10 Aanbesteding huishoudelijke verzorging

Aan de orde is het debat over het besluit van het kabinet om het door het parlement aangenomen wetsvoorstel over het beëindigen van de verplichte aanbesteding van de huishoudelijke verzorging niet te tekenen, maar voor te leggen aan de Europese Commissie.

De voorzitter:

Er zijn acht sprekers van de Kamer. Ik heet staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten nogmaals van harte welkom.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. In 2007 werden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de huishoudelijke verzorging voor mensen die de huishouding niet zelf kunnen doen. Hulp in de huishouding krijg je naar aanleiding van een indicatie. Het is van belang dat mensen die dat doen, kunnen signaleren of de situatie van mensen achteruitgaat, verslechtert of dat het goed gaat met iemand. Dat is altijd een zorgfunctie geweest. Maar met de introductie van de Wmo zou Europa ons opeens verplichten om aan te besteden en marktwerking in te voeren. Sinds 2007 zeggen wethouders en de toenmalige staatssecretaris: ik zou willen dat het anders was, maar die marktwerking moet van Europa. In 2008 diende mijn voorganger, mevrouw Kant, een wetsvoorstel in om de verplichte aanbesteding, uit te schrijven via een bestek, waarmee marktwerking wordt georganiseerd, te stoppen. Na vier jaar van debat heeft niet alleen de Tweede Kamer maar ook de senaat besloten dat er geen verplichting is tot het uitschrijven van een aanbesteding. Ook de Eerste Kamer, die moet toetsen of wetgeving niet in strijd is met hogere wetgeving, heeft gezegd: Europa vereist voor een zorgfunctie niet dat je een aanbesteding uitschrijft. Dit initiatiefwetsvoorstel is aangenomen. Wat doet de staatssecretaris echter? Zij tekent dit wetsvoorstel niet. Zij legt het voor aan de Europese Commissie. Daarover kan ik twee dingen zeggen: het is gevaarlijk en zeer ongepast.

Het is allereerst gevaarlijk omdat het niet aan de Europese Commissie is om aangenomen wetten van een lidstaat te beoordelen. De verhouding is als volgt. Op het moment dat een soevereine lidstaat wetten of regels heeft waarvan de Europese Commissie denkt dat ze in strijd zijn met de interne marktregels, begint de Europese Commissie een procedure tegen een land bij het Europees Hof van Justitie. Na een procedure van twee jaar met vijf keer hoor en wederhoor, kan het Europees Hof van Justitie beslissen dat een land in overtreding is. Dan krijgt het land de mogelijkheid om het aan te passen. Pas als het land het niet aanpast, start er een procedure van zeker twee jaar om een lidstaat een boete op te leggen. Dan ben je vier jaar verder, en dan is er een uitspraak van het hoogste orgaan, het Europees Hof van Justitie. Het is gevaarlijk dat deze staatssecretaris een initiatiefwetsvoorstel voorlegt aan de Europese Commissie. Zij gaat niet over welke wetten het parlement aanneemt. Zij is er om te toetsen. Dat zou zij kunnen doen op het moment dat de staatssecretaris tekent.

Het is ook ongepast, ongepast naar het parlement, de Staten-Generaal. In een wetstraject kun je een toets voorleggen aan de Europese Commissie. Dat is niet gedaan. Als een wetsvoorstel wordt aangenomen door de Staten-Generaal, kan een regering niet haar eigen invulling en haar eigen mening nog proberen door te drukken via Europa. Als je een advies vraagt aan Europa, dan gaat dat namelijk gepaard met een invulling van bijvoorbeeld de werkzaamheden van de huishoudelijke verzorging. Wij weten – want dat is altijd het grote conflict geweest – dat het ministerie en de regering het meer een schoonmaakdienst, waarbij wel het uitschrijven van een bestek verplicht zou zijn, en geen zorgdienst vinden. Het parlement heeft dus besloten dat het gaat om zorg. Het ministerie beslist echter alsnog dat het gaat om schoonmaak. Het is dus ook ongepast.

Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris, die losstaat van het verzoek om niet naar Europa te gaan maar om zelf te beslissen en de hete aardappel niet vooruit te schuiven. Is zij, zoals zij in haar brief van 29 mei schrijft, al die tijd uitgegaan van het advies van de Raad van State over deze wet? Als het antwoord op deze vraag "ja" is, vraag ik haar of zij en haar ministerie dan echt hebben gemist dat het wetsvoorstel na deze kritiek nog fors is gewijzigd, en wel voordat het in de Tweede Kamer werd behandeld. Als de staatssecretaris is uit blijven gaan van het advies van de Raad van State, heeft zij zich dan wel gebaseerd op het juiste dossier?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De SP is een hele tijd bezig geweest met dit initiatiefvoorstel, dat eerst bij de Tweede Kamer en toen bij de Eerste Kamer heeft voorgelegen. Is er tussentijds weleens contact geweest tussen het kabinet en mevrouw Kant of mevrouw Leijten en is daarbij gezegd dat men hierover graag aan Europa advies wilde vragen?

Mevrouw Leijten (SP):

In het allereerste stadium, toen wij de wet aan het maken waren, is er wel wat contact geweest met enkele ambtenaren op het ministerie, maar dat was allesbehalve vruchtbaar. Na het aannemen van de wet in de Tweede Kamer en de verdere procedure in de Eerste Kamer is er geen contact geweest. Vlak voor de behandeling heeft op mijn verzoek als verdediger van de wet in de Eerste Kamer wel één keer contact plaatsgevonden. Dat was om even af te tasten hoe het ministerie ertegenover stond. Er is dus geen verzoek geweest van "kunt u de formulering aanpassen zodat het volgens ons wel kan". Er is geen samenwerking geweest.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Stel dat was gevraagd of tijdens het proces nog extra advies kon worden ingewonnen. Wat was er dan gebeurd?

Mevrouw Leijten (SP):

Ik denk dat dat goed was geweest. Wij hebben die vraag om extra advies ook wel gekregen van de Eerste en de Tweede Kamer. De indiener is in de Tweede Kamer daarover helder geweest: wij vinden dat nu niet nodig, maar als een meerderheid van de Kamer dat wel nodig vindt, gaan we dat doen. Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft toen besloten dat het niet nodig was en de wet aangenomen. De situatie in de Eerste Kamer was eigenlijk hetzelfde. Het meest afwijzende oordeel werd uitgesproken door deze regering. Zij stelde namelijk dat het in strijd was met hogere wetgeving. De Eerste Kamer heeft echter besloten om dat naast zich neer te leggen. Het is dus nogal ongepast om dat besluit van de Eerste Kamer nu aan te vechten.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het gaat hierbij in principe om het proces. Het debat over de inhoud is al in de Tweede en Eerste Kamer gevoerd. Nu wil de regering een zorgvuldigheidsslag maken en de Europese Commissie laten beoordelen of dit in strijd is met Europese wetgeving. De SP zegt dat zij dit niet moet doen en dat de wet moet worden ondertekend. Wat betekent dit nu voor de gemeenten? Wordt deze onzorgvuldigheid dan niet juist in de maag van de wethouders gesplitst? Brengt deze onzorgvuldigheid niet met zich dat het op betalen uitkomt? En wie betaalt dat dan? Heeft de SP ergens een potje waaruit deze wethouders geld kunnen krijgen omdat ze ongewild tegen Europese regelgeving ingaan?

Mevrouw Leijten (SP):

Deze wet haalt het risico voor wethouders juist weg. De Nederlandse overheid zegt dat zij op basis daarvan wel een aanbestedingsbestek mogen uitschrijven, maar daartoe niet verplicht zijn. Het is geen verbod. De staatssecretaris, haar voorgangers en het ministerie hebben er altijd mee gedreigd dat de wethouder of de gemeente de boete zou krijgen. Wij stellen echter dat er een aangenomen wet is. Als de Europese Commissie een procedure start bij het Europese hof, dan is dat een procedure tussen een lidstaat en de Europese Commissie. De gemeente is daarbij dus geen partij. Ik herinner mevrouw Uitslag eraan dat er op dit moment 60 procedures lopen die zijn gericht op ingebrekestelling. Dat zijn 60 procedures waarin de Europese Commissie van mening is dat de lidstaat Nederland de regels voor de interne markt overtreedt. Dat is dus een procedure waarin vijf keer hoor en wederhoor plaatsvinden en waarbij pas na vijf jaar een boete kan worden opgelegd. De Europese Commissie heeft in 2003 voor het laatst een boete opgelegd vanwege een ingebrekestelling van wetten en regels in een soevereine lidstaat die in strijd zouden zijn met Europese regels. Dat is dus negen jaar geleden.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik concludeer dat mevrouw Leijten, lid van de SP, de zaak eigenlijk naar voren schuift. Met betrekking tot regeringsverantwoordelijkheid kun je niet zomaar zeggen: het was toen niet zo en nu ook niet. Nee, wij praten hier over boetes die wij realistisch moeten bezien vanuit de huidige regelgeving. De regering wil deze zorgvuldigheidsslag maken. De SP wil dat niet. Wie gaat da betalen? Mevrouw Leijten kan wel zeggen dat dit aan de regering is, maar we weten niet welke regering er straks na september zit. Er zal maar een SP-regering zitten! Hoe gaat die SP-regering dit dan oplossen?

Mevrouw Leijten (SP):

Zoals ik al zei: als er een inbreukprocedure komt, past het Europese Hof van Justitie in twee jaar tijd vijf keer hoor en wederhoor toe. Dan wordt er een oordeel geveld. Als dat oordeel negatief is voor de lidstaat, moet de procedure opnieuw gestart worden door de Europese Commissie. We zijn vijf jaar verder voordat het Europese Hof een boete zal opleggen. In de tussentijd is er tijd genoeg om de wetgeving aan te passen. En misschien winnen we wel bij het Europese Hof van Justitie; dat zou ook kunnen. Weet u wat ik nou zo gek vindt? Het CDA presenteerde een regeerakkoord waarin de Hedwigepolder niet wordt ontpolderd, terwijl zij wist dat de Europese Commissie daarover een inbreukprocedure zal gaan starten. Willens en wetens schreef een kabinet van het CDA en de VVD iets op wat diametraal inging tegen afspraken met de Europese Commissie. Nu zal de Europese Commissie een inbreukprocedure starten. Dan duurt het vijf jaar voordat er een boete komt. Zo werkt het in Europa.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het is verkiezingstijd, zoals nu blijkt. Vorige week was er ook een kwestie van contra legem. Toen snelde uw collega Ulenbelt ook naar de microfoon om te zeggen dat het een heel goed idee was om tijd te kopen. We kunnen dus over en weer schermen met dit soort zaken, die totaal niet aan dit debat gelieerd zijn. Het gaat mij erom dat mevrouw Leijten zegt dat dit heel veel tijd gaat kosten. Als het zo veel tijd gaat kosten en als zo veel ambtenaren dit moeten lezen en moeten bekijken wat zij ermee moeten gaan doen, kunnen we toch ook gewoon zeggen dat wij die zorgvuldigheidsstap nu moeten maken? Daar gaat het nu immers om. Misschien besparen we dan heel veel geld, heel veel gedoe en vooral heel veel onzekerheid bij gemeenten.

Mevrouw Leijten (SP):

Wij nemen de onzekerheid bij de gemeenten weg. Dit is geen standpunt van de SP, maar een door de Staten-Generaal aangenomen wet. Als mevrouw Uitslag recht zou doen aan de "D" in de naam van het CDA, zou zij zeggen: aangenomen wetten worden ondertekend en als Europa daar een probleem mee heeft, horen wij dat wel, maar wij gaan onze aangenomen wetten niet slaafs voorleggen aan de Europese Commissie.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb een vraag van een geheel andere orde. Is het voorliggende voorstel te vergelijken met wat in de wandelgangen van gemeenten "bestuurlijk aanbesteden" is gaan heten?

Mevrouw Leijten (SP):

Dat is precies hetzelfde.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Bent u ervan op de hoogte dat het TransitieBureau Begeleiding van de VNG en VWS bestuurlijk aanbesteden als model op dit moment juist uitvent bij gemeenten?

Mevrouw Leijten (SP):

Ja.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Hoe verhoudt dit zich volgens u tot het niet ondertekenen van de wet?

Mevrouw Leijten (SP):

Dat is een zeer relevante vraag die wij zeker ook aan de staatssecretaris moeten stellen. Het gaat volgens mij om de beoordeling van de overheidsopdracht huishoudelijke verzorging. De discussie gaat over bestuurlijk aanbesteden bij begeleiding. Dan schrijf je niet het bestek uit. Dat is eigenlijk wat in de aangenomen wet staat. Bij begeleiding is het evident dat het gaat om een maatschappelijke dienst. Huishoudelijke verzorging is door de Tweede Kamer, gevolgd door de Senaat, dus door de Staten-Generaal, aangewezen als een maatschappelijke dienst. Met het aannemen van de wet heeft het parlement huishoudelijke verzorging bij de gemeenten aangeprezen als maatschappelijke dienst. Dan ben je niet verplicht tot het uitschrijven van een aanbesteding. Als gemeenten zeggen dat het schoonmaak is en een commerciële dienst mag dat, maar dan kunnen zij zich niet meer verschuilen achter Europese regels.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Als je het als B2-dienst aanmerkt, kun je dus volstaan met een aanbesteding-lightprocedure, althans zo werd dat vroeger wel genoemd. Inmiddels hebben grote gemeenten via die aanbesteding-lightprocedure, de B2-dienst, zorg ingekocht. Is er ergens in Nederland een gemeente die daardoor in de problemen is gekomen of die nu door het niet tekenen van de wet alsnog in de problemen komt?

Mevrouw Leijten (SP):

Er is geen enkele procedure gestart. In de afgelopen vijf jaar hebben overigens ook geen buitenlandse aanbieders op de Europese bestekken ingeschreven. Dat is logisch, want het Nederlandse zorgstelsel is vrij uniek met de thuiszorg, ook ten opzichte van Duitsland en België. Een gemeente hoeft in principe geen probleem te krijgen. Het nadeel van het niet-ondertekenen van deze wet is dat als er een inbreukprocedure wordt gestart, die procedure tegen de gemeente is gericht. Het Rijk kan de gemeente niet vertegenwoordigen. Dat kan wel als deze wet wordt ondertekend.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag voeren wij eigenlijk een beetje raar debat. Het gaat namelijk niet over de vraag of de Wet Leijten inzake het niet-verplicht stellen van aanbesteden van huishoudelijke verzorging wel of geen goede wet is. Dat is een politieke vraag. De fractie van GroenLinks heeft zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer voor deze wet gestemd. Voordeel van dit debat is dat het ons in de gelegenheid stelt mevrouw Leijten ook hier te kunnen feliciteren met deze wet.

Huishoudelijke verzorging is zorg, zorg is een publieke taak en dus niet aanbestedingsplichtig. Uit nieuwsgierigheid zou ik nog wel van de staatssecretaris willen horen waarom zij denkt dat huishoudelijke zorg wel aanbestedingsplichtig is. Is dit omdat zij geen verschil ziet tussen huishoudelijke verzorging en het schoonmaken van bijvoorbeeld een kantoor?

De vraag die vandaag echt voorligt is: hoe gaan wij procedureel nu verder. De staatssecretaris heeft zich in de Eerste Kamer tegen de wet gekeerd en dat is natuurlijk het goed recht van een staatssecretaris. Zij heeft vervolgens de slag verloren, want de Eerste Kamer stemde voor. Het kabinet bracht in de Eerste Kamer het argument in dat de wet strijdig zou zijn met Europese regelgeving. Dit is naar onze mening onjuist. De indiener heeft immers niet voor niets het voorstel aangepast naar aanleiding van een opmerking van de Raad van State. Ook de Eerste Kamer heeft dit argument gewogen en geconcludeerd dat dit niet het geval is. Ook de Eerste Kamer heeft uitgesproken dat huishoudelijke zorg een publieke taak is en dus niet aanbestedingsplichtig.

Het kabinet blijft erbij dat de wet strijdig is met Europese wetgeving, maar de Eerste en Tweede Kamer, de medewetgevers, hebben de wet getoetst aan Europese wetgeving en geconcludeerd dat dit niet het geval is. Een preventieve toets na aanname is dus heel raar. Na aanname van de wet en de logische ondertekening is het vervolgens immers aan de rechter. Het lijkt een beetje alsof de staatssecretaris tegen ons en tegen onze geachte collega's in de Senaat zegt: dit kunnen jullie nu wel zeggen, maar ik vind iets anders. Dit is eigenlijk een beetje ongepaste bejegening van deze Kamer en van de Eerste Kamer.

Overigens discussiëren parlement en kabinet wel vaker over de strijdigheid met Europese wetgeving. Dan zegt het kabinet dat het aan de rechter is om te toetsen. Kan de staatssecretaris aangeven wat het verschil is tussen die zaken en deze zaak? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de discussie over de WIK. Overigens is het zeer de vraag of Europa claims zal opleggen, want er zijn al gemeenten die niet aanbesteden. De angst voor Europa lijkt dus wat vergezocht. Ik denk dat er slechts één probleem is, namelijk dat het kabinet dit wetsvoorstel eigenlijk niet wil. Dan moet het eerlijk zeggen dat het weigert het wetsvoorstel te ondertekenen. Dan hebben wij een bijzonder, maar duidelijk politiek feit. Als de staatssecretaris nu zou moeten tekenen, wat zou het dan worden: wel of niet haar handtekening eronder?

Er komt een extra staatsrechtelijk feit bij, namelijk dat het kabinet demissionair is. Daarbij passen dus alleen grote politieke bewegingen als het parlement, dat te allen tijde missionair is, daarom vraagt. Bij mijn weten is er geen meerderheid in deze Kamer die vraagt om een advies aan de Europese Commissie. De GroenLinks-fractie vraagt de staatssecretaris dan ook om gewoon de wens van de Eerste en de Tweede Kamer te respecteren. Geen gedoe met adviesaanvragen aan Europa om de boel te traineren. Sociaal en staatsrechtelijk bezien is dat niet de juiste route. Het hoeft niet van harte te gaan, maar de handtekening van de staatssecretaris hoort onder dit wetsvoorstel.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Een wetsvoorstel dat door beide Kamesr wordt aangenomen, wordt niet getekend door het kabinet. Daarover spreken wij vandaag. De fractie van de ChristenUnie heeft in beide Kamers tegen dit wetsvoorstel gestemd vanwege een andere visie op de Wmo. Zij twijfelt ook of het zinvol en houdbaar is.

Ik kan het gevoel van mevrouw Leijten heel goed begrijpen. Zij geeft aan dat de staatssecretaris het voorstel niet als een aangenomen wetsvoorstel behandelt, maar als een standpunt. Dat kan niet. In de brief van de staatssecretaris lees ik dat het kabinet het een logische en noodzakelijke stap vond om met het oog op het uitvoeren van het aangenomen wetsvoorstel de Europese Commissie om een oordeel te vragen. Als het al zinvol is de Europese Commissie te benaderen, waarom heeft de staatssecretaris dat daar dan niet eerder neergelegd, zodat bijvoorbeeld de Eerste Kamer het bij haar oordeel had kunnen betrekken? Op elk moment van de behandelingsfase van dit wetsvoorstel, had de route naar de Europese Commissie kunnen worden ingezet. Als er een advies van de Europese Commissie had gelegen, was het oordeel van de Eerste Kamer wellicht anders uitgepakt. Het is allemaal niet gebeurd.

Het is helder waarom de initiatiefnemer het wetsvoorstel niet bij de Europese Commissie heeft neergelegd. In haar visie biedt de wettekst voldoende ruimte voor het college om te beslissen of de weg van de Europese aanbesteding al dan niet wordt gevolgd. De tekst legt geen verplichtingen op om een Europese aanbesteding achterwege te laten.

Volgens de fractie van de ChristenUnie is de zaak vandaag duidelijk. Het wetsvoorstel behoort te worden getekend en ingevoerd. Is het strijdig met de Europese regels, dan is het aan eventuele individuele benadeelde partijen of de Europese Commissie en uiteindelijk het Hof om daarop actie te ondernemen of daarin te beslissen.

Voor alle duidelijkheid herhaal ik dat de fractie van de ChristenUnie geen voorstander is van harde aanbestedingsprocedures. Ook zij heeft de afgelopen jaren kritische vragen gesteld over de huishoudelijke verzorging in de Wmo. Ik wijs graag nog even op de waarde van de het zogenaamd Zeeuws model, dat aansluit bij de lokale zorgbehoefte en uitgaat van een vast tarief. Ik besef dat dit vandaag losstaat van dit debat.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. De afgelopen jaren is in deze Kamer vaak gesproken over de beroerde gevolgen van de introductie van marktwerking in de thuiszorg. Medewerkers in de thuiszorg in buurten, wijken en dorpen, die gewend waren samen te werken, kwamen door de onderlinge concurrentie met de ruggen tegen elkaar te staan.

Toen in 2007 de Wmo van kracht werd, zijn door de wijze van aanbesteding van veel gemeenten de tarieven enorm gedaald. Sommige mensen zijn er trots op dat een gemeente voor 2 mln. of 300 mln. de huishoudelijke zorg goedkoper uitvoerde dan toen de zorg nog in de AWBZ zat. Wij kennen echter allemaal de effecten. Omdat Nederland als enige land in Europa A2-zorg aanmerkte en staatssecretaris Ros de gemeente voorschreef dat er fullswing Europees moest worden aanbesteed, zijn de meeste vrouwen die in de thuiszorgen werken er flink op achteruitgegaan in werk dat je fulltime niet lang volhoudt en waarvan je op parttimebasis niet kunt leven.

Terwijl de Eerste Kamer en Tweede Kamer in meerderheid vinden dat de aanbesteding volgens de richtlijn niet hoeft, terwijl gemeenten inmiddels zelf ontdekken dat de wereld anders is dan hun is voorgehouden, terwijl Europa de aanbestedingsrichtlijnen onder andere juist voor de dienstverlening aan het versoepelen is, terwijl in Nederland in de nieuwe Aanbestedingswet het amendement-Hamer/Wolbert is aangenomen, draait deze staatssecretaris de klok vijf jaar terug en reageert zij alsof er in de afgelopen jaren geen jurisprudentie is geweest in Europa waaruit blijkt dat het initiatiefwetsvoorstel-Kant/Leijten kan worden gesteund.

De Partij van de Arbeid vraagt zich af wat deze staatssecretaris beweegt om zich in de nadagen van dit demissionaire kabinet tot Europa te wenden, terwijl alle seinen op groen staan. Onderschrijft de staatssecretaris niet wat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer vinden? Of zoals mevrouw Wiegman daarnet zo mooi zei: het lijkt wel of de staatssecretaris hierover een standpunt heeft ingenomen. Waarom laat de staatssecretaris het niet gewoon over aan de rechter?

De Partij van de Arbeid vindt dat de staatssecretaris twee jaar de tijd heeft gehad om overal advies te vragen; bij talloze Europa-experts in Nederland, maar ook bij de Europese Commissie zelf. De Partij van de Arbeid vindt dat de gang naar Europa langzaam maar zeker de schijn begint te krijgen van een bewuste vertraging. Dit lijkt op zijn zachtst gezegd op obstructie. De Partij van de Arbeid vindt dat deze wet, nu deze zowel is aangenomen in de Eerste Kamer als in de Tweede Kamer, gewoon moet worden voorzien van een handtekening.

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. Een wetsvoorstel dat door de Eerste Kamer en de Tweede Kamer is goedgekeurd, moet tot wet worden verheven. Zo werkt de democratie in Nederland. Dat deze staatssecretaris maling heeft aan de gekozen volksvertegenwoordiging en zich gaat verschuilen achter de ongekozen Eurocraten in Brussel, is in één woord schandalig. De Tweede Kamer en Eerste Kamer buitenspel zetten en de mening van Europa vragen is gênant. De PVV moet niks van Eurocraten hebben en ook nu hebben wij aan hun mening een broertje dood. Een aangenomen wetsvoorstel is een aangenomen wetsvoorstel. Ik zou dus tegen de staatssecretaris willen zeggen: tekenen die hap, en als het even kan nog voordat dit debat is afgelopen.

Bovendien is allang bekend dat deze wetswijziging gewoon kan worden ingevoerd. De vorige staatssecretaris, Bussemaker, heeft dit al te horen gekregen van Europa. Daarbij tellen we nog eens op dat er een nieuwe richtlijn aankomt, die precies in de lijn van deze wetgeving ligt. De PVV heeft werkelijk geen idee waarom deze wet nog niet is getekend.

