5 Popmuziek

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 juni 2013 over popmuziek.

De voorzitter:

Als de minister van Economische Zaken wil plaatsnemen op de eerste rij van vak-K, kunnen wij beginnen.

Neemt u mij niet kwalijk, ik hoor net van de griffier dat de minister van Economische Zaken hier is voor een volgend VAO. Ik dacht dat hij ook over popmuziek gaat, maar dat is niet zo. En dat is een inhoudelijke opmerking die de Kamervoorzitter niet past. Wij beginnen met de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De minister van Economische Zaken gaat absoluut over popmuziek. Dat hebben wij vorige week in het algemeen overleg mogen ervaren. Wij hebben vorige week ook mogen ervaren dat de popsector een waardevolle sector is en dat daar brede instemming mee is. Dat is goed. Er zijn ook wat toezeggingen gedaan door het kabinet. Het Fonds Podiumkunsten wordt geëvalueerd, er wordt het een en ander gedaan met cultuureducatie en ook dat is positief.

Er was één punt waarop de minister van Cultuur mijn verzoek niet wilde inwilligen. Daarom staan we op mijn verzoek in de plenaire zaal. Het gaat om het bekijken van succesvolle buitenlandse initiatieven. Wat gebeurt elders op het gebied van popmuziek? We weten al dat er enkele succesvolle initiatieven zijn. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een bloeiende popsector veel oplevert in cultureel en economisch opzicht;

van mening dat de oprichting van een fonds popmuziek hieraan kan bijdragen;

constaterende dat in Frankrijk, Finland en Canada vergelijkbare initiatieven bestaan, zoals het Canada Music Fund;

verzoekt de regering, een verkenning te doen naar de ondersteuning van popmuziek in deze landen en te bezien in hoeverre dergelijke initiatieven in Nederland kunnen worden overgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (33400-VIII).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb nog één vraag waarop vorige week tot onze teleurstelling niet echt een antwoord kwam: wat is de muzikale voorkeur van de minister van Cultuur?

De voorzitter:

Wij zullen zo zien of en in hoeverre de minister hierop antwoordt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Wij hebben een goed AO gehad waarin het kabinet gelukkig het belang heeft onderschreven van erkenning van de popsector. Ik hoef daar geen woorden meer aan te wijden, maar er is nog wel wat nodig, want het gaat niet overal even goed.

Ik dank de minister voor haar toezegging en haar enthousiasme over het idee van de broedplaatsen. Ik wil graag van haar weten of zij in haar gesprekken met de VNG haar enthousiasme kan uitdragen en de wens kan uitspreken dat het mooi zou zijn als wij die broedplaatsen in drie à vier steden in Nederland hebben en dat die broedplaatsen ook enige zekerheid bieden voor muzikanten die hierin investeren, bijvoorbeeld door het bouwen van een studio. Ik ben ook blij dat zij het punt van het belang van muziekonderwijs opneemt met de gemeenten; dank daarvoor.

Ik ben erg benieuwd naar de evaluaties van de bestaande regelingen. De minister heeft toegezegd dat zij op verzoek van de PvdD gaat kijken naar de inkomenspositie van muzikanten. Wil zij daarbij ook de makers betrekken, dus de tekstschrijvers en de componisten?

Verder heb ik een vraag aan de minister van Economische Zaken. Wij hebben in de Kamer een rondetafelgesprek georganiseerd waarbij wij nadrukkelijk hebben gezegd dat niet alleen de vertegenwoordigers van de sector maar ook de muzikanten zelf een inbreng moesten kunnen leveren. Dat heeft veel opgeleverd. De top tien van de creatieve industrie heeft meegeluisterd met het AO, maar ik wil graag van de minister de bevestiging krijgen – dat kan in een brief – dat ook muzikanten worden uitgenodigd voor de gesprekken, zodat het model dat wij in de Kamer hebben opgetuigd wordt meegenomen in de uitwerking van de aangenomen motie. In de top tien van de creatieve industrie moet er ruimte zijn voor de popsector.

De minister van Onderwijs en Cultuur kon natuurlijk niet bevroeden dat wij haar "moment of coming out" – wat vindt zij geweldige bandjes? – speciaal bewaard hebben voor het debat in de plenaire zaal. In het AO hebben wij dat immers eigenlijk alleen aan minister Kamp gevraagd. Maar haar moment is nu!

De voorzitter:

Alle muziek is goed, mits het maar uit Den Haag komt.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik bemerk bij u een speciale voorkeur voor de Kraaien. Dat is zo'n act uit Den Haag; ik zal de teksten niet herhalen. Wij zijn inderdaad benieuwd naar de top drie van de minister van Pop, mevrouw Jet Bussemaker.

De PvdA hecht grote waarde aan een kansrijke positie voor de Nederlandse popmuzieksector. Niet voor niets was er een hoorzitting en een debat over de toekomst van de popmuziek. Mijn fractie is eerlijk gezegd niet ontevreden over de uitkomst van dit debat. En wel hierom. Er komt een evaluatie subsidieverstrekking van het Fonds Podiumkunsten. Er is een neiging om te kijken naar knelpunten bij het aanvragen van subsidies voor, of eigenlijk investeringen – zo noemen wij het liever – in popmuziek. Ook wordt er overleg gevoerd met gemeenten over muziekscholen, oefenruimtes en broedplaatsen voor jong muzikaal talent. De popsector krijgt bovendien – dat is ook niet onbelangrijk – een belangrijke plek binnen het creatieve-topsectorenbeleid. De PvdA prijst de minister van EZ hier in het bijzonder om.

De popsector staat niet stil. Tijdens het afgelopen Eurosonic Noorderslag werd gepleit voor het instellen van een popfonds. Dit om jong talent, makers, muzikanten, technici en podia zelf een extra duwtje in de rug te geven. Juist in economisch barre tijden is dat van belang; doorontwikkelen en investeren in de onderkant van de popsector. Dat kan via het instellen van het popfonds, zoals bepleit door mijn collega Jasper van Dijk van de SP. Wij ondersteunen dat, en dat wil ik met nadruk gezegd hebben.

De voorzitter is blij met een nieuwe minister voor Pop. We zien en waarderen haar inspanningen op dat gebied enorm. We hopen dan ook dat zij de verkenning die in de motie wordt genoemd, wil uitvoeren. Ook wij zijn natuurlijk razend benieuwd naar de top drie van de minister, en misschien ook wel naar die van de minister van Economische Zaken. Ik dacht dat het daarbij ging om Normaal, Golden Earring en nog een bandje. De derde heb ik gemist. Wie dat is, horen wij zo meteen heel graag.

De voorzitter:

Een bijzonder debat is dit. Dat stel ik even vast. Het gebeurt niet iedere dag dat naar de persoonlijke smaak van bewindspersonen wordt geïnformeerd. Welk antwoord zij daarop willen geven, laat ik graag aan de bewindspersonen over.

Ik geef eerst het woord aan mevrouw Bussemaker.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Er is één motie ingediend, op stuk nr. 147. Daarin wordt de regering verzocht een verkenning te doen naar de ondersteuning van popmuziek in andere landen en te bezien in hoeverre dergelijke initiatieven in Nederland kunnen worden overgenomen. Ik ontraad deze motie. In het algemeen overleg heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Wij gaan daar echt voortvarend mee aan de slag. Ik zie geen reden om ook naar andere landen te kijken. Een apart fonds naast hetgeen wij in Nederland al hebben, zou eerder leiden tot versnippering van financiën en tot extra bureaucratie dan tot verbetering. Wij hebben namelijk al een heleboel taken, onder andere uit het muziekfonds uit Canada, die in Nederland zijn belegd. Wij hebben talentontwikkeling, nieuw aanbod festivals en showcases: die worden ondersteund door het Fonds Podiumkunsten. We stimuleren in ondernemerschap via de instelling Cultuur-Ondernemen. Het ontsluiten van muziekarchieven gebeurt door verschillende instellingen, waaronder het Nationaal Archief en de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast hebben wij een fonds via Buma Cultuur, te onderscheiden van Buma/Stemra. Buma Cultuur ondersteunt en promoot de Nederlandse muziek en het auteursrecht en onderneemt daarmee ook een aantal activiteiten die worden ondergebracht in een fonds in een ander land, zoals in Canada. Ik noem de bevordering van export, het uitreiken van prijzen, educatie, beurzen et cetera. Ik kan dus vermoeden wat er uit zo'n onderzoek komt, namelijk dat wij al veel van dat soort activiteiten ergens hebben ondergebracht en dat systemen en regelgeving verschillen. Het zal dus niet veel toevoegen aan wat wij in Nederland al hebben.

Ik zeg dit zo nadrukkelijk omdat ik echt serieus een aantal toezeggingen heb gedaan en omdat ik de energie van mijn medewerkers goed wil besteden. Misschien wordt gedacht dat ik een directie popmuziek heb, maar degenen die dat denken, kan ik snel uit de droom helpen: die heb ik niet. Ik heb twee medewerkers die samen alle podiumkusten doen. Ik wil hen niet onnodig belasten met taken waarvan ik al kan bevroeden dat daar niet veel zinsvols uitkomt. Ik ontraad deze motie dus.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat de minister zegt, is helder. Ik heb dat ook in mijn achterhoofd gehouden. Ik wil helemaal niemand overbelasten. Daarom heb ik de motie ook buitengewoon overzichtelijk gehouden. Ik heb "een verkenning" beperkt tot drie landen. Het hoeft geen diepgaand onderzoek te zijn. Een van deze drie landen is Canada, waar men een zichzelf bedruipend systeem heeft, dat financieel buitengewoon aantrekkelijk is. Ik wil dat wel opgemerkt hebben.

Minister Bussemaker:

Via Buma Cultuur hebben wij al zo'n systeem. Nogmaals, ik zie onvoldoende reden om de beperkte middelen die wij hebben, te gebruiken voor een onderzoek. Mocht er echter iemand zijn die hier op een universiteit, een hogeschool of een andere kennisinstelling onderzoek naar heeft gedaan, dan houden wij ons aanbevolen. Het is altijd goed om te weten of er onverwacht nog iets is waar wij iets van kunnen leren.

De overige vragen kwamen van mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Zij vroeg of ik met de VNG wil overleggen over de broedplaatsen. Er zijn al in veel steden broedplaatsen. Het aardige van die broedplaatsen is dat zij zich eigenlijk vooral op plekken ontwikkelen waar gebouwen of delen van de stad even minder in gebruik zijn. Je moet ze dus ook van onderop laten komen. Als ik nu weer ga overleggen, worden dit geformaliseerde structuren, instanties en instellingen in plaats van de vrije ruimten die je wilt. Ik zou dus zeggen: ze zijn tijdelijk, vaak aan de rafelrand van de stad, soms wel iets georganiseerder. Een mooi voorbeeld zit in Rotterdam, in een van de oude silo's van een bedrijfsverzamelgebouw waar bandjes zitten, maar ook creatieve bedrijven. Ik wil wel met de VNG spreken – maar dat ga ik toch al doen – over hoe we in het algemeen in de cultuursector niet te veel in stenen kunnen investeren, maar vooral in activiteiten. De oproep van mevrouw Ouwehand zou kunnen bijdragen aan precies het tegenovergestelde. Dat zou kunnen betekenen dat gemeenten gaan denken dat ze broedplaatsen moeten formaliseren, dus iets nieuws moeten gaan bouwen. Dat wil ik hun geenszins als suggestie meegeven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is de bedoeling van mijn oproep ook niet. Ik heb in het AO wel het volgende uitgesproken. We zien die initiatieven en die zijn allemaal prachtig. Maar in het gegeven dat dit juist van onderop moet komen, dat er gebruik kan worden gemaakt van tijdelijke leegstand, zit ook wel een dilemmaatje. Als mensen willen investeren in die broedplaatsen en zij net een studio hebben gebouwd, is het wel vervelend als het binnen een halfjaar afgelopen kan zijn. De minister gaat met de gemeenten in gesprek. Kan zij dat daar op tafel leggen en zeggen dat wij in het algemeen enthousiast zijn over het broedplaatsenidee, waarbij volledige vrijheid blijft bestaan voor gemeenten, en dat van onderop en niet investeren in stenen, buiten kijf staan?

Minister Bussemaker:

Ik wil wel een keer in gesprek met de VNG, maar dan wil ik wel cultuurbreed praten: over hoe we ervoor zorgen dat we de activiteiten zo veel mogelijk afstemmen, over zo min mogelijk investeren in stenen, over hoe we talentontwikkeling en jongeren een kans geven en ook over muziekonderwijs op muziekscholen; ook dat bespreken we met de gemeenten. Ik wil dit echter niet formaliseren, want juist omdat men geen huur hoeft te betalen, kan men tijdelijk voor niks van die ruimten gebruikmaken. We kunnen niet iets vragen zonder dat daar iets tegenover staat. Dit is eigenlijk een herhaling van wat ik in het algemeen overleg heb gezegd. Het is van belang dat gemeenten, met alle vrijheid die zij hebben, nadenken over hoe zij jongeren een plek kunnen geven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij zijn het erover eens dat dit niet geformaliseerd zou moeten worden, maar ik ben benieuwd hoe de minister naar ons kan terugkoppelen hoe de gemeenten reageren op het dilemma dat ik zojuist schetste. Verder zijn wij het eens over deze lijn.

Minister Bussemaker:

Ik ga u daar niet apart over informeren. Nogmaals, ik wil dit in het kader van het bredere cultuurbeleid bespreken. Ik ga niet een apart overleg of een aparte brief wijden aan zo'n klein onderdeel daarvan. Overigens heb ik overeenkomsten met belangrijke gemeenten gesloten over hoe we gezamenlijk kunnen optrekken op het gebied van cultuur. Dit past daarbij, als onderdeel.

Nu de tweede vraag van mevrouw Ouwehand: kunnen we bij onze inventarisatie ook kijken naar de inkomenspositie van makers en andere betrokkenen? Ik zeg dit toe. Ik zal bekijken wat we daaraan kunnen doen, en kijken naar de informatie die hierover beschikbaar is. Het ligt eigenlijk meer voor de hand als collega Kamp de derde vraag van mevrouw Ouwehand beantwoordt; die is hier nu toch aanwezig.

Ik weet niet of het de belangrijkste vraag was, maar mij werd ook nog gevraagd naar mijn muziekkeus. Laat ik iets noemen uit verschillende periodes. Ik ben groot geworden met Gruppo Sportivo.

De voorzitter:

Uit Den Haag!

Minister Bussemaker:

Op de middelbare school mocht ik het schoolconcert met hen organiseren. Ik zal nooit vergeten dat zij op onze school kwamen spelen. Doe Maar had fantastische Nederlandse teksten. Kyteman vind ik een heel mooi voorbeeld van modernere popmuziek, maar dat had ik al verteld.

De voorzitter:

Dank u voor deze ontboezeming. Het woord is nu aan minister Kamp.

Minister Kamp:

Voorzitter. In het algemeen overleg is de grote waardering aan de orde geweest die wij hebben voor de dynamiek en potentie in de popsector, de groei die daar in de afgelopen jaren is gerealiseerd en de bijdrage die deze levert, niet alleen aan het vele plezier dat mensen in Nederland eraan beleven, maar ook aan de economie, en onze creatieve industrie in het bijzonder. Wij hebben een topsector creatieve industrie. De trekker hiervan is de heer Van der Chijs, die twee weken geleden ook bij het overleg aanwezig is geweest. Er komt een gesprek met vertegenwoordigers van de popsector. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Van der Chijs goed begrepen heeft, in het bijzonder van mevrouw Ouwehand, dat bij zo'n gesprek niet alleen de georganiseerde vertegenwoordigers van een groep aanwezig moeten zijn, maar dat ook muzikanten die actief zijn in de popmuziek aan het gesprek moeten deelnemen. Ik zal checken of die boodschap goed bij het topteam is overgekomen. Ik neem aan dat het daar met belangstelling kennis van heeft genomen en er waarschijnlijk ook naar zal handelen.

Er is al even genoemd dat ik belangstelling heb voor een paar bands. Ik zal dit niet tegenspreken. Het was gisteren laat in de Eerste Kamer, maar vanochtend om vijf uur ben ik begonnen met Mooier dan nu van De Dijk, een prachtig nummer. Ik kan het iedereen aanbevelen. Als Nederlandse popmuzikanten nog wat willen leren, beveel ik de Engelsman Ron Sexsmith aan. Die is geweldig en daar kunnen ze zich mooi aan optrekken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De motie komt aanstaande dinsdag in stemming. Ik dank beide bewindspersonen voor hun beantwoording van de vragen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven