan zijn alle gebieden en alle delen van de muur en het hek onderdeel van het vredesproces. De CDA-fractie zegt: de bouw van de muur op niet-Israëlisch grondgebied is illegaal. Ik vraag de heer Omtzigt wat hij vindt van het feit dat Oost-Jeruzalem nu toch bij Israël is getrokken.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb er begrip voor dat op dit moment de afscherming er staat vanwege de zelfmoordaanslagen, maar als lid van de CDA-fractie in een relatief klein Europees land ga ik niet dicteren wat er straks uit de vredesonderhandelingen als besluit moet komen over de status van Oost-Jeruzalem. Ik weet dat het een zeer gevoelig punt is in die onderhandelingen.
De voorzitter:
Er zijn afspraken gemaakt over het aantal interrupties, mijnheer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat klopt, maar ik krijg geen antwoord. Hoor ik nu dat het hek illegaal is om Oost-Jeruzalem heen of niet?
De heer Omtzigt (CDA):
Naar de letter van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, die wij integraal erkennen – het staat hier om de hoek – is die route illegaal. Nu is er een window of opportunity. De Obama-regering realiseert zich dat en probeert de partijen weer met elkaar aan tafel te krijgen. Israël zou misschien bereid zijn om de bouw van grote nederzettingenblokken te bevriezen. Dat kan een belangrijk gebaar zijn. De Nederlandse regering wil de Amerikanen alle ruimte geven om tot die onderhandelingen te komen, en terecht. Eenzijdige sancties tegen Israël, zoals de initiatiefnemers bepleiten, zijn op dit moment niet opportuun. Het zou de diplomatieke inspanningen van minister Kerry frustreren en schadelijk zijn voor de goede verstandhouding die Nederland heeft met zowel Israël als de Palestijnen.
De CDA-fractie zegt met nadruk "op dit moment". Wij zijn tegen de nederzettingenpolitiek in combinatie met de veiligheidsbarrière. Er kan een moment komen waarop wat ons betreft de grens wordt bereikt. Dat is het geval wanneer er nederzettingen worden neergezet die Palestijns grondgebied doorkruisen, de partijen voor voldongen feiten zetten op de grond en een levensvatbare Palestijnse staat onmogelijk maken. Dat zou bijvoorbeeld het geval zijn als de bouwplannen voor het gebied E1 uit de ijskast worden gehaald. Dat zou de Westbank zo ongeveer in tweeën delen. Geen nieuwe nederzettingen dus, geen legalisering van outposts en geen E1. Is de minister bereid om zo'n rode lijn binnen de EU te bepleiten, waarmee duidelijk wordt gemaakt: tot hier en niet verder?
De heer Sjoerdsma (D66):
De heer Omtzigt houdt een duidelijk betoog, maar dat roept een vraag bij mij op. Wat zijn de consequenties als de rode lijn, die de heer Omtzigt zo duidelijk wil neerzetten, wordt overschreden?
De heer Omtzigt (CDA):
Die consequenties kunnen oplopen tot het opschorten van het associatieverdrag met de EU.
De heer Sjoerdsma (D66):
Wat vindt de heer Omtzigt van de situatie op dit moment, even niet vooruitlopend op wat er eventueel in de toekomst gebeurt? Op dit moment wordt er nog steeds gebouwd aan illegale nederzettingen en aan illegale delen van de muur. Kan deze regering wat hem betreft de betrekkingen met Israël onvoorwaardelijk intensiveren?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik kon mij eigenlijk goed vinden in de woordvoerder van de D66-fractie, die zei dat het op dit moment niet opportuun is om het vredesproces te onderbreken. Het lijkt mij wel opportuun om die rode lijn nu uit te werken. Er zijn bijna tien jaar verstreken sinds de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. In die tien jaar hebben wij eigenlijk gezien dat er steeds meer nederzettingen bij zijn gekomen. Als je geen rode lijn formuleert dan krijg je een soort processie van Echternach: nu een bouwstop en als iemand met de ogen knippert, zetten wij er weer een bouwblok bij. Dat hebben wij nu te lang gezien. Ik vind dat die rode lijn helder gedefinieerd dient te worden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Betekent dit dat wij die betrekkingen nu niet moeten intensiveren?
De heer Omtzigt (CDA):
In het kader van het vredesproces kan ik mij goed voorstellen dat de regering nauwe banden onderhoudt, wat ons betreft zowel met de Israëli's als met de Palestijnen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mijnheer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik kijk even waar ik was gebleven. Op het moment dat Israël de bouw van dat soort nederzettingen doorzet, is inderdaad opschorting of zelfs opzegging van het associatieverdrag een mogelijkheid. Daarmee wordt de toekomstige mogelijkheid van een tweestatenoplossing immers kapot gemaakt. Dat is niet in het belang van de Palestijnen, maar ook niet het belang van de Joodse Israëli's. Bij een eenstaatoplossing of een tweestatenoplossing in de PVV-variant, is het immers mogelijk dat de Joodse Israëli's een minderheid worden binnen hun eigen staat. Ik denk dat ook dat niet in het belang is van de huidige staat Israël. Laten wij hopen dat het zover niet komt. Laten wij diplomatie een kans geven om tot een alomvattend vredesakkoord te komen, met een tweestatenoplossing met een Palestijnse staat. Dat is de evenwichtige benadering waarmee het CDA de muur die er nu staat wil slopen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Het debat speelt zich ook vandaag weer af langs de vertrouwde, welbekende, lijnen. De een benadrukt te veiligheid van de Israël en de ander draagt nog eens de argumenten aan tegen de Israëlische bezettingspolitiek. Dat schiet niet op.
Ik wil graag beginnen met het noemen van een paar feiten waarover, naar ik aanneem, iedereen het eens is. Het Internationaal Gerechtshof oordeelde in 2004 dat de muur in strijd is met het internationaal recht. Uiteraard heeft Israël recht op zelfverdediging en mag het daarvoor, als het dat wil, een muur bouwen. Zelfverdediging kan echter, ook volgens het Internationaal Gerechtshof, nooit een rechtvaardiging zijn voor de bouw van deze muur op Palestijns grondgebied. Het Internationaal Gerechtshof riep alle VN-lidstaten op om er actief voor te zorgen dat deze situatie zou worden beëindigd en dat de delen van de muur op Palestijns grondgebied zouden worden afgebroken. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bekrachtigde dit advies, met steun van Nederland, en riep de lidstaten op zich aan de verplichtingen te houden.
Intussen heeft Israël de route van de muur aangepast naar aanleiding van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, maar nog steeds ligt meer 80% ervan aan de Palestijnse kant van de groene lijn. De muur scheidt daarmee Palestijnse boeren van hun akkers, studenten van hun universiteiten en splijt families in tweeën. De meest vruchtbare Palestijnse grond wordt door de muur bij Israël gevoegd. Dit zijn, naar mijn smaak, de feiten.
Ik kan niet anders concluderen dan dat de muur daarmee niet alleen een obstakel is geworden voor gerechtigheid, maar ook voor vrede. Ik leen de beeldspraak van de heer Van Bommel even. Je kunt in de visie van mijn fractie niet zeggen: ik zet een schutting aan jouw kant van de oprit en als je het niet bevalt kun je naar de rechter stappen of kunnen wij gaan onderhandelen. Dat kan niet. Dat zou niemand van ons accepteren en dat is wat er in Israël gebeurt. Dat valt ook Nederland aan te rekenen, of liever gezegd, dat valt juist ook Nederland aan te rekenen. Het vorige kabinet stond feitelijk verandering in de weg. Het gaf onvoorwaardelijke steun aan Israël, dat feitelijk carte blanche kreeg bij de bouw van nieuwe nederzettingen en de aanleg van de muur.
Ik zei het al, natuurlijk heeft Israël recht op zelfbescherming, maar dit mag nooit in strijd zijn met het internationaal recht. Ook de AIV concludeerde dat de verbondenheid met Israël geen reden mag zijn om Israël te ontzien op het punt van het schenden van rechtsregels. Als wij Israël laten doorbouwen, vervliegt daarmee de hoop op een levensvatbare Palestijnse staat en een tweestatenoplossing.
Iedereen kent de lijn van GroenLinks. Als het aan mijn partij ligt, vormt het optreden van Israël voldoende aanleiding om de betrekkingen op economisch en militair niveau te beperken of in ieder geval te bevriezen. Maar wij schieten daar niets mee op als iedereen hier elke keer krampachtig zijn eigen lijn blijft uitdragen. Daarom vraag ik de minister welke concrete instrumenten hij ziet om te bevorderen dat Israël conform de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof gaat handelen. Welke politieke kleur iedereen ook heeft, het internationaal recht moet worden gerespecteerd. Niet alleen Israël moet uitspraken van het Internationaal Gerechtshof opvolgen, Nederland moet dat ook doen. Het hof riep alle VN-leden op om er actief voor te zorgen dat deze situatie eindigt en dat de muur op Palestijns grondgebied wordt afgebroken.
De heer De Roon (PVV):
Het betoog van de heer Van Ojik volgt het stramien dat wij hier vandaag al vaker hebben gehoord: die terreuraanslagen waren natuurlijk verschrikkelijk en die willen wij allemaal niet, maar ja, die muur staat nu eenmaal op verkeerd grondgebied, dus die moet weg. Ik mis ook in de bijdragen van andere sprekers – ik spreek de heer Van Ojik daarop nu maar aan – enorm een veroordeling van de terreurverheerlijking door de Palestijnse Autoriteit. De intifada die heeft plaatsgevonden, is door Arafat gewoon gepland. Zijn vrouw Suha heeft dat ook toegegeven. Het televisiekanaal van de Palestijnse Autoriteit zendt nu nog vrijwel dagelijks reportages uit waarin de bevolking wordt geleerd dat joden en christenen inferieur en verachtelijk zijn, dat joden de vijand van Allah en nakomelingen van apen en varkens zijn.
De voorzitter:
Mijnheer De Roon, wat is de vraag?
De heer De Roon (PVV):
Daar probeer ik naartoe te werken door even wat voorbeelden te geven van waarom het mij gaat. Op 30 april jongstleden werd nog een vader van vijf kinderen door een Palestijn doodgestoken bij een bushalte.
De voorzitter:
Mijnheer De Roon …
De heer De Roon (PVV):
Een paar uur later werd deze moordenaar op de officiële website van Fatah geprezen als held.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer De Roon (PVV):
Ik zou zo graag van de heer Van Ojik horen dat hij dit allemaal ook ziet, dat hij dit ook veroordeelt, dat hij erkent dat het juist de Palestijnse Autoriteit is die verantwoordelijkheid draagt voor al die terreur en daarvoor nog steeds verantwoordelijkheid draagt en dat, zolang dat doorgaat, die muur niet zal kunnen verdwijnen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De suggestie die wordt gewekt dat sommige mensen of sommige fracties in de Kamer zich meer bekommeren om het leed dat de Israëlische bevolking wordt aangedaan dan andere fracties of leden van de Kamer, werp ik verre van mij. Wij kunnen verschillend denken over de oplossing. Ik beroep mij daarbij op uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en de Algemene Vergadering van de VN, waarover de heer De Roon net heeft gezegd: daar heb ik lak aan. Hij zei het niet letterlijk, maar zo vertaal ik dat. Elke suggestie dat de een hier meer begaan is met het lot van slachtoffers van het conflict in het Midden-Oosten dan de ander, vormt precies de manier van debatteren die dit debat, naar mijn smaak, verpest en die het in de weg staat dat wij vanuit de Nederlandse politiek, met de heel kleine speelruimte die wij misschien hebben, via onze bewindslieden, via ons kabinet, effectief iets kunnen doen om vrede in het Midden-Oosten dichterbij te brengen. Ik verwerp elke suggestie die achter deze vraag nauwelijks verstopt zit. Ik geef er dan ook geen antwoord op.
De heer De Roon (PVV):
Ik vind dit een zwaktebod. De suggestie waarover de heer Van Ojik spreekt, zit er niet achter, zit er niet in en zit er niet onder. Dat is helemaal niet wat ik heb gezegd en ook niet wat ik bedoel. Wat ik bedoel, is dat ik de heer Van Ojik niet hoor praten over de verantwoordelijkheid van de Palestijnse Autoriteit voor al die terreur die is gepleegd en die nog steeds doorgaat zodra de terroristen de kans krijgen. Die verantwoordelijkheid zou de heer Van Ojik eens onder ogen moet zien en erkennen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Er kan geen enkele twijfel zijn aan de positie van mijn fractie ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor de situatie in de Palestijnse gebieden en van wat van daaruit gebeurt jegens de staat Israël. Nu gaat het erom dat er uitspraken zijn krachtens het internationaal recht waarmee het handelen van de staat Israël in strijd is, niet alleen in de visie van mijn fractie of meerdere Kamerfracties. Het gaat om uitspraken die de internationale rechtsorde betreffen. Wij praten over manieren om aan die situatie een einde te maken. Het burgerinitiatief, waarvoor ik de initiatiefnemers nog de complimenten moet maken – dat heb ik nog niet gedaan – heeft daar een bijdrage aan geleverd.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Voorzitter. In de eerste plaats wil ook ik mijn waardering en dank uitspreken aan de heer Van Agt voor de passievolle en de hem zo kenmerkende bloemrijke wijze waarop hij dit burgerinitiatief vandaag aan ons heeft willen presenteren hier in de Tweede Kamer. Ook aan de initiatiefnemers veel dank en aan alle mensen die dit initiatief hebben willen steunen met hun handtekening, van wie een deel op de tribune zit. Veel dank daarvoor.
Mijn fractie heeft veel sympathie voor het fenomeen burgerinitiatief in het algemeen. Het is een levend instrument van onze democratie en een verdere vervolmaking daarvan. Wij hebben daarnaast heel veel sympathie voor dit specifieke burgerinitiatief. Dat komt doordat mijn fractie enorm veel waarde hecht aan het recht, het bestrijden van onrecht en het opkomen voor mensenrechten. Ik weet dat hier een minister zit die dat als geen ander doet en daarvoor zal vechten.
Wij hebben al in eerdere interventies gehoord: deze muur deugt niet. Deze muur, die voor het grootste deel op Palestijns gebied is gebouwd, is in tegenspraak met het internationaal recht. Er ligt een duidelijke uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Maar erger is dat niet alleen die muur maar ook de bezette gebieden zelf een affront zijn voor het internationaal recht. Er liggen al decennialang VN-Veiligheidsraadresoluties die daarvan getuigen. Het lijkt ook of Israël het enige land is dat vele VN-Veiligheidsraadresoluties zonder consequenties aan zijn laars lapt.
In de jaren tachtig kwam ik al in Gaza. Ik vond het toen al een openluchtgevangenis. Ik hoorde hier net zeggen dat die muur bedoeld zou zijn voor de veiligheid van Israël: wij bouwen een muur en stoppen onze problemen daarachter weg. Dan zie je ze ook niet meer, maar je kunt je geluk toch niet bouwen op de ellende van een ander? Het is daarmee niet alleen een juridische uitdaging voor de internationale gemeenschap, maar ook een moreel probleem, ook voor Israël zelf. Of zoals president Obama al zei: Israel is not acting in its own interest.
Ondertussen gaat de bezetting maar door en breiden de nederzettingen zich uit. Van de week nog kwamen er cijfers van het centraal bureau voor de statistiek van Israël zelf waaruit bleek dat het aantal nederzettingen dit jaar meer is toegenomen dan in welk jaar daarvoor.
De heer De Roon (PVV):
"Je kunt je geluk niet bouwen op de ellende van een ander." Dat vind ik een mooie uitspraak. Wanneer gaat mevrouw Bonis die ook voorhouden aan de Palestijnse Autoriteit, die tot op de dag van vandaag niets anders doet dan aanzetten tot terreur en terreur verheerlijken? Wanneer gaat zij tegen de Palestijnse Autoriteit zeggen: stop daarmee en als je daar niet mee stopt, adieu?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Dit is een kwestie van causaliteit. Toen de staat Israël werd gesticht, heeft die aan de Verenigde Naties beloofd in VN-resolutie 194 van 1948 het Palestijnenprobleem, dat toen al werd onderkend, te zullen accommoderen in de vorm terugkeer- en compensatieregelingen. Misschien heeft de heer De Roon zin om het vanavond allemaal eens na te zoeken. Ook die beloftes heeft Israël aan zijn laars gelapt.
Ik zou graag verder willen gaan met mijn betoog, voorzitter, als u mij toestaat.
De voorzitter:
Nee, de heer De Roon heeft een vervolgvraag.
De heer De Roon (PVV):
Ik wil hier nog even op reageren. Wij kunnen praten over causaliteit en terugredeneren tot Kaïn en Abel maar dat helpt ons niet verder. Het gaat erom dat terreurdaden nu nog steeds vanuit de Palestijnse Autoriteit en onder verantwoordelijkheid van de Palestijnse Autoriteit worden verheerlijkt. De daders krijgen tot op de dag van vandaag salaris uitbetaald door de Palestijnse Autoriteit. Dat zou moeten stoppen. En dat zou juist ú moeten duidelijk maken aan de Palestijnse Autoriteit.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik zei net dat ik zelf getuige ben geweest van de omstandigheden waarin veel Palestijnen hun leven moeten doorbrengen. Intussen gaat het bij de jonge kinderen om de derde of vierde generatie. Die mensen zitten als ratten in de val. Dan gaan mensen zich vreemd gedragen; dat ben ik geheel eens met de heer De Roon. Intussen zit er sinds januari in Israël een nieuw kabinet waarvan algemeen bekend is dat dit het meest pro-settlement kabinet ooit is. Dat is van de week weer gebleken uit de woorden van de viceminister van Buitenlandse Zaken, Danny Danon, die zei: we gaan nooit terug naar die grenzen van '67. Het is gewoon gezegd door een lid van de Israëlische regering.
Kortom: we onderhandelen over een koek die steeds kleiner wordt. Dat is het probleem dat de Palestijnen ervaren. En zelfs de VN-gezant voor het Midden-Oosten, de heer Robert Serry, onze landgenoot, die een uiterst bekwaam diplomaat is en zich doorgaans zeer voorzichtig uitdrukt, heeft dit jaar gezegd dat hij de wanhoop nabij is en dat zijn frustratie groter is dan ooit; dit is de laatste kans. Hij ziet alle windows of opportunities sluiten. Mijn conclusie moet dan ook zijn dat Israël alleen gevoelig is voor druk.
De voorzitter:
Bent u klaar? Als u het wilt afronden, geef ik u de gelegenheid. Wat u wilt.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Nee, maar ik zag dat men wil interrumperen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voor mij is dit het perfecte moment voor een interruptie, want mevrouw Bonis …
De voorzitter:
Maar daar ga ik over, mijnheer Sjoerdsma.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Zal ik nog een stukje verder gaan, voorzitter?
De voorzitter:
Als u bijna klaar bent, wil ik u de gelegenheid geven om het af te ronden. Daarna kan de heer Sjoerdsma zijn vraag stellen.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik denk dat alleen echte druk gaat helpen. Ook het AIV-advies dat dit jaar onder leiding van de heer Korthals Altes is opgesteld, met de titel Tussen woord en daad, geeft de juiste richting aan.
Nu richt ik mij even tot onze minister. Hij gaat volgende week immers zelf naar Israël, naar de Westelijke Jordaanoever en naar Jordanië. Hoe gaat hij invulling geven aan zijn besprekingen daar? Hoe gaat hij al onze zorgen, namelijk onze bekommernis om het internationaal recht, onze bekommernis om de levensvatbaarheid van een Palestijnse staat, onze bekommernis om een tweestatenoplossing en onze bekommernis om het vredesproces, een plek geven in zijn besprekingen? Mijn fractie vindt het tijdstraject daarbij heel belangrijk; ik heb dat proberen uit te leggen. Hoe gaat de minister daaraan bovendien recht doen in zijn eigen dialoog? Hoe gaat hij voortgang meten? Hoe gaat hij stappen zetten en die aan ons uitleggen? Is hij bereid om na zijn reis de reactie van de regering op het AIV-advies in de Kamer te bespreken?
Tot slot. Allemaal worden wij erg treurig van de ingegraven posities en het steeds maar weer dezelfde rondjes draaien. Mijn fractie wil heel graag constructieve voorstellen doen om daaruit te komen. Ik zal straks twee voorstellen doen. Het ene heeft betrekking op de relatie tussen de besprekingen van de minister en de voortgang die geboekt moet worden aan Israëlische zijde. Het andere heeft betrekking op het ontmoedigen van investeringen op de Westelijke Jordaanoever.
Mijn laatste zin …
De voorzitter:
Nee, mevrouw Bonis, u moet echt afronden.
Mevrouw Bonis (PvdA):
… John Lennon zei al: Life is what is happening, while you are making plans. Ik vraag de Nederlandse regering: wat gaan wij doen?
De voorzitter:
Ik had u de mogelijkheid geboden om af te ronden, omdat ik dacht dat u bijna klaar was. Anders had ik eerder interrupties toegestaan.
De heer Sjoerdsma (D66):
Mevrouw Bonis schetst een inktzwart beeld van de situatie op de grond, van een toenemende nederzettingenbouw en een muur die alsmaar doorrolt. Tegelijk hoor ik haar een inktzwart beeld schetsen van de motieven van de Israëlische regering. Zij zegt: er moet nu druk worden uitgeoefend. Welke druk?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ja, wij zien dingen die ons niet aanstaan. Ik zie heel veel aanwijzingen voor pessimisme. We moeten daarnaast erkennen dat er sinds het aantreden van dit kabinet gelukkig sinds een paar maanden sprake is van een ander Midden-Oostenbeleid, een veel evenwichtiger Midden-Oostenbeleid. Wij hebben een minister die de mensenrechten hoog in het vaandel heeft. Ik gun deze minister voorlopig het voordeel van de twijfel; ik gun hem het vertrouwen. Hij gaat nu op reis. Ik wil graag van hem na afloop horen wat zijn inschatting is van de kans dat wij hier überhaupt nog een vredesproces gaan zien.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat begrijp ik niet helemaal. Aan de ene kant is het echt één voor twaalf, maar aan de andere kant is er kennelijk nog genoeg tijd om iets te doen. Uit uw betoog maakte ik op dat de tijd van pappen en nathouden volgens u voorbij was, maar in plaats daarvan zegt u dat u het nog eventjes aankijkt. Waarom zie ik dat verkeerd?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Nee, ik geloof niet dat u dat verkeerd ziet, maar zoals ik zojuist al zei, gaat de minister daar volgende week na al die jaren heen. Hoelang is dat geleden? Ik denk dus dat we die ene week ook nog wel hebben.
De heer Sjoerdsma (D66):
De minister gaat niet.
Minister Timmermans:
Niet naar Jordanië, maar wel naar Israël.
De voorzitter:
Nee, u mag zich er niet mee bemoeien, mijnheer de minister.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Volgens mij heb ik al geantwoord. De minister gaat en wij gaan hier echt zeer kritisch naar kijken, want ons geduld is op. Ook onze fractievoorzitter heeft tijdens het grote Midden-Oostendebat van de PvdA gezegd dat ons geduld opraakt. We willen dus heel graag iets horen en iets zien.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ons geduld is op en raakt op. Mevrouw Bonis sprak van "zogenaamde veiligheidsargumenten van Israël".
Mevrouw Bonis (PvdA):
Dat wil ik toelichten.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Bonis.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb mevrouw Bonis ook horen zeggen dat zij sympathie heeft voor het initiatief dat vandaag besproken wordt. Ik weet niet of mevrouw Bonis precies in de gaten heeft wat dat initiatief behelst. Het behelst namelijk het binnen de VN aan de kaak stellen van de bestaansgrond van Israël, een visumplicht in Nederland en in Europa voor Israëli's en het opschorten van het associatieverdrag. Is mevrouw Bonis daar allemaal voor?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik ben uw eerdere vraag kwijt. Wat was ook alweer het begin van uw interventie?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik hoop wel dat u ook de andere vragen beantwoord.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ja.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
U had het over "zogenaamde veiligheidsgaranties voor Israël". Dat leek een schijnargument om de muur of het hek te kunnen bouwen.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Dat wil ik inderdaad heel graag toelichten. Wat is er aan de hand? We zien een keihard, snoeihard beleid van de Israëli's. Dat roept natuurlijk weer geweld op. Dat is nou juist die treurige spiraal. Iemand moet de wijste zijn. Israël is een eenentwintigste-eeuws, modern land, is het sterkst en heeft het sterkste leger. Een aan zijn eigen belang denkend Israël zou de slimste, de wijste moeten zijn. Daarom gebruikte ik het woord "zogenaamd", want de veiligheidsproblemen die Israël nu heeft, roept het voor een heel groot deel zelf op. Dat is nou juist die nare vicieuze cirkel.
Wat de druk betreft: het burgerinitiatief doet een heel aantal voorstellen als voorbeelden van wat je kunt gaan doen. Al deze dingen worden als voorbeelden genoemd. Laten we die druk maar eens gaan opbouwen. Dan grijp je natuurlijk niet meteen naar het paardenmiddel, zoals sommigen van ons willen. Dat ga je opbouwen. Daar zou ik inderdaad een voorstander van zijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Maar zegt de PvdA op dit moment dat we het associatieverdrag nog steeds niet moeten opzeggen, geen visumplicht moeten instellen et cetera? Neemt de PvdA op dit moment dus nog duidelijk afstand van alle suggesties die gedaan worden in het burgerinitiatief?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Nee, ik neem geen afstand van die suggesties. Ik zeg alleen: laten we dat temporiseren. Ik heb ook al benadrukt dat ik het tijdstraject heel belangrijk vind en dat we de druk moeten opvoeren. Ik weet dus niet wat u nog meer van mij wilt horen. Ik weet ook niet of u mij wilt steunen in het opvoeren van deze druk. Is dat misschien de reden voor uw zorg die achter uw vraag ligt? In dat geval: heel graag!
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb met veel belangstelling geluisterd naar het betoog van mevrouw Bonis. Ik ben het heel erg eens met haar vaststelling dat wij moeten proberen om uit onze loopgraven te komen. Ik hoop dat ik dat ook in mijn termijn duidelijk heb gemaakt. Mevrouw Bonis heeft twee dingen gezegd: zij heeft gezegd dat het geduld van de PvdA-fractie op is en dat het tijd wordt om druk uit te oefenen. We hebben in december, vlak voor de begrotingsbehandeling, een uiteraard door de minister van Buitenlandse Zaken ondertekende brief van het kabinet gekregen over intensivering van de betrekkingen, zowel met de Palestijnen als met Israël; dat is het nieuwe evenwicht. Past die lijn van intensivering bij die druk? Of is dat iets waarvan mevrouw Bonis zegt dat wij dat in ieder geval niet doen?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Dat is een terecht punt van de heer Van Ojik. Dat staat daardoor natuurlijk onder druk en ter discussie; dat ben ik met hem eens. Laten we wel zijn: we hebben op dit moment natuurlijk al tal van relaties met Israël, op allerlei vlakken. Ik zeg ook niet dat we, zoals iemand hier suggereerde, dat allemaal zouden moeten doorbreken. Nee, we hebben relaties met dit land, zoals we die ook hebben met de Palestijnen. We hebben gelukkig weer een kabinet dat aan beide zijden recht wil doen. Die relaties kennen een enorme veelzijdigheid. Ik ga nu heel kritisch bekijken waar deze minister naartoe gaat met die relatie. We gaan daar heel kritisch naar kijken.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Als ik mevrouw Bonis goed begrijp, is er dus alle reden om het voornemen van het kabinet tot intensivering van de relatie met Israël op zijn minst in de ijskast te zetten, namelijk totdat we betere berichten horen uit Israël of uit het vredesproces.
Mevrouw Bonis (PvdA):
In de ijskast zet je flesjes melk. Dan kun je zeggen: we zijn op 60%, 80% of 100%. Een relatie is, zoals net gezegd, iets heel veelzijdigs. Daarbij kun je op een gegeven moment zeggen: we gaan temporiseren, we gaan iets afbouwen, we gaan iets opbouwen. Ik heb in allerlei bewoordingen proberen duidelijk te maken waar mijn fractie staat. De betrekkingen met Israël zijn er, maar daarbij heb ik wel de volgende vragen. Welke inkleuring gaat de minister geven? Welke conditionaliteiten gaat hij stellen? Hoe gaat hij voortgang meten? En hoe gaat hij de Kamer daarover informeren?
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw Bonis heeft hoog opgegeven van de resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Nee, van de Veiligheidsraad.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik dacht dat u in zijn algemeenheid in het brede betoog ook verwees naar resoluties …
De voorzitter:
Via de voorzitter, mijnheer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
… dat mevrouw Bonis ook verwees naar resoluties van de AVVN. Vindt zij dat ook moties van de Tweede Kamer zelf uitgevoerd zouden moeten worden?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik geloof dat de heer Van der Staaij verwees naar één resolutie van de AVVN waarnaar ik heb verwezen. Dat is resolutie 194 uit 1948, waarin Israël de verplichting op zich neemt om zowel de terugkeer van de Palestijnen als compensatie voor hen die niet kunnen terugkeren, te regelen. En hoeveel jaar zijn we nu verder? Misschien kan de heer Van der Staaij het zo snel even opgeteld krijgen. Vele decennia. Ik denk dat Israël die verplichting moet nakomen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn vraag ging over de moties van de Kamer zelf. We hebben namelijk nog niet zolang geleden in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarmee de regering wordt opgeroepen om te investeren in de band met Israël. Vindt mevrouw Bonis dat die Kameruitspraak, die motie vanuit de Kamer, ook moet worden uitgevoerd?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik herinner me nog heel goed, mijnheer Van der Staaij, hoe die motie er zo snel door kwam. Laten we even naar de staatsrechtelijke verhoudingen teruggaan. De Kamer doet haar huiswerk. Ze neemt moties aan, of niet. Het is echter de regering die de moties moet uitvoeren. Ik denk dat de heer Van der Staaij met zijn vraag dus niet bij mij moet zijn. De regering voert een motie uit of legt die naast zich neer.
De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw Bonis is duidelijk in haar oordeel: er moet meer druk op Israël komen om ervoor te zorgen dat Israël zich houdt aan internationaalrechtelijke afspraken. Wat mij betreft, en ook wat de internationale rechtsgeleerden betreft, moet er in ieder geval worden gestopt met het uitbreiden van de nederzettingen. Is dat wat de Partij van de Arbeid betreft ook een voorwaarde voor een eventuele intensivering van de relatie met Israël? Als die uitbreiding van de nederzettingen doorgaat en je toch gaat intensiveren, dan wordt slecht gedrag immers beloond.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik ben het met de heer Van Bommel eens dat dat een rol moet spelen. Dat wat Israël gaat doen met de nederzettingen – wordt er eindeloos bijgebouwd of niet? – moet absoluut van invloed zijn op de relatie die Nederland met dit land onderhoudt.
De heer Van Bommel (SP):
Mag ik het dan zo vertalen – ik leg het maar voor aan mevrouw Bonis – dat het tegen die achtergrond dan moeilijk te verteren zou zijn als de minister van Buitenlandse Zaken straks terugkomt uit Israël en zijn handtekening heeft gezet onder allerlei afspraken die neerkomen op een intensivering van de relatie, terwijl we nu keer op keer aankondigingen krijgen van verdere uitbreiding van nederzettingen?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Mijnheer Van Bommel, zoals ik net al zei: die relaties lopen gewoon. Er worden nu ook allerlei contracten getekend; daar is al jarenlang sprake van. Ik zeg alleen dat we nu op het moment zijn gekomen waarop we zeggen: we hebben al zolang gepraat en we hebben al zolang geprobeerd om Israël met zachte hand in de juiste richting te bewegen, namelijk tot respect voor het internationale recht, maar op een gegeven moment zullen we de druk moeten gaan opvoeren. Daar ziet mijn fractie erg naar uit. Of Israël moet al eerder gaan voldoen aan de verplichtingen onder internationaal recht. Daar zouden we helemaal blij mee zijn.
De heer De Roon (PVV):
Ik kom nog even terug op het ongelooflijk ontwijkende en slappe antwoord dat mevrouw Bonis zojuist gaf op de vraag van de heer Van der Staaij. Het gaat om deze motie: "… verzoekt de regering, actief te blijven investeren in de band met de staat Israël en daartoe ook samen met andere Europese landen constructieve voorstellen te doen". Die motie is een halfjaar geleden aangenomen door deze Kamer. Nu vraagt de heer Van der Staaij aan mevrouw Bonis of de motie niet moet worden uitgevoerd, waarop mevrouw Bonis zegt: daar ga ik niet over; ik verwijs naar de regering.
Mevrouw Bonis, wat bent u voor een parlementariër als u zegt dat de regering erover gaat of zij een motie wel of niet naast zich neerlegt? U zou ervoor moeten staan dat moties die door deze Kamer zijn aangenomen, worden uitgevoerd! Waarom stelt u zich zo slap op?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik kan net zo goed aan de heer De Roon terugvragen waarom hij dan niet zijn acties escaleert als hij ziet dat de regering iets niet doet. Dat lijkt mij een zaak tussen zijn fractie en deze regering, en niet van mijn fractie. Die was niet voor die motie.
De heer De Roon (PVV):
Dit is een jij-bak en het is geen antwoord op mijn vraag. Ik constateer gewoon dat het antwoord van mevrouw Bonis aan de heer Van der Staaij slap en ontwijkend is, en een parlementariër onwaardig!
De voorzitter:
Een korte reactie, mevrouw Bonis.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik laat de kwalificaties van de heer De Roon graag aan hem. Dank u.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik wil eigenlijk even doorgaan op deze vraag, want dit is staatsrechtelijk heel interessant. Als mevrouw Bonis vindt dat een motie waar zij tegen heeft gestemd, niet hoeft te worden uitgevoerd, is zij dan ook van mening dat een land een uitspraak van de VN-Veiligheidsraad of van de Algemene Vergadering van de VN naast zich neer mag leggen op het moment dat dit land tegengestemd heeft?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ach, ach, ik geloof niet dat ik heb gezegd dat het aan mijn fractie is om te bezien of deze motie uitgevoerd moet worden. Dat is aan de regering, zo heb ik gesteld. Ik vind alleen dat de actie is aan de partijen die achter de motie zaten. Het is aan hen om er werk van te maken of zij tevreden zijn met het antwoord van de regering.
De voorzitter:
De heer Omtzigt, tot slot.
