8 Kwaliteit jeugdzorg

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over Kwaliteit van de Jeugdzorg/Macht van de gezinsvoogd (31839, nr. 204).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de beide staatssecretarissen. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Burg. Zij heeft zoals iedereen een spreektijd van twee minuten.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad over de kwaliteit en de professionalisering van de jeugdzorg, maar er zijn twee punten – één principieel punt en één punt dat onduidelijk is gebleven – waarover ik nu moties indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris van VWS voornemens is, tuchtmaatregelen in het nieuw in te voeren tuchtrecht in de jeugdzorg slechts geanonimiseerd openbaar te maken;

constaterende dat ten aanzien van de individuele gezondheidszorg juist overgegaan wordt tot het niet geanonimiseerd openbaar maken van genomen tuchtmaatregelen – met uitzondering van de waarschuwing – in het daarbij behorende BIG-register;

overwegende dat met een niet geanonimiseerde openbaarmaking een aantal belangrijke verbeteringen wordt gerealiseerd, waaronder transparantie voor de cliënt ten aanzien van het functioneren van beroepsbeoefenaren;

verzoekt de regering, tuchtmaatregelen in de jeugdzorg – behalve de waarschuwing – niet geanonimiseerd openbaar te maken conform de gekozen uitwerking in de individuele gezondheidszorg en het bijbehorende BIG-register,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg, Dille en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 208 (31839).

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De tweede motie betreft een vraag waarover ik onvoldoende duidelijkheid heb gekregen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatssecretaris tuchtrecht voor enkele beroepen in de jeugdzorg zal invoeren, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de vormgeving van het bestaande tuchtrecht in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) en het bijbehorende BIG-register;

constaterende dat in de Wet BIG een aantal strafbepalingen is opgenomen waarmee het veroorzaken van schade of een aanmerkelijke kans daarop strafbaar wordt gesteld;

overwegende dat dergelijke strafbepalingen mogelijk toegevoegde waarde hebben in het nieuw vorm te geven tuchtrecht in de jeugdzorg;

verzoekt de regering, te bezien in hoeverre de strafbepalingen toegevoegde waarde hebben en inpasbaar zijn in het tuchtrecht voor de jeugdzorg en de Kamer hierover voor de zomer 2012 te informeren en indien nodig deze bepalingen toe te voegen aan het wetsvoorstel dat tuchtrecht in de jeugdzorg regelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg en Dille. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 209 (31839).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Deze motie wekt bij mij verwarring, want het tuchtrecht is bedoeld om mensen aan te spreken op het schenden van hun beroepsnormen. Dan mogen zij bijvoorbeeld niet meer hun functie uitoefenen. Dat is een prima manier. Strafrecht is bedoeld om mensen echt te straffen. Het lijkt erop alsof mevrouw Van der Burg in haar motie een voorstel doet om in het tuchtrecht strafnormen in te voeren. Dat lijkt mij niet de bedoeling.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Nee, het gaat over de Wet BIG, dat is dus niet het tuchtrechtdeel. Wij hebben ook in de gezondheidszorg mensen die niet geregistreerd zijn maar die wel schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van mensen en die dat vooraf zouden kunnen weten. Ik noem maar even een extreem voorbeeld. Stel je voor dat een kwakzalver, zoals dat in de volksmond wordt genoemd, mensen allerlei adviezen geeft of hun juist de mogelijkheid onthoudt om zorg te zoeken, dat wil zeggen, hun dat sterk afraadt. Daarvoor hebben we in de Wet BIG nu iets geregeld. Dat heeft een bredere strekking voor beroepen. Valt nu de nieuwe jeugdzorg daar ook onder, dus is het daarmee al gedekt, of is er nog een stukje open, wat in de jeugdzorg dan eventueel daarbuiten zou kunnen vallen? Dat is de onderzoeksvraag die ik stel.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Veel duidelijker is het niet geworden, maar ik neem aan dat de staatssecretaris hier wel iets mee kan. Wil mevrouw Van der Burg nu dat het geregeld wordt, of wil zij dat het wordt uitgezocht? Het eerste vind ik een beetje te snel, terwijl ik mij misschien iets kan indenken bij het tweede.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb de regering gevraagd, omdat de beantwoording tijdens het AO niet duidelijk was, of zij kan nagaan of deze bepaling, die door onze collega's bij VWS recent is toegevoegd aan de wet BIG, de gehele jeugdzorg omvat, zodat de kwestie daarmee gedekt is, of dat er nog een stukje open blijft waardoor wij nog iets moeten toevoegen. Als dit is geregeld, dan is het prima. Anders moet worden beargumenteerd waarom dit wel of niet zou kunnen.

Mevrouw Kooiman (SP):

We hadden het in het AO over de kwaliteit van de jeugdzorg. Mijn twee moties gaan juist over die kwaliteit en over hoe wij die het beste kunnen vasthouden of verbeteren. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jeugdzorgwerkers straks onder de verplichte beroepenregistratie vallen en zich daarmee ook moeten bij- en nascholen;

van mening dat het prijskaartje van deze scholing niet op het bordje van de hulpverlener hoort te komen zoals dat nu ook niet het geval is;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de kosten van deze scholingen straks niet verhaald worden op deze jeugdzorgwerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 210 (31839).

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kinderen en gezinnen moeten kunnen uitgaan van kwalitatief goede hulp door jeugdzorgwerkers met voldoende kennis en kunde;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat alle jeugdzorgwerkers, dus ook de particuliere jeugdzorgwerkers, zich moeten registreren in een beroepenregister,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 211 (31839).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De sector zelf en de werkenden hebben de afgelopen jaren veel gedaan aan de professionalisering van de jeugdzorg. Dat grote project, onder leiding van oud-staatssecretaris Kalsbeek, is eigenlijk afgerond. Ik heb grote zorgen of die inzet gericht op verdere professionalisering de komende jaren wel wordt voortgezet. Ik vind dat wij daar nog veel terreinwinst moeten boeken voordat we in 2015 de jeugdzorg overdragen aan de gemeenten. Ik heb daar een korte motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in de aanloop naar de stelselwijzing Zorg voor jeugd in 2015, de professionalisering van de jeugdzorg met kracht voort te zetten en daartoe een programma aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 212 (31839).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Er wordt gewerkt aan een beroepenregister en uiteindelijk aan een tuchtrecht. Dat is het sluitstuk daarvan. Ik geloof dat daar breed draagvlak en steun voor is, maar de invulling van de eisen van dat beroepenregister voor de jeugdzorg is nog onduidelijk. Ik heb daar de volgende motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wordt gewerkt aan een register voor de werkenden in de jeugdzorg, waaronder gezinscoaches;

verzoekt de regering, aan de kwaliteitseisen van het register voor werkenden in de jeugdzorg naast opleiding, verplichte bijscholing en nascholing toe te voegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 213 (31839).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Er zijn vijf moties ingediend. Dank daarvoor. De motie op stuk nr. 208 van mevrouw Van der Burg van de VVD-fractie gaat over de openbaarmaking van tuchtmaatregelen. Ik wil een opmerking maken die te maken heeft met het management van verwachtingen. Ik ben het met mevrouw Van der Burg eens dat, net als in de Wet BIG, de maatregelen met naam en toenaam moeten worden genoemd, zodat ze voor het publiek toegankelijk zijn. We kijken daarbij ook naar de manier waarop dat in de Wet BIG is geregeld. We kunnen dat alleen niet een-op-een kopiëren. De manier waarop we tot die openbaarmaking zullen komen, vergt nog wel enig puzzelen. Maar dat we zullen uitkomen op het openbaar maken van deze tuchtmaatregelen, zie ik als ondersteuning van het beleid. In die zin kan ik instemmen met aanneming van de motie. Ik zeg toe dat ik dit op 5 juli zal bespreken met de Stuurgroep Implementatie Professionalisering in de Jeugdzorg, de beroemde werkgroep van mevrouw Ella Kalsbeek, en dat ik dit dus nog voor de wetsbehandeling ter hand zal nemen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Het is mooi dat de staatssecretaris dit nu als ondersteuning van het beleid ziet. Dit betekent dus ook dat, als het in de eindfase is, niet alleen de tuchtmaatregelen met name genoemd worden, maar ook degenen die deze opgelegd hebben gekregen, zoals bij de Wet BIG. Het gaat dus niet om de waarschuwing.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het gaat erom dat vanaf een bepaald niveau, zoals dat in de Wet BIG is geregeld, ook de naam wordt genoemd, zodat het publiek weet dat dat een jeugdmedewerker of een dokter is – dat bedoelt mevrouw Van der Burg, denk ik – naar wie ze niet willen. Ik neem aan dat dit de portee was. Deze motie is dus ondersteuning van het beleid, met de opmerking dat het niet identiek aan de Wet BIG tot stand kan komen. Het eindpunt is echter ondersteuning van het beleid, namelijk: openbaar, met naam en toenaam.

De motie op stuk nr. 209 gaat over het strafrecht. Ook die motie zie ik als ondersteuning van het beleid, maar ook daarbij moet ik een kanttekening maken. Om te komen tot dezelfde regelingen voor de jeugdzorg, moet je rekening houden met de inhoud van die beroepsuitoefening. In de BIG is het mogelijk om bepaalde voorbehouden handelingen heel concreet te beschrijven, bijvoorbeeld het inbrengen van een infuus, en daarvan afgeleid een aantal gedelegeerde handelingen. Een tweede mogelijkheid van de BIG is dat de BIG bepaalde beroepen voorbehouden heeft. Die beide dingen zijn nog niet mogelijk in de jeugdzorg. Daardoor moeten we in de jeugdzorg langs een andere weg tot registratie komen. Dat is nog in ontwikkeling. In de jeugdzorg moeten we een privaatrechtelijke weg volgen, terwijl dat in het BIG-register een publiekrechtelijke weg is. Dat heeft ermee te maken dat de individuen daarin andere dingen doen, die zich op een andere manier laten concretiseren. Als mevrouw Van der Burg er echter mee kan instemmen dat ik dat onderzoek opneem in het lopende proces en dat bij de wetsbehandeling meeneem, dan beschouw ik ook deze motie als ondersteuning van het beleid.

Ik kom op de motie op stuk nr. 210 van mevrouw Kooiman. Het is een verantwoordelijkheid tussen werkgevers en werknemers, maar ook in dit dossier liggen kansen voor minder bureaucratie. Dus ook dit voorstel, deze motie zie ik als ondersteuning van het beleid, om ernaar te streven dat de medewerkers de kosten van na- en bijscholing – ik neem meteen de tweede motie van de heer Dijsselbloem mee – niet zelf hoeven te betalen. Hoe die afspraken tot stand komen, is dan weer een afgeleide, maar wat mij betreft is deze motie dus ondersteuning van het beleid.

Ook de motie op stuk nr. 211 van mevrouw Kooiman, over de particuliere jeugdzorg, zie ik als ondersteuning van het beleid. De particuliere jeugdzorg valt immers wat alle aspecten betreft onder dezelfde kwaliteitseisen als welke jeugdzorg dan ook. Dus ook de medewerkers van de particuliere jeugdzorg moeten in het register zijn opgenomen.

Ik kom op de motie op stuk nr. 212 van de heer Dijsselbloem. Mede namens staatssecretaris Teeven zeg ik dat het prima is om de Kamer een stappenplan, een programma voor de professionalisering te doen toekomen. Het ligt ook in de lijn van hoe we communiceren. Daar wil ik dus graag gehoor aan geven. Het past ook in de dialoog die wij hebben over de stelselwijziging. Ook dit zal ik opnemen met de commissie-Kalsbeek, die daarmee bezig is. Ik zal vragen of zij dat wil concretiseren zodat er iets meer handen en voeten wordt gegeven aan waar ze mee bezig is, namelijk wat de hele tijd "de commissie-Kalsbeek" is genoemd. In de motie wordt gevraagd om een stappenplan in het kader daarvan. Ik beloof de Kamer dat zij dat krijgt.

In de motie-Dijsselbloem/Kooiman op stuk nr. 213 gaat het over de kwaliteitseisen van het register. Ook dat is ondersteuning van beleid.

Staatssecretaris Teeven had geen bijdrage, maar hij werkt mee aan motie op stuk nr. 212.

De voorzitter:

Wij danken hem toch voor zijn aanwezigheid en inzet bij dit debat. Ik dank beide staatssecretarissen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de moties vinden volgende week plaats.

De vergadering wordt van 14.53 uur tot 15.00 uur geschorst.

Naar boven