9 Kinderopvang

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 maart 2013 over kinderopvang.

De voorzitter:

Voor dit VAO staan slechts vijf minuten ingeboekt, maar als het een of twee minuutjes langer duurt dan zal ik daar geen punt van maken. Er hebben zich zeven deelnemers gemeld voor het debat, waarvan er zes gaan spreken. De eerste spreker is de heer Ulenbelt van de fractie van de SP. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten de tijd.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg met de minister was vooral de kinderopvangtoeslag aan de orde en het grote aantal mensen dat deze toeslag ten onrechte niet had gekregen. Ik heb de minister een uitvoerig boekwerk overhandigd. Hij heeft vragen beantwoord. Ik kan namens ongeveer 16.000 ouders zeggen dat zij de minister van harte danken. Het was de beste Goede Vrijdag die zij ooit hebben meegemaakt en het waren ook de beste paasdagen. Er werd iets rechtgezet wat inderdaad rechtgezet moest worden. Dank aan de minister daarvoor.

Tijdens het algemeen overleg hebben wij ook over een aantal andere zaken gesproken. Over een van die onderwerpen die ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op een enkele plek in de kinderopvang wordt gewerkt met lagere tarieven voor basisopvang en hogere tarieven voor luxere opvang;

overwegende dat de bezuinigingen op kinderopvang kunnen leiden tot een tweedeling in het aanbod van kinderopvang;

van mening dat het inkomen van ouders geen aanleiding zou moeten zijn voor het soort opvang dat geboden wordt;

verzoekt de regering, deze ontwikkeling tegen te gaan door vast te leggen dat voor alle kinderen binnen een kinderopvangorganisatie geldt, dat eenzelfde opvangvorm gewaarborgd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 205 (31322).

De heer Ulenbelt (SP):

De reactie van de minister op het voorbeeld dat ik noemde in het algemeen overleg was dat het hem ook niet helemaal de bedoeling leek van de kinderopvang. Ik hoop dus dat hij bereid is om een dreigende tweedeling die zou kunnen ontstaan voortijdig te kop in te drukken, zodat wij daar niet de komende jaren debatten over hoeven te voeren.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. In het algemeen overleg hebben wij over heel veel zaken gesproken, waaronder durfkapitalisten in de kinderopvang. Ik heb in het algemeen overleg namens mijn fractie al gezegd dat alle ervaringen die ik heb opgedaan met durfkapitalisten, ook wel private-equitypartijen genoemd, behoorlijk rampzalig zijn. Het zijn barbaren en sprinkhanen. Vandaar dat ik een motie indien, in het belang van de kinderen in deze sector.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de kinderopvang in Nederland het belang van veilige en verantwoorde opvang van kinderen vooropstaat;

overwegende dat inmiddels sprake is van overname van kinderopvanginstellingen in Nederland door durfkapitalisten, ook wel bekend als private-equitypartijen;

overwegende dat deze partijen uitsluitend streven naar winstmaximalisatie en dat deze winst volledig uit de kinderopvanginstellingen zal moeten komen;

overwegende dat dit zeer waarschijnlijk ten koste gaat van kwaliteit van opvang en van arbeidsplaatsen in de kinderopvanginstellingen, terwijl er al flink wordt gesnoeid in de sector;

verzoekt de regering, overnames door durfkapitalisten actief te ontmoedigen teneinde deze partijen vanaf nu te weren uit de kinderopvang en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 206 (31322).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn collega Linda Voortman heeft tijdens het AO haar zorgen geuit over de gevolgen voor alleenstaande ouders van de bezuinigingen op de kinderopvang. Daarnaast heeft zij de minister gevraagd – net als collega Van Vliet, hoor ik zojuist – om durfkapitalisten uit te sluiten van de kinderopvang. Dat blijkt zo eenvoudig nog niet. Mijn fractie vindt dat het belang van kinderen in de kinderopvang centraal moet staan en niet het financieel gewin. Mijn drie moties betreffen de onderwerpen die ik zojuist heb genoemd.

Allereerst heb ik een motie over de kinderopvangtoeslagtabel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders in 2012 is gedaald en dat ook de arbeidsparticipatie van alleenstaande vaders een dalende lijn laat zien in 2012;

overwegende dat het voor alleenstaande ouders moeilijker is om alternatieven voor kinderopvang te vinden binnen het eigen gezin;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de kinderopvangtoeslagtabel kan worden aangepast, waarbij alleenstaande ouders extra worden gecompenseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 207 (31322).

U hebt nog 30 seconden voor uw twee resterende moties.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dan zal ik mijn tempo wat verhogen, mijnheer de voorzitter.

Mijn tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een alleenstaande ouder en de vader of moeder met wie hij of zij een huishouding deelt, sinds 1 januari 2012 automatisch fiscaal partner en dus ook toeslagpartner zijn en dat de alleenstaande ouder daardoor automatisch geen recht meer heeft op kinderopvangtoeslag;

overwegende dat het voeren van een gezamenlijke huishouding niet hoeft te betekenen dat de vader of moeder van de alleenstaande ouder de zorg voor de kinderen op zich kan nemen, bijvoorbeeld omdat deze zelf zorgbehoeftig is;

van mening dat het redelijk en billijk is dat een alleenstaande ouder die het huishouden deelt met zijn of haar ouders, ook recht heeft op kinderopvangtoeslag;

spreekt als haar mening uit dat sec het voeren van een gezamenlijk huishouden door een alleenstaande ouder en zijn of haar vader of moeder, geen grond zou moeten zijn voor al dan niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

verzoekt de regering, de regels rondom kinderopvangtoeslag hierop aan te passen;

verzoekt de regering tevens, mensen die door deze regeling overvallen zijn en niet geïnformeerd zijn, tegemoet te komen over de jaren 2012 en 2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 208 (31322).

Ik heb slecht nieuws voor u, want u bent al 40 seconden over uw tijd heen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Kan ik misschien nog mijn derde motie voorlezen?

De voorzitter:

Nee, dat mag helaas niet. U bent door uw tijd heen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Wat doe ik dan met mijn motie, mijnheer de voorzitter?

De voorzitter:

Tja, we zullen nooit weten hoe mooi die derde motie is. Het leven is hard.

Het woord is aan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Net als mijn collega van de SP ben ik buitengewoon verheugd met de daadkrachtige reactie van de minister op de vele reacties die hij had gekregen op de aanpassing van de regels voor het aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Mijn collega van de SP heeft zich daar overigens samen met zijn collega hard voor gemaakt. Ik wil hem daarmee complimenteren. Ik vind het goed dat de minister heeft voorkomen dat we in een herhaling van het "zzp-casus"-drama terechtkwamen door hierbij ten halve te keren en een coulanceregeling te maken voor mensen die jaarlijks hun kinderopvangtoeslag aanvragen en niet op de hoogte waren van de veranderde regels. Mijn complimenten dus voor de daadkrachtige reactie van de minister. Ik ben heel blij dat dit probleem is opgelost.

We spraken er in het AO ook over dat de kinderopvangsector redelijk in brand staat. Er is gigantisch veel minder vraag, veel minder dan waar het ministerie mee had gerekend. Dat betekent dus dat er sprake zal zijn van een forse meevaller. De bezuinigingen leveren meer op dan gedacht. Mijn fractie heeft zich er in december reeds hard voor gemaakt dat een deel van dat geld teruggaat naar de kinderopvang. Daarom dien ik wij daar samen met collega Heerma een motie over in.

De voorzitter:

Dan gaan wij nu luisteren naar de heer Heerma, de laatste spreker van de Kamer in dit VAO.

De heer Heerma (CDA):

Dank u wel, strenge doch rechtvaardige voorzitter.

Ik zal heel snel mijn moties indienen om te voorkomen dat ik over de mij toegestane spreektijd heenga. Mijn eerste motie gaat over de bezuinigingen in de kinderopvang en de meevaller waarover de heer Van Weyenberg net ook al sprak.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds minder gebruik wordt gemaakt van kinderopvang en derhalve van kinderopvangtoeslag, waardoor onderuitputting ontstaat;

overwegende dat gezinnen door de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag financieel in de problemen dreigen te komen en het gebruik van kinderopvang verder daalt;

verzoekt de regering, de budgettaire meevaller bij de Voorjaarsnota te gebruiken om bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013 deels terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 209 (31322).

De heer Heerma (CDA):

Mijn tweede motie heeft te maken met het Waarborgfonds Kinderopvang. Ik sprak hierover ook al met de minister tijdens het AO. Ik dien hierover de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in de huidige crisis voor kinderopvangorganisaties moeilijk is om noodzakelijke investeringen te doen;

van mening dat het juist ook in tijden van crisis belangrijk is dat er wel geïnvesteerd wordt;

overwegende dat het Waarborgfonds Kinderopvang via borg- en garantiestellingen dit soort investeringen mogelijk maakt;

constaterende dat het waarborgfonds een bedrag van 25 miljoen euro bevat, dat onder de huidige subsidievoorwaarden slechts kan worden gebruikt voor een openstaand juridisch geschil dat waarschijnlijk pas in 2026 tot een afronding komt;

verzoekt de minister, te bezien hoe het binnen de subsidievoorwaarden mogelijk kan worden gemaakt om deze gelden uit het waarborgfonds aan te wenden voor borg- en garantiestellingen die investeringen mogelijk maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 210 (31322).

Ik zie dat de minister reeds in staat is om de moties te becommentariëren. Het woord is aan de minister.

Minister Asscher:

Voorzitter. In de eerste plaats zeg ik de heer Ulenbelt dank voor de vasthoudendheid waarmee hij de zaak van de ouders die gedupeerd waren door de beperking van het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht, onder de aandacht te brengen. Dat geldt ook voor een aantal andere Kamerleden. Ik zeg de heer Ulenbelt ook dank voor de waarderende woorden die hij over de oplossing heeft uitgesproken. Dat geldt ook voor de heer Van Weyenberg.

De motie-Ulenbelt op stuk nr. 205 gaat over differentiatie. Ik ga nu geen uitspraak doen over het door de heer Ulenbelt aangehaalde specifieke kinderdagverblijf. Ik wil wel iets zeggen over differentiatie van kwaliteit in het algemeen, ter aanvulling op wat wij in het algemeen overleg van 7 maart met elkaar besproken hebben. De kinderopvang die ondernemers bieden, moet voldoen aan de basiskwaliteit. De basiskwaliteit is vastgelegd in wet- en regelgeving. De overheid ziet erop toe dat die kwaliteit wordt geboden. Als gevolg van bezuinigingen wordt de concurrentie tussen ondernemers in de kinderopvang steviger. Daarop is ook door verschillende sprekers gewezen. Ondernemers spelen hierop in door kinderopvang aan te bieden met een variatie in prijs-kwaliteitsverhouding en door bovenop de reeds verplichte basiskwaliteit in sommige gevallen iets extra's te bieden. Daardoor krijgen ouders meer keuzevrijheid. Zij kunnen bij een gelijkblijvende basiskwaliteit tussen verschillende aanbieders kiezen. De keuze zit soms in het type voeding, in het aantal uren of in de flexibiliteit. De opvang wordt daarmee meer op maat gemaakt.

De basiskwaliteit blijft inhouden dat er wettelijke eisen aan de beroepskracht-kindratio worden gesteld. Zowel verticale als horizontale groepen moeten aan die eisen voldoen. Ik onderschrijf de keuzevrijheid. Nog afgezien van de vraag of ik het individuele geval wenselijk vind, zie ik op dit moment geen aanleiding om differentiatie onmogelijk te maken. Ik ontraad de motie dus.

De heer Ulenbelt (SP):

Over de basiskwaliteit zijn wij het eens, maar ik neem aan dat de minister ook niet wil leven in een maatschappij waarin het van de portemonnee van de ouder afhangt welk voedsel een kind op de opvang krijgt. Krijgt een kind van rijke ouders dan ander voedsel? Daarvan is sprake in het voorbeeld dat ik aangedragen heb. Dat moeten wij toch niet willen? Dat is dan toch het begin van veel meer …

De voorzitter:

Helder.

Minister Asscher:

De basiskwaliteit is voor alle kinderen gegarandeerd. Daarop zien we toe. De vraag in wat voor samenleving we willen leven, staat los van de vraag of er ingrijpen van de regering geboden is bij de ontwikkeling waarop marktpartijen hun producten aanbieden. Ouders kunnen daar prima zelf hun keuze in maken. Zolang de basiskwaliteit en de voorwaarden tot financiering voor iedereen geregeld zijn, zie ik op dit moment geen reden tot nader ingrijpen en ontraad ik de motie.

De heer Ulenbelt (SP):

Krijgen we na verschil in voedsel ook verschil in kinderbedjes, verschil in stoelen, verschil dat je bij de een met vulpen mag schrijven en bij de ander niet? Dit is toch ondersteuning van wat de minister vindt? Hij wil die tweedeling toch ook niet?

Minister Asscher:

Het is aan de orde van de dag dat er geconcurreerd wordt op bijvoorbeeld verschillen in kinderstoelen. De dure Tripp Trappstoel wordt niet in ieder kinderdagverblijf aangeboden, maar in sommige wel. Voor sommige ouders is dat de reden om dat kinderdagverblijf te kiezen. Voor andere ouders was dat niet doorslaggevend zolang er aan de basiskwaliteit wordt voldaan.

Voorzitter. De motie-Van Vliet op stuk nr. 206 gaat over private equity. GroenLinks heeft daar ook het een en ander over gezegd. Private equity is een verzamelnaam, een containerbegrip, voor private investeerders die risicodragend vermogen ter beschikking stellen aan niet-beursgenoteerde vennootschappen. Die kunnen ook opereren in de kinderopvang. Dat is een gevolg van de keuze voor marktwerking in die sector. Ik zie en ben met de spreker eens dat dit risico's heeft. Ik begrijp en deel de maatschappelijke zorgen over investeerders die vooral uit zijn op het snel zo mogelijk halen van zo hoog mogelijke winst. De overheid heeft dan ook een belangrijke taak in het stellen van de juiste kaders en het zorgen voor goed en onafhankelijk toezicht. Wat het financieel-economisch betreft: op 22 juli van dit jaar treedt de implementatie van de Europese richtlijn in werking waardoor private equity onder het toezicht van de AFM zal vallen. In die richtlijn staan bijvoorbeeld voorschriften over een integere bedrijfsvoering en het aan te houden eigen vermogen. Daarmee wordt tegenwicht geboden tegen het sprinkhaneneffect. Daarnaast zal de NMa erop toezien dat bedrijven op de vrije markt met elkaar concurreren en bijvoorbeeld geen prijsafspraken maken. Er zijn verschillende toezichthouders actief op het terrein van kwaliteit. De GGD houdt toezicht op de kwaliteit van de kinderopvanginstellingen, ongeacht de wijze van financiering. Verder is in fiscale wetgeving, het Belastingplan 2012, geregeld dat durfkapitalisten in veel mindere mate dan voorheen de rentekosten over de schuld kunnen wegstrepen tegen de winst. Ten slotte is transparantie van belang, zodat ouders zelf weten wie de eigenaar of financierder is van de kinderopvanginstelling. Ik ga dan ook in gesprek over het plaatsen van dat soort informatie op de verplichte website van de instelling. Met die kaders worden de risico's van private equity geadresseerd. Private equity als zodanig verbieden gaat wat mij betreft te ver, omdat het moeilijk is om aan de ene kant te zeggen dat bedrijven een winstoogmerk mogen hebben en aan de andere kant een heel hard onderscheid te maken tussen de manier waarop ze vreemd vermogen verwerven. Die definitie is moeilijk op te stellen. Het gaat de heer Van Vliet en de regering uiteindelijk om de andere elementen die ik behandelde. Ik ontraad derhalve de motie.

De heer Van Vliet (PVV):

Er staat in de motie "ontmoedigen"; het woord "verbieden" heb ik vermeden. Mijn ervaring is dat zodra private equity naar binnen komt, de directie wordt vervangen, omdat zij moet meewerken aan de Nilfisktheorie: waar een dubbeltje ligt, wordt dat opgezogen. Dat gaat bij kinderopvanginstellingen ook gebeuren. Ik breng graag de motie in stemming.

Minister Asscher:

Dat staat de heer Van Vliet vanzelfsprekend vrij. Hoewel hij spreekt over ontmoedigen, zou ik niet verder willen gaan dan wat ik reeds heb geschetst, namelijk ophouden van het fiscaal stimuleren, als gevolg van het Belastingplan, en beter toezicht op kwaliteit en financiering.

Voorzitter. Ik verzoek GroenLinks om de motie-Van Oijk/Voortman op stuk nr. 207 over het partnerbegrip aan te houden. Ik kan op dit moment niet overgaan tot het aanpassen van de AWR, Awir of de Wko, waarover in deze Kamer jaren is gesproken, rond de objectivering van het partnerbegrip in het kader van de fiscale wetgeving en toeslagen, de zogenaamde Omtzigtgevallen. Ik zeg wel toe dat de vragen van de heren Heerma en Omtzigt over deze kwestie binnen twee weken zullen worden beantwoord. Als GroenLinks niet tevreden is met die beantwoording, kan de motie alsnog in stemming worden gebracht. Op dit moment zou ik haar willen ontraden.

Ik moet even kijken bij welke motie ik ben aanbeland.

De voorzitter:

U sprak zo-even over de motie op stuk nr. 207.

Minister Asscher:

Ik geloof het wel. Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 209. Dat betekent dat ik een motie mis. U gaat mij straks helpen om de motie op stuk nr. 208 boven water te krijgen.

De motie op stuk nr. 209 gaat over het verzoek om de budgettaire meevaller bij de Voorjaarsnota te gebruiken om de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag … Ik weet ook weer dat de motie op stuk nr. 208 ging over een analyse en de tweede tabel rond alleenstaande ouders die last hebben van de bezuinigingen. Die analyse heb ik toegezegd in het kader van de Voorjaarsnota en de voorjaarsbesluitvorming. Ik wil dus verzoeken om deze motie aan te houden. Als de indieners de motie niet willen aanhouden, wil ik deze ontraden. We zijn er nu mee aan het werk en het beeld dat de indieners zoeken, zal ik schetsen bij de voorjaarsbesluitvorming. Tot zover de motie op stuk nr. 208.

De motie op stuk nr. 209 gaat over het verzoek om de budgettaire meevaller te gebruiken om de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013 deels terug te draaien. Dat is een bekende wens van de heer Heerma. Ik wil deze motie ontraden, omdat ik bij de integrale voorjaarsbesluitvorming het onderzoek naar het structurele karakter van die onderuitputting heb toegezegd. Ook heb ik toegezegd dat het kabinet dan binnen de geldende begrotingsregels een integrale afweging zal maken over de wijze waarop met een eventuele meevaller zal worden omgegaan. Om die reden wil ik de motie op dit moment ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 209 van de heer Heerma is ontraden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil nog even terug naar de motie op stuk nr. 208 als dat mag. De minister vraagt mij om die motie aan te houden, maar ik kon zijn samenvatting daarvan niet helemaal volgen. De motie gaat over alleenstaande ouders die een huishouden delen met hun vader of moeder, waarbij ervan wordt uitgegaan dat die vader of moeder wel die kinderopvangtaak kan vervullen, terwijl dat niet altijd het geval is. Daar gaat de motie specifiek over.

De voorzitter:

Ik had ook de indruk dat de minister inhoudelijk over de motie op stuk nr. 207 sprak, terwijl hij zei dat hij het over de motie op stuk nr. 208 ging.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wilde dat niet zo zeggen.

De voorzitter:

Ik ben wat harder vandaag. We zijn de minister dankbaar als hij nog even expliciet naar de motie op stuk nr. 208 kan kijken.

Minister Asscher:

De voorzitter heeft volkomen gelijk. In een poging om de Kamer te gerieven door snel te antwoorden en uit mijn hoofd te reageren, heb ik de nummering van de moties door de war gehaald. De preadviezen blijven hetzelfde. Ik wil de indieners van de motie die gaat over het objectiveerbare partnerbegrip, de Omtzigtpartners, verzoeken de motie aan te houden, zolang de Kamer de antwoorden op de vragen van de heren Heerma en Omtzigt niet kent. Als de motie niet wordt aangehouden, ontraad ik deze.

De andere motie, waar ik nu helemaal geen nummer meer op durf te plakken, ging over de tweede tabel van de kinderopvangtoeslag. Juist met het oog op alleenstaande ouders met kinderen in de kinderopvang en de teruglopende toeslag voor die groep en het gevolg voor de participatie, heb ik toegezegd dat element te zullen analyseren op weg naar de voorjaarsbesluitvorming. Ik wil vragen op die analyse te wachten en de motie aan te houden. Zo niet, dan zal ik deze motie voor dit moment ontraden. Dat waren de moties op stuk nrs. 207 en 208 in willekeurige volgorde.

Ik ben de Kamer nog een reactie schuldig op de motie op stuk nr. 210 van de heer Heerma van de CDA-fractie. Deze motie gaat over het Waarborgfonds. Ik wijs erop dat de taakstelling van het Waarborgfonds het verstrekken van borgstelling aan banken is, zodat kinderopvangbedrijven leningen kunnen aangaan voor het starten of uitbreiden van de onderneming. Daarvoor is er de beschikking over structureel en tijdelijk kapitaal. Het tijdelijke kapitaal zou in 2012 terug moeten, maar de subsidie is verlengd tot december 2016 om de lopende verplichtingen te kunnen afwikkelen. Het structurele vermogen is maximaal gebruikt. Ik zie dus geen ruimte om die taken nu, ex-post, via deze motie uit te breiden. De borgstelling, zowel de incidentele als de structurele, is nodig voor het afdekken van bestaande risico's. Ik wil de motie dan ook ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij stemmen aanstaande dinsdag over de zes moties.

Naar boven