De heer Omtzigt (CDA):
Vindt mevrouw Bonis dat Kamermoties moeten worden uitgevoerd, onverwijld en volledig, of niet?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik heb hierop geantwoord, voorzitter.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Ik begin met een felicitatie aan oud-premier Van Agt, de premier uit mijn kindertijd, zo heb ik al laten weten, en aan de tienduizenden burgers die dit debat hebben willen agenderen. De petitieaanbieders willen drie dingen op de Kameragenda hebben. Ten eerste moet er aandacht worden besteed aan het Midden-Oosten Vredesproces. Dat doen we, dat deden we en daar sluit ik straks ook mee af. Het is immers de evergreen van de buitenlandse politiek. De aanbieders willen ten tweede dat de muur die Israël heeft gebouwd na de tweede intifada, wordt gesloopt. Ten derde willen ze eenzijdige sancties tegen Israël.
Er is geen muur; het is een veiligheidsbarrière die voor minder dan 6% uit muur bestaat en voor de rest uit een hek. Dat is niet onbelangrijk, omdat beelden niet zelden in plaats komen van feiten, vooral in dit debat, waarin ik soms de indruk heb dat we hier in Nederland dunnetjes proberen over te doen wat partijen daar aan den lijve ondervinden. Projectie, heet zoiets, en de projectie van deze initiatiefnemers leidt tot een voor de VVD onzalige, eenzijdige veroordeling van Israël. Daar doen wij niet aan mee, net zo min als we dat richting de Palestijnse autoriteiten wensen te doen. Dat zeg ik er nadrukkelijk bij. De veiligheidsbarrière loopt grofweg op de beroemde grenzen van voor 1967, ook wel de Groene Lijn genoemd. Dat zijn dus de grenzen van voor de oorlog met de omringende Arabische landen. De VVD heeft geen kritiek op de plekken waar de veiligheidsbarrière de lijn volgt. Het gaat hier om de plaatsen waar de barrière van de Groene Lijn afwijkt.
Voor ons staat voorop dat Israël het volste recht heeft om zichzelf te kunnen verdedigen. Daar was na de tweede intifada ook alle aanleiding toe. Tussen 2001 en 2005 vielen er in Israël 1.000 doden en ongeveer 6.000 gewonden door aanslagen van Palestijnen op Israëli's. Geen enkel land kan dat over zijn kant laten gaan. Israël stond dan ook grofweg voor de keus om ofwel een langdurige grootschalige militaire bezettingsmacht neer te zetten, ofwel een veiligheidsbarrière te creëren om de eigen bevolking te beschermen. Die barrière en, zo zeg ik erbij, goede afspraken met de Palestijnse veiligheidsdiensten hebben ertoe geleid dat het aantal terreuraanslagen sinds de bouw met maar liefst 90% is afgenomen. Dat is een spectaculaire veiligheidswinst. Toegegeven, er zijn volgens het Israëlische ministerie van Defensie nog altijd 1.047 infiltratiepogingen geweest en 500 pogingen tot wapensmokkel, ook nog in 2012. Dat neemt echter niet weg dat de veiligheidsbarrière en het verantwoordelijke optreden van de Palestijnse veiligheidsdiensten hebben gewerkt, levens hebben gespaard en een relatieve rust hebben gebracht die we sinds het begin van dit conflict niet hebben gekend.
Dat alleen al maakt de veiligheidsbarrière in onze ogen legitiem, maar ze is daarmee nog niet legaal. We kennen allemaal de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof uit 2004, maar we weten ook dat deze uitspraak niet is afgewogen tegen het zojuist genoemde recht op zelfverdediging. Om die reden heeft de Veiligheidsraad deze opinie nimmer tot de zijne gemaakt. Daarmee staan de uitgangspunten van Oslo uit 1993 nog fier overeind: via onderhandelingen moeten we tot een oplossing komen die gebaseerd is op twee staten.
De heer Van Agt cum suis bevinden zich met hun wens om de muur te slopen in een bijzonder gezelschap, want ultrarechtse Israëlische politici zijn ook tegen een muur. Waarom? Omdat deze muur op deze plek impliciet de tweestatenoplossing omarmt. Door haar te bouwen, grotendeels op de Groene Lijn, accepteert de Israëlische regering dat hier de scheiding van twee staten plaats zou moeten vinden. Met uitzondering van de PVV vinden we allemaal dat die tweestatenoplossing er moet komen. Die barrière creëert dus ook een realiteit, namelijk een realiteit van twee staten.
Als de initiatiefnemers het Israëlische recht op zelfverdediging hadden meegewogen, dan hadden de petitieaanbieders het initiatief niet "Sloop de muur", maar "Verplaats de muur" moeten noemen. Kunnen wij die muur verplaatsten? Israël is in de eerste plaats een democratie. In de Knesset wordt, net als hier, veel, vaak en fel gedebatteerd over dit conflict dat in eerste instantie hún conflict is. Veel belangrijker is dat Israël een rechtsstaat is. Het Israëlische hooggerechtshof heeft al meer dan 200 zaken in behandeling genomen en de route herhaaldelijk gewijzigd ten gunste van de Palestijnen. Neem bijvoorbeeld het Palestijnse dorp Beli'in waar de barrière werd verplaatst in het voordeel van het dorpje. Zeg ik daarmee dat de barrière niet voor enorme overlast zorgt? Probeer ik dat te relativeren? Ik zeg het de heer Van Ojik na: boeren worden gescheiden van hun akkers en studenten van hun universiteiten. Het is een hoop ellende. Ik kan die dagelijkse ellende en dat ongemak echter niet los zien van de afname met 90% van het aantal aanslagen. Ik kan dat niet los zien van 1.000 doden en 6.000 gewonden destijds. Niet het slopen van de muur, maar het verplaatsen van de muur zal het uitgangspunt moeten zijn. Niet eenzijdige sancties tegen Israël, maar het vertrouwen in zijn rechtsstaat en democratie moet het uitgangspunt zijn. Het allerbelangrijkste is: er is maar één oplossing voor het conflict en dat is het vredesproces. Juist nu Kerry nieuwe voorstellen doet, moeten we beide partijen aanmoedigen aan tafel te gaan zitten. Dat lukt niet met veroordelingen, verwijten en sancties, en zeker niet met Hollandse opgeheven vingers. Wat de Israëli's, de Palestijnen en de Amerikanen nodig hebben, is onze hulp, onze steun en onze aanmoediging om tegenover elkaar te gaan zitten en een tweestatenoplossing mogelijk te maken. Dat is dan ook de reden dat de VVD de aanbevelingen van deze initiatiefnemers afwijst.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat was een muur van geluid die op ons afkwam, maar ik heb het goed kunnen volgen. Ik probeer duidelijkheid te krijgen over het standpunt van de VVD. Zij zegt namelijk dat het Internationaal Gerechtshof het recht op zelfverdediging heeft ondergewaardeerd. Daarmee vecht hij eigenlijk het besluit van het Internationaal Gerechtshof aan. Tegelijkertijd zegt hij dat de bouw van de muur waar die afwijkt van de Groene Lijn, illegaal is. Dat lijkt me met elkaar in tegenspraak. Misschien kan de heer Ten Broeke dat verhelderen. Hij geeft juist duidelijk aan dat het hek enorm heeft geholpen om de veiligheid van Israël te verbeteren.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik zeg niet dat ik de uitspraak aanvecht, maar ik heb gezegd dat die niet is afgewogen. In het oordeel van de rechters van het comité is dat niet afgewogen. Naar mijn idee is dat de reden dat de Veiligheidsraad het uiteindelijk niet in een politiek oordeel heeft willen laten uitmonden. Ik heb inderdaad gezegd dat de muur niet overal legaal is. Er zijn plekken waar je eventueel begrip kunt hebben voor de bouw van de barrière, bijvoorbeeld bij strategische hoogtes of op plekken waar anders een dorp doorkliefd zou worden. Je zou er dan voor kunnen kiezen om het dorp buiten de barrière te laten, maar ik heb er wel begrip voor dat het dorp wordt meegenomen. Dat is ook de reden dat de barrière op 80% en niet geheel volgens de Groene Lijn loopt. Dat is het percentage dat de heer Van Ojik noemde en dat is ook het getal dat ik in mijn hoofd had. De heer Sjoerdsma heeft het over 85% en de heer Van Bommel biedt 65% na het voltooien van de muur. Wij kunnen deze muur uitsluitend weg krijgen door een alomvattende vredesoplossing aan tafel, een tweestatenoplossing volgens de uitgangspunten van Oslo.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij delen dat doel uiteraard met de VVD. Ik denk dat wij dat allemaal doen hier in de Kamer. De vraag is hoe wij nu verder gaan. Ik hoor de VVD zeggen begrip te hebben voor de bouw van het hek. Tegelijkertijd hoor ik een coalitiepartij zeggen dat zij de sancties gefaseerd wil opvoeren. Welk beleid staan de coalitiepartijen nu voor als het gaat om het signaal naar de minister? De minister wil weten waar hij aan toe is als hij straks naar Israël gaat.
De heer Ten Broeke (VVD):
In het regeerakkoord, dat eigendom is van beide fracties, hebben wij heel helder aangegeven, dat wij van mening zijn dat wij onze bijzondere relaties met beide partijen niet alleen moeten gebruiken, maar ook moeten inzetten en moeten koesteren. In mijn bijdrage heb ik dat volgens mij ook heel evenhanded proberen te doen. Ik ga ervan uit dat de regering, en dus ook deze minister, langs die lijnen zal opereren.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik begrijp van de heer Ten Broeke dat daar dus geen sancties bij horen, oplopende gefaseerde sancties, zoals nu wordt gesuggereerd door de Partij van de Arbeid.
De heer Ten Broeke (VVD):
De heer Voordewind heeft goed begrepen dat de VVD op dit moment sancties niet opportuun acht. Sterker nog, ik acht ze destructief voor de pogingen, die op dit moment door de Amerikanen worden ondernomen, om te bekijken of men beide partijen opnieuw aan de onderhandelingstafel kan krijgen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik wil een vraag stellen in de sfeer van de pogingen die wij vandaag doen om niet in de loopgraven te zitten, maar bij elkaar te komen. Ik heb de heer Ten Broeke horen zeggen dat het niet gaat om de sloop van de muur, maar om de verplaatsing van de muur. Dat is de zaak die aan de orde is. Daarmee blijft hij in feite heel dicht bij de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in 2004 en de door Nederland gesteunde bekrachtiging daarvan later in de AVVN. Wij zijn nu negen jaar verder. Wij hebben mevrouw Bonis net horen zeggen dat het geduld van de PvdA-fractie opraakt. Geldt dit ook voor het geduld van de heer Ten Broeke?
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik ben, anders dan mevrouw Bonis, geen ex-diplomaat, maar ik heb meer geduld dan zij. Hier is geduld gevergd. Sterker nog, ik denk dat Nederland zelfs bijna de plicht heeft om in dit geval optimistisch te zijn. Dit heb ik minister Timmermans een paar weken geleden ook voorgehouden. Er zijn weinig landen in de wereld en al helemaal niet in Europa die zo'n bijzondere relatie hebben met beide partijen, dus zowel met de Palestijnse Autoriteit als met de Israëlische regering. Wij moeten die relatie inzetten. Dat is tijdens het vorige kabinet gebeurd en heeft tot minimale effecten geleid. Ik heb die zo-even al genoemd in het interruptiedebat met de heer Sjoerdsma. Er waren veel te weinig effecten. Natuurlijk is er te weinig gebeurd wat betreft het vredesproces in de afgelopen tien jaar. Wel is er mede dankzij de muur en door de inzet van Palestijnse veiligheidsdiensten relatieve rust gekomen. Dat heeft tot veel meer vertrouwen geleid tussen bijvoorbeeld het Israëlische leger en de Palestijnse veiligheidsdiensten. Dat is niet zonder betekenis voor een eventuele oplossing.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De heer Ten Broeke zegt dat hij weliswaar geen diplomaat is, maar dat hij meer geduld heeft. Dat geduld houdt echter een keer op, ook bij de heer Ten Broeke met al zijn geduld. Het is nu negen jaar na de uitspraken waar wij het vandaag over hebben. Er is veel te weinig gebeurd. Dat zeggen wij niet alleen, maar ook de heer Ten Broeke. Wat zou moeten gebeuren – behalve dan dat er onderhandeld moet worden – zodat het geduld van de heer Ten Broeke wordt beloond? Dat zou ik namelijk heel graag willen.
De heer Ten Broeke (VVD):
De onderhandelingen zullen moeten plaatsvinden. Ik laat even in het midden of die nu voor of achter de schermen moeten plaatsvinden en wie daarbij moet zijn. Behalve die onderhandelingen zal Nederland er in de allereerste plaats op moeten aandringen dat beide partijen om de tafel gaan zitten, vanwege de bijzondere relatie die Nederland met beide partijen heeft. Ik weet dat een aantal partijen in de Kamer dit liever niet hoort, want die partijen zouden liever over sancties tegen Israël spreken. Op dit moment zien wij echter dat bijvoorbeeld de president van de Palestijnse Autoriteit nog altijd schoorvoetend kijkt naar het moment waarop hij aan tafel gaat zitten. Dan komen er voorwaarden vooraf en dat is op dit moment geen bijdrage aan het gesprek dat moet plaatsvinden.
De heer Sjoerdsma (D66):
De heer Ten Broeke zegt over de afgelopen twee jaar dat wij door onze goede band met Israël hebben geprobeerd om Israël te bewegen om minder nederzettingen te bouwen en de illegale delen van de muur te verplaatsen naar de groene lijn. De heer Ten Broeke concludeert ook dat er veel te weinig is gebeurd. Waarom wil de heer Ten Broeke dan onvoorwaardelijk intensiveren met Israël? Is dat het signaal waardoor Israël zijn gedrag zal wijzigen?
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik wil helemaal niet onvoorwaardelijk intensiveren; helemaal niet onvoorwaardelijk. Tijdens de vorige kabinetsperiode is daar ook helemaal geen sprake van geweest. D66 is altijd heel goed in het volgen van internationale adviezen. Ik zou de heer Sjoerdsma bijna willen aanraden om het advies van de heer Nollkaemper te lezen. Wij spraken net met hem over een heel andere zaak. Lees zijn advies in dezen nog eens. Daarin staat: ik constateer dat in het verleden – dat gaat dus over het kabinet-Rutte I, het verschrikkelijke kolonelsregime dat hier ooit gezeten heeft – Nederland geen diensten heeft verleend aan bedrijven die gevestigd zijn in Israëlische nederzettingen in algemene zin en economische relatie met bedrijven in bezette gebieden heeft ontmoedigd. Even later gaat hij verder over de geformaliseerde afspraken tussen de Nederlands-Israëlische Samenwerkingsraad. Daarna hebben wij de motie-Van der Staaij gezien. Ik zou de heer Sjoerdsma ook nog kunnen voorhouden dat een aantal andere landen wel zijn relaties intensiveert, waaronder bijvoorbeeld Frankrijk. Heel veel landen doen dit. Nederland heeft nog altijd een bijzondere relatie met beide partijen. Laten wij die gewoon gebruiken voor het vredesproces en laten wij ook niet ontkennen dat Israël een buitengewoon interessant land is om bijvoorbeeld op het gebied van economie, water en universiteiten geïntensiveerde relaties mee aan te gaan. De Britten en Denen doen het en de Fransen hebben het gedaan. Waarom zou Nederland dit niet mogen doen?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik ben zeer verheugd over het antwoord van de heer Ten Broeke. Hij zegt dat hij niet voor onvoorwaardelijke intensivering is. Mijn vraag is dan: welke voorwaarden wil hij aan de intensivering verbinden?
De heer Ten Broeke (VVD):
Heel simpel: dat ze bijvoorbeeld aan beide partijen ten goede komen. Dat zat ook precies in wat het vorige kabinet bepleitte. Ik herinner mij een brief van de vorige minister van Buitenlandse Zaken, waarvan ik mij niet meer herinner wie erom vroeg. De samenwerkingsraad moet ook tot initiatieven kunnen leiden die aan Palestijnse kant een uitwerking hebben. Er zijn landbouwprojecten voorgesteld. Ik noem de scanner, waar de heer Sjoerdsma altijd schouderophalend over doet, maar daar denkt men in dat gebied toch echt heel anders over. Dat weet de heer Sjoerdsma trouwens wel, want hij was daar op dat moment.
De voorzitter:
Mijnheer Sjoerdsma, alleen nog een toelichtende vraag.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik stel de volgende toelichtende vraag. De heer Ten Broeke zegt dat de tijd nu niet rijp is voor sancties. Waar legt hij de rode lijn die hij zo vakkundig weet te ontwijken?
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik ontwijk hem niet, ik wens hem niet. Ik acht het buitengewoon onverstandig om op het moment dat de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten in de regio bezoeken aflegt, op het moment dat hij een voorstel neerlegt waarop beide partijen geacht worden te reageren, met sancties aan te komen. Vanuit elk politiek en diplomatiek perspectief vind ik dat onverstandig. Ik zou tegen de heer Sjoerdsma willen zeggen: u zou zich eens moeten afvragen wat er de ratio van is om daar wel sympathie voor te tonen.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Ten Broeke noemde Rutte I het kolonelsbewind, maar ik meen dat premier Rutte net als de heer Ten Broeke met succes de militaire dienstplicht heeft weten te ontlopen, dus dat vind ik wat te veel eer. De heer Lubbers is dan nog vaandrig geweest, maar dit allemaal ter zijde. Aan het begin van zijn bijdrage zei de heer Ten Broeke terecht dat beelden het debat kunnen gaan bepalen, maar hij schetst zelf ook een beeld. Hij zei dat de muur grotendeels over de groene lijn loopt. Dat is helemaal niet juist. Hij zei dat ik sprak over 65%. Nee, ik sprak over 85% en ik baseer mij daarbij op het rapport van de Israëlische vredesorganisatie B'Tselem. Het gaat om 85% wanneer de muur voltooid is. De Palestijnse stad Qalqilya is volledig ommuurd. Deelt de heer Ten Broeke de opvatting dat wanneer er uiteindelijk een muur staat van 708 kilometer, twee maal de lengte van de groene lijn, dat voor zeker de helft niet meer met veiligheid te maken heeft, maar met het annexeren van gebied?
De heer Ten Broeke (VVD):
Nee, dat laatste herken ik zeker niet. Ik heb daarnet omstandig betoogd dat het alles met veiligheid te maken heeft en dat de resultaten dusdanig spectaculair zijn, dat ik het bijna ontstellend vind dat dat door een aantal fracties in hun bijdrage vandaag niet eens is genoemd. De heer Van Ojik was daarop een bijzondere uitzondering. Ik meende de heer Van Bommel echt 65% te hebben horen zeggen. Wellicht heb ik het verkeerd verstaan. Het doet er verder niet toe. Ik dacht zelf dat het 80% was. Ook hier volg ik het percentage van de heer Van Ojik, een bijzondere combinatie die in deze Kamer heel af en toe nog wel eens voorkomt.
De heer Van Bommel (SP):
Dan moeten wij over die veiligheid en annexatie misschien toch eens een nadere uitleg hebben. Die muur is natuurlijk ook rond nederzettingen in bezet gebied gebouwd. Daardoor kom je uiteindelijk op die 708 kilometer, twee maal de groene lijn. Ik erken met de heer Ten Broeke dat het gaat om veiligheid, maar dan moet hij objectief met mij constateren dat er tevens land mee geconfisqueerd wordt. Land wordt afgenomen van Palestijnen. Later zal dat een probleem vormen bij de tweestatenoplossing.
De heer Ten Broeke (VVD):
De redenering die de heer Van Bommel nu volgt, heb ik daarnet zelf aangevoerd. Ik zei dat er plekken zijn waar de groene lijn plaatsen doorklieft. Dan kun je ervoor kiezen om die plaatsen erbuiten te laten vallen, maar dan kies je tegen de veiligheid. Je kunt die plaatsen er ook in meenemen. Dat is mede een oorzaak voor dat percentage. Er zijn ook strategische plekken waardoor de muur niet exact de groene lijn volgt. Ik heb er begrip voor dat dat gebeurt. Vind ik het juist? Nee, die muur zou uiteindelijk niet nodig moeten zijn. Daar hebben wij een vredesoplossing voor nodig. Die vredesoplossing komt er in mijn ogen niet door nu eenzijdig één partij aan te pakken die in mijn ogen legitiem het juiste heeft gedaan, namelijk de veiligheid van haar burgers beschermen. De spectaculaire, dramatische daling van het aantal aanslagen is daarvoor het allerbeste bewijs.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering vijf minuten.
De vergadering wordt van 17.35 uur tot 17.41 uur geschorst.
Minister Timmermans:
Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Mij zijn betrekkelijk weinig vragen gesteld. Ik hoop dus dat ik ook betrekkelijk kort kan zijn in mijn beantwoording. Als u mij toestaat, richt ik vooraf graag een opmerking aan het adres van de heer Van Agt, die ik met enige emotie vanaf het spreekgestoelte zag spreken.
De heer Van Agt weet dat wij veel delen. Wij delen een zekere achtergrond. Mijn afkomst is een stuk eenvoudiger dan de zijne, maar wij komen uit hetzelfde volksdeel. Wij delen vaak ook dezelfde emotionele benadering van de openbare zaak. De heer Van Agt is van zeer grote verdienste geweest voor Nederland en zet zich op heel hoge leeftijd nog steeds in voor wat hij ziet als een belangrijke zaak. Ook als je het niet helemaal of helemaal niet eens bent met de conclusies die men eraan verbindt, vind ik het altijd te prijzen als mensen zich belangeloos inzetten voor andere mensen, waar die ook wonen. De heer Van Agt is hierin een voorbeeld voor velen, zeker voor mensen die normaal gesproken allang op hun lauweren zouden rusten, maar toch doorgaan met werken. Dit laat onverlet dat ik de conclusies van het initiatief van de heer Van Agt, namelijk dat sancties nu het beste antwoord zouden zijn op de muur, niet deel. Ik kom daar zo dadelijk over te spreken in reactie op de vragen van de Kamer.
Juridisch gezien is de zaak redelijk overzichtelijk en duidelijk. Voor zover de muur niet op Israëlisch grondgebied staat, is deze illegaal. Dat is het standpunt van de Nederlandse regering en de Europese Unie. Het is ook geheel in lijn met het advies van het Internationaal Gerechtshof uit 2004. Mocht er in deze Kamer nog discussie zijn over de vraag of de muur, waar die niet op Israëlisch grondgebied staat, illegaal zou zijn, dan lijkt mij dat zonde van de tijd. Opeenvolgende Nederlandse regeringen, ongeacht hun signatuur, hebben altijd het standpunt gehuldigd dat ook in 2004 door het Internationaal Gerechtshof is gehanteerd.
De voorzitter:
De minister is net begonnen, mijnheer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, maar juist over dit punt zou ik graag duidelijkheid krijgen van de minister. Ik hoor hier twee uitleggen. De PvdA-fractie zegt, conform de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof: de bouw van de muur an sich is illegaal vanwege het niet mogen gebruiken van het verdedigingsrecht. Dat was het argument. De VVD-fractie zegt dat de bouw van de muur niet illegaal is, maar de route waarlangs die loopt wel. Op welke lijn zit de minister?
Minister Timmermans:
Als de heer Voordewind een hek zou bouwen in de tuin van zijn buurman, doet hij ook iets wat illegaal is. Dit hek staat op grondgebied dat niet tot de staat Israël behoort en is daarmee illegaal. Dat is de simpele uitleg die ik in gewone mensentaal probeer te geven aan het advies van het Internationaal Gerechtshof, niet meer of minder. Daarover bestaat internationaal consensus. Wij kunnen daarover nog uren praten, maar dat verandert weinig aan die realiteit. Ik weet dat de heer Voordewind zich onvoorwaardelijk inzet voor de bescherming van de belangen van de staat Israël en zijn burgers, maar ik adviseer hem om wel gewoon te erkennen wat internationaal gemeengoed is, namelijk dat je geen muur mag bouwen zonder toestemming van degene die over dat gebied gaat.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De minister maakt nu vrij onvriendelijk een karikatuur van onze positie; dan heeft hij blijkbaar ons verkiezingsprogramma niet gelezen. Ik wilde gewoon een juridisch antwoord. De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof was heel duidelijk: de simpele bouw van de muur is illegaal. Dat gaat over de totale bouw, niet alleen over de plaatsen waar de muur afwijkt. Israël stond namelijk volgens het Internationaal Gerechtshof niet in zijn recht om de muur te bouwen als verdediging tegen aanslagen. Erkent de minister dat of niet? Dat was mijn vraag!
Minister Timmermans:
Wij vervallen in herhaling; zo kan het alsnog een lang debat worden. Wat de Nederlandse regering en de Europese Unie betreft, is de muur illegaal voor zover deze niet op Israëlisch grondgebied staat, punt. Ik heb daar niets aan toe te voegen en niets aan af te doen. Daarom roept de Nederlandse regering Israël herhaaldelijk op zich te conformeren aan de uitspraak van het Hof, de muur op Palestijns gebied af te breken en de Palestijnen die schade hebben geleden te compenseren. Dit Nederlandse standpunt maakt onderdeel uit van een bredere visie op het nederzettingenbeleid, zoals ik met uw Kamer heb gedeeld, zoals ik ook in een brief aan de Kamer heb geschreven en zoals ook door de Kamer in grote meerderheid wordt gesteund.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb een korte verhelderende vraag. Wanneer heeft Nederland voor het laatst Israël aangesproken op de muur?
Minister Timmermans:
Ik zal er in tweede termijn op terugkomen en de precieze datum geven wanneer dat is gebeurd. Ik ben nog niet in de gelegenheid geweest om dat te doen, omdat ik nog niet in Israël ben geweest en nog steeds geen directe Israëlische collega heb. Als ik volgende week in Israël ben, zal ik conform staand beleid van de Nederlandse regering dat gewoon weer aan de orde stellen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Kan ik dan concluderen dat wij in ieder geval het afgelopen halfjaar er niet over hebben gesproken met de Israëlische regering?
Minister Timmermans:
Ik heb nog niet gesproken met de Israëlische regering, omdat ik nog geen afspraak kon krijgen vanwege de verkiezingen in Israël. Dit is de eerste gelegenheid die ik heb en kan krijgen om tussen al mijn andere verplichtingen door, die ook regelmatig met uw Kamer te maken hebben, een afspraak te krijgen met de Israëlische regering. Ik zal die afspraak gebruiken om het standpunt van de Nederlandse regering, dat in de brief aan de Kamer is verwoord en door uw Kamer wordt gedeeld, aan de Israëlische regering kenbaar te maken. Ik hoop dat volgende week te kunnen doen. Dat is de context waarin ik wil opereren.
Er zijn aan mij heel veel vragen gesteld. Wat betekent het operationeel in de komende tijd? Ik vrees dat er op dit moment heel weinig tijd meer is voor een kans op een tweestatenoplossing. De situatie is precair, omdat het optimisme aan beide kanten heel klein is geworden. De situatie is precair door de voortzetting van het nederzettingenbeleid. Wij hebben er in uw Kamer al vaker over gesproken. Als dat doorgaat, is er dadelijk geen tweede staat meer voor een tweestatenoplossing. De situatie is ook precair, omdat de Palestijnen tot hun eigen schande en tot mijn grote verdriet er maar niet in slagen om er samen uit te komen en een delegatie samen te stellen die alle Palestijnen kan vertegenwoordigen. Als er dan gesprekken komen, weten wij met zo'n delegatie zeker dat er niet voor een deel van de Palestijnse gebieden zal worden gesproken, maar voor iedereen.
The only show in town op dit moment is het initiatief van de Amerikanen. Dat initiatief is misschien wel de laatste kans om tot resultaat te komen voordat meer partijen tot de conclusie komen dat het geen zin meer heeft en dat er geen tweestatenoplossing komt. Persoonlijk zou ik het tragisch vinden als wij die conclusie moeten trekken na verloop van maanden of volgend jaar. Ik hoop echt dat de heel intensieve inspanningen van mijn Amerikaanse collega Kerry en de heel duidelijke richting van de Amerikaanse president Obama vrucht zullen dragen. Die aanpak gaat niet uit van "aus einem Guss" meteen een totale oplossing, maar van stapjes voorwaarts die moeten leiden tot partijen die met elkaar aan tafel gaan en die dan tot een oplossing kunnen komen.
Ik zie ook dat wij van zowel het Israëlische leiderschap als het Palestijnse leiderschap heel veel vragen om daar te komen. Zoals een van de sprekers al zei, zullen zij over hun schaduw moeten stappen. Dat is geen loze formule. In dit geval is het een heel beladen formule. Aan de Israëlische kant heeft premier Netanyahu een historische kans om te laten zien dat het echt mogelijk is om in gesprek te raken en tot oplossingen te komen. Hij kan het zich echter ook permitteren om dat niet te doen. Hij zal er thuis in de politieke context waarin hij opereert niet voor gestraft worden, vrees ik. Hij kan in de Knesset ook een ruime meerderheid krijgen als hij zegt: ik geloof er niet meer in, wij gaan gewoon recht zo die gaat, want het gaat zo lekker met ons. Dat kan hij zich permitteren. Dat kan hij zich permitteren. Alleen gaat hij dan wel de geschiedenis in als de premier die niets gepresteerd heeft op dit vlak. Ik hoop maar dat hij ergens voelt dat hij nu een kans heeft, misschien wel de laatste kans die president Obama en minister Kerry hem bieden om de geschiedenis in te kunnen gaan als een premier van Israël die wel die stap heeft gezet. Ik ben het zo eens met de heer Van Ojik als hij zegt dat iedereen uit zijn stellingen moet treden.
Aan de andere kant geldt dat ook voor Abu Mazen, voor president Abbas. Voor hem geldt precies hetzelfde. Ook voor hem is het waarschijnlijk de laatste kans om nog iets te bereiken voor de Palestijnen op dit vlak. Natuurlijk kan het voor hem ook een optie zijn om te zeggen: ik heb alles geprobeerd, ik ga weg en de Israëli hebben het mij niet mogelijk gemaakt om succes te boeken. Dan gaat hij echter als een mislukkeling de geschiedenis in. Misschien mislukt het als hij zijn nek uitsteekt, maar misschien slaagt het. Dan kunnen wij een historische doorbraak bereiken. Dat is de context waarbinnen de Nederlandse regering moet opereren. Ons past daarin op dit moment enige bescheidenheid, gelet op het feit dat wij moeten vaststellen dat de initiatieven van de Amerikanen de beste en misschien wel de enige kans zijn op een doorbraak binnen afzienbare termijn. Ik geloof niet dat zulks hier tegengesproken wordt.
Wat kan de Nederlandse regering vanuit haar positie en vanuit de positie van Nederland doen om dit proces zo goed mogelijk te helpen? Wij zijn zeer ontevreden over het gevoerde nederzettingenbeleid, maar het zou op dit moment niet helpen als wij tot de conclusie zouden komen dat wij daaraan consequenties verbinden in de vorm van sancties. Dat zou in deze context en op dit moment geenszins helpen om de Israëli eerder aan tafel te krijgen.
Het is altijd een politieke inschatting en ik respecteer het als partijen in de Kamer tot een andere conclusie komen in dezelfde context. Een andere conclusie is denkbaar, maar het is niet de conclusie die de Nederlandse regering nu trekt. Dat is een conclusie die ik trek op basis van de gesprekken die ik in de Europese Unie voer met collega's en op basis van de signalen die wij van Amerikaanse kant krijgen en die ook iemand als Tony Blair, die ook zijn best doet in die regio, duidelijk afgeeft.
De heer Van Bommel (SP):
De minister kan dat hopen, wensen en misschien zelfs verwachten. Europa en Nederland zijn steeds meegegaan met het verdiepen en intensiveren van de relatie en met handelsvoorwaarden voor Israël. Er heeft gisteren nog een verdieping plaatsgevonden. Er is een luchtvaartverdrag getekend tussen Israël en de EU. Ondanks al die bereidwilligheid van de kant van Europa is het alleen maar de verkeerde kant opgegaan. Nederzettingen werden telkens weer uitgebreid, de muur werd verder gebouwd en er werd een muur gebouwd rond nederzettingenblokken waardoor de grond werd geannexeerd. Wij moeten vaststellen dat alles wat geprobeerd is een averechts effect heeft gehad en dat slecht gedrag beloond is.
Minister Timmermans:
Dat is nu eenmaal een vraagbewijs uit het ongerijmde, iffy history. Hadden wij wel resultaat geboekt als wij het allemaal anders hadden gedaan? Dat kan de heer Van Bommel ook niet aantonen. Ik ga uit van de situatie zoals die vandaag is. Zoals ik de positie van de partijen, de relatieve positie van de Europese Unie en daarbinnen de relatieve positie van Nederland inschat, acht ik het niet bevorderlijk voor kans van slagen van initiatieven van de Amerikanen als zij nu het roer om zouden gooien, de betrekkingen met Israël zouden bevriezen en sancties zouden treffen. Ik denk oprecht dat dit niet tot resultaat zou leiden. Het zal de Amerikanen zeker niet helpen om hun initiatief vrucht te laten dragen. Dat is mijn heldere conclusie en die moet leidraad zijn bij de stappen die Nederland op dit moment zet.
De heer Van Bommel (SP):
Ik vraag de minister niet in een glazen bol te kijken en de toekomst te voorspellen. Die glazen bol heeft de minister niet en die heb ik ook niet. Wij kunnen wel terugkijken. De minister spreekt zelf ook over illegaal. Hij zegt dat het niet had moeten gebeuren en dat wij ertegen hebben geprotesteerd. Erkent hij dat ondanks al die protesten relatie toch is verdiept en dat daarmee dus de facto fout gedrag van Israël is beloond?
Minister Timmermans:
Ik weet niet precies wat de heer Van Bommel nu bedoelt met verdiept. De Europese Unie en Nederland hebben normale betrekkingen met de staat Israël. In het kader van die normale betrekkingen worden afspraken gemaakt, onder andere over een luchtvaartverdrag. Ik vind dat gewoon voortzetting van de normale betrekkingen die de Europese Unie en Nederland al heel lang hebben met de staat Israël. De vraag is nu niet of wij die betrekkingen moeten verdiepen of niet. De vraag is of wij voortgaan met het hebben van normale betrekkingen of – dat is waar wij het vandaag over hebben, als ik mij niet vergis – dat wij sancties gaan treffen in de richting van Israël omdat wij denken dat dit wel effect zal hebben en een gedragswijziging tot stand zal brengen.
Laat er geen misverstand over bestaan dat de nederzettingen het grootste struikelblok aan Israëlische kant zijn om voortgang te boeken in het vredesproces. Uitbreiding van de nederzettingen is echt een groot probleem bij het naderbij brengen van een tweestatenoplossing. Daar heb ik hier vanaf het begin van mijn ambtstermijn op geen enkel moment een misverstand over laten bestaan. De vraag is of nu vanuit Nederland om sancties vragen het beleid van de Israëlische regering zal bijsturen of veranderen. Ik vrees van niet. Sterker nog, ik weet zeker dat dit niet zal gebeuren. Dat is niet alleen het geval omdat Nederland daarin betrekkelijk alleen zal staan, maar ook omdat nu de focus ligt op een initiatief van de Amerikanen. Het roepen om sancties zal totaal contraproductief zijn bij het van de grond krijgen van dat initiatief.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb goed gehoord wat de minister zei en ik ben het grotendeels met hem eens. Nu spreken over sancties is op heel veel terreinen contraproductief. De minister zegt terecht dat wij Kerry een kans moeten geven. Er ligt echter ook een ander vraag voor. Geen sancties is prima, maar waarom dan wel intensiveren? De minister constateert dat de nederzettingen en misschien ook de muur voor de Palestijnen een zeer groot struikelblok zijn om aan tafel te gaan zitten. Waarom dan Israël belonen voor dat gedrag?
Minister Timmermans:
De heer Sjoerdsma spreekt over intensiveren en over belonen. Over welke beloning heeft hij het precies? Dat begrijp ik niet helemaal.
De voorzitter:
U mag een toelichting geven, mijnheer Sjoerdsma. Die gaat niet van uw interrupties af.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zal het toelichten. Ik verwijs naar de voorlaatste en de laatste pagina van de Midden-Oostenbrief van de minister, waarin feitelijk alle onderdelen van de Nederlands-Israëlische Samenwerkingsraad van voormalig minister Rosenthal worden herhaald. Er wordt aan toegevoegd dat wij dat kunnen doen, dat wij op de terreinen economie, landbouw en onderwijs meer kunnen samenwerken. Dat is een verbreding en intensivering van de samenwerking.
Minister Timmermans:
Ik begrijp wat de heer Sjoerdsma bedoelt. De Nederlandse regering wil komen tot afspraken over fora, met Israël en met de Palestijnen. Dat zijn fora waarin wij samenwerken op onderdelen die te maken hebben met wetenschap, met economie, met kennisoverdracht en met het ontwikkelen van economische kansen. Dit past, toevallig of niet, perfect in de lijn die president Obama en Secretary of State Kerry hebben ingezet door de economie in de Palestijnse gebieden te willen stimuleren. Wij willen die fora aan beide kanten inzetten. Stel dat er wordt gezegd dat wij geen forum mogen beginnen met de Israëli. Dan loop je het risico dat je ook geen forum aan de Palestijnse kant van de grond krijgt. Nederland neemt een bijzondere – uniek is misschien een beetje te veel een klopje op eigen schouder – positie in, die weinig andere landen innemen. Wij hebben goede betrekkingen met de Israëlische regering en, zoals de heer Sjoerdsma persoonlijk weet, goede betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit. Dat kan niet iedereen zeggen. De vraag is hoe wij onze positie zo kunnen inzetten dat wij aan beide kanten stimuleren dat er dingen vooruit gaan en niet achteruit. Ik denk dat die fora – als die mogelijk worden ingevuld in de toekomst, want zij komen er wel – daar een bijdrage aan kunnen leveren. Je kunt dan zeggen dat dit het intensiveren van de betrekkingen is. Als je het zo wilt formuleren, is het echter ook intensivering van de betrekkingen met de Palestijnen. Het lijkt mij dat meer menselijke contacten, meer zakelijke mogelijkheden en meer uitwisseling van kennis en wetenschap alleen maar goed zijn voor de ontwikkeling van het hele gebied.
De heer Sjoerdsma (D66):
De minister heeft een heel lang antwoord nodig en sleept de Palestijnen erbij. Het gaat niet om het evenwicht, zegt hij, wij doen het met zowel de Israëliërs als de Palestijnen. Dat is niet het soort balans dat hier moet worden gezocht. De vraag is waarom de minister nu bevestigt dat hij meer samenwerking wil met Israël, terwijl het beleid dat Israël voert ontegenzeggelijk niet aan de onderhandelingen bijdraagt die de minister zo wenst.
Minister Timmermans:
De heer Sjoerdsma zit toch weer op hetzelfde spoor als de heer Van Bommel. Hij noemt het alleen geen sancties. Hij zegt alleen: je moet nu vooral minder gaan doen met de Israëli's, want dat is een signaal dat ze begrijpen. Nee, dat is niet het spoor dat de Nederlandse …
De heer Sjoerdsma (D66):
Niet meer.
Minister Timmermans:
O, je mag niet méér gaan doen. Oké, voordat het een woordenspel wordt: dat is niet de benadering die de Nederlandse regering kiest. Dat heb ik in de brief uitgelegd. Dat klopt. Daarnaar verwijst de heer Sjoerdsma terecht. Ik denk dat de benadering die wij hebben gekozen naadloos past in wat ik zie aan de contouren van de benadering door de Verenigde Staten met hun initiatief op dit punt. Wij zullen wel heel goed in de gaten moeten houden wat het Amerikaanse initiatief gaat opleveren. Wij zullen dus ieder moment moeten wegen of ook de Nederlandse regering van oordeel is dat dit helpt of niet helpt en op welke manier wij daaraan zullen bijdragen. Als premier Netanyahu inderdaad denkt dat hij wel wil praten, maar geen millimeter zal bewegen om vooruit te komen, dan sluit ik niet uit dat wij in de toekomst ook die conclusie moeten trekken. Mijn positie is niet dat alles wat Israël doet welgedaan is. Dat is niet mijn houding. Dat lijkt mij ook een zeer onverstandige houding. Je moet op grond van de feiten oordelen en niet omdat je je om de een of andere reden superverbonden voelt met de ene of de andere partij in het conflict.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik luister uiteraard heel goed naar wat de minister zegt. In wat hij zegt, zou je kunnen beluisteren: wij blijven in grote lijnen doen wat wij al doen; wij gaan geen sancties opleggen en niet aanscherpen; het intensiveren, zoals dat is gaan heten, is eigenlijk in lijn met wat wij al doen. Zegt de minister: wij gaan de komende tijd wachten en hopen dat er iets uit het Amerikaanse initiatief komt en wij zitten stil, wachten af en verroeren ons niet?
Minister Timmermans:
Nee, deze indruk wil ik de heer Van Ojik zeker niet geven. Ik ben de volgende week voor het eerst sinds ik begon met deze functie in de regio. Ik ga met de Israëli's én met de Palestijnen spreken. Ik zal de Kamer daarvan uitvoerig verslag doen. Ik zal daar ook niet om de zaak heen draaien. Als ik de indruk heb dat er geen goede wil is aan een van beide kanten, als ik de indruk heb dat ze, om het in het Vlaams te zeggen, met onze voeten spelen, dan zal ik dat ook in de brief aan de Kamer melden. Dan is er voor mij ook reden om nog eens goed te kijken welke stappen de Nederlandse regering in het vervolg kan zetten. Met andere woorden, ik ga niet voor niets naar Israël en naar de Palestijnse gebieden. Ik wil ook graag van hen horen wat hun plannen zijn. In dat kader zal ik ook zeggen wat ik vind van de muur en van het nederzettingenbeleid. Ik zal er ook tegen de Palestijnen mijn teleurstelling over uitspreken dat ze maar niet tot een overeenstemming kunnen komen. Dat zijn allemaal zaken die ik in alle helderheid zal voorleggen.
Het is een kennismakingsbezoek. Geef mij de kans om ook mijn eigen oordeel ter plekke te vormen en na terugkomst dat oordeel in overleg met de Kamer aan te scherpen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister zegt graag de indruk te willen wegnemen dat hij niet actief iets gaat veranderen als daartoe aanleiding bestaat. Wij zullen die brief redelijk snel krijgen, want dat bezoek is de volgende week. Ik neem aan dat vlak daarna die brief komt. Als de minister tot de conclusie komt dat wel iets extra's nodig is – de PvdA-fractie heeft gezegd dat haar geduld een beetje begint op te raken – is het goed om snel van het kabinet te horen welke extra stappen het eventueel wil zetten. Kan de minister dat toezeggen?
Minister Timmermans:
Dat wil ik zeker doen, maar mijn uitgangspunt is om met alle partijen in gesprek te komen en ook te blijven. Dat zullen wij na ommekomst ook met de Kamer moeten bespreken. Als ergens geen bereidheid is om voortgang te boeken, hoef je niet met elkaar in gesprek te blijven. Als er toch totaal geen wens is om vooruitgang te boeken, kun je inderdaad het traject opgaan dat je eens goed gaat kijken hoe het zit met die relatie.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.
Minister Timmermans:
Maar als je tot de vaststelling komt dat er wel bereidheid is – al is het maar een muizengaatje of een kleine kans – om mee te denken met de Amerikanen in een traject dat leidt tot onderhandelingen en misschien een oplossing, dan moet je bezien wat in dat kader de beste houding is van de Nederlandse regering, in alle bescheidenheid, zo wil ik uw Kamer ook voorhouden, mevrouw de minister. Nederland zal hierin immers niet de doorslag geven.
De voorzitter:
Het is: mevrouw de voorzitter.
Minister Timmermans:
Verspreek ik mij?
De voorzitter:
Ja.
Minister Timmermans:
Dat zal wel komen door te weinig slaap, sorry.
Dan zullen wij moeten bezien wat onze rol is in de Europese Unie, in de verhouding met de Verenigde Staten, de partijen in de regio en dus ook met de staat Israël.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat en wil ook weten hoeveel tijd u nog nodig denkt te hebben.
Minister Timmermans:
Ik ben zowat door mijn punten heen en heb de paar vragen die aan mij gesteld waren beantwoord.
De voorzitter:
Dan zijn wij hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de regering. De heer Van Bommel heeft nog een vraag, zie ik.
De heer Van Bommel (SP):
Er is door mij maar ook door een andere spreker gesproken over het actief ontmoedigen van de economische relatie tussen enerzijds Nederlandse bedrijven, zoals het Nederlandse bedrijf Riwal, dat heeft meegebouwd aan de muur, en anderzijds de nederzettingen en de muur. Kan actief ontmoedigingsbeleid jegens Nederlandse bedrijven worden gevoerd om medewerking aan de bouw van de muur of de nederzettingen niet door te laten gaan?
Minister Timmermans:
Ja. Dat is ook staand beleid van de Nederlandse regering.
De voorzitter:
Het is geen uitnodiging om te interrumperen, maar ik zag ook de heer Voordewind bij de interruptiemicrofoon. Ah, hij bewaart het voor de tweede termijn.
Dan zijn wij hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de regering.
De vergadering wordt van 18.07 uur tot 18.11 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik verzoek mevrouw Bonis om niet bij vak-K te blijven staan.
Het woord is aan de heer Voordewind. Het gaat om een korte tweede termijn van hooguit twee minuten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording van de vragen van mijn fractie.
Ik heb goed naar de minister geluisterd. Hij zegt dat alles erop gericht moet zijn om de partijen weer om de onderhandelingstafel te krijgen. Hij onderstreepte vandaag nogmaals dat dat het belangrijkste is. Ik ben ook blij dat de Partij van de Arbeid afstand heeft genomen van het burgerinitiatief, althans van de suggesties van het burgerinitiatief in de richting van de Kamer om allerlei sancties in te stellen. Ik heb begrepen dat die sancties op dit moment nog niet van toepassing zouden zijn, maar dat dat eventueel in de toekomst zou kunnen gebeuren. Ik heb mevrouw Bonis echter niet horen zeggen dat deze minister nu met een sanctiepakket op zak richting Israël zou moeten afreizen.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Even ter correctie van de heer Voordewind. Ik heb inderdaad niet gezegd dat de minister nu met sancties op zak moet afreizen; ik heb daar geen afstand van genomen. Ik wil graag dat hij nog even bevestigt wat ik heb gezegd, namelijk dat er in het initiatief een aantal voorbeelden wordt genoemd en dat we de komende tijd over die voorbeelden gaan nadenken. Hebt u dat goed begrepen, mijnheer Voordewind?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Zo. Ik wist niet dat wij hier ook juffrouwen en leraren in huis hadden, ondanks dat dat op het moment heel erg in het nieuws is. Ik heb het zo verstaan dat u de minister een gele kaart geeft, dat u hem waarschuwt: denk erom, als er nu geen resultaten worden bereikt, dan zal de Partij van de Arbeid met een set sancties komen. Ik hoop toch echt dat deze minister meer luistert naar de VVD, die ook verstandige woorden heeft gesproken in de trant van "alles is gericht op het onderhandelingsproces". Ook steunen wij de initiatieven van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry, om de partijen om tafel te krijgen, en de door de minister genoemde samenwerkingsplatforms.
Om dat hele proces te ondersteunen en om er afstand van te nemen dat die sancties ook maar in de lucht blijven hangen, kom ik tot de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is, binnen de Europese Unie draagvlak te zoeken voor het labelen van de producten afkomstig uit de Westelijke Jordaanoever, zodat consumenten beter geïnformeerd zouden worden;
overwegende dat de toegevoegde waarde van deze maatregel voor consumenten niet is aangetoond en dat er geen rekening wordt gehouden met mogelijke implicaties voor de werkgelegenheid van zowel Palestijnen als Israëli's;
van mening dat deze maatregel geen bijdrage levert aan de huidige pogingen om het vredesproces nieuw leven in te blazen;
verzoekt de regering, af te zien van haar voornemen om producten afkomstig uit de Westelijke Jordaanoever te labelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Staaij en De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 32 (33417).
De heer Van Bommel (SP):
Is de heer Voordewind zich ervan bewust dat hij hiermee een voorstel voorlegt om af te wijken van een Europese etiketteringsrichtlijn?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is een richtlijn die de lidstaten vraagt om na te gaan waar producten vandaan komen. Het is geen richtlijn die expliciet vraagt om labels op elk product te plakken dat uit de Westelijke Jordaanoever zou komen. Dat doen we ook niet bij producten uit Noord-Cyprus, Tibet et cetera. Dat lijkt mij dus een heel slecht signaal, met name nu de minister heel expliciet heeft gezegd dat we geen enkele sanctie boven de markt moeten laten hangen.
De heer Van Bommel (SP):
Dit is geen sanctie; dit is naleving van een etiketteringsrichtlijn die bijvoorbeeld ook voorschrijft dat producten uit de Westelijke Sahara niet mogen worden aangeboden in Nederland als zijnde gemaakt in Marokko. Het naleven van een Europese richtlijn, het naleven dus van de wet, lijkt mij voor een Kamerlid toch uitgangspunt van beleid te moeten zijn? Waarom is dat voor de ChristenUnie niet het geval?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voor de sancties hoef ik alleen te verwijzen naar de Israëlische reactie op het eventuele labelen door Nederland zoals dat hier besproken is en zoals dat eventueel het voornemen is van de EU; we moeten nog maar afwachten welke vorm die richtlijn uiteindelijk krijgt. De Israëlische regering ziet ook deze maatregel als een soort straf of sanctie voor Israël. Daarom leg ik de motie aan de Kamer voor. Ik hoop op een meerderheid, zodat de minister daar straks niet met dit soort boodschappen hoeft aan te komen en niet in de lucht hoeft te laten hangen dat hij zich gaat inzetten voor het alsnog instellen van sancties tegen Israël.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De heer Voordewind zegt nu in antwoord op vragen van collega Van Bommel dat de Israëlische regering dit als een sanctie ziet, maar volgens mij was de vraag niet hoe de Israëlische regering dit ziet. De vraag was hoe de fractie van de ChristenUnie de Europese richtlijn en de naleving daarvan interpreteert.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Zolang de Europese Unie dit soort richtlijnen ook niet uitvaardigt voor producten van Noord-Cyprus, Tibet of andere gebieden die zogenaamd bezet zouden worden gehouden, zie ik labeling van deze producten echt als een discriminatie van Israël. Dat voel ik niet alleen zo; Israël heeft Nederland en de EU heel duidelijk gemaakt dat dit een strafmaatregel jegens Israël is zolang de grenzen tussen Israël en de Palestijnse gebieden nog niet bepaald zijn.
De voorzitter:
Mijnheer Van Ojik, tot slot.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dit is een beetje hetzelfde als in de discussie in de eerste termijn over het volkenrecht. Als er een richtlijn of een internationale volkenrechtelijke uitspraak is, zou ik verwachten dat wij niet allemaal zelf op basis van wat anderen zeggen of op basis van wat wij zelf vinden, gaan interpreteren of iets wel of niet illegaal is en of iets wel of niet een richtlijn is. De heer Voordewind legt ons nu een motie voor om ons uit te spreken tegen datgene wat in de EU is afgesproken en wat dus een EU-richtlijn is. Ik roep hem er nog een keer toe op om dat te herzien.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik weet niet of de heer Van Ojik de richtlijn letterlijk kent, maar zelfs als je de richtlijn uitvoert, ben je als lidstaat nog niet verplicht om elk product dat uit de Westbank zou komen, exclusief te labelen met een etiket waarop staat dat het uit de Westbank komt.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in de eerste termijn en de heer Van Agt voor het aanhoren van het debat. Ik had graag zijn reflectie gehoord op de antwoorden van de minister. Dat is een kleine onvolkomenheid in deze verder mooie procedure.
Dit is een tijdig debat, want het is vijf voor twaalf voor Palestijnen en Israëliërs die vrede willen, een veilig Israël en een levensvatbare Palestijnse staat. D66 wil dat ook. Dit is een tijdig debat, want deze minister brengt volgende week zijn eerste bezoek aan de regio. Het is echter geen bevredigend debat, want deze minister kan zich niet herinneren wanneer Israël voor de laatste keer is aangesproken op de illegale delen van de muur. Natuurlijk, hij is er nog niet geweest, maar er is hier een Israëlische ambassadeur en er is daar een Nederlandse ambassadeur.
De heer Ten Broeke (VVD):
Volgens mij heeft de minister daar zojuist heel helder antwoord op gegeven. Ik weet dus niet wat de heer Sjoerdsma nu nog probeert te suggereren, maar misschien kunnen we het oplossen. Als we nou eens een brief vragen waarin de minister helder aangeeft wanneer Israël waarop is aangesproken? En weet je wat? Daar nemen we dan het vorige kabinet ook nog even bij. Is dat een goed idee?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik vind dit een uitstekende suggestie van de heer Ten Broeke.
De heer Ten Broeke (VVD):
Laten we dat eens doen. De nederzettingen nemen we daar ook bij mee.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik hoop dat de minister dit wil meenemen.
Dit debat is ook niet bevredigend omdat de minister niet lijkt te begrijpen wat evenwichtig is. Volgens hem kunnen we intensiveren met Israël, want dat doen we ook met Palestina. Natuurlijk moet je niet kiezen tussen Israël en Palestina. We moeten kiezen voor een veilig Israël én een veilig Palestina, voor de vrede en voor de kans dat Kerry slaagt en dat onderhandelingen starten en resultaten opleveren. Daar zet D66 op in, maar dat betekent ook dat je beleid dat die tweestatenoplossing in gevaar brengt, zoals het nederzettingenbeleid en de illegale delen van de muur, niet beloont. Deze minister wil wél meer samenwerking met Israël, zonder voorwaarden, ogenschijnlijk althans. Dat valt wat D66 betreft niet te rijmen met het internationaal recht. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het huidige Israëlische nederzettingenbeleid niet bijdraagt aan een veilig, duurzaam Israël en een levensvatbare Palestijnse staat;
van mening dat ook de voortgang van het deel van de Israëlische muur dat in strijd is met internationaalrechtelijke afspraken, de tweestatenoplossing ondermijnt;
verzoekt de regering, de banden met Israël niet te verbreden en intensiveren zolang de Israëlische regering dit beleid voortzet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 33 (33417).
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Ik vind het belangrijk om in de tweede termijn terug te keren naar de kern van het debat. De kern van de zaak is het internationaal recht. De kern van de zaak is artikel 90 van de Nederlandse Grondwet. De kern van de zaak is ook de claim, die ik onderschrijf, dat Nederland niet voldoet aan zijn grondwettelijke plicht om het internationaal recht te bevorderen, door een houding die alleen maar kan worden gekarakteriseerd als wegkijken op het moment dat Israël dat internationaal recht met voeten treedt. Slecht gedrag is in het verleden beloond. Ik heb de minister gevraagd om dat te erkennen, maar hij heeft dat helaas niet willen doen. Wel zegt hij dat de uitbreiding van nederzettingen het grootste struikelblok voor een tweestatenoplossing vormt. In die opvatting kunnen we elkaar vinden. Ik vind echter dat er meer druk op Israël moet komen om ervoor te zorgen dat het internationaal recht wordt nageleefd, dat de uitbreiding van nederzettingen wordt stopgezet, dat de bouw van de muur wordt gestaakt en dat deze op delen van Palestijns gebied wordt afgebroken. Daar is meer druk voor nodig. Dat zei ook de Partij van de Arbeid. Er is meer druk nodig om Israël daartoe te bewegen.
Het voorschrijven van juiste etiketten op producten uit bezet gebied is ook een vorm van naleving van internationaal recht. In de discussie van zonet met de ChristenUnie leek het even alsof de etiketteringsvoorschriften van Europa niet daartoe dwingen, maar dat is wel het geval. Het geldt voor alle landen van de wereld waar producten vandaan komen. Het geldt ook voor Israël. Het geldt ook voor Marokko. Het geldt ook voor andere delen van de wereld. Het is niet meer dan naleving van internationaal recht. Dat zouden we hier moeten bevorderen, aldus onze Grondwet.
Om toch meer druk op Israël te krijgen, moet Nederland gebruikmaken van het instrument dat daarvoor bij uitstek geschikt is, het instrument waarin Europa afspraken heeft gemaakt om mensenrechten te bevorderen in Israël, door Israël. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de nederzettingen en de bouw van de muur in bezet Palestijns gebied in strijd zijn met het internationaal recht;
van mening dat de nederzettingen en de bouw van de muur in bezet Palestijns gebied in strijd zijn met de voorwaarden inzake mensenrechten zoals vastgelegd in artikel 2 van het huidige EU-associatieakkoord met Israël;
verzoekt de regering, de associatieraad bijeen te roepen om deze schendingen van het internationaal recht aan de orde te stellen indien Israël doorgaat met de uitbreiding van de nederzettingen en de bouw van de muur in bezet Palestijns gebied,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 34 (33417).
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. De fractie van de PVV vindt het "Sloop de muur"-initiatief een aanslag op de vrede. Dit burgerinitiatief is niet meer dan een schokkend voorbeeld van de wereldwijde "boycotts, divestment and sanctions"-acties, BDS-acties, die ten doel hebben de Joodse staat te delegitimeren. Is de minister, zo vraag ik hem expliciet, dit met mij eens? Terwijl het Midden-Oosten in vuur en vlam staat, moet het enige stabiele en democratische land daar, de staat Israël, volgens de initiatiefnemers nog meer in gevaar worden gebracht. De PVV vindt dat juist deze muur van sanctieoproepen die men rond Israël aan het oprichten is, zou moeten worden gesloopt.
De ngo met de naam NGO Monitor publiceerde deze week een rapport met de titel "Lack of Due Diligence and Transparency in European Union Funding for Radical NGOs". Hierin worden miljoeneninjecties van de Europese Commissie voor agressieve BDS-organisaties inzichtelijk gemaakt. Is de minister bereid om zich ervoor in te spannen dat deze financiële steun aan dit soort ophitsende ngo's wordt gesloopt? Ik krijg graag per brief een uitgebreide reactie van de minister en een appreciatie van het rapport van NGO Monitor. Ik begrijp dat de minister niet à la minute kan reageren, maar ik zou daarover graag een brief ontvangen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Hoezeer ik het ook oneens ben met de aanbevelingen van de initiatiefnemers van de petitie die hier vandaag centraal staat, we moeten hun wel recht doen, omdat ze niet kunnen terugpraten. De heer De Roon doet nu alsof alle organisaties – het zijn er achttien, geloof ik – die deze petitie hebben ondertekend, ook het BDS-initiatief omarmen en dus vinden dat Israël moet worden gedelegitimeerd, dat artiesten daar niet meer mogen optreden, dat het Nederlands elftal onder 21 er niet meer mag spelen en meer van dat soort waanzinnige voorstellen. Ik ben dat eens nagegaan, en er zijn maar acht organisaties die dat op een of andere manier hebben omarmd. De heer De Roon kan dus niet alle initiatiefnemers van deze petitie over één kam scheren. Dat zou onrecht doen aan de mensen die vandaag dit initiatief hebben genomen. Dat wilde ik toch graag gezegd hebben.
De heer De Roon (PVV):
Ik ben het met de heer Ten Broeke eens dat we niet alle organisaties die hebben ondertekend over één kam moeten scheren. Ik denk dat ik dat ook niet gedaan heb. Ik heb wel het punt willen maken, en daar blijf ik bij, dat deze petitie wel degelijk past binnen het stramien van de BDS-acties. Dat is wat ik heb gezegd en dat is wat ik heb bedoeld. Meer niet, maar ook niet minder.
De PVV roept de regering op om de banden met Israël juist te versterken, conform de aangenomen motie-Van der Staaij c.s.
Tot slot moet ik nog zeggen dat ik vind dat het betoog van de Partij van de Arbeid hier vandaag erg helder was, en dat het laat zien dat de PvdA gewoon radicaliseert op dit onderwerp. Terwijl eerdere woordvoerders in ieder geval nog lippendienst bewezen aan de veiligheid van de staat Israël, heb ik mevrouw Bonis dat vandaag helemaal niet horen doen. Haar betoog past vrijwel naadloos bij de anti-Israël-opinies van Fatah en Hamas. Zo zei mevrouw Bonis: mensen in de Gazastrook …
De voorzitter:
U moet afronden, mijnheer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Ik ga afronden, voorzitter.
Mensen in de Gazastrook zitten als ratten in de val en dan gaan ze rare dingen doen. Dat zei mevrouw Bonis. Ofwel: begrijpelijk, die terreur! Ik zal u zeggen wat ik daarvan denk. Ik denk dat mevrouw Bonis toen zij ambassadeur was in Damascus te veel kopjes thee heeft gedronken met Hamas-kopstukken als Khaled Mashal en consorten.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn reactie op de inbreng vanuit de Kamer. Ik denk dat het belangrijk is dat de partijen in de Kamer die vandaag het woord hebben gevoerd, helder zeggen wat hun conclusie is naar aanleiding van het burgerinitiatief. Hoe je er ook over denkt, dit debat is gehouden omdat de indieners van het burgerinitiatief willen dat de Kamer zich uitlaat over het veiligheidshek en zegt wat zij daarvan vindt. Daarom dien ik de volgende motie in, waarin staat dat wij vinden dat het Israëlische veiligheidshek geen reden vormt om sancties te treffen tegen Israël. De motivering daarvan heb ik in mijn eerste termijn verder uiteengezet. Wij vinden juist dat er begrip moet zijn voor de veiligheidsbelangen die gediend zijn met deze veiligheidsbarrière.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Israëlische veiligheidshek voor de Israëlische regering een belangrijk defensief instrument vormt om de veiligheid van haar burgers te kunnen waarborgen;
overwegende dat het tracé van dit hek meermalen onderworpen is geweest aan het oordeel van het Israëlische gerechtshof en dat dit hof heeft uitgemaakt dat er evenwicht moet bestaan tussen de legitieme veiligheidsbehoeften en de belangen van de plaatselijke Palestijnse bevolking;
voorts overwegende dat de uitspraken van genoemd gerechtshof geleid hebben tot concrete aanpassingen van het tracé van het hek;
spreekt uit dat het Israëlische veiligheidshek – als belangrijk defensief instrument om de veiligheid van burgers te beschermen – geen reden vormt om (internationale) sancties jegens Israël te treffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 35 (33417).
De heer Van der Staaij (SGP):
De begrippen legaal en illegaal zijn vaak over tafel gegaan. Ik zou zeggen: als je je er goed in verdiept, lijkt het altijd net even iets ingewikkelder te liggen. Het is te gemakkelijk om het allemaal als illegaal af te doen. Neem nou die tramlijn die door Jeruzalem gaat. Daarover is gezegd dat het duidelijk is dat dit niet kan. Kijk naar de uitspraak van het Hof van Beroep van Versailles van 13 maart jongstleden. Daar is weinig aandacht voor geweest, maar dat was een heel genuanceerd en doorwrocht verhaal waaruit bleek dat het allemaal niet zo simpel ligt. Laten we daarom stoppen om juist het recht als politiek wapen tegen Israël te gebruiken. Daarmee bewijzen we het recht geen dienst. Laten we de oplossingen juist zoeken aan de onderhandelingstafel, want daar zal het moeten gebeuren.
De heer Van Bommel (SP):
Dit gaat me net iets te snel. Het recht als politiek wapen tegen Israël? Ik denk dat het recht niet naar partijen kijkt. Het recht staat boven partijen en boven landen. Het internationaal recht geldt voor alle landen en voor alle volkeren. Daarom is het internationaal recht het enige wat we hebben om conflicten tussen landen, tussen staten te beslechten. Daarom is het goed dat er een uitspraak is over de tramlijn. Daarom is het ook goed dat er VN-resoluties en Veiligheidsraadresoluties zijn die nageleefd moeten worden. Daarom is het goed dat de Europese Unie wetgeving kan uitvaardigen. De heer Van der Staaij zal het toch met me eens zijn dat in het contact tussen staten, zeker bij conflicten, het internationaal recht als uitgangspunt moet dienen en dat wij als politiek ons daarnaar te voegen hebben? Daarom zit ook die bepaling in de Nederlandse Grondwet.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn punt is dat het Israëlisch-Palestijns conflict niet met juridiseringsdiscussies wordt opgelost. Dat is mijn stellingname. Ik verwacht dat het aan de onderhandelingstafel zal moeten plaatsvinden. We kunnen eindeloze disputen voeren over de grenzen en over het recht op land, maar het is voor een groot deel betwist gebied waarvan de status nog definitief van moet worden bepaald aan de onderhandelingstafel.
De heer Van Bommel (SP):
Dat is allemaal waar. Maar als de heer Van der Staaij in zijn eigen twee termijn terugvalt op een juridische uitspraak over een tramlijn om zijn gelijk te bewijzen, dan kan hij niet tegelijkertijd zeggen dat we deze zaak niet verder moeten juridiseren. Er ligt internationaal recht en dat moet worden nageleefd. Dat moet de kern zijn van het debat.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb die verwijzing naar het Hof van Beroep van Versailles gebruikt om te zeggen dat we niet te gemakkelijk moeten zeggen dat het allemaal zo klaar als een klontje is. Dat is het niet. Dan kun je zeggen: laten we de discussie even heel minutieus voeren. Maar zouden we daarmee verder komen? Ik denk dat je dan juist afraakt van de essentie waar het om gaat. Dan gebruik je het recht in feite als politiek wapen. Daar is het recht uiteindelijk niet mee gediend, is mijn overtuiging.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Je moet het recht niet als een politiek wapen gebruiken. Ik heb echter de indruk dat de heer Van der Staaij het omgekeerde doet: hij gebruikt de politiek als een wapen tegen het recht. Klopt mijn indruk op dat punt? Is dat wel geoorloofd?
De heer Van der Staaij (SGP):
Nee, dat klopt niet.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik hoor dat de heer Van der Staaij iets anders zegt dan veel anderen zeggen. Er ligt wel een uitspraak over illegaliteit. Zelfs de minister – zelfs de minister? Ook de minister – heeft gezegd dat als er één ding is waarover we het niet hoeven te hebben, het wel de illegaliteit is van de muur op dit tracé. Ik heb de heer Van der Staaij horen zeggen dat je daarover van mening kunt verschillen. Daarom zeg ik dat hij in dit geval in feite de politiek inzet – hij wil namelijk niet met de vinger naar Israël wijzen – als een wapen tegen het recht.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nee. Het Internationaal Gerechtshof geeft een adviserende opinie in dit geval, geen bindende uitspraak. Dat geldt ook voor resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Er is geen uitspraak van de Veiligheidsraad die stelt dat de muur moet worden afgebroken of iets dergelijks. Dan is de discussie dus heel anders. Het is niet klip-en-klaar; het is geen common sense. Dat is het niet, is mijn stelling en die zal ik blijven verdedigen. Er zijn natuurlijk problemen rond de muur en rond het hek voor concrete Palestijnse burgers. Zij hebben de gang naar de rechter en daar wordt ook veelvuldig gebruik van gemaakt. Hierdoor kan in de rechtszaal de afweging worden gemaakt tussen de belangen van de getroffen Palestijnen aan de ene kant en de gerechtvaardigde veiligheidsbelangen aan de andere kant. Ik heb vertrouwen in die benadering en in die werking van het recht, maar niet in de manier waarop de internationale politiek hiermee soms wordt vermengd.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden en de indieners van de petitie voor de gelegenheid om over dit belangrijke onderwerp te debatteren. Wij hebben hier weleens minder belangrijke zaken op de agenda gehad. Ik wilde eigenlijk de walvissen vandaag niet noemen, maar wij kunnen er wat van hier.
Het conflict is hiermee natuurlijk niet in een keer opgelost. Wij zien met belangstelling uit naar het verslag van de minister en de wijze waarop hij beide partijen op schendingen aanspreekt. Wij hebben het hier vandaag vooral over één partij gehad. De andere partij is echter niet helemaal vrij van zaken. De heer De Roon heeft er een aantal van genoemd. Wij zouden graag een korte toelichting van de minister ontvangen of hij bereid is met zijn Europese collega's te kijken hoe ze de bouw van nieuwe nederzettingen kunnen stoppen of, positiever geformuleerd, hoe ze ervoor kunnen zorgen dat de halve belofte die Israël deed om de bouw te bevriezen, ook tot een permanent bevroren bouw kan leiden. Een verdere bouw of een versnelling van de bouw zou in de ogen van de CDA-fractie eigenlijk een tweestatenoplossing binnen afzienbare termijn onmogelijk maken.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister. Ik vond het eigenlijk helemaal niet zo'n slecht debat. Dat komt misschien omdat ik nog niet zo heel vaak een debat over deze kwestie heb gevoerd. Ik denk dat het goed is dat de minister nog eens heeft gemarkeerd dat de bouw van een muur op Palestijns grondgebied illegaal is en dat daarover geen misverstand kan bestaan. Ik denk dat wij met velen hier ervan overtuigd zijn dat wij met Israël een bijzondere relatie hebben. Wij hebben dat ook met de Palestijnse Autoriteit, maar ik heb het nu over Israël. Tevens denk ik dat wij ook allemaal gefrustreerd zijn dat die bijzondere relatie zo weinig heeft opgeleverd. Ik heb de indruk gekregen dat wij hier in grote meerderheid in de Kamer vinden dat de petitie in ieder geval zou moeten leiden tot een discussie over de verplaatsing van de muur. Je moet een muur eerst slopen voordat je hem kunt verplaatsen. Wij zouden wat dat betreft misschien nog dichter bij elkaar kunnen komen. Ik denk dat die vaststelling in ieder geval winst is.
Wat gaan wij doen? Dat is natuurlijk de grote vraag. Er is een opvallend verschil in toon en gevoel van urgentie als je luistert naar de PvdA en naar de VVD. Ik geloof dat ik dat niet verder hoef toe te lichten. De minister zegt: geef mij de kans erheen te gaan. Ik doe dat volgende week. Daarna schrijf ik snel een brief, waarin ik niet alleen vertel wat ik heb gedaan, maar waarin ik ook conclusies trek. Ik trek ook conclusies over de hoofdvraag wat we gaan doen. Gaan wij door waarmee wij bezig waren? Gaan wij minder doen? Gaan wij meer doen? Wij horen het graag en zijn ontzettend nieuwsgierig. Om de minister aan te moedigen in zijn brief en om de verzoenende toon die ik hier heb aangeslagen vandaag nog wat meer kracht bij te zetten, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Internationaal Gerechtshof op 9 juli 2004 heeft geconcludeerd dat de bouw van de muur door Israël in bezet Palestijns gebied in strijd is met het internationaal recht;
constaterende dat 150 VN-lidstaten, waaronder Nederland, de VN-resolutie hebben gesteund waarin van Israël wordt geëist dat het aan zijn juridische verplichtingen voldoet, zoals in de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof vermeld;
van mening dat een levensvatbare tweestatenoplossing, met als uitgangspunt de grenzen van 1967, het doel moet zijn bij vrede tussen Israël en de Palestijnen;
van mening dat de internationale gemeenschap de voorwaarden voor een duurzame vrede tussen Israël en de Palestijnen zal moeten scheppen, op basis van het internationaal recht;
van mening dat om de kans op vrede te behouden, drukmiddelen nodig zijn die de partijen bewegen beleid te staken dat een rechtvaardige oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict in de weg staat;
verzoekt de regering om concrete instrumenten uit te werken die bevorderen dat Israël conform de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof handelt;
verzoekt de regering voorts, deze voor verdere beraadslaging aan de Kamer aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 36 (33417).
Mijnheer Van Ojik, de twee minuten zijn inclusief het voorlezen van de moties. Ik geef nu het woord aan de heer Ten Broeke van de VVD-fractie. Excuses. De heer Ten Broeke keek mij zo uitnodigend aan, maar het woord is aan mevrouw Bonis van de PvdA-fractie.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Voorzitter. Ik begon met het uitspreken van mijn waardering en bewondering voor het burgerinitiatief waarover wij vandaag op een goede manier met elkaar gedebatteerd hebben. Ik eindig met de vaststelling dat het naar mijn idee inderdaad een heel nuttig initiatief is gebleken. Het is niet alleen goed voor dit debat, maar hopelijk ook voor de vervolgstappen. De minister heeft nogmaals bevestigd – mij stelt dat gerust – dat hij zich volledig bewust is van het feit dat de muur waar het allemaal om draait, voor zover die op Palestijns gebied staat, illegaal is. Dat mag niet en de Israëli's moeten daar echt op worden aangesproken. De minister heeft ook gezegd dat hetzelfde geldt voor de nederzettingen in de bezette gebieden, waarvan de uitbreiding nog steeds doorgaat. De minister gaat volgende week naar Israël en de Westelijke Jordaanoever. Wij krijgen wellicht niet meer voor het reces, maar dan toch heel snel daarna, een behandeling van de brief van de regering als reactie op het AIV-advies Tussen woord en daad. Ik schilder deze mijlpalen, omdat mijn hoop en verwachting is dat wij, als de minister terug is van zijn reis, echt een substantieel debat kunnen voeren over de wijze waarop het nu verder moet, over de manier waarop wij de relatie met Israël gaan invullen, over welke conditionaliteiten er zijn en welke voortgang wij verwachten evenals over de vervolgstappen. Ik zie uit naar dat debat. Ik vind dat dit burgerinitiatief daartoe een heel goede aanzet heeft gegeven, waarvoor mijn dank.
Ik wil graag twee moties indienen, een korte motie en een langere. Ik begin met de korte motie. Ik heb al veel steun daarvoor gehoord in dit debat.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitbreiding van nederzettingen en de bouw van de afscheidingsmuur in bezet gebied in strijd is met het internationaal recht en bovendien een tweestatenoplossing ernstig bemoeilijkt;
verzoekt de regering, Nederlandse bedrijven actief te ontmoedigen, investeringen te doen of zaken te doen met bedrijven in nederzettingen, dan wel met bedrijven die meewerken aan de bouw van de muur;
verzoekt de regering tevens, Nederlandse bedrijven actief op te roepen reeds gedane investeringen in nederzettingen of reeds opgebouwde relaties met bedrijven in nederzettingen af te bouwen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 37 (33417).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bouw van een afscheidingsmuur op delen van de bezette Westelijke Jordaanoever, inclusief in en om Oost-Jeruzalem, in strijd is met het internationaal recht en bovendien een tweestatenoplossing ernstig bemoeilijkt;
overwegende dat de voortdurende uitbreiding van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet bijdraagt aan een tweestatenoplossing van een duurzaam veilig Israël en een levensvatbare Palestijnse staat, en eveneens in strijd is met het internationaal recht;
verzoekt de regering: 1. stelling te nemen tegen de voortdurende schendingen van het internationaal recht en het bemoeilijken van de tweestatenoplossing door de uitbreiding van nederzettingen en de bouw van de afscheidingsmuur dwars door bezet gebied; 2. bij besprekingen met alle partijen in de regio over de invulling van de betrekkingen, het belang van het internationaal recht en de levensvatbaarheid van een toekomstige Palestijnse staat daarin een prominentere rol te geven dan voorheen het geval was; 3. bij gesprekken met Israël en de Palestijnse Autoriteit kenbaar te maken dat de versterking van de betrekkingen en de invulling daarvan alleen mogelijk zal zijn wanneer beide het internationaal recht respecteren, wanneer zij geen verdere stappen zetten die een tweestatenoplossing bemoeilijken en wanneer zij hun constructieve medewerking verlenen aan de vredesinitiatieven van president Obama en secretary of state Kerry;
verzoekt de regering tevens, voorafgaand aan de behandeling van de kabinetsreactie op het AIV-advies "Tussen woord en daad" de Kamer te informeren over de resultaten van de besprekingen over de invulling van de onderlinge betrekkingen, zodanig dat de Kamer op dat moment kan afwegen of de door de minister voorgestelde invulling van de betrekkingen tot de gewenste rol in het vredesproces kan leiden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze wel heel lange motie is voorgesteld door het lid Bonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 38 (33417).
De heer Omtzigt (CDA):
Ik zou de motie graag even willen inzien, zodat ik weet hoe ik erop moet reageren. Het was namelijk een heel betoog.
De voorzitter:
De tekst van de motie wordt nu gekopieerd.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb de tekst wel kunnen volgen en heb drie verzoeken aan de minister gehoord. Als ik het goed begrijp, zegt mevrouw Bonis: intensiveer niet zolang Israël doorgaat met het bouwen van nederzettingen in de illegale delen achter de muur. Is dat de kern van het betoog?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Dat is net niet wat ik heb willen zeggen. Wij overwegen een versterking van de relatie alleen als wij reden zien om aan te nemen dat de partijen enz. Dat is het tweede deel van het verzoek.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind het een opvallende motie, ook door haar uitgebreidheid. De motie is zo ongeveer nog uitgebreider dan de tekst over het Midden-Oosten in het regeerakkoord. Is dit een verzoek aan de regering om een nieuw Midden-Oostenbeleid te gaan voeren, anders dan in het regeerakkoord was vastgelegd?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik geloof niet dat er per se een relatie is tussen kwaliteit en kwantiteit. En ik denk ook niet dat de heer Van der Staaij veel moeite heeft met grote lappen tekst. Daar is hij enigszins in getraind.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het is zeker waar dat wij grote stukken tekst aankunnen, maar het zijn twee moties die tegen Israël zijn gericht. Er wordt althans gepleit voor sancties, voor strakkere maatregelen. Dat is een beduidend andere toonzetting dan de evenwichtige toonzetting in het regeerakkoord. Is mevrouw Bonis daar ontevreden over? Wil zij eigenlijk een andere koers dan zij in het kader van de coalitievorming met de VVD heeft afgesproken?
Mevrouw Bonis (PvdA):
In mijn motie tref ik het woord "sancties" niet aan. Ik roep op tot iets wat naar het idee van mijn fractie heel redelijk is. Ik hoop er hier steun voor te verwerven. Het gaat om een stapsgewijze opbouw van de ontwikkeling van onze relatie met Israël.
De voorzitter:
Ik zie drie heren staan lezen. Het is natuurlijk niet verplicht om te interrumperen. Wat is de bedoeling?
De heer Omtzigt (CDA):
Dit was een leespauze. Ik heb een vraag over de motie van mevrouw Bonis op stuk nr. 37. De regering moet dus Nederlandse bedrijven verzoeken om reeds gedane investeringen in nederzettingen terug te draaien en opgebouwde relaties met bedrijven in nederzettingen te stoppen dan wel af te bouwen. Als die bedrijven zeggen, "dank voor de oproep, dat doen wij niet", wat doet de PvdA-fractie dan?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik heb de woorden "actief ontmoedigen" gebruikt. Dat betekent dat ik verwacht dat de regering hier zelf echt werk van zal maken. Er staat nog geen "dwang". Dat staat er niet. Mijn gehele betoog – ik hoop dat dat goed is overgekomen op de heer Omtzigt – is opgebouwd rondom woorden als "fasering", "temporisering", "kijken waar de minister mee terugkomt", "wat hoort de minister in Israël?" en "we take it from there".
De voorzitter:
De heer Omtzigt, tot slot.
De heer Omtzigt (CDA):
Mevrouw Bonis heeft in het eerste gedeelte een wat zuinige kwalificatie over haar eigen minister gebruikt, namelijk dat hij het voordeel van de twijfel heeft. Wat moet hij doen om dat voordeel van de twijfel te behouden?
Mevrouw Bonis (PvdA):
In het algemeen is, denk ik, heel erg duidelijk hoezeer ik deze minister steun. Ik ben ervan overtuigd dat zijn beleid, dat zich concentreert op mensenrechten en alles wat daarmee samenhangt, ook in het Midden-Oosten blijk zal geven van die concentratie. Wij gaan dat zien, u gaat dat zien, ik ga dat zien. De minister gaat er nu op bezoek. Laten we hem spreken als hij terugkomt.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ben verbaasd over de hele trits boodschappen die de PvdA aan de minister meegeeft. Ik dacht toch dat mevrouw Bonis aan het begin van haar tweede termijn zei dat haar fractie de brief van de minister afwacht, maar nu krijgt de minister alsnog een heel boodschappenlijstje mee. Stel dat de minister de motie van mevrouw Bonis, vertegenwoordiger van de PvdA, niet uitvoert of niet ondersteunt. Wat gaat mevrouw Bonis dan doen?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Zou het niet zaak zijn om eerst te kijken wat de minister wil met de moties, voordat we al drie stappen vooruit zetten? Laten we gewoon even kijken hoe dit nu gaat lopen.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De PvdA vraagt actief inzet van de regering om bedrijven op de Westbank echt te sluiten. Dat zal financiële consequenties hebben, want er komen dan claims van die bedrijven. Is de PvdA zich dat goed bewust?
Mevrouw Bonis (PvdA):
Als ik de minister toch goed gehoord heb daarnet, heeft hij eigenlijk al toegezegd dat hij hier volledige medewerking aan wil geven. Ik ben erg blij met zijn toezegging op dat terrein en vind mijn motie dan ook niet heel erg controversieel, om eerlijk te zijn. Ik denk dat dit iets is wat we al binnen hebben en wat redelijk is om te vragen, gezien de illegale status van die nederzettingen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bonis. Dan krijgt de heer Ten Broeke, als laatste spreker van de kant van de Kamer het woord.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording. Ik wil ook de heer Van Agt en de initiatiefnemers bedanken voor hun initiatief.
Het debat vandaag ging over de muur. Niet over de 2.700 kilometer lange muur op de Westelijke Sahara, die wordt omgeven met mijnen, niet over de muur tussen Jemen en Saudi-Arabië en ook niet over de laatste muur in Europa, die in Cyprus. Nee, dit ging over de muur die geen muur is maar een hek, en die voor een deel over de groene lijn loopt en voor een deel ook niet, tussen Israël en wat ik hoop dat ooit de Palestijnse staat zal zijn.
Minister Timmermans zei dat er op dit moment heel weinig optimisme is en heel weinig tijd voor een tweestatenoplossing. Straks is er geen echte tweestatenoplossing meer mogelijk; the only show in town zijn de Amerikanen. Een éénstaatoplossing zou wel het allerergste zijn voor Israël. Die oplossing is in mijn ogen onmogelijk. Israël wil een democratie zijn, Israël wil een rechtsstaat zijn en Israël wil ook nog Joods zijn. Zonder land op te geven is dat alle drie tegelijkertijd onmogelijk. De Palestijnen hebben nog geen staat. Ze hebben de waarnemersstatus, maar het Verdrag van Montevideo is heel helder: ze voldoen niet aan de derde voorwaarde, er is geen effectief gezag, er is geen sprake van overeenstemming tussen Fatah en Hamas en dus weet je niet met wie je onderhandelt.
Er zijn kritische opmerkingen geplaatst over de intentie van Nederland om te gaan samenwerken met Israël op een aantal gebieden. Maar Frankrijk organiseerde anderhalf jaar geleden al een speciale dag in Parijs om het Franse bedrijfsleven en het Israëlische bedrijfsleven aan te sporen om meer zaken te doen met elkaar. In Londen zoekt men actief naar de koppeling tussen de startup nation Israël en het financiële centrum waar veel startkapitaal te halen valt.
Tegen deze achtergrond is het onverstandig om puur en alleen door die bril naar Israël te kijken. Wij moeten niet naar Israël kijken alleen met inachtneming van de geschiedenis en onze relatie. Wij moeten dat doen met in ons achterhoofd dat daar vrede moet komen. Dat geef ik aan de minister mee op zijn bezoek volgende week in de gebieden, zowel in Ramallah als in Jeruzalem. Er kan alleen vrede komen, als beide partijen zonder voorwaarden vooraf om de tafel gaan zitten. Dat moet hij zeggen tegen Abbas. Hij moet tegen Netanyahu zeggen: dit is wat wij verwachten. Dit verwacht Nederland, dit verwacht het Nederlandse parlement, dit verwachten onze kinderen. Wij willen dat dit conflict ophoudt te bestaan. Dat kan alleen wanneer er vrede komt, wanneer die twee mannen om de tafel gaan zitten, wanneer er overleg komt en wanneer men eindelijk tot zaken komt langs de lijnen van een vredesakkoord dat al zo vaak is opgeschreven.
De voorzitter:
Dank u.
De heer Ten Broeke (VVD):
De tijd dringt, niet alleen in mijn termijn, maar ook voor die vredesoplossing. Laat dit debat er dan iets aan hebben bijgedragen.
De voorzitter:
Wij zijn aan het eind gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De minister kan direct antwoorden.
Minister Timmermans:
Mevrouw de voorzitter. Zoals ook uit de tweede termijn van de Kamer is gebleken, zijn er weinig internationale kwesties die zo veel emoties oproepen als dit al zo lang durende conflict. Het is mij ook duidelijk dat, net als in veel andere samenlevingen, delen van de Nederlandse samenleving zich heel sterk verbonden voelen met een van de partijen in dat conflict. Dat is ook de achtergrond van het initiatief dat de heer Van Agt en de zijnen hebben genomen. Dat is ook de reden waarom wij er vandaag over spreken. Ik zeg dit aan het begin van mijn tweede termijn, omdat het ook voor mij regelmatig ingewikkeld is om de emotie hier niet leidend te laten zijn, als je de beelden ziet en de verhalen hoort zowel van mensen die het slachtoffer zijn geworden van terroristische aanslagen als van mensen die geen kant op kunnen in Palestijnse gebieden en daar ook wanhopig van worden. Maar het is nu eenmaal een van mijn plichten in dit ambt om te proberen zo veel mogelijk afstand te houden van die emotie en mij juist te richten op datgene wat de Nederlandse regering kan doen om te trachten dit conflict tot een goed einde te brengen. Dat wil zeggen, volgens de kwartetvoorwaarden moet dit leiden tot een tweestatenoplossing.
Daarom verwelkom ik heel sterk de oproep van de heer Van Ojik – ik weet precies waar hij en zijn partij vandaan komen op dit punt – om nu eens uit de stellingen te komen en te proberen hierbij behulpzaam te zijn in de tijd dat er een initiatief van de Amerikanen komt.
De heer Sjoerdsma stelde mij een heel concrete vraag en zei dat ik geen antwoord kon geven. Ik heb gezegd dat ik hem in tweede termijn antwoord zou geven. Wij zouden uitzoeken wanneer de Nederlandse positie voor het laatst duidelijk is gemaakt aan de Israëlische autoriteiten. Ik ga binnenkort voor het eerst naar Israël, maar ik heb al een aantal keren een gesprek gevoerd met de Israëlische ambassadeur in Den Haag. Ik kan mij niet meer precies herinneren wanneer ik hem voor het laatst sprak; het was een aantal weken geleden. Iedere keer breng ik dit op. Pint u mij nu niet vast op precieze data, maar ik heb al een aantal keren tegen de Israëlische ambassadeur gezegd wat de positie van de Nederlandse regering is.
Ik wijs de heer Sjoerdsma erop dat Nederland ook dit jaar ruim 100.000 Amerikaanse dollar steun verleent aan de United Nations Register of Damage. Deze organisatie helpt Palestijnen om in kaart te brengen waar zij schade lijden door de muur, zodat zij hun schadeclaims voor de rechter kunnen onderbouwen. Het heeft ook een heel symbolische lading dat de Nederlandse regering deze organisatie steunt. Ook in die zin laat de Nederlandse regering geen gelegenheid onbenut om te zeggen waar zij op dit punt staat.
De voorzitter:
Ik verzoek de minister om op de moties te reageren.
Minister Timmermans:
Ik kom zo bij de moties.
Ik ken de heer Van der Staaij normaal gesproken als vrij consistent, maar op het punt van het recht vind ik hem niet consistent. Hij roept uitspraken van het Israëlische Hof in als ondersteuning van zijn standpunt, maar vindt verder dat je het recht moet relativeren. Dat vind ik geen sterk moment van de heer Van der Staaij. Ik begrijp heel goed waar hij staat. Hij heeft gelijk met wat hij zegt over het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Het was een opinie en geen uitspraak. Zoals altijd in het internationaal recht zijn er kanttekeningen te plaatsen bij standpunten. Op het cruciale punt van dit debat stel ik nogmaals duidelijk waar de Nederlandse regering staat. Daar waar de muur of het hek of hoe je het ook wilt noemen niet op Israëlisch grondgebied staat, is die illegaal naar internationaal recht. Daaraan kan en wil ik niets veranderen.
De voorzitter:
Een korte reactie van de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik herken mij niet in de samenvatting die de minister geeft van mijn standpunt. Ik heb in de interruptie al toegelicht dat het mij erom gaat dat de Palestijnen de mogelijkheid hebben om zich tot de rechter te wenden om, als zij het niet eens zijn met de locatie van het hek, die aan te vechten. Ik vind het een goede zaak dat die mogelijkheid er is. Mijn kritiek richt zich op het feit dat het recht soms als een politiek wapen wordt ingezet en dat blijf ik staande houden.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister verdergaat met de moties.
Minister Timmermans:
Dat zal ik doen. Ik begin met de motie op stuk nr. 35 van de heer Van der Staaij c.s. Op enig moment ga je de grens over van … Hoe moet ik dat zeggen? Nee, laat ik dit inslikken. Ik heb al zo vaak in discussies duidelijk gemaakt aan de heer Voordewind – en als hij had willen luisteren, had hij het nu kunnen weten – dat de Nederlandse regering niet labelt en ook niet voornemens is om te labelen. Ik neem het de heer Voordewind kwalijk dat hij steeds maar de suggestie blijft wekken dat de Nederlandse regering wil labelen. Hij blijft al zijn activiteiten en activisme, dat soms een beetje populistisch wordt, op dit punt oplieren met het argument dat de Nederlandse regering wil labelen. Het enige wat de Nederlandse regering wil doen – dat wil dit kabinet en dat wilde het vorige kabinet – is duidelijk maken dat je op producten die niet in Israël gemaakt zijn, niet kunt zetten: made in Israël. Dat is gebaseerd op een Europese afspraak. Wij proberen dat met een heleboel Europese landen op dezelfde manier te doen, ook omdat bedrijven vragen om duidelijkheid. Bedrijven vragen wat zij moeten doen en wij hebben de plicht om hen te helpen die duidelijkheid te krijgen. De Nederlandse regering gaat helemaal geen producten labelen. Ik verzoek de heer Voordewind om dat op basis van gewone nette omgangsvormen nu eens eindelijk in te slikken en op te houden met roepen dat de Nederlandse regering wil labelen. Ik moet de motie dan ook ontraden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De minister maakt zich nu zelf schuldig aan datgene waarvan hij de Kamer beticht. Hij zegt immers dat dit debat niet emotioneel maar vooral rationeel moet worden gevoerd. Ik zie hem nu wat kribbig en geïrriteerd worden. Wij hebben eerder in dit huis over labeling gesproken. De laatste keer dat wij hierover met de minister hebben gesproken, heeft de minister vol vuur en vlam betoogd dat hij er voluit voor gaat om de producten uit de Westelijke Jordaanoever te gaan labelen en dat hij zich daarvoor Europees zal gaan inzetten. Ik heb hem goed verstaan en daarom dwong hij mij er vandaag weer over na te denken, juist omdat hij zei dat wij vooral niet met sancties moeten aankomen nu hij volgende week naar Israël gaat. Vandaar heel logisch, en niet emotioneel, deze motie.
Minister Timmermans:
De heer Voordewind verdraait voortdurend de feiten en hij gaat er gewoon mee door. De Kamer beticht ik nergens van. Ik beticht de heer Voordewind van het verdraaien van de feiten. Ik ben er eigenlijk wel klaar mee.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister verdergaat met het beoordelen van de ingediende moties.
Minister Timmermans:
Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 33. Ik heb in mijn eerste termijn duidelijk gezegd dat ik het op dit moment niet opportuun vind om de houding ten opzichte van de partijen in de regio te veranderen. Ik wil de betrekkingen met de staat Israël en met de Palestijnse autoriteit gewoon blijven invullen. De heer Sjoerdsma noemt dat verbreden en intensiveren. Dat laat ik graag voor zijn rekening. De bedoeling van de Nederlandse regering is om vooral in people-to-peoplecontacten te investeren. Ik ben het zeer eens van de beschrijving die de heer Ten Broeke daarvan gaf: dat gewoon mensen met mensen, wetenschappers met wetenschappers en bedrijven met bedrijven concrete stappen kunnen zetten die kunnen bijdragen aan grotere stabiliteit. Ik vind dus niet dat wij daar nu een andere lijn in moeten kiezen. Daarom ontraad ik deze motie. Dat is ook het geval omdat ik eerst polshoogte wil nemen in de regio, daarvan verslag wil doen en dat aan de Kamer wil melden. Ik wil alle mogelijkheden benutten om het Amerikaanse initiatief kans van slagen te geven. In dat licht lijkt mij dit de verstandigste houding.
De motie-Van Bommel op stuk nr. 34 ontraad ik op grond van dezelfde argumentatie als ik net heb gebruikt heb. De samenwerkingsraad komt bovendien regelmatig bijeen. Dat zal op niet al te lange termijn weer gebeuren. Ik wil de heer Van Bommel wel toezeggen dat wij, als hij daar behoefte aan heeft, dit onderwerp zullen agenderen voor de volgende samenwerkingsraad zodat het besproken kan worden. Ik vind het echter niet nodig om een buitengewone vergadering bijeen te roepen. Die vergaderingen vinden regulier plaats. Zoals gezegd, ontraad ik deze motie.
Ik kom nu op de motie van de heer Van der Staaij, de heer De Roon en de heer Voordwind op stuk nr. 35. Het dictum van de motie vraagt iets te doen wat de Nederlandse regering al doet, namelijk geen sancties instellen. Dat doen wij. Er wordt om een uitspraak van de Kamer gevraagd. Dat is natuurlijk aan de Kamer en niet aan de regering. Ik kan daar slechts kennis van nemen.
De heer Van Ojik geeft in zijn lange motie op stuk nr. 36 invulling aan de stelling uit zijn betoog dat de partijen uit hun stellingen moeten komen. Hij vraagt de regering daarin om concrete instrumenten uit te werken die bevorderen dat Israël conform de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof handelt en verzoekt haar deze voor verdere beraadslagingen aan de Kamer aan te bieden. Ik vraag de heer Van Ojik of ik deze motie mag plaatsen in het kader van de kansen die wij nu moeten benutten voor het Amerikaanse initiatief. In dat kader wil ik bilateraal en in EU-verband naar dit verzoek kijken en proberen om het in te vullen. Als ik de motie zo mag lezen, laat ik het oordeel erover graag aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 37 van mevrouw Bonis gaat over Nederlandse bedrijven die actief zijn in de nederzettingen. In de motie wordt gevraagd om iets te doen wat de Nederlandse regering al doet. Het is staand beleid van dit kabinet en van vorige kabinetten. Het gebeurt dus al. Ik weet dan niet of er nog een motie over moet worden aangenomen, maar zij is al ingediend. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.
De heer Van Bommel (SP):
Het was mij niet bekend dat de Nederlandse regering dat al doet. Kan de minister iets meer vertellen over de wijze waarop dat gebeurt? Betekent dit dat de Nederlandse regering registreert welke bedrijven precies in nederzettingen actief zijn?
Minister Timmermans:
Ik wil een voorstel aan de Kamer doen. Ik kan mij voorstellen dat over dit onderwerp heel snel misverstanden kunnen ontstaan. Misschien mag ik in een brief aan de Kamer precies uitleggen wat het beleid is van de regering op dit punt. Ik zou mevrouw Bonis willen vragen of zij haar motie wil aanhouden totdat deze brief er is, zodat zij daarna kan bezien of wat de regering doet conform haar motie is en of zij haar alsnog in stemming wil brengen. Misschien is dat een suggestie om ervoor te zorgen dat wij vandaag geen enkel misverstand creëren, ook ik niet. Ik zal dan in een brief opschrijven wat wij doen.
De voorzitter:
Ik vraag mevrouw Bonis of zij bereid is om haar motie aan te houden.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Ik houd mijn motie heel graag aan tot wij een brief van de minister hebben ontvangen over het Nederlandse beleid ten aanzien van bedrijven die actief zijn in de nederzettingen in de bezette gebieden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bonis stel ik voor, haar motie (33417, nr. 37) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik wil elk misverstand voorkomen over mijn motie op stuk nr. 36. De minister mag die motie inderdaad lezen zoals hij net, voordat hij er een oordeel over gaf, zei dat hij haar wilde lezen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik was van plan u te vragen dit in de microfoon te zeggen. Dat is bij dezen gedaan.
Minister Timmermans:
Ik kom op de motie op stuk nr. 38. Laat ik beginnen met het laatste verzoek in de motie. Ik wil graag in de reactie op het AIV-advies meenemen wat mevrouw Bonis in de motie vraagt. Ook met het eerste en tweede verzoek kan ik heel goed uit de voeten. Met het derde verzoek heb ik een probleem omdat het lijkt alsof ik nog voor ik naar Israël en de Palestijnse gebieden ga, al gebonden zou zijn aan voorwaarden: als u niet dit doet, gebeurt dat. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Bonis hier vraagt, maar als ik het debat dat wij hier hebben gevoerd op mij laat inwerken, denk ik dat mij de ruimte moet worden gelaten om eerst daarheen te gaan om vervolgens op basis van wat ik daar hoor, de inschatting die ik maak en hoe het zich ontwikkelt, te bezien of het wel verstandig is om voorwaarden vooraf te stellen via de koppeling aan de onderwerpen die mevrouw Bonis noemt. Ik moet toegeven dat de tekst ook niet heel gemakkelijk is te lezen omdat er nogal wat met pen in is veranderd. Het lijkt erop alsof er een soort precondities worden gesteld. Ik vind het heel moeilijk om naar de regio af te reizen met een aantal precondities in mijn achterzak. Dat lijkt mij niet verstandig, ook gelet op de aard van het debat dat wij hier vandaag hebben gevoerd. Ik had ook niet de indruk dat dit de wens van de Kamer was.
Mevrouw Bonis (PvdA):
De bepalingen in het derde deel zijn niet bedoeld als precondities. Het gaat er wel om of de minister bereid is om er na zijn reis op terug te komen en te bezien waar dit naartoe gaat. Dit zijn ontwikkelingsindicatoren, laat ik ze zo noemen.
Minister Timmermans:
Heel concreet: de inschatting die wij zullen moeten maken, die de Kamer zal moeten maken en die ik zal moeten maken, is hoe wij de kans van slagen vergroten van het initiatief van de Amerikanen. Hoe vergroten wij die? Doen wij dat door te insisteren op de zaken die wij allemaal vinden? Mevrouw Bonis zegt dat zij zich moeten houden aan het internationale recht. Dat vinden wij uiteraard. Dat zijn wij ook op basis van onze Grondwet gehouden te doen. Maar welke concrete invulling geef je daar dan aan? Dat moeten wij toch beoordelen in het kader van de ontwikkeling die ik daar ter plekke moet zien te beoordelen en vervolgens in overleg met andere partijen en de EU moet wegen. Zoals het hier is geformuleerd, lijkt het alsof ik een soort voorwaarde vooraf moet stellen, namelijk als u dit niet doet, gebeurt dat. Als ik het zo moet lezen, kan ik daarmee moeilijk uit de voeten.
De voorzitter:
Een laatste opmerking, mevrouw Bonis.
Mevrouw Bonis (PvdA):
Het gaat er mij om – en dat is volgens mij heel duidelijk in dit debat naar voren gekomen – dat wij het oordeel van de minister willen hebben, of dit nu voor, tijdens of na zijn bezoek is, over wat de Israëli's de facto doen met de muur die op Palestijns gebied staat en met de uitbreiding van de nederzettingen. Gaan wij daar de goede zaken zien of minder goede zaken? Ik wil daarover van de minister na zijn bezoek het oordeel ontvangen.
De voorzitter:
Minister, een korte reactie graag.
Minister Timmermans:
Het is wel de kern van de zaak. Het lijkt mij heel duidelijk dat alle elementen die te maken hebben met een uiteindelijke regeling, in een uiteindelijke regeling zullen zitten. Als je voor je aan het onderhandelen bent, één partij al op een bepaalde positie zet, weet ik niet of je daarmee de onderhandelingen gemakkelijker of juist moeilijker maakt. Als je van tevoren dit soort precondities te vast zet, weet ik niet of je het proces helpt. We kunnen samen tot de conclusie komen dat dit het geval is, maar men kan niet van mij verwachten dat ik, voordat ik daar zelfs ben geweest, al weet dat dit zo gaat werken. In die zin zit ik er anders in dan zoals de heer Sjoerdsma hier eerder heeft betoogd.
De voorzitter:
Wat is het oordeel van de minister over deze motie?
Minister Timmermans:
Dat vind ik erg moeilijk. Voor het overgrote deel van de motie geldt dat de Kamer erover moet oordelen, maar voor dit concrete punt geldt dat ik niet met condities vooraf op reis kan gaan naar het Midden-Oosten.
De voorzitter:
Het is wel belangrijk wat uw oordeel is.
Minister Timmermans:
Dan moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Ik zie u allemaal achter de interruptiemicrofoon staan, maar deze motie is niet door u ondertekend.
De heer Ten Broeke (VVD):
Maar ik had er wel een vraag over, al is er nu wel al een oordeel gegeven.
De voorzitter:
U mag een vraag stellen, maar u moet niet de discussie hervatten.
De heer Ten Broeke (VVD):
De indiener van de motie zegt dat dit niet te lezen valt als precondities. De minister constateert in mijn ogen volkomen terecht wel precondities. In het eerste deel van het dictum heeft de indiener het immers over voortdurende schendingen van het internationaal recht. Zij noemt daar slechts twee voorbeelden bij die aan een van beide partijen toekomt. Uiteindelijk formuleert zij de oplossing in het dictum ook eenzijdig. Maar de minister is helder geweest: met deze motie kan hij niet afreizen. Wij willen dat hij afreist en tegen de partijen zegt: u moet zelf zonder precondities aan tafel gaan zitten.
De voorzitter:
Helder.
De heer Ten Broeke (VVD):
Dus dan moeten wij niet vanuit Nederland precondities gaan stellen.
De voorzitter:
Ik ga eerst het rijtje Kamerleden af. Tot slot geef ik het woord aan de minister.
De heer Van der Staaij (SGP):
Is de minister niet erg mild over deze motie? Zij is immers op twee belangrijke punten in strijd met het beleid dat hijzelf verdedigt. Het eerste punt is evenwichtigheid, waar hij naar eigen zeggen alle moties aan toetst. En deze motie richt zich vooral op Israël. Het tweede punt is dat er weer allerlei voorwaarden worden gesteld in plaats van te beklemtonen dat men zonder voorwaarden aan de onderhandelingstafel moet gaan zitten.
De heer Van Bommel (SP):
Bij de uitleg van de motie maakt de minister de onterechte constatering dat die op één partij gericht zou zijn, want in het derde stuk staat nou juist: Israël en de Palestijnse Autoriteit kenbaar te maken (…) mensenrechten respecteren (…) stappen nemen die een tweestatenoplossing bemoeilijken. Daar worden dus beide partijen aangesproken. Daarin verschilt die motie dus wezenlijk van die van de heer Sjoerdsma.
Minister Timmermans:
De heer Van Bommel heeft gelijk: in deze motie worden inderdaad beide partijen aangesproken. Zelfs als maar één partij zou worden aangesproken en dat terecht is, zou ik daar geen enkele moeite mee hebben. Dat vind ik ook in deze motie. Daar heb ik allemaal geen moeite mee. Ik heb dus met 95% van deze motie geen moeite. Het enige wat je in dit stadium niet kunt verwachten van een minister van Buitenlandse Zaken is met voorwaarden vooraf het gesprek aangaan in de regio. Dat is echt het enige puntje. Daarom vind ik het zo jammer, want verder heb ik geen enkele moeite met de motie. Sterker nog, ik zie deze motie als ondersteuning van onze inzet, op één puntje na: de precondities vooraf.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van dit debat. Ik wil de initiatiefnemers van het burgerinitiatief heel erg bedanken en in het bijzonder de heer Van Agt, die een toelichting heeft gegeven in deze plenaire zaal. Ik heb begrepen dat dit de eerste keer is dat hij dit gebouw ziet en onze vergadering bijwoont. Ik dank ook de mensen op de publieke tribune.
Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.
De vergadering wordt van 19.16 uur tot 20.06 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-94-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.