27 VAO huurprijsherziening ligplaatsen woonboten

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over huurprijsherziening ligplaatsen woonboten (32730, nr. 9).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. We hebben het over wonen op het water. Dat is een verrijking voor bewoners en voor het aanzicht van Nederland, onder meer van de grote steden. Er is onrust ontstaan over de tariefgelden en de indeling in tariefklassen. Wat dit laatste betreft, hebben we begrepen dat de woonbootbewoners een schriftelijke onderbouwing krijgen van de tariefklassen, waartegen men een andere zienswijze mag indienen. Op dat punt krijg ik graag een bevestiging van de staatssecretaris.

Ik dien een motie in over de taxatie van de nieuwe liggelden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Kamerstuk 32730, nr. 6, vergaderjaar 2011–2012, twee alternatieve voorstellen aan de belangenorganisaties van woonbootbewoners zijn voorgelegd;

constaterende dat het eerste voorstel voorziet in een gewenningsperiode van tien jaar, maatwerk bij de indeling van de tariefklassen en een betalingsregeling en dat het tweede voorstel voorziet in het voeren van een aantal bindende adviesprocedures ter vaststelling van de huurprijs;

overwegende dat de uitkomsten van een objectieve en bindende taxatie van de ligplaatsen voornamelijk afhankelijk zijn van de gehanteerde waarderingsgrondslagen en vergelijkingsmaatstaven;

constaterende dat de woonbootbewoners geen vertrouwen hebben in een objectieve en bindende taxatie, indien de RVOB de waarderingsgrondslagen en vergelijkingsmaatstaven vaststelt;

verzoekt de regering, het eerste en tweede voorstel als volgt samen te voegen:

  • - een ingroeiregeling van tien jaar;

  • - een betalingsregeling met hardheidsclausule;

  • - maatwerk bij de indeling van de tariefsklassen;

  • - vaststelling van een marktconforme huurprijs middels een adviesprocedure waarin een objectieve en bindende taxatie wordt uitgevoerd door een niet-ambtelijke taxatiecommissie, conform het voorstel in voornoemd Kamerstuk, waarbij de taxatiecommissie de locaties bezoekt, waarbij de taxatiecommissie zelf beslist welke grondslagen zij hanteert voor het bepalen van de huurprijs en waarbij de taxatiecommissie de belangenorganisaties van woonbootbewoners hoort, voordat zij aan het taxatieproces en het vaststellen van de waarderingsgrondslagen begint;

verzoekt de regering tevens, de door de staatssecretaris gestelde deadline van half april te verschuiven tot 1 mei, zodat de huurders van ligplaatsen tot 1 mei de tijd hebben om hun keuze kenbaar te maken tussen bovenstaand voorstel en het voorstel van de staatssecretaris,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32730).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben veel argumenten gewisseld in het algemeen overleg, maar de hamvraag blijft wat ons betreft of de huurprijzen voor de ligplaatsen voor woonboten zomaar kunnen worden verhoogd door het rekenmodel dat aan die prijs ten grondslag ligt, te wijzigen. Wat ons betreft, kan dat niet, want dan zou volgend jaar of het jaar daarna weer een ander model bedacht worden. Huurders van sociale huurwoningen weten door de onzorgvuldige behandeling van de huurverhoging niet waar zij aan toe zijn, maar woonbootbewoners worden vogelvrij verklaard als door een ander rekenmodel op elk willekeurig moment een geheel nieuwe interpretatie van het begrip "marktconform" kan ontstaan. Onze handtekening staat daarom onder de motie die de heer Jansen zal indienen over rechtsbescherming.

Een ander groot pijnpunt voor de woonbootbewoners is dat er nooit enig overleg is geweest. De staatssecretaris noemde dit zoiets als "de kalkoen vragen wat hij met kerst wil eten", maar op allerlei andere terreinen wordt er wel regelmatig overlegd met organisaties. Als de staatssecretaris dat nu niet wil, klinkt dat dus willekeurig. De meerderheid van de Kamer gaf in het debat aan hier moeite mee te hebben. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het alternatief dat het kabinet voorstelt, slechts gaat over de koppeling van tarieven aan ligplaatsen;

overwegende dat de tarieven die gepaard gaan met de huurprijsherziening, gebaseerd zijn op een andere rekenmethode dan tot nu toe gebruikt en dat daardoor de tarieven hoger uitvallen;

constaterende dat de koepels van woonbooteigenaren niet betrokken zijn bij de totstandkoming van de huurprijsherziening en de tariefbepaling;

verzoekt de regering, de huurprijsherziening voor ligplaatsen van woonboten door de koepels van woonboten en de RVOB in gezamenlijkheid tot stand te laten komen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32730).

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar wel een algemene opmerking. Aanvankelijk leek het CDA aan te koersen op een scenario waarbij een volledige huurbescherming zou worden gegeven aan "woonboters", vergelijkbaar met die voor sociale huurwoningen. Ik constateer dat dit van tafel is, maar elk beetje helpt. Wij zullen van onze kant dan ook de motie van de heer Jansen van de SP steunen om toch tot een betere huurbescherming van woonbootbewoners te komen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Het zou behulpzaam zijn geweest als ook de minister van BZK bij dit VAO zou zijn geweest. Ik dacht ook dat wij dat hadden afgesproken bij het AO dat de aanleiding vormt tot dit plenaire debatje. Klaarblijkelijk is er iets misgegaan.

De voorzitter:

Het is goed gebruik dat bij een VAO dezelfde bewindslieden aanwezig zijn als bij het AO.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het is een beetje procedureel allemaal, dat geef ik toe. Maar tijdens het AO is al geconstateerd dat wij een minister missen. Toen is specifiek gezegd dat wij een brief vragen en dat er daarna een VAO met de minister kan komen.

De voorzitter:

Dan ligt het aan mij. In zo'n geval moet een derde termijn van het AO aangevraagd worden.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter, dat wil ik u niet aandoen! Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris namens het kabinet een reactie kan geven.

Mijn punt is het volgende. Tijdens het algemeen overleg hebben alle woordvoerders, met uitzondering van de heer Harbers van de VVD-fractie, aangedrongen op minimaal een goed en onafhankelijk onderzoek naar verbetering van de rechtsbescherming van woonbootbewoners. Ook CDA en PVV vinden dat belangrijk. De minister van BZK heeft ons op 28 maart laten weten dat zij daar geen behoefte aan heeft. Zij zegt dat er een zekere flexibiliteit moet zijn om eventueel ligplaatsen op te heffen. Dat vindt de SP-fractie ook. Wij willen echter graag dat de rechtsbescherming, bijvoorbeeld het recht op een vervangende plaats van een zo redelijk mogelijk gelijke kwaliteit, in de wet wordt verankerd. Dat moet het onderzoek inhouden en vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurders van woningen en woonwagens in het niet-geliberaliseerde segment vallen onder een wettelijke huurbescherming;

overwegende dat huurders van ligplaatsen voor woonboten een dergelijke bescherming ontberen, hoewel zij in een zeer kwetsbare positie verkeren met het risico van een plotselinge radicale verhoging van de huur, terwijl ligplaatsen schaars zijn en een woonboot zonder ligplaats onverkoopbaar is;

overwegende dat huurders van ligplaatsen bovendien zekerheden ontberen die erfpachters in de regel wel hebben;

van mening dat het wenselijk is dat privaatrechtelijke overeenkomsten met betrekking tot ligplaatsen voor woonboten zo veel mogelijk rechtsbescherming moeten bieden aan de eigenaren van woonboten, zonder overigens de specifieke belangen van de waterbeheerder te schaden;

verzoekt de regering om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheid om de rechtsbescherming van woonbootbewoners te verbeteren, en daarbij zowel de aard van de huurcontracten als de mogelijkheid van erfpacht te betrekken, alsmede mogelijke aanpassingen van de hiervoor geldende wettelijke kaders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen, Koolmees, Groot en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32730).

Voorzitter: Bosma

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik zal de moties van de collega's van een passend stemadvies voorzien in mijn fractie.

Mij ligt als een steen op de maag hoe de fiscaliteit in Nederland wederom een instrumentele functie heeft gekregen in dit relatief kleine debat. Wij hebben namelijk gezien dat de verhuur van woonboten plotseling vrij van btw is gemaakt. Ik vraag de staatssecretaris nog eens, zonder daarover een motie in te dienen, om mij een gerust gevoel te geven dat de rechtszekerheid hier niet in het geding is en wij niet voor ieder incident in de uitvoeringssfeer de Wet op de omzetbelasting uit 1968 gaan aanpassen.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik wil de sprekers bedanken voor hun inbreng. Het is niet de eerste keer dat wij spreken over de woonboten. Wij hebben hierover ook een buitengewoon uitvoerig schriftelijk debat met elkaar gevoerd, dus ik beperk mij nu tot de heel specifieke vragen die vandaag aan de orde zijn en de ingediende moties.

Mevrouw Van der Werf vroeg naar de tariefklassen: worden deze aan de mensen kenbaar gemaakt en kunnen zij daartegen bezwaar maken? Natuurlijk worden ze kenbaar gemaakt; dat is gewoon een onderdeel van het nieuwe huurprijsvoorstel. Wanneer mensen het niet eens zijn met de huurprijs of met de indeling in de tariefklasse, kunnen zij hun bezwaren kenbaar maken en kan dit zo nodig onderdeel worden van een bindende adviesprocedure. Uiteindelijk zal er dus altijd, hoe dan ook, hetzij minnelijk dan wel via zo'n bindendadviesprocedure, een faire prijs worden vastgesteld.

Mevrouw Van der Werf diende ook een motie in. Deze ligt eigenlijk in het verlengde van de suggestie die ik al had gedaan in mijn brief van december vorig jaar, waarin ik stelde dat ik een tweetal routes voor me zie waarlangs zou kunnen worden gewerkt: ofwel het oorspronkelijke voorstel dat een paar keer is versoepeld, ofwel een procedure waarin met de koepelorganisaties in contact wordt getreden. In die procedure kiezen deze koepelorganisaties en het RVOB gezamenlijk in elke categorie drie plekken waarover een bindend advies door een onafhankelijke commissie wordt gevraagd. Die onafhankelijke commissie komt zelf tot een oordeel, zal natuurlijk haar licht opsteken bij het RVOB, maar zal natuurlijk ook haar licht opsteken bij de woonbootorganisaties, om alle nodige elementen voor de vaststelling van een faire prijs in overweging te kunnen nemen, zodat er uiteindelijk een tarief voor de betreffende categorie kan komen. Een en ander laat onverlet dat elke individuele woonbootbewoner altijd nog gebruik kan maken van de bindendadviesprocedure die in het contract staat.

Ik lees de motie van mevrouw Van der Werf zo, dat zij eigenlijk wil voortborduren op het alternatieve voorstel van december. Zij wil meer tijd, want de datum van 15 april is inmiddels verstreken. Zij wil tot 1 mei de tijd krijgen. Mij lijkt dat geen probleem, maar daarbij moet ik wel zeggen dat tussen nu en 1 mei duidelijk moet worden of de koepels, die al eerder met het RVOB aan tafel hebben gezeten, hier ook echt brood in zien. In dat geval moet er ook een uiterste inspanning komen, dus van beide partijen en gezamenlijk, om vóór 1 mei drie locaties aan te wijzen, zodat zij allebei het gevoel hebben dat deze locaties representatief zijn voor de gehele categorie. Vervolgens kunnen onafhankelijke taxateurs aan de slag gaan, precies zoals mevrouw Van der Werf wil. Zij noemde wat ijkpunten in haar motie. Die ijkpunten zouden wat mij betreft aan de taxatiecommissie kunnen worden meegegeven. Het lijkt mij geen enkel probleem dat die taxatiecommissie, die zal bestaan uit externe deskundigen, zich ook verstaat met de koepels.

De voorzitter:

Hoor ik de staatssecretaris zeggen dat hij het oordeel over de motie aan de Kamer laat?

Staatssecretaris Weekers:

Dat hoort u mij zeggen, maar ik teken daar wel twee dingen bij aan. De hardheidsclausule waarop mevrouw Van der Werf doelt, dient dan wel te worden gelezen in de zin van hetgeen ik in mijn brief van 22 december heb uiteengezet over de betalingsregeling. En in het dictum staat dat er vóór 1 mei met de huurders moet worden gesproken om de plekken vast te kunnen stellen waarover zo'n proefprocedure wordt gevoerd. Daaronder zouden dan moeten worden verstaan de partijen waarmee het RVOB recentelijk heeft gesproken, om preciezer te zijn op 17 januari jongstleden. Wij kunnen onmogelijk met alle huurders om tafel gaan zitten. Wij gaan echter wel om tafel zitten met de koepels die zich in het verleden bij ons hebben gemeld. Als ik de motie zo mag lezen, beschouw ik het voorstel daarin als buitengewoon constructief. Dat zou als alternatief kunnen dienen. Als er op 1 mei nog geen duidelijkheid bestaat, wil ik terugvallen op het oorspronkelijke voorstel.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn opstelling. Ik hoor graag waarom het woord "hardheidsclausule" lastig is. Ik weet dat het in de brief staat, maar ik hoor daarop graag nog een toelichting. Verder kunnen de locaties wel bekend zijn, maar gaat het om een gesprek voordat de waarderingsgrondslagen bepaald worden. Daarover zijn wij het dus eens.

Staatssecretaris Weekers:

In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat ik voortgang wil maken. Ik wil mensen niet jarenlang aan het lijntje houden noch wil ik zelf aan het lijntje gehouden worden. Die taxatiecommissie kan pas aan de slag gaan als de belangenorganisaties van de huurders met de RVOB een paar locaties hebben aangeduid. Zij moeten aangeven welke voorbeeldplekken in de plaats komen van de categorieën basis en plus, en de categorie die daarboven komt. Zo zie ik het voor mij. Als dat gesprek voor 1 mei plaatsvindt en tot een conclusie kan leiden, kan er vervolgens een taxatiecommissie worden aangezocht. Beide partijen kunnen een taxateur in de arm nemen en die twee zorgen vervolgens nog voor een derde taxateur. Die kan vervolgens aan de slag gaan. Ik vind wat mevrouw Van der Werf voorstelt prima, dus dat de vertegenwoordigers van de huurders zelf aangeven aan welke grondslagen zij denken. Het staat de RVOB vrij om aan te geven aan welke grondslagen zij denken. Als men externe deskundigen aan de slag laat gaan, komen die tot een onafhankelijk en deskundig oordeel dat door niemand op een bepaalde manier beïnvloed is anders dan gewoon de argumenten naar voren te hebben gebracht.

De voorzitter:

Zullen wij de volgende moties iets puntiger behandelen? Ik wil naar het volgende agendapunt, dat van de bankenbelasting.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik kijk even naar de volgende motie. Die is ingediend door mevrouw Voortman. Zij heeft in haar betoog aangegeven dat huurders niet elke keer geconfronteerd mogen worden met een ander model om de marktwaarde vast te stellen. Ik beoog nu juist, zekerheid en duidelijkheid te verschaffen. Het model dat ik voorleg, dat in tien tot twaalf jaar wordt ingefaseerd, dient als uitgangspunt. Ik heb zojuist tegen mevrouw Van der Werf gezegd dat ik van harte bereid ben om te kiezen voor het alternatief, mits de huurderorganisaties daarvoor uiteindelijk ook kiezen.

Mevrouw Voortman zegt dat er nooit enig overleg heeft plaatsgevonden. Dat is er wel geweest, op 17 januari jongstleden. Het verslag daarvan heb ik op 2 februari naar de Tweede Kamer gestuurd. Er heeft geen overleg plaatsgevonden waarbij is onderhandeld tussen het RVOB en de vertegenwoordigers van een aantal woonbootbewoners over een huurprijs. Dat kan mevrouw Voortman echter ook niet verwachten. De verhuurder komt met een voorstel en als de huurder het daarmee niet eens is, geldt een bindendadviesprocedure. Ik heb net toegezegd aan mevrouw Van der Werf dat wij het ook op een alternatieve manier kunnen vaststellen.

De voorzitter:

Wat is dan het oordeel over de motie?

Staatssecretaris Weekers:

Ik ontraad het aannemen van deze motie. Mevrouw Voortman vraagt de regering om met de koepels te onderhandelen om tot vaststelling van een bepaalde prijs te komen. Ik denk dat wij kunnen praten tot wij een ons wegen, maar dat wij daar niet uit komen. Het is wel duidelijk dat de koepels vanuit een heel andere benadering werken. Als men te weinig fiducie heeft in de ambtelijke taxaties, die extern nog een keer zijn gevalideerd, heb ik er geen enkele moeite mee om een en ander extern te laten plaatsvinden, volgens de procedure die zojuist met mevrouw Van der Werf is besproken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik beraad mij nog even op wat ik met de motie doe, maar de vorige tarieven waren al gebaseerd op een marktconform idee. Nog maar een paar jaar geleden is er gezegd: dit is marktconform. Het komt op woonbootbewoners over alsof er nu heel willekeurig wordt gezegd: er is een ander rekenmodel en een ander idee van marktconformiteit.

Staatssecretaris Weekers:

Het probleem is dat de afgelopen vijftien à twintig jaar de zaak nooit is herijkt. Daar zit het grote probleem en dat heb ik één- en andermaal aangekaart. Dat kan ik de woonbootbewoners niet verwijten. Ik kan alleen het RVOB verwijten dat de zaak jarenlang is blijven liggen en dat niet tussentijds is nagegaan of de prijzen nog wel marktconform zijn. Vijftien à twintig jaar geleden waren de prijzen dat nog wel, maar intussen zijn zij dat niet meer. Daarom kom ik tot nieuw beleid, om ervoor te zorgen dat de prijzen in de toekomst wel marktconform zijn. Dat ga ik niet morgen al invoeren, want dat zou beteken dat mensen geconfronteerd worden met enorme huurverhogingen. Wij faseren dit in, formeel in tien jaar, maar materieel in twaalf jaar. Dat lijkt mij een uitermate redelijke procedure.

De derde motie was van de heer Jansen, die andermaal verzoekt om een onderzoek naar de rechtsbescherming. De heer Jansen is wat dat betreft heel consistent. De regering is ook heel consistent, want een dergelijk onderzoek is bij herhaling afgehouden. De heer Jansen heeft terecht opgemerkt dat dit primair op het beleidsterrein ligt van mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In het algemeen overleg heeft de heer Jansen dit ook aangekaart. Ik heb zijn verzoek toen doorgeleid naar collega Spies. Zij heeft vervolgens op 28 maart in een brief aan de Kamer laten weten waarom zij niets ziet in een dergelijk onderzoek, dus de aanneming van deze motie moet ik ontraden. Daarin wordt in feite weer hetzelfde gevraagd wat al eerder was gevraagd en wat de regering eerder al had afgewezen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Deze motie luidt letterlijk hetzelfde als de motie die in november is aangehouden. Een nieuw politiek feit is dat nu de CDA-fractie en de PVV-fractie in het algemeen overleg steun hebben gegeven voor het idee om de huurbescherming onder de loep te nemen. De minister heeft gezegd dat er behoefte is aan een zekere flexibiliteit met betrekking tot het opheffen of verplaatsen van ligplaatsen. Dat is het argument om het onderzoek af te wijzen. De SP-fractie, en volgens mij ook de andere fracties, vindt het helemaal geen probleem. Het uitgangspunt is prima, maar wij zouden graag beter verankerd willen zien dat in een situatie waarin ligplaatsen moeten worden opgeheven, er een fatsoenlijk alternatief wordt geboden. Op dit moment is dat niet geregeld.

Staatssecretaris Weekers:

Dat er een alternatief moet worden gevonden, is formeel niet geregeld. Maar ik heb wel aangegeven dat mij geen enkel geval bekend is waarin in de praktijk anders zou zijn gehandeld. Als iemand ergens een woonbootlocatie heeft en plaats moet maken, wordt er door het RVOB eerst gekeken of er elders een plek beschikbaar is. Als dat niet zo is, wordt de zaak afgekocht als ware het een onteigening. Dat is nogal een genereuze regeling, want je zou ook kunnen zeggen: na expiratie van het huurcontract is het gewoon afgelopen, uit.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het gaat niet alleen om een alternatieve plaats, maar ook om een zoveel mogelijk vergelijkbare alternatieve ligplaats. Het verzoek was, om te kijken naar een oplossing die zo veel mogelijk past bij de oude locatie die mensen hebben ingenomen. Vindt de staatssecretaris dat ook een redelijk uitgangspunt? Als dat zo is, wat let de minister van BZK dan om dit gewoon deugdelijk in de wet op te nemen?

Staatssecretaris Weekers:

Volgens mij zijn wij aan het zoeken naar een oplossing voor een probleem dat niet bestaat. Ik denk dat wij wel wat meer te doen hebben dan oplossingen zoeken voor problemen die niet bestaan. Als de Kamer signalen ontvangt dat er concrete kwesties spelen, zou ik zeggen: kaart het onmiddellijk aan! Als dat al niet vanzelf gebeurt door het RVOB, zal ik er zelf op toezien dat er gekeken wordt of er een vergelijkbare locatie te vinden is. Daar wordt op een redelijke manier mee omgesprongen. Ik zie dan ook niet in waarom je iets wettelijk zou moeten regelen. Ook het kabinet heeft de intentie om het fatsoenlijk te regelen, mocht het aan de orde komen.

Verder heb ik reeds aangegeven dat de minister van BZK niets ziet in een wettelijke regeling. Dat vond haar ambtsvoorganger ook en diens ambtsvoorganger eveneens. Deze kwestie wordt hier van tijd tot tijd aangekaart. De regering is hier heel consequent in, zelfs in diverse samenstellingen.

De voorzitter:

Dat zijn mooie afsluitende woorden. Tot zover dit VAO. Dank aan de staatssecretaris. Aanstaande dinsdag zullen wij stemmen over de ingediende moties. Er is nog een opmerking van de heer Van Vliet.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb volgens mij geen reactie gehad.

Staatssecretaris Weekers:

Dat klopt, de heer Van Vliet heeft nog een vraag gesteld. Hij heeft geen motie ingediend. Hij vroeg of ik wil borgen dat de rechtszekerheid niet in het geding komt. Hij is bezorgd dat te pas en te onpas uitzonderingen op de btw worden gemaakt als zich ergens in de samenleving een probleem voordoet. Ik wil die zorg graag wegnemen. Btw is in de grondslag een Europese belasting. Erg veel speelruimte hebben we niet. Mocht als gevolg van bepaalde ontwikkelingen zodanige speelruimte worden geboden aan mij in mijn verantwoordelijkheid – ik denk dat dit goed is in het kader van een algemene belangenafweging – maak ik daar gebruik van. Als dat niet het geval is, dan maak ik daar geen gebruik van. De heer Van Vliet hoeft zich geen zorgen te maken dat de rechtszekerheid in het geding zou komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven