7 Discriminatieonderwerpen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 maart 2013 over discriminatieonderwerpen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Discriminatie is een groot probleem dat aangepakt moet worden als daarvan sprake is. Helaas hebben veel mensen op de arbeidsmarkt ook te maken met discriminatie. Kijk daarvoor bijvoorbeeld naar migranten, ouderen en mensen met een handicap. In de groep is de werkloosheid hoger dan in andere groepen en soms is er sprake van discriminatie. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid onder niet-westerse migranten, ouderen en mensen met een handicap hoger is dan onder de Nederlandse beroepsbevolking in het algemeen;

overwegende dat er in sommige gevallen sprake is van arbeidsmarktdiscriminatie;

verzoekt de regering om de Inspectie SZW de bevoegdheid te geven om onderzoek te doen naar arbeidsmarktdiscriminatie, in te grijpen als er sprake is van arbeidsmarktdiscriminatie, sancties op te leggen aan werkgevers die zich daaraan schuldig maken en hiertoe een voorstel aan de Kamer te zenden;

verzoekt de regering om een zwarte lijst van bedrijven die zich schuldig maken aan discriminatie op te stellen en deze lijst te presenteren op haar website,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (30950).

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb nog twee punten die enigszins onbeantwoord zijn gebleven in het debat. Het eerste punt betreft bedrijven die zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie en waarvan dat ook bewezen is door middel van een rechterlijke uitspraak. Is de minister bereid om die bedrijven vanuit de overheid te sanctioneren, bijvoorbeeld door bij aanbestedingen geen zaken meer met deze bedrijven te doen? Het tweede punt betreft het feit dat de overheid zich in de toekomst ook schuldig wil maken aan arbeidsmarktdiscriminatie, door mensen met een arbeidsbeperking die naar vermogen werken onder het wettelijk minimumloon te betalen. Dit verhoudt zich naar mijn mening helemaal niet tot het non-discriminatiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling. Is de minister daarom bereid om van deze maatregel af te zien?

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg sprak mijn collega van de ChristenUnie over Groen van Prinsterer, een grote naam uit de christelijke politieke geschiedenis van ons land. Toch wil ik mijn confessionele collega in het kader van de voortschrijdende islamisering van ons land wijzen op een andere grote christelijke denker: de heer Abraham Kuyper. In zijn boek Om de oude wereldzee schrijft hij enkele zeer verstandige dingen over de aard van de islam. Aangezien die aard onder andere leidt tot grote problemen in onze samenleving op het gebied van eergerelateerd geweld, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de man binnen de islam voogd is van de vrouw en de islam geweld tegen vrouwen legitimeert en opdraagt;

constaterende dat 96% van de daders van eerwraak in Europa een islamitische achtergrond heeft;

constaterende dat Nederland rond de 500 eergerelateerde zaken per jaar kent, waarvan gemiddeld bijna elke maand één met dodelijke afloop;

constaterende dat in Nederland in 95% van de gevallen waarin men eergerelateerd geweld vermoedt, er in ieder geval personen zijn betrokken die zelf afkomstig zijn, of een van de ouders, uit een islamitisch land;

constaterende dat dit kabinet stelt dat er geen enkel verband bestaat tussen eergerelateerd geweld/eerwraak en de islam;

overwegende dat de aanpak van het probleem omtrent eergerelateerd geweld alleen werkt wanneer de feiten worden meegenomen in beleid;

verzoekt de regering, expliciet te erkennen dat er een verband bestaat tussen eergerelateerd/eerwraak geweld en de islam,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (30950).

De heer Van Klaveren (PVV):

Dan heb ik nog één andere motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eenieder die zich in Nederland gediscrimineerd voelt naar de politie kan stappen om aangifte te doen;

constaterende dat de politie helpt met advies en bijstand;

overwegende dat antidiscriminatiebureaus dus overbodig zijn;

verzoekt de regering, de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (30950).

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. In het debat met de minister over discriminatie heb ik aangegeven dat de PvdA alle vormen van discriminatie – van antisemitisme tot discriminatie op de arbeidsmarkt en in het uitgaansleven – onacceptabel vindt en dat de regering aan het bestrijden ervan prioriteit moet geven.

Ik heb nog één aanvullende vraag voor de minister. Wordt in de lopende discriminatieonderzoeken ook het internet meegenomen? Wij zien namelijk regelmatig fors discriminerende of geweldsverheerlijkende uitingen langskomen.

Ik kom tot mijn moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slechts 24% van de gemeenten een eigen antidiscriminatiebeleid voert;

constaterende dat allerlei vormen van discriminatie, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt en in het uitgaansleven, maar ook antisemitisme, onverminderd blijven voorkomen, maar dat de registratie en meldingen ervan achterblijven;

constaterende dat veel vormen van discriminatie, zoals arbeidsdiscriminatie, gemeentegrensoverstijgend zijn;

van mening dat slachtoffers van alle vormen van discriminatie en antisemitisme overal in Nederland laagdrempelig ondersteund moeten kunnen worden;

van mening dat voor een goede uitvoering van discriminatiebeleid en het goed functioneren van antidiscriminatievoorzieningen, het beter is om op te schalen naar regionaal niveau door aan te sluiten bij de veiligheidregio's;

verzoekt de regering, in het gesprek met gemeenten over de uitvoering van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de effectiviteit van de aanpak van discriminatie, in te zetten op de doelstelling dat op termijn alle gemeenten en in 2015 minimaal 50% van de gemeenten – mogelijk op regionaal niveau – een eigen antidiscriminatiebeleid heeft;

verzoekt de regering tevens om aan de hand van lokale best practices samen met de gemeenten een aanpak te maken om die doelstelling te bereiken, en daarbij onder andere het bestrijden van antisemitisme, discriminatie in het uitgaansleven en op de regionale arbeidsmarkt, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van een stageplek, een hoge prioriteit te geven en bovendien te zorgen voor een goede kwalitatieve terugkoppeling van meldingen van discriminatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel en Van Nieuwenhuizen-Wijbenga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (30950).

Dank u wel, mevrouw Yücel. U bent door uw tijd heen en hebt dus geen tijd meer voor een tweede motie.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het programma "Homoseksualiteit bespreekbaar maken in etnische kring" per 2013 eindigt;

constaterende dat de acceptatie van homoseksualiteit onder bepaalde migrantengroepen ondanks dit programma nog veel te wensen over laat;

van mening dat alle vormen van discriminatie en ook die van homo's onacceptabel zijn en dat de acceptatie van homoseksualiteit onder de bevolking, waaronder ook de migrantengroepen, prioriteit verdient;

verzoekt de regering, het programma "Homoseksualiteit bespreekbaar maken in etnische kring" kwalitatief en inhoudelijk te evalueren, zodat er weloverwogen besloten kan worden over vervolgstappen voor een effectieve aanpak om de acceptatie en bespreekbaarheid van homoseksualiteit in de samenleving, waaronder in etnische kring, te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Yücel en Van Nieuwenhuizen-Wijbenga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (30950).

De heer Van Weyenberg (D66):

Zo hebben wij dit ook weer geregeld. Dan kom ik op de motie die ik namens mezelf indien. Ik constateer alleen dat ik een verkeerde motie bij mij heb. Ik heb nog één minuut. Ik zal dat dus oplossen door de goede even te halen.

De voorzitter:

Als er iemand is die iets wil zingen of een mop wil vertellen in de tussentijd …

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter, mijn excuses.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de financiering voor onderzoek naar discriminatie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt aan het Sociaal Cultureel Planbureau afloopt;

constaterende dat discriminatie van niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt nog steeds plaatsvindt;

overwegende dat het van groot belang is om discriminatie in kaart te blijven brengen en vervolgens te bestrijden;

verzoekt de regering, te borgen dat het SCP discriminatie op de arbeidsmarkt kan blijven monitoren en bij de vormgeving hiervan het gevraagde SER-advies te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (30950).

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het algemeen overleg over diverse discriminatiezaken kunnen constateren dat er nog heel wat afgediscrimineerd wordt in Nederland. Om dat goed te kunnen bestrijden, moet je allereerst weten waar je het eigenlijk over hebt. Wij willen graag dat gemeenten daar beleid op formuleren. Gemeenten moeten dus ook weten waarover zij het hebben. Het is belangrijk om zicht te krijgen op het aantal aangiftes en meldingen. Daarvan constateren wij dat die omhoog moeten. De meldingsbereidheid is nog niet op het niveau dat wij zouden willen. Dat komt natuurlijk omdat mensen pas iets melden of aangifte doen op het moment dat zij het gevoel hebben dat het ertoe doet en dat het iets oplevert. Daarom hebben wij in de motie die ik samen met mevrouw Yücel heb ingediend, daar vooral de focus op gericht. Wij willen graag dat de minister zich hard inspant om te zorgen dat er een kwalitatieve terugkoppeling komt van alle gedane meldingen. Dat gebeurt al bij de politie, maar dit moet ook gebeuren bij de regionale of gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Dan kan een gemeentebestuur ook echt beleid formuleren.

Tevens hebben wij in de motie meegenomen dat wij het van belang vinden dat dit op het niveau gebeurt waar dit het meest praktisch kan. Dat is het regionale niveau. Aangezien de rest van de keten is georganiseerd op het niveau van de veiligheidsregio, zou het handig zijn om daarbij aan te sluiten. Zoals in de motie naar voren wordt gebracht, kan het arbeidsmarktdiscriminatie opleveren als je bijvoorbeeld in de ene gemeente werkt en in de andere woont. Dat is dus niet gebonden aan een gemeente. Hetzelfde voorbeeld kun je zien in de horeca, waar jongeren in de centrumgemeenten uitgaan maar in kleinere gemeenten in de omliggende regio wonen. De meeste vormen van discriminatie zijn helaas gemeentegrensoverschrijdend. Vandaar het pleidooi in deze motie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Asscher:

Voorzitter. Naar aanleiding van het vorige VAO kan ik definitief toezeggen dat de Kamer voor de zomer dat voorstel inzake de WVA krijgt. Daar hoeven we dan ook geen brief meer over te schrijven.

Mevrouw Karabulut vroeg in hoeverre er bij aanbestedingen rekening kan worden gehouden met discriminatie. Binnen het aanbestedingsrecht kan rekening worden gehouden met onderdelen als Past Performance. Het is niet mogelijk om daar nu in algemene zin een uitspraak over te doen, want dit vindt plaats binnen het aanbestedingsrecht. Binnen het aanbestedingsrecht kan de aanbestedende partij echter rekening met dit soort zaken houden.

In hoeverre is de regering bereid het regeerakkoord in te trekken wegens de vermeende strijd met de non-discriminatiebeginselen? Daarover verschillen mevrouw Karabulut en de regering van mening. Wij zijn daar dus niet toe bereid.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb twee punten. Het eerste punt betreft de aanbestedingen. Het is natuurlijk prima dat dit mogelijk is, maar mijn concrete vraag was: is de minister bereid om de mogelijkheid om als overheid sancties op te leggen aan bedrijven die bewezen hebben gediscrimineerd, ook daadwerkelijk toe te passen en om geen zaken meer met die bedrijven te doen? De vraag is dus niet zozeer of het kan, maar of de minister bereid is dat te gaan doen.

Minister Asscher:

Zoals u weet, zijn er heel veel aanbestedende overheden. Ik kan niet in algemene zin toezeggen dat al die aanbestedende overheden daar op deze grond rekening mee zullen houden. Vandaar dat ik de mogelijkheid schets. Dan is het aan de onderscheiden overheden om daar een keuze in te maken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Laat ik de vraag dan toespitsen op de rijksoverheid. Daar heeft de minister immers wel mee te maken.

Minister Asscher:

Ook in dat geval wil ik niet in algemene zin toezeggen dat we dat zullen doen. Maar de mogelijkheid is er en die zal ik onder de aandacht brengen.

De voorzitter:

Helder. Dan komen we op de moties.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik had nog een tweede punt.

De voorzitter:

Nou, heel kort dan.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn vraag was niet om het regeerakkoord in te trekken. Dat zou ik overigens wel adviseren, maar dat is nu niet aan de orde. Mijn vraag was: is de minister bereid om de discriminerende maatregel in te trekken die het kabinet nog wil treffen, namelijk om mensen met een arbeidsbeperking onder het wettelijk minimumloon te betalen? Dit is immers discriminatie.

Minister Asscher:

Ik had de vraag van mevrouw Karabulut ook in eerste instantie goed begrepen. Het is onderdeel van het regeringsbeleid. Ik had ook niet de indruk dat zij had aanbevolen het hele regeerakkoord in te trekken. Maar ook dit onderdeel van het voorgenomen beleid zou ik niet op grond van deze bewering willen intrekken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter …

De voorzitter:

Ik heb u nu al vier keer gehoord, mevrouw Karabulut. Het is echt wel genoeg.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het zijn wel twee verschillende vragen, voorzitter.

De voorzitter:

Maar dit wordt al de vierde interruptie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee, dit is één vraag en vervolgens heb ik recht op één vervolgvraag.

De voorzitter:

Nee, we gaan nu naar de minister luisteren.

Minister Asscher:

Ik kom op de preadvisering van de moties. De motie-Karabulut op stuk nr. 51 gaat over de Inspectie SZW en de zwarte lijst. Ik wil die motie ontraden. Er is een individueel klachtrecht bij het College voor de rechten van de mens, dus niet bij de Inspectie SZW. De inspectie heeft wel een algemene verantwoordelijkheid voor de handhaving van de wet en zal vanuit dien hoofde niet aarzelen bij gebleken overtreding op te treden. Daarom ontraad ik het eerste onderdeel van de strekking van de motie. Dat geldt ook voor het tweede onderdeel van de motie, waarin wordt gevraagd om een zwarte lijst aan te leggen. Het College voor de rechten van de mens bepaalt namens ons in hoeverre er sprake is van zich schuldig maken aan discriminatie. Het publiceert die lijst ook. Daarom zie ik geen mogelijkheid om daarnaast nog een eigen zwarte lijst aan te leggen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Daar ben ik weer, voorzitter. De procedure via het College voor de rechten van de mens is gigantisch ingewikkeld. Dat terwijl arbeidsmarktdiscriminatie heel concreet een veelvoorkomende vorm van discriminatie is. Is de minister dan ten minste bereid om te kijken naar de klacht dat het een ingewikkelde procedure is om via het College voor de rechten van de mens en de rechter iets aan te tonen? Is hij bereid om te kijken naar een mogelijkheid om dit eventueel in de toekomst bij de Arbeidsinspectie onder te brengen?

Minister Asscher:

Nee, daarom heb ik de motie ontraden. Ik vind het beter om de Inspectie SZW de taken die bij haar zijn neergelegd te laten uitoefenen. Met de capaciteit die zij daarvoor heeft, is dat nog een hell of a job. Als er verbeteringen nodig zijn in het procesrecht rond het College voor de rechten van de mens, dan moet dat in dat verband aan de orde worden gesteld. Ik zie nu geen aanleiding om puur voor het onderwerp discriminatie een heel andere procesgang te onderzoeken.

De voorzitter:

Afrondend en kort, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Afrondend, is de minister dan op zijn minst bereid om te kijken naar de klachten dat die procedures via het College voor de rechten van de mens nogal ingewikkeld en langdradig zijn en daarmee voor een deel van de mensen een reden is om af te haken?

Minister Asscher:

Ik ben vanzelfsprekend altijd bereid om dat soort klachten te bekijken. Ik wil alleen niet de indruk wekken dat ik een nieuwe procesgang zou willen onderzoeken bij de Inspectie SZW.

Ik kom bij de motie van de heer Van Klaveren op stuk nr. 52, die gaat over het verband tussen eergerelateerd geweld, eerwraak en de islam. Die motie ontraad ik. We gaan vanzelfsprekend uit van alle feiten. Het is niet nodig om daaraan via deze stelling van de heer Van Klaveren zijn interpretatie toe te voegen. We zullen op basis van de feiten reageren.

In de motie van de heer Van Klaveren op stuk nr. 53 wordt de regering verzocht om de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen in te trekken, omdat mensen ook naar de politie kunnen. Wij denken – zie ook het vorige debat met mevrouw Karabulut – dat het van belang is dat er voor mensen een laagdrempelige manier is om discriminatie op lokaal niveau aan te kaarten. We ontraden deze motie dan ook.

De motie van mevrouw Yücel en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga op stuk nr. 54 gaat over een hele reeks zaken. Daarin wordt onder andere gesteld dat het beter is om op te schalen naar het regionale niveau en dat we in gesprek zouden moeten over de Wga. Daaromheen is een aantal verzoeken gedaan. Ik heb daarover een en ander toegezegd in het algemeen overleg dat we hebben gevoerd. Mijn advies aan de Kamer is om deze motie aan te houden. Omdat ik het belangrijk vind dat gemeenten betrokken zijn, heb ik reeds toegezegd om naar aanleiding van de evaluatie langs de lijnen die mevrouw Yücel schetst, het gesprek met de gemeenten aan te gaan. Die gesprekken wil ik gebruiken om te achterhalen hoe de betrokkenheid kan worden verbeterd. Daarbij zijn de meegegeven lijnen zeer voor de hand liggende opties. Ik heb de Kamer ook toegezegd om haar voor de zomer een verslag van die gesprekken toe te sturen. Ik verzoek mevrouw Yücel dus om de motie tot dat moment aan te houden. Dan kunnen we bekijken of die motie daar nog bij nodig is of dat ze haar suggestie in die gesprekken al hebben overgenomen.

De voorzitter:

Ik bespeur weinig activiteit bij mevrouw Yücel. Dat betekent vooralsnog dat ze de motie in stemming laat brengen. Dan wil ik wel graag een oordeel van u, minister, horen.

O, ik zie beweging. We hebben iemand wakker gekust.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik houd de motie aan tot het moment dat we een verslag van de gesprekken krijgen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Yücel stel ik voor, haar motie (30950, nr. 54) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Asscher:

Voorzitter, als u kust, praat ik. Ik kom bij de motie op stuk nr. 55, die gaat over het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in etnische kring. De indieners hebben gezien dat juist het bespreekbaar maken van homoseksualiteit en het opkomen voor mensen die uit de kast willen komen in etnische kring, een belangrijk onderdeel van mijn integratiebeleid is. Dus is het goed om de resultaten van het eerdere traject daarin mee te nemen. Ik beschouw de motie daarom als ondersteuning van mijn beleid. Ik laat het oordeel erover aan de Kamer over.

De motie van de heer Van Weyenberg op stuk nr. 56 gaat over de financiering van onderzoek naar discriminatie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt door het SCP. Ik adviseer om ook deze motie aan te houden. De SER is tenslotte om een advies over discriminatie op de arbeidsmarkt gevraagd. Ik wil dat advies afwachten om te bezien op welke manier we in de toekomst willen monitoren hoe het met die discriminatie gaat. Zoals ik in de veegbrief heb aangegeven, komt dat advies naar verwachting pas later dit jaar. De zorg van de heer Van Weyenberg gaat over toekomstige jaren. Het advies van de SER zal op tijd zijn om eventueel nog besluiten te nemen over nadere financiering of opdrachten aan het SCP betreffende de monitoring van arbeidsmarktdiscriminatie. Het verzoek is dus: aanhouden. Als de motie toch in stemming komt, ontraad ik haar op dit moment.

De heer Van Weyenberg (D66):

De motie heeft twee delen. Wat betreft de inhoud van zo'n monitoring wachten we de SER af. Ik heb ook geprobeerd om daaraan recht te doen in de motie. De minister heeft dat in het AO gezegd. Dat begrijp ik. Alleen is er op dit moment geen geld meer bij het SCP, zo is mij gemeld. Ik vind het wel heel belangrijk dat we doorgaan met die tweejaarlijkse monitoring, en dan kunnen we over de vorm nog discussiëren. Dat beoog ik. Ik heb daarom nog wel een vraag aan de minister. Hij zegt: ontraden. Ik hoor hem echter ook zeggen dat hij wil doorgaan met onderzoek. Kan hij dat voor mij nog even toelichten?

Minister Asscher:

Ik wil niet vooruitlopen op de vraag door wie en op welke manier we in de toekomst discriminatie op de arbeidsmarkt willen laten monitoren. Het SCP kan dat doen, maar ook andere instanties. Het kan ook op allerlei manieren worden vormgegeven. Wat mij betreft is dat ook een van de vragen die onderdeel uitmaken van het aan de SER gevraagde advies. Daarbij is de vraag: hoe kun je modern beleid voeren om discriminatie, bijvoorbeeld op leeftijd, geslacht of noem maar op, op de arbeidsmarkt te voorkomen? Om die reden ontraad ik de motie nu. Eigenlijk legt ze vast, of bevriest, dat we in ieder geval via het SCP door willen gaan met die monitoring. Dat hoeft niet de uitkomst te zijn van het SER-advies.

De voorzitter:

Afrondend, kort.

De heer Van Weyenberg (D66):

Als ik het SCP uit het dictum zou weghalen, zou de minister dan zijn oordeel veranderen?

Minister Asscher:

Dan komen we terecht in een hoge mate van overbodigheid. Dat zeg ik met alle vormen van respect voor de heer Van Weyenberg. Ik heb aangegeven dat we ook in de toekomst zullen bijhouden hoe het met de arbeidsdiscriminatie gaat, maar dat de manier waarop, de uitvoerder en de financiering wat ons betreft onderdeel moeten zijn van het SER-advies. Als het onderdeel van het SCP uit het dictum wordt verwijderd, is het verzoek om te borgen dat discriminatie op de arbeidsmarkt kan blijven worden gemonitord. Bij de vormgeving daarvan moet het gevraagde SER-advies worden betrokken. Ik zie niet goed wat dat dan nog toevoegt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen aanstaande dinsdag over de moties.

Naar boven