We kunnen hier nog lang of kort over debatteren, maar de uitkomst lijkt mij duidelijk. De staatssecretaris heeft hier geen vetorecht. Tekenen dus die wet, het heeft lang genoeg geduurd!

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Als de rijksoverheid taken overhevelt naar gemeenten, moet zij de lokale democratie haar werk laten doen. De VVD heeft dan ook, in deze Kamer en in de Eerste Kamer, gestemd tegen deze initiatiefwet van de SP over de maatschappelijke ondersteuning. Wij spreken vandaag echter niet over de inhoud van de wet; het gaat om het proces, om het pad dat de staatssecretaris bewandelt. Dat scheelt aanzienlijk in de spreektijd.

Het is goed om de gang van zaken op te knippen in de gezette stappen. De staatssecretaris was overduidelijk niet enthousiast over de wet. Net als haar voorgangster, staatssecretaris Bussemaker, heeft zij de Kamer herhaaldelijk gewaarschuwd voor een mogelijke strijdigheid met andere wetgeving. Tot nu toe heeft zij ervoor gekozen om deze wet niet te ondertekenen. Dat kan de VVD inhoudelijk goed begrijpen, en staatsrechtelijk gezien kan dit ook.

De staatssecretaris heeft advies gevraagd om problemen met aanbieders in gemeenten te voorkomen, daarna heroverwoog zij haar handtekening. Maar nu komt het: zij heeft dit advies gevraagd aan de Europese Commissie. Wij willen de staatssecretaris niet op voorhand voorschrijven aan wie zij om advies moet vragen, maar dat zij dit doet bij de Europese Commissie, ligt niet voor de hand. Het wetsvoorstel is immers al door beide Kamers behandeld en een advies tijdens die behandeling had beter gepast. Nu zijn de wetten in beide Kamers aangenomen. Als er partijen in de samenleving zijn die juridische mogelijkheden zien voor andere regelgeving of om een aangenomen wet aan te vechten, dan moeten zij zich wenden tot het Europese Hof van Justitie. Dat hof kan de wetgeving al dan niet strijdig verklaren. Kortom: waarom zegt de staatssecretaris niet gewoon dat ze het een slechte wet vindt en dat zij daarom niet tekent? Als ze dat zou doen, kunnen wij daarover met haar in debat.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat wij anders denken over de initiatiefwetten, is wel duidelijk. Ik heb gezegd dat het gevaarlijk is om het aan de Europese Commissie voor te leggen, omdat daarvan precedentwerking uit kan gaan en omdat het ongepast is tegenover het wetgevingsproces in de Tweede Kamer. Hoor ik de VVD-woordvoerder nu eigenlijk hetzelfde zeggen?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Ik heb aangegeven dat ik begrijp waarom de staatssecretaris behoefte heeft aan advies. Het zetten van een handtekening is geen automatisme, want anders stond er wel gewoon een stempel onder de wet. Bij de grondwetsherziening in 1983 is hierover overigens uitgebreid gesproken. Dat er advies wordt gevraagd, begrijp ik dus, maar ik begrijp niet waarom de staatssecretaris de Europese Commissie om advies vraagt. Ik zou graag van de staatssecretaris horen hoe zij tot deze keuze is gekomen. Het is in de ogen van de VVD-fractie namelijk geen logische keuze.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zoek toch naar een antwoord op de vraag die ik zojuist stelde. Dat wij anders denken over de inhoud van de wetten en dat het een eigenstandige keuze van het kabinet is om een aangenomen initiatiefwet te voorzien van een contraseign, weet ik natuurlijk ook. In 1983 is dat inderdaad bestendigd. Maar wijst de VVD-fracties net als de andere fracties de route van een adviesaanvraag bij de Europese Commissie af?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Volgens mij heb ik die vraag wel beantwoord. Ik zei namelijk dat mijn fractie vraagtekens zet bij de weg die de staatssecretaris heeft gekozen. Deze weg zou je misschien in kunnen slaan in een voortraject, maar zelfs dan zijn er meer voor de hand liggende instanties om bij te rade te gaan. Verder heb ik de vraag gesteld of er überhaupt wel een probleem is. Welk probleem denkt de staatssecretaris hiermee op te lossen?

Mevrouw Leijten (SP):

Ik beluister in deze woorden van de VVD-woordvoerder dat zij het eens is met de oproep om de Europese Commissie niet om advies te vragen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. D66 heeft tegen de wet gestemd die een einde maakt aan de verplichte aanbesteding van huishoudelijke verzorging. Maar daar gaat het vandaag niet over!

Het is een zeldzaamheid in onze parlementaire geschiedenis dat een wet die door de Eerste en Tweede Kamer is aangenomen, niet wordt bekrachtigd door de regering en dus niet in werking treedt. Ik heb begrepen dat het nog maar drie keer eerder is voorgekomen. De bekrachtiging van een wet is dus in principe een formaliteit. Het is niet een moment om nieuwe informatie te gaan verzamelen. Daarom begrijp ik de verbazing en de verontwaardiging van de SP-woordvoerder heel goed. De staatssecretaris had in dit proces beter moeten anticiperen. Waarom heeft zij het voorstel bijvoorbeeld niet nog voor de stemmingen in de Eerste Kamer aan Europa voorgelegd? Is deze adviesaanvraag eigenlijk geen mosterd na de maaltijd? Wat gaat de staatssecretaris doen als een meerderheid van de Kamer niet wil dat zij de wet voorlegt aan de Europese Commissie?

Aan de andere kant moet ik toch ook constateren dat er veel discussie is over de strijdigheid van het SP-initiatief met Europees recht. In 2009 was de Raad van State hierover al kritisch en ook de Europese Commissie heeft hier in 2010 naar gekeken. De reactie toen was niet erg hoopgevend: er is inderdaad een risico dat de wet strijdig is met de aanbestedingsrichtlijn.

Als Nederland een wet bekrachtigt die strijdig is met het Europees recht, dan lopen wij het risico op boetes en die kunnen wij zeker in deze tijd niet gebruiken. Uiterste zorgvuldigheid is dan ook geboden. Daarom de volgende vragen. Tot welk bedrag kunnen de boetes oplopen als wij de aanbestedingsrichtlijn overtreden? Hoelang duurt het voordat Europa met zijn advies komt? En wat is de toegevoegde waarde van dit advies ten opzichte van het advies uit 2010?

Voorzitter. Met het oog op de vereiste zorgvuldigheid begrijp ik de behoefte van de staatssecretaris aan een dubbele check, maar wat mij betreft klopt de volgorde niet. Mocht blijken dat een meerderheid van de Kamer hieraan geen behoefte heeft, dan lijkt het mij logisch dat de staatssecretaris deze wet zo snel mogelijk bekrachtigt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Dijkstra stelt nu een aantal vragen, zoals: hoe hoog zijn de boetes en wat zijn de mogelijke risico's? Hadden die vragen al niet eerder aan de orde gesteld moeten worden – volgens mij is dat ook gebeurd – in de Tweede en de Eerste Kamer?

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik heb net gezegd dat ik vind dat dit eerder had moeten worden gedaan. Voor zover die vragen niet voldoende zijn beantwoord, had het in dat stadium gevraagd moeten worden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dank u wel.

Mevrouw Leijten (SP):

Mevrouw Dijkstra stelt een aantal vragen die in het wetgevingsproces al vaker zijn gesteld. Dat is natuurlijk helemaal geen probleem, maar ik wil haar toch vragen om het niet te hebben over "SP-initiatieven". Deze wetten zijn door een meerderheid van de Staten-Generaal aangenomen. In de senaat was het al geen SP-initiatief meer. Ik verdedigde daar de wet namens de Tweede Kamer. Ik zou het daarom heel erg op prijs stellen als het hier geen "SP-initiatief" wordt genoemd en gewoon eerlijk wordt gezegd dat een meerderheid van de Staten-Generaal dit steunt.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik heb dat in mijn inbreng ook aangegeven. Ik heb bovendien gezegd dat ik heel goed begrijp waarom de SP verontwaardigd is. Door het aan te duiden als "SP-initiatief" heb ik juist willen respecteren dat het daarvandaan komt.

De voorzitter:

Staatsrechtelijk gezien heeft mevrouw Leijten absoluut gelijk.

Mevrouw Dille (PVV):

Ik wil hierop aansluiten. Het verbaast mij dat iemand van Democraten 66 dit soort vragen stelt. Het is namelijk al door de Eerste en Tweede Kamer behandeld én aangenomen. Verdere discussie lijkt me dus helemaal niet nodig.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Dat is dezelfde vraag als van mevrouw Voortman, maar ik wil mijn antwoord wel even herhalen. Zoals ik heb aangegeven, is de volgorde fout. Ik vind wel dat wij heel zorgvuldig moeten zijn. Wij kunnen het absoluut niet gebruiken dat we met boetes worden opgezadeld. Het is iets waarnaar we goed moeten kijken, maar als de meerderheid van de Kamer – die tekent zich hier af – zegt niet naar het Europees Hof te willen, dan staat de staatssecretaris wat mij betreft niets anders te doen dan te bekrachtigen. Dat is dan een feit en het lijkt me ook fatsoenlijk.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Het debat gaat vandaag niet over de inhoudelijke behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van het lid Leijten. Het CDA heeft tegen dit wetsvoorstel gestemd, zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer. Dit debat gaat over het voorlopig contra legem verklaren van de aangenomen initiatiefwet door het kabinet. Het kabinet zet nu geen handtekening, omdat het eerst vanuit Europa wil horen of het wetsvoorstel niet strijdig is met Europese regelgeving. Het gaat dus niet om een weigering, maar om het uitstel van de beslissing om al dan niet de handtekening onder deze initiatiefwet te zetten. Dit is een standpunt waarmee de initiatiefneemster misschien niet gelukkig is – dat snapt de CDA-fractie ook wel – maar daar gaat het hier nu niet om. Het erom dat als een wet de Tweede en Eerste Kamer heeft gepasseerd en is aangenomen door beide Kamers, de regering te allen tijde gebruik kan maken van dit instrument. In dit specifieke geval kan zij de beslissing uitstellen totdat er absolute duidelijkheid is vanuit Brussel.

Het gaat om zorgvuldigheid. Het niet-tekenen van het initiatiefwetsvoorstel is ook niet iets wat voor de initiatiefneemster nu plotseling uit de lucht komt vallen. Minister Klink bij de behandeling in de Tweede Kamer en de staatssecretaris bij de behandeling in de Eerste Kamer hebben menigmaal kenbaar gemaakt dat dit specifieke wetsvoorstel contra legem zou worden verklaard. Bij het kabinet gaat zorgvuldigheid voor het zetten van de handtekening. Het CDA vindt dat het kabinet in dezen een zorgvuldige weg heeft gekozen. De VNG schrijft letterlijk in een persbericht dat ook zij vraagt om absolute zekerheid en dat zorgvuldigheid voor snelheid gaat.

De CDA-fractie is altijd tegen deze initiatiefwet geweest. Dat heeft mijn voorgangster, Ans Willemse-van der Ploeg, in de Tweede Kamer vaak aangegeven. Ook Anne Flierman heeft dit bij de behandeling in de Eerste Kamer menigmaal duidelijk gemaakt. Gemeenten moeten beleidsvrijheid hebben om lokaal maatwerk te kunnen bieden. Dat is volgens het CDA immers het fundament van de Wmo. Beide Kamers hebben echter gedebatteerd over dit onderwerp en erover geoordeeld. Er is anders besloten. Daarbij legt de CDA-fractie zich neer. Ik zeg echter nogmaals dat het daar vandaag niet om gaat. Het gaat om het feit dat het kabinet een eigen verantwoordelijkheid heeft. De initiatiefneemster kan ongelukkig zijn met het uitstellen van de beslissing, maar dat zij zo. Dit is nu eenmaal een verantwoordelijkheid van de regering als medewetgever.

De voorzitter:

Ik stel vast dat mevrouw Uitslag haar bijdrage heeft afgerond. Mevrouw Voortman wil nog een vraag stellen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Waarom heeft noch de CDA-fractie in de Tweede Kamer, noch die in de Eerste Kamer een voorstel gedaan om advies in te winnen bij Europa?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dit traject gaat de regering aan. Naar ik aanneem had de regering er, toen wij dit voorstel in de Tweede Kamer behandelden, voldoende vertrouwen in dat zij de Eerste Kamer met argumenten zou kunnen overtuigen. Ik hoor graag wat de staatssecretaris, als vertegenwoordigster van die regering daarop te zeggen heeft. Ik schuif deze vraag dus graag door naar het kabinet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Als zowel de CDA-fractie in de Tweede Kamer als de CDA-fractie in de Eerste Kamer dit zo'n belangrijk punt vond, dan had mevrouw Uitslag of haar collega in de Eerste Kamer toch kunnen vragen om dat advies vóór besluitvorming al in te winnen? Waarom is dat niet gebeurd?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb de stukken hierover uit de afgelopen jaren er nog eens bij gepakt. Dit speelt immers al langer. Zowel in de stukken van de Tweede Kamer als in de stukken van de Eerste Kamer staat te lezen dat collega's en bewindslieden dit toen hebben genoemd. Dit contra legem verklaren komt dus niet uit de lucht vallen. Dit is dus niet nu pas, aan het einde van de rit, door de bewindslieden en door de CDA-fractie geopperd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij is het niet zo dat CDA'ers hebben gevraagd om een advies van Europa. Zelfs als dat wel zo is, is het nog steeds een feit dat de Eerste Kamer inmiddels heeft getekend. Het is raar dat vervolgens een demissionair kabinet een grote politieke beweging maakt door dit alsnog aan Europa voor te leggen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik zeg nogmaals dat het vandaag niet gaat om de inhoud, maar om het proces. Het staat een demissionair kabinet vrij om het instrument van het contra legem verklaren aan te wenden. Dat doet het kabinet nu. Dit is een stap die de medewetgever omwille van de zorgvuldigheid zet. Mijn fractie staat daarachter.

Mevrouw Dille (PVV):

Het moge duidelijk zijn dat de PVV-fractie anders denkt over Brussel dan het CDA. Het enige goede wat uit Brussel komt, zijn volgens de PVV de Belgische bonbons. Dat gezegd hebbend, verbaast het mij echt dat de CDA-fractie – in de naam staat de D van democratisch – gewoon vindt dat op deze manier kan worden omgegaan met iets waartoe een meerderheid van de Tweede en de Eerste Kamer heeft besloten. De CDA-fractie zegt gewoon: het zij zo en we gaan toch nog bekijken of we er iets aan kunnen veranderen. Waar zijn de principes?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Een PVV'er vraagt mij nu waar de principes van het CDA zijn. Ik zal dat uitleggen. Ik zei al dat beide Kamers over dit onderwerp hebben gedebatteerd. Er zijn over dit onderwerp besluiten gevallen en er is over geoordeeld. Het CDA heeft daarbij verloren. Daarbij leggen wij ons neer. Het is echter nu aan de regering om een instrument dat haar ter beschikking staat, namelijk het contra legem verklaren van dit initiatiefwetsvoorstel, aan te wenden. Dat is niet aan de Kamer, maar aan de regering. De regering kiest ervoor om dat instrument in te zetten. Dat is juist uiterst democratisch. Dit is namelijk een stap die wordt gezet om extra zorgvuldig te zijn.

Mevrouw Dille (PVV):

Is de woordvoerster van het CDA het met mij eens dat dit wat laat gebeurt? Had dit niet al veel eerder moeten gebeuren?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik zei al eerder tegen mevrouw Voortman dat de regering er blijkbaar na de behandeling in de Tweede Kamer vertrouwen in had dat zij de Eerste Kamer zou kunnen overtuigen. De Eerste Kamer is dus echter niet overtuigd. Dat is een feit. De regering heeft nu nog een instrument in handen, namelijk het contra legem verklaren. Dat instrument zet de regering in. De CDA-fractie is voor zorgvuldigheid. Zorgvuldigheid gaat volgens ons vóór snelheid. De regering is de medewetgever en neemt hiervoor de verantwoordelijkheid. Ik vind dat zij daarmee uiterst secuur handelt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Aan de vragen die mevrouw Voortman terecht stelde, zou ik het volgende willen toevoegen. Er is een wet die gewoon van kracht is. De weg die vervolgens nog openstaat, is de weg naar de Europese Commissie en het Europese Hof. Er is een mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen of in beroep te gaan tegen zaken. Duidelijker en zorgvuldiger kunnen we het niet krijgen. Ik vraag daarom: vanwaar deze stap? Het woord Hedwigepolder is vandaag al gevallen. Ook ik moest hierbij aan deze kwestie denken. Als het CDA dan zo aan zorgvuldigheid hecht, weet ik nog wel een paar dossiers.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het is echt verkiezingstijd. Fantastisch, maar ik ga daar niet op in. Wij voeren nu een debat over het proces. De stap die mevrouw Wiegman aangeeft, had de regering, had de staatssecretaris kunnen zetten, maar dat heeft zij niet gedaan. Waarschijnlijk had zij er alle vertrouwen in dat ze de Eerste Kamer zou kunnen overtuigen, maar dat is niet gelukt. Het staat de staatssecretaris nu vrij om dit instrument als medewetgever in te zetten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dit is niet direct antwoord op mijn vraag. Heeft het te maken met vertrouwen in de Eerste Kamer, of is het een slecht uitgevallen gok geweest? Het was in ieder geval niet zorgvuldig. Het was onzorgvuldig. Daarom vind ik dat de staatssecretaris nu haar verantwoordelijkheid moet nemen en de rechtsmogelijkheden die er nog zijn moet aanwenden. Laat de praktijk maar duidelijk maken wat er nodig is. Er zijn dan bepaalde wegen en mogelijkheden. Als we in gebreke worden gesteld is er nog alle tijd om zaken aan te passen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Wij zijn geen partij die even gaat kijken wat er gebeurt. Het CDA wil zekerheid. Wij willen deze zooi, als ik het zo mag zeggen, niet voor ons uitschuiven. Wij willen een zorgvuldige stap en de regering gaat die zetten. Wij staan daar achter. Mevrouw Wiegman wil afwachten wat er in de praktijk gebeurt, maar daarover heb ik een vraag aan mevrouw Wiegman. Hoe gaat zij dit uitleggen aan al die CU-wethouders in den lande? Hoe gaat zij al die boetes regelen? Heeft zij nog ergens een potje liggen om die kosten op te vangen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De zooi vooruitschuiven, dat gebeurt hier! Dat is ook iets wat bij de Hedwigepolder gebeurt. Nu ligt er duidelijkheid. Onze CU- en CDA-wethouders weten allemaal waar zij aan toe zijn als deze wet wordt getekend. Dan kunnen ze aan de slag met de mogelijkheden die de wet biedt. Als ze dan bezwaren hebben of tegen beperkingen aanlopen, hebben ze altijd de mogelijkheid om naar de rechter te gaan. Die duidelijkheid is er. Dat heeft niets met vooruitschuiven te maken. Het is de duidelijkheid van dit moment.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik ben benieuwd of mevrouw Wiegman de brief van de VNG ook heeft ontvangen. Daarin staat juist dat men graag zorgvuldigheid ziet en dat men graag wil weten waar men aan toe is.

Mevrouw Leijten (SP):

Tegen de VNG zeg ik via mevrouw Uitslag dat zij weet waar zij aan toe is als de wet wordt getekend. Nu is er echter onduidelijkheid. De claim dat de boetes zullen worden doorvertaald naar gemeenten, waar minister Klink over sprak, hangt bovendien nog steeds boven de markt.

Mevrouw Uitslag heeft de term "boetes" en "veroordelingen" heel vaak in de mond genomen, maar hoe vaak is het in de geschiedenis van het Europese Hof van Justitie voorgevallen dat er een veroordeling is uitgesproken van een lidstaat, omdat die de Europese regelgeving had overtreden?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Wij zijn vandaag bij elkaar voor het proces, want de inhoud hebben wij al besproken in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer. Het gaat nu om het proces, waarbij de regering de commissie verzoekt om een advies over dit initiatiefwetsvoorstel. De vraag is of wij dat al of niet een goed idee vinden. De regering is medewetgever en heeft wat ons betreft dit instrument in handen. De regering vindt het belangrijk om deze zorgvuldigheidsslag te maken. Ik kan mij niet voorstellen dat de SP en andere partijen deze stap willen overslaan, met alle gevolgen van dien voor de wethouders in ons land.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind dit stuitend. Er wordt een discussie gevoerd waarbij niet wordt uitgegaan van de parlementaire mores, namelijk dat een initiatiefwet wordt getekend tenzij die contra legem is. Dat moet je echter wel kunnen aantonen en dat is niet aangetoond. Sterker nog, de Senaat heeft het pleidooi van de staatssecretaris na het antwoord van de initiatiefnemer namens de Tweede Kamer naast zich neergelegd. Dat zegt heel wat. De Senaat heeft besloten dat het oordeel van de staatssecretaris een beetje te "groot" is. De Senaat acht dit niet contra legem. Ik heb een simpele vraag aan mevrouw Uitslag. Er wordt hier continu geschermd met boetes, boetes en boetes en Europa, Europa en Europa. In de afgelopen tientallen jaren is het tien keer voorgekomen dat het Europees Hof een lidstaat veroordeeld heeft omdat het handelde in strijd met Europese regelgeving. Twee keer heeft het geleid tot een boete. Ik wil mevrouw Uitslag dan ook vragen om te stoppen met bangmakerij en gewoon eerlijk toe te geven dat zij het maar wat prettig vindt dat de staatssecretaris haar instrument gebruikt om te traineren, namelijk dit wetsvoorstel niet tekenen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik vind dit heel grote woorden, "het wetsvoorstel traineren". Ik wil mij daar verre van houden. De regering geeft aan dat er een zorgvuldigheidsslag gemaakt moet worden. Ik kan mij niet voorstellen dat de SP deze zorgvuldigheidsslag wil overslaan en maar wil zien wat er op ons land afkomt. Ik kan mij daar niets bij voorstellen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb hierop al geantwoord. Toen u mij de vraag stelde, mevrouw Uitslag, heb ik geantwoord dat het zorgvuldig is dat het parlement een voorstel bespreekt en dat vervolgens aanneemt of verwerpt. In de Tweede Kamer is het aangenomen, net als in de Eerste Kamer. De tegenstanders gaan echter door met hun verzet door het voorstel voor te leggen aan de Europese Commissie, waar het niet hoort; de VVD heeft hierin gelijk. Het geeft geen pas dat de Commissie aanklager is in plaats van beoordelaar van nationale wetgeving. Zorgvuldigheid hoort in het wetgevingsproces zelf te zitten. Wij vinden het in meerderheid zorgvuldig dat wij wethouders te kennen geven dat welke procedure je ook kiest – of het uitschrijven van een bestek en het toepassen van commerciële marktwerking of bestuurlijk aanbesteden zonder marktwerking – het Rijk het risico draagt. Dat is pas zorgvuldig. Ik vind dat het CDA een fout in de procedure maakt door van Europa een soort boeteboeman te maken, wat Europa niet is, en door zich te verschuilen achter Europa, terwijl het de keuze is van juist het CDA om marktwerking toe te passen in de thuiszorg.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik sloeg ook aan op de uitspraak over het voorkomen van onzorgvuldigheid. Is het niet juist onzorgvuldig om geen advies te vragen aan Europa vóór behandeling in de Kamers? Is het niet juist onzorgvuldig om geen gebruik te maken van alle expertise die wij in Nederland over Europese wet- en regelgeving hebben en beide Kamers op basis van onderzoek te laten aantonen dat het onzorgvuldig is? Dit is toch wel de omgekeerde wereld! De staatssecretaris doet voorafgaand aan de debatten haar werk niet. In het proces slaat zij zorgvuldigheidsstappen over. Vervolgens krijgt de Kamer te horen dat het onzorgvuldig is om door te gaan. Is de staatssecretaris, zo vraag ik mevrouw Uitslag, in haar verdediging van de marktwerking en in de afwijzing van dit wetsvoorstel niet gewoon een beetje de bocht uitgevlogen toen zij de grote woorden "contra legem" gebruikte? Is het niet te zwaar aangezet? Kan de staatssecretaris nu eigenlijk geen stap terug doen zonder gezichtsverlies? Is dat misschien het geval?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Wat dat laatste betreft, zou ik zeggen: stel deze vraag aan de staatssecretaris. Van onzorgvuldigheid – ik val in herhaling – is naar ons idee geen sprake. De regering heeft als medewetgever de mogelijkheid om dit te doen. Zij ziet blijkbaar reden om het op deze manier te doen. Het CDA is niet tegen het nemen van zorgvuldige stappen, dus geeft zij de regering hiertoe de ruimte. Zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer is de CDA-fractie tegen het wetsvoorstel geweest. Wij vinden het geen goed wetsvoorstel. De regering vindt bij monde van de staatssecretaris dat het contra legem is. Dit is niet iets van het laatste jaar, maar is ook in de stukken terug te vinden. Ook andere bewindslieden hebben de woorden "contra legem" in de mond genomen. Dit is dus niet zomaar iets wat uit de lucht komt vallen. Het is niet iets wat ineens opduikt in het laatste staartje van het proces.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik vind dat de CDA-fractie zich hier nu iets te gemakkelijk van afmaakt: pootjes omhoog en zeggen "wij gaan daar niet over, vraagt u dat vooral aan de staatssecretaris". Als ik aan de CDA-fractie vraag of ze vindt dat de zorgvuldigheidsvraag veel eerder had moeten worden gesteld, namelijk in het proces, door onderzoek te doen, door experts te bevragen, door desnoods naar Europa te gaan, dan wil ik daar een helder, klip-en-klaar antwoord op. Ik begrijp het wel: u bent het aan het omzeilen. Ik constateer echter dat de staatssecretaris in het proces steken heeft laten vallen en dat de CDA-fractie dat hier niet wil toegeven.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Bij mevrouw Wolbert is het altijd lastig. Ze begin ergens en ze eindigt ergens, en uit die heel lange vraag moet ik even uitzoeken welke vragen ik moet beantwoorden. Dat "pootjes omhoog" onthoud ik, dat galmt nog na in mijn hoofd. Ik kan wel weer in herhaling vallen …

De voorzitter:

Alstublieft niet!

Mevrouw Uitslag (CDA):

Zorgvuldigheid is natuurlijk niet iets van het laatste jaar. Dit proces loopt al enige jaren. Niet alleen de staatssecretaris maar ook andere bewindslieden, zoals de heer Klink en mevrouw Bussemaker, hebben het hierover gehad. Dit is een zaak die continu heel kritisch is gevolgd en waarover menige vraag is gesteld. Mevrouw Wolbert doet het voorkomen alsof het allemaal klip-en-klaar was en er aan het eind opeens een vraag aan de Europese Commissie is. Dat is wel een heel simpele voorstelling van de gang van zaken. Dat vind ík dan weer jammer.

De zorgvuldigheid zit hem in het traject dat we nu doorlopen. Nogmaals, het is aan het kabinet, en alleen aan het kabinet als wetgever, om dit instrument in te zetten. Het is in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer geweest. Wij zijn altijd tegen het wetsvoorstel geweest. Het is aan het kabinet, ook een demissionair kabinet, om dit instrument in te zetten. Als de staatssecretaris als lid van het kabinet vindt dat ze dit moet doen, dan zijn wij de laatsten die dit tegen zouden willen gaan. Wij zijn voor die zorgvuldigheid.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Juist omdat er al die jaren zo veel onzekerheid was, juist omdat die discussie er was, juist omdat het CDA – het was altijd het CDA, het waren altijd CDA-bewindspersonen – altijd heeft gedreigd met boetes, vreselijke gevolgen en contra legem, juist daarom hadden we van deze staatssecretaris fatsoenlijk en grondig onderzoek kunnen verwachten. Dat is niet gebeurd. Dan is het verschrikkelijk zuur en wrang om te constateren dat u hier staat en dat het CDA-verhaal over de marktwerking gewoon weer van vooraf aan begint. U hebt niets geleerd van de afgelopen vijf jaar.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Wat zal ik hier nog op zeggen? Ik laat het hier maar bij.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Wij hebben net vele meningen, vragen en opmerkingen gehoord. Ik hecht eraan om te beginnen met de stand van zaken op dit moment. Ik heb een intensief debat gevoerd samen met mevrouw Leijten in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer is het parlementair orgaan dat de wet- en regelgeving inhoudelijk beoordeelt en dat heeft het wetsvoorstel aangenomen. Dat is de parlementaire werkelijkheid. Dat besproken hebbende in het kabinet, heeft het kabinet mij gevraagd: zoek even precies uit wat er gebeurt wanneer wij dit wetsvoorstel implementeren, aangezien er zo veel over is gesproken en er zo vaak is gezegd dat er tegenstrijdigheden in zitten. Dat is de stap die als zorgvuldigheidsstap is betiteld. Het is een informatieve vraag aan de Europese Commissie en wel omdat dat het orgaan is dat deskundig is op dit terrein. Het is een informatieve vraag. Het is geen toetsing in de zin van: wat vinden jullie van dit wetsvoorstel? Daar is geen sprake van.

Dit wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer. Klaar. Dat betekent niet dat ik een stempelkussen ben. Het kabinet heeft gevraagd: werk een en ander alstublieft nog even zorgvuldig uit, met name voor de gemeenten, zodat iedereen precies weet waar hij aan toe is als de wet geïmplementeerd moet worden. De stand van zaken is dat er geen enkele sprake is van het niet tekenen van dit wetsvoorstel. Op de vraag van mevrouw Dille "heb je hem bij je?", op de vraag van mevrouw Wolbert "wat zou u nu doen?" en op de vraag van mevrouw Voortman kan ik alleen zeggen dat als als de meerderheid van de Kamer die informatieve vraag aan de Europese Commissie als overbodig beschouwt, ik daar procedureel geen enkele moeite mee heb. Dan teken ik hem gewoon. Niets aan de hand. Namens het kabinet kan ik de Kamer zeggen: niets aan de hand.

Ik heb die stap gezet, omdat er verwarring kan ontstaan, omdat er verschillende bedragen zijn genoemd en omdat er is gesteld: als er iets gebeurt, zijn dat de consequenties. Daarnaast zag de minister van Financiën inderdaad de grootste bedragen voor ogen en zei hij: denk er wel om, je moet precies weten waar het over gaat. Ik vind dat absoluut niet ongepast of niet-parlementair. Ik vind dat horen bij de laatste stap die het kabinet moet zetten. Dat is onze stap. Daar staat die handtekening ook voor in de parlementaire procedure. Niet meer maar ook niet minder dan dat.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dit klinkt heel vriendelijk en begripvol, als een soort uitgestoken hand: laat het maar weten. Maar ik heb toch een beetje het idee dat er een omgekeerde volgorde ontstaat. En ik vind het hoogst ongebruikelijk. Ik vind het sowieso hoogst ongebruikelijk dat wij dit debat voeren. Dat heeft met het volgende te maken. Als het kabinet behoefte zou hebben aan een oordeel van de Europese Commissie, had dat allang gevraagd kunnen worden. Het is hier gebruik dat wetten worden getekend wanneer ze worden aangenomen. Het lijkt mij zelfs niet meer aan de orde dat wij een voorstel doen. Het is duidelijk wat de staatssecretaris moet doen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De staatssecretaris heeft net gezegd dat het kabinet dit zal doen. Het is dus vragen naar de bekende weg. Dit wetsvoorstel is op 17 april jongstleden aangenomen. Op 17 april was er dus een concreet wetsvoorstel, waarvoor het ertoe kon doen hoe het zich verhield tot de wet- en regelgeving en de implementatie daarvan. Voor die tijd zijn er wel degelijk vragen voorgelegd. Ze zijn voorgelegd aan Europa en aan de Raad van State. Die waren allemaal negatief. In de verslagen van de debatten die daarover zijn gevoerd, is te lezen dat mijn voorgangers in diverse gradaties van waarschuwingen daarin hun energie hebben gestopt. Toen mevrouw Leijten en ik in de Eerste Kamer stonden, heb ik alleen teruggegrepen op datgene wat wij op dat moment in handen hadden. Diverse woordvoerders hebben mij gevraagd om te zeggen dat ik het een slecht voorstel vond. Dat is helemaal niet zo. In de Eerste Kamer is dit voorstel aangenomen. Dat betekent dat wat je er inhoudelijk van vindt nu niet meer ter zake doet. De Eerste Kamer en daarvoor de Tweede Kamer hebben dit wetsvoorstel aangenomen.

Mijn enige stap namens het kabinet was nog om ervoor te zorgen dat ik bij het tekenen van het wetsvoorstel en de daarbij behorende brieven naar bijvoorbeeld de gemeenten, kan zeggen waaraan men ongeveer toe is. De vragen zijn nu aan mij gesteld. Een vraag was wanneer je die boetes krijgt. Mevrouw Leijten zegt dat de regering die boetes krijgt, maar de gemeenten hebben daarover allerlei vragen gesteld. Ik wil dat graag precies weten. Ik heb er geen enkele moeite mee om die stap op een andere wijze te zetten. De ophef waarmee hiervan iets heel groots wordt gemaakt, alsof dit het negeren is van de Eerste Kamer, is helemaal niet aan de orde.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het is heel begrijpelijk dat gedurende de behandeling van een wetsvoorstel allerlei vragen naar boven komen en dat informatie wordt ingewonnen. Dat kan allemaal.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

In principe doet de initiatiefnemer dat ook. De initiatiefnemer die met het wetsvoorstel bezig is, heeft daarin ook de eigen verantwoordelijkheid. De regering heeft dat gedaan. Dat kan worden teruggezien in alle debatten. Zij is daarin volkomen transparant geweest. Dit is hoe het op 17 april jongstleden zijn beslag heeft gekregen. Alle lof daarvoor aan mevrouw Leijten. Niemand zal mij in de schoenen kunnen schuiven dat ik haar dat niet van harte gun. Dat is namelijk wél zo. Ik gun het haar van harte.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dit debat gaat echt niet meer over zaken als gunnen of niet gunnen. Wat hier gebeurt, is hoogst ongebruikelijk. Het kabinet had simpelweg moeten tekenen. Als het kabinet behoefte had gehad aan verdere informatie, dan had het ervoor moeten zorgen dat die informatie er was voordat de Eerste Kamer ging besluiten. De indiener heeft haar eigen overwegingen om het niet door de Europese Commissie nader te laten behandelen, ook vanwege de visie en de overtuiging die aan haar voorstel ten grondslag liggen. Doorverwijzen naar de indiener hoeft vandaag ook niet meer. Het gaat om de verantwoordelijkheid van het kabinet. Dat lijkt mij heel simpel.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De inbreng van mevrouw Wiegman tot de tweede keer toe vind ik zowel inhoudelijk als door de niet-inhoudelijke boodschap volkomen de plank misslaan. Wij spreken hier inderdaad op een heel wonderlijke manier over iets wat niet is gebeurd. Het is niet gebeurd dat er geen contraseign is gegeven. Het is gewoon niet aan de orde.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij heeft de ChristenUnie-fractie helemaal niet gezegd dat dit het geval is, maar dat het gek is dat niet eerder advies is gevraagd. Ik begreep echter dat volgens de staatssecretaris dit advies wel eerder is gevraagd, dat er eerder informatie is gevraagd aan Europa. Wat is dan nog de meerwaarde van die extra adviesaanvraag na het aannemen van het wetsvoorstel?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

In de adviezen in het voortraject, dat heel lang liep, zoals mevrouw Leijten ook weet, zijn op verschillende momenten in verschillende gradaties uitspraken gedaan. Daarbij is de term "contra legem" door iemand genoemd en heeft de Raad van State gewaarschuwd. Ik heb een bijna twee uur durend overleg met de Raad van State gehad over dit onderwerp. Toen is gezegd dat er op dit gebied nog weleens iets zou kunnen gebeuren en dat wij het heel goed moesten uitzoeken. Dat zegt niets over de vraag of wij het inhoudelijk een goed voorstel vinden of niet; het zegt slechts dat wij het goed moeten regelen. Wij hebben in het voortraject alles gedaan. Op 17 april heeft dat zijn beslag gekregen. Het is nu een kwestie van netjes afronden en implementeren. Meer is er niet aan de hand.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Die informatie is dus al gevraagd. Het kabinet heeft alles al gedaan in het voortraject. Wat is de meerwaarde van de extra adviesaanvraag, na aanname in de Eerste Kamer? Die is dan toch overbodig?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De manier waarop een wetsvoorstel geboren wordt, al dan niet geamendeerd, is verschillend. Een voorstel ondergaat ook een behandeling in de Eerste Kamer. Je kunt niet van tevoren zeggen welke scenario's eruit zullen komen. Vanaf 17 april hadden wij een werkelijkheid waar de vroegere adviezen op anticipeerden. Daarin staat dat het wetsvoorstel, op het moment dat er een nieuwe politieke of wetgevende werkelijkheid ontstaat, nog een keer moet worden voorgelegd om de gevolgen ervan te overzien. Mevrouw Bussemaker heeft daarover in 2010 nog een briefwisseling gehad met de Europese Commissie. De volgende werkelijkheid deed zich voor op 17 april. Op dat moment heb ik de Commissie niet de vraag willen voorleggen wie er volgens haar gelijk heeft. Geen sprake van! De Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel aangenomen en klaar. Het is echter wel de taak van het kabinet om ook de lagere overheden bij de implementatie te laten weten met welke context dit te maken heeft. Ik kan u verzekeren dat er in de Eerste Kamer heel veel inhoudelijke vragen gesteld zijn, waar ik nu niet op inga. Het staat allemaal in het verslag. Die hebben geresulteerd in de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Maar de gemeenten en de aanbieders hebben natuurlijk wel het recht om het "hoe" te vernemen. Dat is het enige tussenstapje dat ik hierbij wilde nemen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat klinkt alsof deze adviesaanvraag niets toevoegt aan het advies dat we al eerder hebben gekregen. Als het wel nieuwe informatie is, had het kabinet dat eerder moeten bedenken.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is weer een ontkenning van het feit dat ik vanaf 17 april met een concrete, nieuwe werkelijkheid kon vragen wat de praktische consequenties zijn van dit wetsvoorstel. Overigens heb ik meteen na de ministerraad mevrouw Leijten opgebeld met de mededeling dat het kabinet mij had gevraagd om deze volgende stap te zetten. Ik had ook op dat moment kunnen zeggen dat ik dat per se niet wil, maar ik heb voortdurend gezegd dat ik in dezen gelijk wil optrekken. Er is nu eenmaal een level playing field. Mevrouw Leijten heeft het gewoon gewonnen in de Eerste Kamer en dat gun ik haar. Er is geen sprake van dat ik hier andere dingen mee zou willen doen. Dat is niet aan de orde.

Mevrouw Leijten (SP):

Voor mijn partij is politiek meer dan een spelletje. Ik heb niet het idee dat we iets hebben gewonnen in de Eerste Kamer, maar dat er een heldere uitspraak is in een situatie waarover al ontzettend lang onduidelijkheid was, juist bij gemeenten. Ik ga even terug naar wat de staatssecretaris zei vlak voordat we aan interrupties begonnen: ik stel de vraag aan de Europese Commissie om helderheid te krijgen, maar als de Kamer zegt dat ik niet naar de Europese Commissie hoef, dan teken ik de wet. Heb ik dat juist verstaan?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, dat hebt u juist verstaan.

Mevrouw Leijten (SP):

Er is in dit debat een duidelijke meerderheid die vindt dat de Europese Commissie een onbegaanbare weg is. Wij kunnen moties indienen en het weer op een stemming aan laten komen, maar ik kan de staatssecretaris ook vragen – volgens mij namens een ruime Kamermeerderheid – of zij het besluit om naar de Europese Commissie te gaan, terug wil nemen en of zij vrijdag in de ministerraad wil voorstellen om deze wet te tekenen. Dan is het misverstand de wereld uit en kunnen wij verder.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dan zijn wij nu klaar. Ja.

De voorzitter:

Want u zegt "ja" op die vraag, begrijp ik.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ja, dat heb ik in het kabinet besproken. Namens het kabinet kan ik er zo "ja" op zeggen. Klaar!

Mevrouw Leijten (SP):

Dat is heel mooi. Dan heeft dit debat ergens toe geleid. Ik hoop echt dat na een periode van vijf jaar onzekerheid de verplichting tot het uitschrijven van een aanbestedingsbestek nu eindelijk van tafel is.

De voorzitter:

Dan lijkt het mij dat wij klaar zijn met het debat. Ik dank de staatssecretaris en ik dank de deelnemers.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 16.32 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven