28 Wet bankenbelasting

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Invoering van een bankenbelasting (Wet bankenbelasting) (33121).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën welkom. Wij doen vandaag alleen de eerste termijn van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de woordvoerder van het Christen Democratisch Appel, de heer Omtzigt. Hij heeft een spreektijd van twaalf minuten.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Het CDA wil een financiële sector die dienstbaar is aan de samenleving. Een bank is een instituut van aanzien, straalt betrokkenheid uit en voert degelijk beleid. Daarom vindt de CDA-fractie het rechtvaardig dat we naar aanleiding van de crisis, waarin banken een behoorlijke rol hebben gespeeld, een bijdrage vragen van banken. Met de bankenbelasting wordt hieraan op een efficiënte en strakke wijze invulling gegeven. Het roept echter wel de vraag op of de invulling niet te kort door de bocht is.

Voor het CDA zijn vijf voorwaarden van belang bij de invoering van de bankenbelasting. Zij moet passen bij de huidige opvattingen over bonussen. Zij mag niet ten koste gaan van de kredietverlening. Er dient een gelijk speelveld te bestaan tussen banken in de Europese Unie. De belasting mag niet worden afgewenteld op de spaarder. Stapeling van maatregelen waarmee banken te maken krijgen, moet worden voorkomen.

Ik begin met de tariefverhoging bij bonussen. In de Code Banken wordt gesteld dat een bonus van 100% voor bestuurders acceptabel is naast hun toch al niet onaanzienlijke vaste salaris. Het CDA vindt dit een te hoog percentage voor een bonus. Veel economen zeggen dat de relatief hoge bonussen bij banken hebben geleid tot het nemen van te veel risico's. Als het goed ging, kwam het geld in private handen. Als het slecht ging, mocht de belastingbetaler ervoor opdraaien.

De toezichthouder heeft veel maatregelen genomen, maar ook de bankenbelasting kan bijdragen aan het terugdringen van het nemen van te grote risico's. Financiële instellingen die een maatschappelijke rol vervullen, moeten niet de bestuurders verrijken met het geld van de klanten, maar de bonussen aanpassen aan de verantwoordelijkheid die ze hebben. Banken moeten zich niet richten op projecten met een hoog risico, maar hun maatschappelijke functie uitoefenen. Banken hebben op dit moment meer dan 1000 mld. indirecte staatssteun van de ECB aan lage leningen. Ze geven te weinig krediet aan het mkb en hebben moeite op de hypotheekmarkt. Juist in deze omstandigheden zou het goed zijn als ze traditionele bancaire activiteiten zouden uitvoeren, in plaats van hoogrenderende activiteiten.

Daarom heeft mijn fractie, samen met de fracties van de PVV en de Partij van de Arbeid, een amendement ingediend. Als de bonus meer bedraagt dan 25% – dat is nog steeds heel royaal, namelijk drie maandsalarissen – moet de bankenbelasting stijgen. Dan moet er 5% extra belasting betaald worden.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Een paar maanden geleden zei mevrouw Blanksma, collega van de heer Omtzigt, dat je vooral een moreel beroep moest doen op bankiers. Deze zaken moesten vrijwillig gebeuren en niet meteen wettelijk worden geregeld. Begrijp ik het goed dat de heer Omtzigt nu wel een wettelijke regeling wil om zaken aan te scherpen? Waar komt deze draai vandaan?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind het heel interessant om te zien dat de VVD nog steeds denkt dat er niets aan de hand is. Wij stellen dit nu voor omdat de regering de grens bij 100% legt. Volgens haar is 100% acceptabel. Wij vinden een variabele beloning van een heel jaarsalaris heel hoog. In deze sector gaat het namelijk om niet onaanzienlijke bedragen. Een kwart daarvan is ook voldoende. Het liefste zien we dat een en ander ook wordt gestoeld op indicatoren van duurzaam beleid.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik stel vast de heer Omtzigt zegt dat ik tegen elke aanpak van bonussen ben. Dat is niet het geval en dat weet de heer Omtzigt ook. De VVD is er kritisch op. Twee maanden geleden zei de fractie van de heer Omtzigt echter dat alles moet worden geregeld met een moreel beroep. Waarom moet er nu een aanscherping komen? Er moeten dingen veranderen. Daar zijn we het over eens, maar waarom krijgt de sector niet de kans om het zelf beter te regelen? Ik hoor hierop graag alsnog het antwoord.

De heer Omtzigt (CDA):

De crisis is van dien aard dat ik denk dat het goed is om bonussen boven 25% extra te belasten. De regering heeft zelf wetgeving voorgesteld. Vervolgens stellen wij voor om de limiet te stellen bij 25%, in plaats van bij 100%. Dat hebt u overigens ook kunnen lezen in het rapport dat onze partij samen met het wetenschappelijk instituut heeft uitgebracht. Wat dat betreft was het dus niet nieuw voor mijn collega Blanksma. Zij heeft het hier ook gepresenteerd.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Heel boeiend, al die geschriften van het CDA. Ik stel alleen maar vast dat de heer Omtzigt nu opeens alles wil reguleren. Wat wacht ons nog meer? De vaste beloningen gaan immers nu vast en zeker omhoog.

De heer Omtzigt (CDA):

Wij doen een duidelijk appel op de pensioenfondsen, die de grootste aandeelhouders van de banken zijn, om ervoor te zorgen dat niet zal gebeuren wat mevrouw Neppérus hier schetst. Het is onze bedoeling dat banken saaier worden. Zij moeten niet meer kiezen voor die projecten met hoge risico's. De banken hebben nu 1000 mld. indirecte steun gehad. De omvang van dat bedrag kan ik niet eens bevatten. Daarmee moet het mogelijk zijn om de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf op gang te brengen en om de hypotheekmarkt fatsoenlijk te laten functioneren. Daarom zouden wij het goed vinden als er geen bonussen meer zouden worden gegeven op het nemen van heel grote risico's.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik kan onmogelijk tegen dit amendement zijn. Mijn steun heeft de heer Omtzigt dus alvast. Ik vraag mij echter wel af waarom hij dit niet direct breder aanpakt. Waarom zegt hij niet dat hij sowieso wil dat het totale beloningsbeleid van de bank wordt meegenomen bij dit criterium? Laten wij daarin alle toplagen betrekken. Daar worden immers ook variabele beloningen uitgekeerd. Ook daar, in de lagen eronder, is vaak sprake van een perverse prikkel. Ik vraag dus de CDA-fractie waarom zij niet ook dat meeneemt.

Aansluitend daarop heb ik nog het volgende punt. Wij hebben gezien dat bij de implementatie van de Code Banken en van de 100% beperking van het variabele deel, direct de vaste component werd verhoogd om te compenseren. Hiervoor is dus bewijs. Waarom wordt dus niet ook de bewaking van de vaste salarissen meegenomen door de CDA-fractie?

De heer Omtzigt (CDA):

De regering is gekomen met een voorstel waarin juist de beslissers bij de banken die gaan over het risicoprofiel onder deze wet worden gebracht. Het gaat ons immers om het afremmen van het risico. Dat voorstel van de regering lijkt ons goed. Wij verlagen het percentage daarbij van 100 naar 25. Wij hopen dat de banken daardoor minder risico nemen. Op het niveau van de beslissers bij de banken worden de besluiten hierover genomen, niet op een lager niveau. Mochten er voorstellen worden gedaan om te kiezen voor een iets andere kring, dan zal mijn fractie met belangstelling naar die voorstellen kijken.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik herinner de heer Omtzigt aan types als Nick Leeson. Hij had een totaal andere positie en zat niet in het management. Hij heeft destijds echter namens Barings Bank wel 1 mld. schuld gemaakt. Het gebeurt dus juist ook op andere plekken binnen het bankwezen. Ik houd dus mijn vraag staande waarom het CDA deze twee zaken niet gewoon meepakt. Op die manier kan een duidelijke cultuuromslag binnen de bancaire sector worden bereikt. Dat is wat wij beiden willen en daarmee ben ik het van harte eens.

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Leeson heeft iets buiten de boeken om gedaan. Hij was dus niet eens onder de bankenbelasting gevallen. Van wat hij deed, wist zijn eigen werkgever niets. De werkgever had er ook op geen enkele wijze mee ingestemd. Dit is dus geen goed voorbeeld van iets dat te voorkomen is met een bankenbelasting.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

De heer Leeson werd gedreven door perverse prikkels.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is te voorkomen met beter toezicht. De heer Leeson hield er op eigen houtje een schaduwboekhouding op na met een schaduwaccount. Dat voorkom je niet met een bankenbelasting. Dat voorkom je alleen maar met goed intern en extern toezicht. Die zaken zijn aangescherpt naar aanleiding van de affaire rond de heer Leeson bij Barings Bank. De heer Leeson kon gewoon in zijn eentje een bank te gronde richten.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Mijn vraag is nog niet beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Probeert u het dan nog één keer, mijnheer Braakhuis.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik heb gevraagd waarom het totale beloningsbeleid daarin niet wordt betrokken? Waarom richt men zich alleen op die ene bestuurder?

De heer Omtzigt (CDA):

Die vraag heb ik wel beantwoord. Ik heb gezegd dat dit het kabinetsvoorstel is. De bestuurders in de top besluiten immers over het risicoprofiel van de bank. Dat is dus in het wetsvoorstel opgenomen. Mocht de heer Braakhuis met andere voorstellen komen, dan kijk ik daar met interesse naar. Ik zou echter wel graag aan de bovenkant beginnen. Ik heb niet de indruk dat het probleem in het bancaire bedrijf ligt bij de portiers.

De heer Koolmees (D66):

Het amendement van de heer Omtzigt en anderen richt zich vooral op de variabele beloning. Dat bergt inderdaad het gevaar in zich dat de vaste salarissen daardoor zullen stijgen. Als je de variabele beloning zwaarder gaat belasten, bestaat de neiging immers om het vaste salaris te verhogen. Waarom doet de heer Omtzigt geen voorstel over de totale beloning, dus het vaste salaris, de variabele beloning en bijvoorbeeld ook de pensioenpremies? Relevant is immers in dezen de totale som van de beloning. Dit amendement bergt het gevaar in zich dat het paard achter de wagen wordt gespannen doordat de vaste salarissen worden verhoogd.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind het buitengewoon interessant dat een liberale partij voorstelt om de salarisschaal voor banken in de Tweede Kamer vast te stellen. We hebben in Nederland heel kleine en heel grote banken. Dan zou ik hier dus, net zoals ik een salarisschaal voor een burgemeester of voor raadsleden vaststel, ook een salarisschaal voor nationale en internationale banken moeten vaststellen? Ik denk dat dit iets te ver gaat, gelet op de rol van de Tweede Kamer. Er bestaat in Nederland openbaarheid van beloningen. Als woordvoerder pensioenen zal ik dat appel ook rechtstreeks overbrengen aan pensioenfondsen, veruit de grootste aandeelhouders in de financiële sector en elders. Ik doe wat dat betreft ook een appel aan de banken om ervoor te zorgen dat dit niet leidt tot een snelle weglek. De journalisten hier kennend, kijken ze op dit moment met buitengewoon veel belangstelling naar dat gedeelte van de jaarverslagen van banken.

De heer Koolmees (D66):

Ik vind het leuk dat de heer Omtzigt mij woorden in de mond legt die ik niet in de mond heb genomen. Ik suggereer helemaal niet dat er een belasting moet komen op het totale salaris van bankiers. Het risico is overduidelijk dat, als je variabele beloningen gaat belasten, de beloning verschuift naar de vaste beloning, maar dan schiet je er helemaal niets mee op. Sterker nog, per 1 januari 2011 is de Regeling beheerst beloningsbeleid van kracht. De toezichthouders DNB en AFM controleren in dat kader of banken niet te veel verkeerde prikkels geven. Met andere woorden, waarom is dit amendement nodig? Wat denkt de heer Omtzigt hiermee te bereiken?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij denken hiermee te bereiken dat uiteindelijk het variabele deel van de beloning omlaag gaat, waardoor het risicoprofiel van de banken omlaag gaat. Het neerwaartse risico wanneer het misgaat is op dit moment voor de publieke sector. Het opwaartse risico is private winst, maar die prikkel proberen wij er voor een deel uit te halen. Voor de rest doen wij wel degelijk een moreel appel, ook aan pensioenfondsen die van ons andere dingen vragen, om ervoor te zorgen dat dit niet een op een terugloopt in het vaste salaris.

De voorzitter:

De medeondertekenaar van uw amendement heeft ook een vraag.

De heer Groot (PvdA):

Juist omdat ik het amendement mede heb ondertekend, heb ik er even goed naar gekeken.

De voorzitter:

Dat siert u. Dat is nieuw in deze Kamer. Dat zouden meer mensen moeten doen.

De heer Groot (PvdA):

Eerst iets in de richting van de heer Koolmees. Het maakt wel degelijk verschil voor het risico dat een bank neemt als je de variabele beloningen terugdringt. Zelfs als de totale beloning omhoog gaat en de variabele beloning omlaag, zal dit de bankier minder aanzetten tot risicovol gedrag. Er zit dus een positieve prikkel in.

Dan nog een vraag aan de heer Omtzigt. Hij zegt terecht dat niet het gehele scala van de variabele beloning voor alle bankmedewerkers in het wetsvoorstel wordt betrokken. Dat zou via andere voorstellen kunnen. De heer Omtzigt wacht dit met belangstelling af. Ik vind dat een beetje neutraal. Ik hoop dat hij daar, als daarover voorstellen komen, op zijn minst met heel warme belangstelling naar kijkt, in de zin van steun ervoor.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zal daar met geïnteresseerde belangstelling naar kijken, ook omdat in ons eigen rapport staat dat er een iets grotere laag moet worden genomen wat dit betreft. Het ging in dat kader echter niet om een bankenbelasting. Daar zit de spanning of je dat bij dit wetsvoorstel al moet doen. De regering kiest ervoor om het al via dit wetsvoorstel te doen. Wij kiezen er nu voor om dit op deze wijze te amenderen. Naar andere amendementen – ik heb er al eentje gezien van mevrouw Schouten – zullen wij heel zorgvuldig kijken.

De heer Groot (PvdA):

Ik doel inderdaad op initiatieven buiten het kader van de bankenbelasting, op andere wetgeving die in gang kan worden gezet om de bonussen bij met name banken verder te beperken. Bij ons zijn in dat kader ook initiatiefwetsvoorstellen in de maak.

De heer Omtzigt (CDA):

Wij kijken altijd met interesse naar initiatiefwetsvoorstellen. Ik heb het amendement van collega Schouten al bestudeerd, maar ik heb nog geen initiatiefwetsvoorstel gezien. Ik kan dat dus ook nog niet becommentariëren. Hoewel dat soms in deze Kamer wel gebeurt, wil ik mij toch beperken wat dat betreft.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

College Omtzigt verwijst naar het rapport Naar een duurzame financiële sector. Daarin staat een aantal aanbevelingen. De eerste aanbeveling is om bonussen te limiteren op maximaal 25% van het vaste loon. Ik constateer dat de heer Omtzigt daar nu invulling aan geeft. De volgende aanbeveling is: laat de criteria voor bonussen gelden voor alle medewerkers van de financiële instelling. Over de maximaal 25% van het vaste loon zegt de heer Omtzigt dat wij dit nu behandelen in het kader van de bankenbelasting, maar in het voorstel staat dat niet zo gekoppeld. Ik zie niet helemaal wat het probleem is om ook in te stemmen met het volgende punt, namelijk om dit op alle medewerkers te betrekken, zoals het CDA zelf voorstelt en zoals ik het in een amendement heb gegoten.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zie met belangstelling uit naar de reactie van de staatssecretaris. Wij hebben inderdaad gezegd wat mevrouw Schouten voorleest. Ik kom wel met een aantal wetstechnische problemen te zitten. Om te beginnen gaat het om de kring van wat er is verzekerd. Welk gedeelte van een Nederlandse bank met nevenvestigingen in het buitenland wordt niet belast? Welk gedeelte van buitenlandse banken met nevenvestigingen in Nederland wordt niet belast? Vallen deze delen eronder of niet? Wel kijk ik met belangstelling uit naar de voorstellen die hier gedaan worden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De vragen van de heer Omzigt zijn volgens mij net zo goed van toepassing op zijn eigen voorstel. Kennelijk heeft het CDA hier heel goed over nagedacht. Ook het wetenschappelijk instituut heeft zijn bijdrage geleverd aan deze studie. Ik ga er daarom van uit dat het CDA deze zaken allang heeft overzien. Is het CDA bereid om de voorstellen te volgen die het zelf heeft gedaan?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ga heel zorgvuldig naar dit amendement kijken. Dat heb ik zojuist ook al gezegd. Als ik amendementen afwijs, zeg ik dat hier ook vrolijk. Ik kijk dus positief naar het amendement. Toch wil ik even weten welke consequenties het voorstel in de praktijk heeft. Buitenlandse filialen van Nederlandse banken vallen straks wel of niet onder de belasting, met de administratieve kosten die daaraan vastzitten. Mevrouw Schouten is het met mij eens dat niet iedereen gecontroleerd hoeft te worden. Bepaalde categorieën krijgen nooit dit soort bonussen. Met dien verstande kijk ik zorgvuldig naar het amendement en zal ik mijn fractie een voorstel doen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben benieuwd naar het oordeel van de heer Omtzigt en zal daar zelf ook scherp op letten.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik ben het eens met de heer Groot en de heer Omtzigt wat betreft de discussie over bonussen versus vaste salarissen. Daarom staat mijn naam ook onder het amendement. Dat er perverse prikkels zitten aan bonussen is voor mijn fractie evident. Als dit amendement het haalt, betekent dit dat een bank nog wat meer bankenbelasting moet betalen als hij een bonus betaalt van meer dan 25% van iemands vaste salaris. Is de heer Omtzigt het met mij eens dat de conclusie dan ook is dat het banken nog steeds vrijstaat om die bonussen gewoon toe te kennen, tot wel 300%? Ze betalen immers maar één keer die boete. Als de heer Omtzigt dat met mij eens is, betekent dit dan ook dat hij in de toekomst nog eens met de PVV wil kijken naar mogelijkheden om paal en perk te stellen aan de mogelijkheid van het toekennen van bonussen zelf?

De heer Omtzigt (CDA):

Het ideaal van dit amendement is dat het geen euro oplevert. Dan is dit amendement geslaagd. Het is mij ook opgevallen dat in de code van de Nederlandsche Bank en in het rapport over de naleving daarvan staat dat geen van de 30 banken die rapporteren boven de 100% variabele beloning uitkomt. De heer Van Vliet schetst een beeld alsof er banken zouden zijn die op dit moment 300% variabele beloning kennen. Dat beeld herken ik niet. Ik zou het voorbeeld graag van hem zien.

Ik herken wel het beeld dat een aantal banken geen of nauwelijks variabele beloningen kent of alle employees aan het eind van het jaar een paar honderd euro gratificatie geeft. Laten dat nou net de banken zijn die geen staatssteun nodig gehad hebben en die duurzaam gefinancierd zijn. Dat is precies wat ik wil bereiken: nu al hebben juist de banken die geen rare bonussen hebben uitgekeerd, niet aan het infuus gelegen. Andere financiële instellingen hebben wel forse bonussen uitgekeerd. In het verleden hebben ING en AEGON bijvoorbeeld heel forse bonussen betaald, nog hoger dan de bonussen die de heer Omtzigt zojuist genoemd heeft. Juist deze banken hebben aanspraak moeten maken op hulp van de Nederlandse Staat. Met het amendement wordt het een stuk veiliger, wat ons betreft. Wij pakken de problemen aan die er zijn en niet de problemen die er gelukkig op dit moment niet meer zijn.

De heer Van Vliet (PVV):

Is de heer Omtzigt het met mij eens dat de toeslag op de bankenbelasting niet meer dan een toeslag is en dat het banken dus nog steeds vrijstaat om bonussen onbeperkt uit te keren, als zij de kosten daarvan voor lief nemen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, die conclusie is juist. Een wat grotere Nederlandse bank, die ongeveer 60 mln. belasting moet betalen, moet hierdoor wel miljoenen extra belasting betalen, ook als de bank maar één euro extra aan bonussen betaalt. Ik hoop dat de aandeelhouders daar wel iets van zullen zeggen.

De heer Bashir (SP):

Ik ben er ontzettend blij mee dat nu ook het CDA met voorstellen komt om het uitkeren van bonussen minder aantrekkelijk te maken. Het probleem met het voorstel is wel dat zodra het uitbetalen van bonussen onaantrekkelijker wordt, de vaste salarissen omhoog zullen gaan. Daar hebben de collega's terecht op gewezen. Is de heer Omtzigt bereid om zijn amendement zodanig aan te passen dat de extra belasting ook gaat gelden als de vaste salarissen substantieel worden verhoogd?

De heer Omtzigt (CDA):

Daarom doe ik een moreel appel en vraag ik aan de pensioenfondsen en de toezichthouders om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt. Ik zou niet weten hoe je met redelijk frequent wisselende bestuurssamenstellingen kunt vastleggen dat vaste salarissen niet kunnen wijzigen. Ik zie dat niet precies voor mij. Ik heb al op een vraag van de heer Koolmees geantwoord dat de Kamer dan een referentie zou moeten hebben voor de vraag hoe hoog beloningen voor kleine banken en grote banken mogen zijn. Wat misschien redelijk is voor een van de grote drie Nederlandse banken is misschien volstrekt irreëel voor een middelgrote of kleine bank. Er zijn namelijk ook tientallen middelgrote en kleine banken in Nederland. Ik aarzel dus hoe ik dat kan vastleggen. Ik zie wel in dat er een weglekeffect is en daarom doe ik een appel op de bestuurders. Ik weet dat het wordt gepubliceerd en dan zullen we ze daarop aanspreken. Ik zie echter niet goed in hoe je het in wetgeving kunt vastleggen.

De heer Bashir (SP):

Wij stonden hier niet als het met alleen maar een appel kon. Dan was de financiële crisis niet ontstaan. Banken en bankiers hebben zich echter roekeloos gedragen. Feit is dat het allemaal heeft kunnen plaatsvinden doordat er onverantwoorde risico's zijn genomen. Als je de bonussen gaat belasten, zullen ze juist de vaste salarissen verhogen. Volgens mij hebben wij wel een referentie, bijvoorbeeld de loonstijgingsindexen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Volgens mij kunnen wij het dus heel simpel regelen als wij daartoe bereid zijn. Ik vind het te prijzen dat het CDA met een voorstel komt om het uitkeren van bonussen minder aantrekkelijk te maken. Laten wij dus doorpakken. Ik ben graag bereid om daarover mee te denken.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zie de voorstellen van de heer Bashir met belangstelling tegemoet. Ik heb alleen nog geen amendement van hem gezien.

Voorzitter. Ik ontvang graag een toelichting van de regering op de vraag wat vaste en variabele beloningen zijn. In het wetsvoorstel wordt namelijk naar de Code Banken verwezen. Er wordt gelachen in de zaal. Gelet op de wijze waarop het is gedefinieerd, vraag ik mij echter af welke optiecontracten eronder vallen en wie het precies gaat berekenen. In de wetstekst staat namelijk: wij brengen het naar beneden omdat het 25% is. Er ligt natuurlijk een hele wereld achter. Het recente geval van AEGON heeft laten zien hoe het zit. Legt de staatssecretaris het dus in gedetailleerde regelgeving vast?

Het CDA maakt zich zorgen over de gevolgen voor de kredietverlening. Het is belangrijk voor de economie dat bedrijven krediet kunnen verkrijgen. Met de bankenbelasting wordt echter de mogelijkheid beperkt voor banken om krediet te verlenen. Het is nog onduidelijk hoe groot dit effect is. De regering gaat op grond van een berekening uit van maximaal 500 mln. minder kredietverlening. Banken gaan echter uit van de regel dat elke euro afdracht minstens € 10 minder kredietverlening betekent. Dan zorgt dit wetsvoorstel dus voor 3 mld. minder kredietverlening. Dat bevestigden ook VNO-NCW en MKB-Nederland. De staatssecretaris wil hierop niet reageren, omdat een onderbouwing van dit bedrag zou ontbreken. Het bedrag van 3 mld. is echter onderbouwd. Onder Basel III wordt namelijk een hefboomratio van tien toegepast. Ook de Nederlandse Vereniging van Banken betwijfelt daarom of het negatieve effect beperkt kan blijven tot 500 mln. Immers, bij de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel, een fonds van 8,7 mld. na vijftien jaar, worden de effecten op de kredietverlening op ruim 130 mld. geschat. Daarbij wordt zelfs een hefboomratio van vijftien gebruikt. Dat is een heel andere verhouding dan de ratio van 1,6 die de staatssecretaris hanteert. Kan de staatssecretaris nader uitleggen hoe het maximale effect op het kredietvolume is berekend?

Het gelijke speelveld is voor het CDA van essentieel belang.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Omtzigt vraagt terecht naar de onderbouwing van de berekening. Ik hoorde hem eerder in zijn betoog echter vijf voorwaarden opnoemen. Eén voorwaarde was dat de kredietverlening niet mag worden beperkt. In zowel de berekening van de staatssecretaris als die van de banken, welke berekening dan ook de juiste is, is echter sprake van een effect op de kredietverlening. Kan het CDA dus niet instemmen met het wetsvoorstel?

De heer Omtzigt (CDA):

Het CDA kan instemmen met het wetsvoorstel, maar zij wil wel weten wat de gevolgen hiervan zijn. Juist door dit soort amendementen op de variabele beloning denken wij dat de kredietverlening wat groter is, omdat je wat minder risicovol krediet uitzet. Wij willen echter wel graag een reële schatting hebben van wat het betekent. Wij weten heel goed dat je niet kunt doen alsof het nergens uit betaald wordt als je ergens een belasting op heft, een bepaalde accijns verhoogt of wat dan ook. Er kan geen gratis geld in de economie worden opgehaald.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Daar ben ik het mee eens, maar dan kan het CDA toch niet zo zwaar stellen dat er geen effect mag zijn op de kredietverlening? De heer Omtzigt erkent impliciet dat er hoe dan ook een effect zal zijn op de kredietverlening.

De heer Omtzigt (CDA):

De stelling is niet zo streng dat het überhaupt geen effect zal moeten hebben. Er zal effect zijn en wij horen graag welk effect en hoe dat gemitigeerd kan worden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Is er voor de CDA-fractie een bepaalde grens, bijvoorbeeld als blijkt dat bepaalde effecten toch groter zijn dan de staatssecretaris heeft berekend? Zegt de CDA-fractie dan dat zij zover niet kan gaan?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris op dit punt af.

Door de hoge doelmatigheidsvrijstelling van 20 mld. kent de bankenbelasting slechts een paar belastingplichtigen. Nederland heeft maar drie grote banken met een balanstotaal van meer dan 20 mld. Toch heeft de staatssecretaris het over een tiental belastingplichtigen. Kan hij uitleggen hoe het kan dat de bankenbelasting een tiental belastingplichtigen kent? Zijn dit voornamelijk buitenlandse banken? Kan de staatssecretaris toelichten waarom de doelmatigheidsvrijstelling is vastgesteld op maar liefst 20 mld.? Heeft hij een lagere doelmatigheidsvrijstelling overwogen? Waarom heeft hij ervoor gekozen om alle kleine banken – "kleine" tussen grote aanhalingstekens – vrij te stellen? Het CDA signaleert dat hiermee kleine banken gestimuleerd worden. Is dat een bewuste politieke keuze? Waarom is er niet gekozen voor een lage doelmatigheidsvrijstelling, zodat er minder concurrentievervalsing optreedt tussen kleine en grote banken?

De staatssecretaris heeft aangegeven dat er bij de ramingen van is uitgegaan dat 85% van de 300 mln. betrekking heeft op kortlopende, ongedekte schulden, en 15% van dat bedrag ziet op langlopende, ongedekte schulden. Klopt het dat hij is uitgegaan van een gemiddelde financiering bij banken van 74% korte, ongedekte schulden en 26% lange ongedekte schulden? Wat gebeurt er als banken langere schulden nemen? Betekent dat een lagere belastingopbrengst en wordt die belasting dan verhoogd? Wat is de staatssecretaris dan van plan? Hoeveel van de geraamde opbrengst van 300 mln. komt voort uit de bonusopcenten van 5%?

Kan de staatssecretaris bevestigen dat zonder doelmatigheidsvrijstelling en uitgaande van deze gemiddelde financieringswijze het huidige tiental belastingplichtigen 3,8 mln. meer moet betalen en dat deze banken bij halvering van de doelmatigheidsvrijstelling 1,9 mln. meer bankenbelasting verschuldigd zijn?

Voor het CDA is het van groot belang dat banken bijdragen naar rato van het risico dat zij nemen. Dat is immers een van de doelen van de bankenbelasting: een bijdrage leveren aan risicobeheersing binnen het financiële stelsel. Bij de bankenbelasting is dit alleen vormgegeven door een hoger tarief voor kortlopende schulden. De staatssecretaris stelt dat banken die meer kapitaal aanhouden kredietwaardiger zijn dan banken die minder kapitaal aanhouden, maar dit is natuurlijk het enige wat telt bij de kredietwaardigheid. Banken die veilig kapitaal aanhouden met minder risico's, zijn ook kredietwaardig. Heeft de staatssecretaris overwogen om op een andere manier te kijken naar het risico dat een belastingplichtige bank loopt?

Bij een gelijk speelveld hoort ook een goed systeem van voorkoming van dubbele belasting. Het CDA heeft gevraagd om de wijzigingen van het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001 zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen. Dit met het oog op de opmerkingen van de staatssecretaris dat het de bedoeling van het kabinet is om dubbele heffing te voorkomen, maar dat nog nader moet worden bezien op welke wijze dit kan worden bewerkstelligd. Gisteravond pas heeft de Kamer het conceptbesluit ontvangen. Zoals de CDA-fractie al uit de memorie van toelichting had begrepen, krijgen buitenlandse banken in Nederland voorkoming van dubbele belasting. Dat geldt niet voor Nederlandse banken in het buitenland. Hoe wordt dubbele belasting bij deze Nederlandse filialen in het buitenland voorkomen?

De staatssecretaris heeft een helder overzicht gestuurd van de landen elders in Europa waar bankenbelasting geheven wordt: Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Zweden, Slovenië, Slowakije. Het is een heel groot overzicht. Kan hij van de drie grootste landen, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, aangeven hoe zij omgaan met dubbele belasting? Kiezen zij er net als Nederland voor om buitenlandse banken vrij te stellen en Nederlandse banken wel te belasten op hun buitenlandse zaken? Of doen zij het omgekeerde – dat is wat de CDA-fractie eerder voorstelde – en belasten zij de buitenlandse bank op activiteiten die hier worden ontplooid en stellen zij de Nederlandse banken vrij voor dat gedeelte van hun activiteiten dat zij in het buitenland ontplooien? Als de buitenlanders die route kiezen en Nederland de eigen route, dan worden Nederlandse banken twee keer belast over zaken die zij in het buitenland doen, en wordt een Duitse of Britse bank die hier zaken doet, niet belast voor de zaken die hij hier doet. Dan is er geen sprake van een gelijk speelveld. Daarom zouden wij er graag een overzicht van ontvangen. Of gaat er in de tussentijd een eenzijdige tegemoetkoming gelden of zullen de belastingverdragen terugwerkende kracht krijgen om zo de dubbele heffing achteraf ongedaan te maken?

Dan kom ik op de afwenteling op de spaarders. De bankenbelasting wordt niet geheven over spaartegoeden waarvoor het depositogarantiestelsel geldt. De spaarder behoort dus eigenlijk niets te merken van de bankenbelasting maar, zoals de staatssecretaris en de NOB hebben opgemerkt, belastingen worden over het algemeen afgewenteld op klanten, personeel en vermogensverstrekkers. Overigens merk ik op dat in eerdere Kamervragen niet gezegd kon worden welk gedeelte van het spaarregime bij de individuele banken nu onder het depositogarantiestelsel viel of niet. Ik ben er nog even heel benieuwd naar hoe we dat gaan berekenen, maar in het algemeen worden belastingen dus afgewenteld op klanten, personen en vermogensverstrekkers. De staatssecretaris heeft aangegeven hier niets aan te kunnen doen. Dat vindt het CDA te gemakkelijk. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met de banken te komen tot de afspraak dat de banken deze belasting niet zullen afwentelen op de spaarder?

Dan kom ik te spreken over de stapeling van maatregelen. De bankenbelasting is niet de enige maatregel waar banken mee te maken krijgen en waarvoor de banken geld moeten reserveren. Ook het depositogarantiestelsel betekent een grote financiële belasting voor banken. Het gaat hierbij om een bedrag van ongeveer 600 mln. Daarnaast hangt nog de Financial Transaction Tax in de lucht. De minister heeft aangegeven dat hij daar niet positief tegenover staat. De CDA-fractie deelt deze mening. We zien de bankenbelasting als een eerlijker heffing dan de Financial Transaction Tax die bijvoorbeeld ook pensioenfondsen heel hard raakt wanneer ze hun risico's afdekken. Wat gaat de staatssecretaris doen als de Financial Transaction Tax ondanks de bezwaren van Nederland toch wordt ingevoerd? Betekent dit dan dat de bankenbelasting zal worden afgeschaft? Hoe gaat de staatssecretaris anders voorkomen dat banken te maken krijgen met een stapeling van heffingen op banken die hetzelfde doel beogen?

Tot slot, staatssecretaris, minister … eh, voorzitter. Ik weet dat u graag minister wilt worden; dan moet u ook bij de Catshuisonderhandelingen zitten. Nogmaals, tot slot. De titel van het wetsvoorstel is de invoering van de bankenbelasting, maar gisterenavond merkten wij dat die ook gaat over de bpm. Wat is precies de aanleiding dat de bpm hierin werd rechtgezet en niet in een fiscale verzamelwet? Betekent dit dat vanaf nu een inhoudelijk wetsvoorstel altijd gebruikt mag worden om nog een andere belasting even recht te zetten? Als dat zo is, kan de Kamer een hele mooie serie amendementen verzinnen bij elk fiscaal wetsvoorstel dat hier behandeld wordt.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. "De SP-fractie stelt vandaag voor om een bankenheffing in te voeren, zodat de banken gaan meebetalen aan de maatschappelijke schade die zij hebben veroorzaakt. Ze moeten meebetalen aan het herstel van die schade, want wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Waarom geldt hier niet het principe 'de vervuiler betaalt'? Een deel van de toekomstige winsten moet worden gebruikt om de rekening te betalen die op hun naam staat".

Voorzitter. Ik citeerde net onze voormalige fractievoorzitter Agnes Kant, die op 16 september 2009 tijdens de algemene politieke beschouwingen hier op deze plek om een bankenbelasting vroeg. Dat werd toen nog door het kabinet weggezet als contraproductief. Zelfs een motie om de mogelijkheid te onderzoeken van het invoeren van een bankenbelasting werd door het kabinet afgewezen. Niet alleen door het kabinet, ook door een meerderheid van de partijen in deze Kamer. CDA, PvdA, VVD, ChristenUnie, D66, en SGP stemden tegen. Ik ben dan ook ontzettend tevreden dat wij vandaag alsnog de invoering van de bankenbelasting behandelen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik voel mij toch een beetje uitgelokt door de SP, want laten we alles wel in het juiste perspectief plaatsen. Toen in 2009 de kredietcrisis in volle hevigheid ontbrandde en de commissie-De Wit nog amper ergens een werkkamer had ingericht, kwam de SP met het verhaal dat ze een bankenbelasting wilde. We wisten met zijn allen – daarom stemden ongeveer alle andere partijen tegen – dat het een jaloeziebelasting was. En daar doen wij niet aan. Maar we hebben inmiddels voortschrijdend inzicht, want we hebben een commissie-De Wit gehad na een kredietcrisis met heel erge gevolgen. Mogen we daar dan alsjeblieft maatregelen tegen nemen? Ik ga deze niet vergelijken met plannetjes voor een jaloeziebelasting in de oertijd, dank u wel.

De heer Bashir (SP):

Het verbaast me dat juist de heer Van Vliet hier naar voren stapt. Als ik mij niet vergis, heb ik zijn fractie niet genoemd bij degenen die tegen die motie hebben gestemd, want de PVV heeft het voorstel van Agnes Kant om een bankenheffing in te voeren toen gesteund.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de vraag waarom wij als een van de laatste landen in Europa de bankenbelasting invoeren. Als het om liberalisering en het verpatsen van publieke eigendommen gaat, loopt de regering voorop en is Nederland het braafste jongetje van de klas in Europa. Maar als het gaat om maatregelen tegen de financiële sector, loopt de Nederlandse overheid continu achterop. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben inmiddels een bankenbelasting. Anderhalf jaar nadat die andere landen deze hebben ingevoerd, wordt ook hier een bankenbelasting ingevoerd. Het lijkt erop dat het bewust beleid is om achter te lopen, als het erom gaat de financiële sector aan te pakken. Gelukkig dachten die andere landen daar anders over, want anders was die bankenbelasting helemaal niet ingevoerd. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook waarom het zo lang moest duren. Hadden we niet beter in 2009 het voorstel van Agnes Kant kunnen overnemen om een bankenbelasting in te voeren?

Ook wat betreft de hoogte van de belasting loopt het kabinet achter. Het gaat om een opbrengst van slechts 300 mln. oftewel 0,051% van het bruto binnenlands product. In het Verenigd Koninkrijk gaat het om een opbrengst van 2,6 mld. Dat is drie keer zo hoog ten opzichte van het bruto binnenlands product als in Nederland. Nederland heeft een zeer grote financiële sector. Een bankbelasting die maar een twintigste procent van het bbp oplevert, is eigenlijk geen bankenbelasting, maar gewoon een "belastingetje". Wanneer de staatssecretaris uitgaat van een gelijk speelveld voor banken in Nederland en in omringende landen, zou dat moeten betekenen dat een Franse en een Nederlandse bank van dezelfde grootte ongeveer dezelfde hoeveelheid belasting moeten betalen. Is dat met de voorliggende voorstellen wel het geval? Vergeleken met banken in het Verenigd Koninkrijk betalen Nederlandse banken zelfs uitzonderlijk weinig. Waarom kijkt de staatssecretaris niet naar de hoeveelheid belasting ten opzichte van het bruto binnenlands product of naar de grootte van de sector? Graag een reactie.

De SP-fractie vindt een goede afstemming met andere landen logisch. Het kabinet ziet deze afstemming zelfs als een van de voorwaarden voor het invoeren van de bankentaks. Toch wil het kabinet geen afspraken maken over een minimumgrondslag of een minimumtarief, omdat dat volgens de staatssecretaris zou leiden tot overdracht van bevoegdheden aan Europa. Een minimumtarief kun je volgens mij geen overdracht van bevoegdheden noemen. Je kunt namelijk altijd een hoger belastingtarief heffen dan dat minimumpercentage. De besluitvorming over de hoogte van de tarieven blijft natuurlijk gewoon hier plaatsvinden, dus ik zie geen overdracht, maar wellicht kan de staatssecretaris zijn redenering uitleggen.

Uiteraard halen de bankiers weer alles uit kast om ons te laten geloven dat de economie instort als wij hun eindelijk laten meebetalen aan de crisis die zij zelf hebben veroorzaakt. Ditmaal hebben de bankiers VNO-NCW naar voren geschoven, om in een rapport moord en brand te schreeuwen. Ik hoop dat ook de staatssecretaris daar doorheen kan prikken. De horrorscenario's die zij voorspellen, doen zich ook niet voor in andere landen die een bankenbelasting hebben ingevoerd. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? De bankenbelasting kan juist bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector door risico's te belasten, dat moeten wij voor ogen houden.

Dan is er nog een discussie over het zogenaamd doorbelasten van de belasting naar de klanten van de banken. Ik verwacht niet dat de belasting volledig wordt doorbelast, maar dat deze voor een groot deel zal drukken op de aandeelhouders. Wat zijn de ervaringen in de ons omringende landen? Is de staatssecretaris bereid om met de banken in overleg te treden om ervoor te zorgen dat de belasting niet wordt doorberekend aan de klanten?

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de bankenbelasting te vermenigvuldigen met een factor 1,05 als banken aan een bestuurder een bonus uitkeren die hoger is dan de vaste beloning. Dat is dus een soort boete. Dit is een stap in de goede richting. We vragen ons echter wel af of dit voldoende zoden aan de dijk zet. Zou een verbod of het 100% weg belasten van een bonus niet meer duidelijkheid kunnen bieden en niet veel beter kunnen zijn? Gaat de overheid verder in de gaten houden of het vaste salaris wordt verhoogd om makkelijker te kunnen voldoen aan de 100%-norm? Zou het daarom niet beter zijn om de boete ook te laten gelden als de vaste salarissen van bestuurders harder stijgen dan die van andere werknemers? Ik overweeg om op dit punt een motie in te dienen. Ik krijg hierop graag een reactie.

Het kabinet heeft gekozen voor een doelmatigheidsvrijstelling van 20 mld. Dat is een nogal hoog bedrag. De staatssecretaris zegt dit gebaseerd te hebben op de vrijstelling in het Verenigd Koninkrijk, maar hoe zit het met de vrijstelling in andere landen? Er wordt nog geheimzinnig gedaan over de vraag op welke banken deze belasting van toepassing is. Het zou gaan om een tiental banken. Voor een deel kun je dus wel uittekenen om welke banken het gaat. Onze vragen gaan echter vooral over de banken die ten dienste van de overheid staan, zoals de Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank. Het geld dat het kabinet bij deze banken weghaalt, is natuurlijk niet aan te merken als extra inkomsten voor de overheid, maar eerder als een verkapte bezuiniging op deze instellingen en de lagere overheden. Omdat daarnaast ABN AMRO nu nog in overheidshanden is, is het de vraag hoeveel van de 300 mln. die de bankenbelasting moet opleveren, er echt netto wordt opgehaald. Kan de staatssecretaris ons daarin inzicht geven?

De SP-fractie vindt dat de bankenbelasting niet bedoeld kan zijn om de overheidsbanken met een maatschappelijke functie, zoals de Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank, te pakken. Ik vraag de staatssecretaris dan ook of hij bereid is om met ons te kijken naar een oplossing, zodat deze banken niet worden geraakt door de bankenbelasting.

De opbrengst van de bankenbelasting is hard nodig, maar is wel erg mager. Ik denk zelf eerder aan een opbrengst van op z'n minst 1 mld. Laat de banken een echte bijdrage betalen aan de crisis en niet een kruimeltje. Ik overweeg om een motie in te dienen om de bankenbelasting drastisch te verhogen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Financiële instellingen vervullen in dit land een belangrijke maatschappelijke functie: ze fungeren als geldscheppende instanties en regelen het betalingsverkeer. Problemen binnen die financiële sector hebben dan ook hun weerslag op de financiële stabiliteit van het land en daarmee op het functioneren van de economie. Als het dreigt mis te gaan met die instellingen, zoals een paar jaar geleden het geval was, kan de overheid niet aan de kant blijven staan. Die overheid zal dan iets moeten doen. De overheid zal dan moeten ingrijpen bij private instellingen. Omdat die noodzaak er is, stemt de VVD-fractie met een bankenbelasting in. Het zijn immers private instellingen die een beroep gaan doen op de overheid. Het kan voor de economie ook van wezenlijk belang zijn om bepaalde instellingen een steuntje te geven. Daar mag best iets tegenover staan en dat is het voorliggende wetsvoorstel over de bankenbelasting.

We bekijken natuurlijk ook hoe men dit in het buitenland doet; is daar een link mee? Blijkens de stukken is er duidelijk gekeken naar het Engelse model. Dat lijkt ons op zich goed uitvoerbaar. Wij kunnen ons ook goed voorstellen dat er ook wordt gekeken naar het beloningenbeleid. Dan heb ik het over bestuurders en niet over een zeer slimme ICT'er die ervoor zorgt dat er heel veel slimme methodes worden toegepast. Het gaat ons om de bankbestuurders, zodat je op dat punt iets kunt doen als er sprake is van meer dan 100% van de vaste beloning. Die stap kun je zetten, maar beperk dit dus wel tot de bankbestuurders. Daar gaat de discussie ook altijd over: hoe gaat het daar met de verdiensten? Het gaat dus niet om een ruimere groep en ga uit van die 100%. Wij gaan zo al ver, maar sluiten wel aan bij de Code Banken. Vervolgens moeten wij gaan kijken hoe het werkt. Dat lijkt de VVD de eerste stap die moet worden gezet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De collegakabinetspartner van mevrouw Neppérus, het CDA, en haar gedoogpartner, de PVV, zijn tot de conclusie gekomen dat een variabele beloning van 100% van het vaste salaris te veel is. Is de VVD van mening dat een bonus van 100% van het salaris nog wel normaal is?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb eerder in een interruptie laten blijken de gedachten van de heer Omtzigt hierover niet te delen. Ik heb daarover vragen gesteld. Als wij daarmee iets doen, kunnen wij er immers op wachten dat de vaste beloningen omhoog gaan. Dan is alles weg wat de Kamer hier jarenlang heeft pogen te bereiken. Ik zie liever lagere bonussen en variabele beloningen. Daarover is in de Kamer gezegd dat gekeken moet worden naar de vrije wil en dat een moreel beroep moet worden gedaan alvorens alles in de wet te regelen. Dat staat ook in het CDA-rapport. Als wij nu alles in een wet vastleggen, weet ik zeker dat de lasten omhoog gaan en dat de lonen hoger worden. Dat moeten wij niet willen. Wij moeten de eerste stap zetten. Dat vind ik van wezenlijk belang. De VVD zet daarmee ook een grote stap. Wij moeten vervolgens kijken hoe het werkt. Voor de rest mogen wij de banken er op aanspreken. Klanten en zeker ook de aandeelhouders mogen de eigen bank er ook op aanspreken. Wij moeten hier niet alles reguleren. Dan is het einde zoek. Andere partijen vinden dat wellicht wel heel mooi. Wij als liberalen vinden dat niet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is een beetje dubbel wat mevrouw Neppérus zegt. Zij zegt: laten wij niet alles reguleren. Deze wet gaat juist over reguleren. Er mag van haar wel gereguleerd worden boven de 100%, maar niet op 99%. Dat lijkt mij een beetje tegenstrijdig.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik begrijp mevrouw Schouten niet. Zij juicht over 25% en zij wil ongeveer heel Nederland erbij betrekken, alle werknemers van de bank, en zij wil alle spirit uit de organisatie halen. Dat is het verkeerde uitgangspunt. Wij zeggen dat een bonus van 100% van het vaste salaris echt over de schreef gaat. Dat pakken wij aan. Bij de rest moet bekeken worden of het uit vrije wil kan gebeuren. Wij moeten in dit land niet alles willen reguleren. Wij moeten het alleen doen waar het echt nodig is. Dat is voor ons bij 100%. Bij de rest is dat niet nodig. De uitbreiding van de groep, die mevrouw Schouten voorstelt in haar amendement, is al helemaal niet nodig.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben benieuwd hoeveel werknemers een bonus krijgen van 100% van hun vaste salaris.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mevrouw Schouten legt mij woorden in de mond. Dat vind ik vreemd. De 100% gaat mij te ver. Verder moeten wij de partijen er op aanspreken. Wij moeten ook kijken hoe het zich ontwikkelt. Het ongeduld hierover verbaast mij.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn laatste vraag gaat over de stelling dat het vaste salaris omhoog gaat. Heeft mevrouw Neppérus garanties dat het vaste salaris zo meteen niet omhoog gaat, ook als een hoge variabele beloning mogelijk is?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Er zijn weinig zekerheden in het leven. Een bonus van 100% is extreem. Dat kan elke aandeelhouder en elke raad van commissarissen aan de bankiers uitleggen. Als wij bij andere percentages gaan reguleren, eindigen wij met het tegenovergestelde van het gewenste resultaat.

De heer Groot (PvdA):

Ik constateer voortschrijdend inzicht. Heel veel bankmedewerkers, juist onder het niveau van de raad van bestuur, ontvangen wel degelijk bonussen van veel meer dan 100% van hun vaste salaris. Sterker nog, er zijn veel bankmedewerkers waarvan het vaste salaris een fooi is in vergelijking tot wat zij nog meer ontvangen. Het is winst dat mevrouw Neppérus het ermee eens is om dat te beperken. Mijn partij wil veel verdergaan, zoals bekend. Ik constateer echter dat de VVD onze kant op komt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik hoor iets over fooien. Dat lijkt mij er een uit een klassiek boekje van de Partij van de Arbeid. Ik denk niet dat de salarissen van een gemiddelde medewerker … Mijnheer Groot, ik poog u een antwoord te geven! Geeft u mij daartoe de ruimte of gaat u alvast op fooienjacht? Ik probeer echt om een antwoord te geven. Ik denk dat wij elkaar vinden als ik zeg dat de groep die wij moeten aanpakken die van de bankbestuurders is. Wij zeggen dat dit moet gebeuren in de extreme gevallen van meer dan 100% bonus. Leg dat vast in de wet. Er zijn daarnaast afspraken gemaakt met de bankenwereld. Laten wij gewoon kijken hoe de code zich ontwikkelt. Treedt er meer terughoudendheid op bijvoorbeeld. Mijn zorg is hoe dan ook dat wij dingen terug zullen vinden in het vaste salaris. Ik zeg dat ik aan niemand een bonus van 100% kan uitleggen. Verder zeggen wij: leg dat vast in de wet en kijk hoe het andere zich ontwikkelt; kijk of er niet meer terughoudendheid komt. Daarover zijn afspraken gemaakt met de bankenwereld in die code. Mijn zorg is hoe dan ook dat je dingen zult terugvinden in vaste salarissen. Maar die 100%-bonus kan ik aan niemand uitleggen; leg dit dus vast, zoals de regering voorstelt in haar wetsvoorstel. Laten we het andere gewoon afwachten, maar wel kijken naar hoe dit zich ontwikkelt. Ik wil de ontwikkelingen, ook op dat vlak, namelijk wel volgen. Ik zal daar straks nog een aantal dingen over zeggen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb niets tegen de vrije markt, maar wel als deze faalt en wel als de VVD die vrije markt eigenlijk tot een soort mantra verheft, in de zin van: het komt allemaal wel goed via zelfregulering. Die zelfregulering heeft ons de mist in geholpen, als oorzaak van de crisis. Ziet de VVD niet dat menig bankbestuurder al bij de invoering van de Code Banken zijn eigen basissalaris omhoog gooide, om te compenseren voor een variabele beloning die veel hoger was dan 100%? Ziet de VVD niet in dat dit de effecten zijn van zelfregulering in deze sector, en dat de geloofwaardigheid van deze sector en zijn vermogen om dit zelf te kunnen regelen onder de maat zijn?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb alle regelgeving die voor banken geldt maar niet meegenomen. Ik denk namelijk dat alle regels die nationaal en internationaal voor banken gelden, enige stapels papier zouden opleveren, en dat ik de hulp van de heer Braakhuis nodig zou hebben gehad om ze hierheen te tillen. Er is dus al een heleboel geregeld in de bankenwereld. Ik denk dat we echt duidelijk moeten maken dat het niet waar is dat er nog niets is; er is al een heleboel geregeld voor banken, er zijn vele toezichtregels. Blijven over de bankenbeloningen, waarover is gesproken naar aanleiding van het eerste deel van het onderzoek van de commissie-De Wit. Binnen de commissie is uitdrukkelijk afgesproken om eerst eens te kijken naar wat die banken zelf gaan doen, en dan te bekijken of dit zich goed ontwikkelt. Ik wil dit nadrukkelijk volgen. Ik zeg altijd: vertrouwen op blauwe ogen is mooi, maar je moet ook kijken naar wat er in werkelijkheid gebeurt. Ik wil die werkelijkheid volgen. We hebben ook gezegd dat wij geen bonussen willen in banken die door de staat worden gefinancierd, dus banken met staatssteun. Ik denk dat de Kamer hierin heel eendrachtig was. Wij zeggen: leg de limiet bij die 100% voor de bankbestuurders – dat is de groep waar het de VVD om gaat – wat de regering voorstelt; volg het andere gewoon, maar reguleer nu niet alles. Dáár gaat het ons om, daar ligt ook het verschil tussen de heer Braakhuis en mij. Samen met de regering zeggen wij "ho!" bij 100% en meer. De andere dingen willen wij eerst aanzien. Ik denk dat wij elkaar kunnen vinden in de opvatting dat je kritisch dient te staan tegenover alles wat er in deze sector gebeurt.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

We zitten in een crisis. We hebben banken nodig die stabiel zijn, die betrouwbaar zijn, waar geen perverse prikkels meer in omgaan die mensen verleiden tot handelingen die te risicovol zijn en waarvoor de belastingbetaler uiteindelijk moet opdraaien. Mevrouw Neppérus wil nog even achteroverleunen en de zaak nog even rustig aankijken. Nee, dank je de koekoek! We moeten nu ingrijpen. Wij in de Kamer hebben de verantwoordelijkheid om dit te doen en om de perverse prikkels er zo snel mogelijk uit te halen. De banken waren namelijk losgezongen van de samenleving en ik wil hen er graag aan herinneren dat zij een publieke functie hebben en de verantwoordelijkheid daarvoor moeten nemen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wil er geen koekoek bij halen en dat soort kreten. Vandaag behandelen wij een wetsvoorstel voor een bankenbelasting. Dat is dus wat er gebeurt om zaken aan te pakken bij banken die volledig uit balans zijn geraakt. Dit gaat dus belast worden. Dat gebeurt gewoon vandaag, ook als dat nou niet opeens in die private sector gebeurt, zoals ik net heb uiteengezet. De VVD steunt het van harte dat juist de dingen in de private sector die verkeerd gingen – laten we het daarover eens zijn – worden aangepakt.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik kan niet anders dan concluderen dat mevrouw Neppérus keihard ontkent dat sinds de invoering van de Code Banken de basissalarissen zo omhoog zijn gegaan en dat de banken daarmee gewoon te kennen hebben gegeven dat zij dit niet zelf aankunnen, dat zij die verantwoordelijkheid zelf niet willen nemen, dat zij vinden dat zij recht hebben op al dat geld.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik concludeer dat de heer Braakhuis ook de vaste salarissen wil gaan reguleren. In dat geval wachten wij zijn initiatiefwetsvoorstel hierover af, maar dat zal niet onze steun krijgen. Wij pakken extreme dingen aan. Ik wacht het voorstel van de heer Braakhuis maar af om alles, inclusief de vaste beloningen, in dit land te reguleren.

Door collega's is al gezegd dat de bankenbelastingen beschouwd moet worden als onderdeel van een soort bouwwerk, na alles wat er is gebeurd, met Basel III – de aanscherping van de solvabiliteitsnormen – en het ex-antedepositogarantiestelsel. Dat is een drieluik dat heel duidelijk bij elkaar hoort.

Er zijn zorgen over de Financial Transaction Tax. Ik krijg hierbij het gevoel dat het vooral gaat om extra inkomsten voor Brussel. Hierbij is het risico dat een opeenstapeling ontstaat die heel merkwaardig kan werken, los van belastingaspecten die pensioenfondsen kunnen raken. Ik heb dus zorgen op dat hele terrein en of er voldoende afstand daarop kan worden gehouden. Ik heb al gezegd dat ik het wetsvoorstel over de bankenbelasting van harte steun, maar ik vraag mij wel af wat de gevolgen zijn van een samenloop met die transaction tax. Ik krijg daarop graag nog een reactie.

Ik kom te spreken over de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. Het zou natuurlijk mooi zijn als dit wetsvoorstel geen enkel gevolg zou hebben, maar dan zouden wij niet eerlijk zijn. Elke belasting in dit land zal gevolgen hebben voor mensen. Wij houden onszelf voor de gek als wij zeggen dat dat niet mag of kan. Ik hoor dus graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt. Ik krijg berichten dat het tegenvalt, erger is dan gedacht, of juist dat het meevalt. Ik hoor daarover graag wat meer concrete informatie.

Mijn laatste punt betreft de dubbele belastingheffing. Iemand kan zowel in land A, zijn eigen land, als in andere landen met belastingen te maken krijgen. Het kost tijd om verdragen aan te passen, vrees ik. Hoe staat het daarmee? Ik heb gelezen dat de staatssecretaris erover denkt om het eenzijdig te doen. Juridisch heet dat "aanpassing van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting". Daarbij wordt er iets aangepast in de regeling van een ander land. Hoe zit het dan met wat andere landen voor Nederland doen? Ik hoor daarover graag wat meer informatie. Kunnen er wellicht tussentijds stappen worden gezet? Het is niet de bedoeling dat het ontbreken van afspraken met het buitenland al te merkwaardig uitpakt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag spreken wij over het voorstel van het kabinet om te komen tot een bankenbelasting. Bijzonder genoeg verdedigt juist staatssecretaris Weekers namens het kabinet dit voorstel. Als VVD-woordvoerder stond hij niet te springen om een bankenbelasting, tenzij deze meteen in heel Europa zou worden ingevoerd. Onder druk wordt echter alles vloeibaar, zo blijkt maar weer eens.

Ook de fractie van de ChristenUnie is van mening dat er goede redenen zijn voor het invoeren van de bankenbelasting. In de afgelopen jaren heeft de overheid noodgedwongen fors moeten investeren in de stabiliteit van banken. Uit de bankencrisis zijn lessen te trekken, en dat gebeurt ook, door de overheid en de banken. Er kan niet uitgesloten worden dat ingrijpen in de toekomst weer nodig is. Met de bankenbelasting wordt de bancaire sector om een bijdrage gevraagd waardoor de impliciete overheidsgarantie wordt beprijsd. Mijn fractie steunt dit uitgangspunt.

De bankbelasting bevat ook een prikkel om overmatige afhankelijkheid van kortetermijnfinanciering tegen te gaan. Ik snap deze gedachte, maar vraag mij wel af of met het tariefonderscheid voldoende rekening wordt gehouden met de validiteit van keuzes voor kortlopende of langlopende financiering. Biedt dit onderscheid voldoende garantie voor een goed risicomanagement? Een bankinstelling met minder kredietrisico's over meer ongedekte schulden zou op basis van dit wetsvoorstel meer moeten betalen dan een vergelijkbare bankinstelling met meer kredietrisico's. De Raad van State heeft daar ook de vinger gelegd. Kan de staatssecretaris garanderen dat goed risicomanagement niet leidt tot hogere belastingheffing?

Het stimuleren van adequaat risicomanagement is dus een belangrijk argument voor invoering van de bankenbelasting. In dat verband is het opmerkelijk dat producten met een hoog risico niet apart gewogen worden in de bankbelasting. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan zaken als derivaten en high-frequency trading. In Duitsland wordt daar wel rekening mee gehouden bij de bepaling van de heffingsgrondslag. Waarom heeft het kabinet hier niet voor gekozen? Is het bereid om hier eventueel wel naar te kijken? Graag hoor ik daarop een reactie.

Ik kom bij de excessieve bonussen. Ook dit wetsvoorstel bevat maatregelen om excessieve bonussen tegen te gaan. Laat ik in ieder geval zeggen dat wij het toejuichen dat er al een grens wordt getrokken bij een variabele beloning van 100% van het vaste salaris. Ik heb echter nog twee opmerkingen. Excessieve beloningsstructuren bevatten verkeerde prikkels, vooral gericht op kortetermijnresultaat. Wij achten 100% dus nog steeds te hoog. Het variabele deel dient veel verdergaand teruggebracht te worden, om verkeerde prikkels te voorkomen. Ik heb het amendement gezien van de collega's van de fracties van CDA, PvdA en PVV. Ik kan hier alvast stellen dat ik dit amendement met een positief oordeel aan mijn fractie zal voorleggen. Het is in lijn met wat wij zelf ook in gedachten hadden.

De excessieve beloningsstructuren bevatten niet alleen verkeerde prikkels voor bestuurders, maar net zo goed ook voor andere medewerkers van financiële instellingen. Ik denk daarbij vooral aan de handelaren in dealingrooms. Omdat wij het ook voor hen van belang vinden om de perverse prikkels uit het systeem te halen, heb ik een amendement ingediend om andere medewerkers ook onder de regeling te brengen van de maximale variabele beloning ten opzichte van het vaste salaris.

Ik kom op het effect op de kredietverlening. Er is veel discussie over het effect van de bankenbelasting op de kredietverlening. De Nederlandsche Bank komt tot de conclusie dat de bankenbelasting naar verwachting een relatief beperkte negatieve impact op de kredietverlening aan Nederlandse huishoudens en bedrijven zal hebben. De banken schatten dit effect evenwel hoger in. Kan de staatssecretaris verklaren waar het verschil in de uiteenlopende schattingen uit voortkomt? Tegelijkertijd zegt de staatssecretaris ook dat hij de kredietverlening in de gaten houdt en bijvoorbeeld nagaat of er sprake is van een substantiële belemmering van de kredietverlening. Wanneer is daar volgens hem sprake van? Met andere woorden: heeft hij zelf een grens bepaald waarop hij gaat ingrijpen als de kredietverlening terugvalt op grond van het wetsvoorstel? Graag hoor ik daarop een toelichting.

Dan de samenloop met andere maatregelen. Het kabinet heeft volkomen terecht niet ingezet op een Europese bankenbelasting. Zet het kabinet daarmee ook een streep door de invoering van een Europese financial transaction tax? Het kabinet stelt dat, indien er in Europa toch wordt besloten tot een financiëletransactietaks, de bankenbelasting kan vervallen. Kan de staatssecretaris dit nader toelichten? De FTT kent toch echt een ander karakter, met een andere grondslag. Deelt de staatssecretaris deze mening en wil hij hier ook zelf aangeven dat hij dus niet zal pleiten voor een Europese financial transaction tax?

Voorzitter. Ik rond af en kom nog bij een procedureel punt. Enkele collega's hebben hier ook al wat over gezegd. Kennelijk moeten wij vanaf nu bij de behandeling van het ene wetsvoorstel rekening houden met de mogelijkheid dat er ook nog zaken over een ander wetsvoorstel door kunnen komen. Dat lijkt mij niet de wijze waarop wij zaken moeten behandelen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook met klem om voortaan omissies die gerepareerd moeten worden, eigenstandig naar de Kamer te sturen in plaats van ze mee te nemen in allerlei andere wetsvoorstellen die op een ander moment hier besproken worden. Daarmee houdt hij het voor ons ook allemaal een beetje overzichtelijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Vliet van de fractie van de PVV. Ik deel de Kamer ook nog even mede dat mevrouw Schouten ons gaat verlaten vanwege een vrolijke persoonlijke omstandigheid. Haar zoon is jarig, laat zij buiten het bereik van de microfoon weten. Wij wensen haar veel plezier toe.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik ben in de vrolijke persoonlijke omstandigheid dat ik hier wel moet blijven, dus we gaan maar van start.

Een felicitatie aan de staatssecretaris is gepast, want iedereen die ik tot op dit moment heb horen spreken, vindt die bankenbelasting een goede zaak. Dus hulde en complimenten, want als dat zo doorgaat, is dat natuurlijk een hamerslag die het kabinet uitdeelt. Het zal echter niet verbazen dat ook onze fractie nog wat kanttekeningen heeft bij deze hamerslag, om te kijken of de pin wel op de juiste manier wordt geraakt en er voldoende vonken vrijkomen. Laat ik beginnen met de kredietverlening. Ik hoor verschillende collega's spreken over de mogelijke gevolgen van de invoering van een bankenbelasting op de kredietverlening. Ik zou de vraag naar de gevolgen niet willen beperken tot het mkb. Ik wil ook grote ondernemingen en particulieren erbij betrekken.

Dan komen we bij het punt waardoor we in de politiek nog steeds met banken bezig zijn. Ik heb namelijk de indruk dat het business as usual is. Zal de kredietverlening geraakt worden door een bankenbelasting? Ik ben daar niet zo bang voor. De kredietverlening loopt namelijk helemaal niet. Onlangs zei voormalig Kamerlid mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink, tegenwoordig voorzitter van FME-CWM, ook dat de kredietverlening niet loopt.

Gisteren was ik op werkbezoek in Limburg bij het bedrijf Avantium op het terrein Gemelot. Een van de aandeelhouders van dit bedrijf is nota bene ING Corporate Investments. Avantium heeft een fantastisch product en heeft daarvoor nu een pilot plant. Avantium wil echter een grotere fabriek neerzetten, omdat het bedrijf het product kan verkopen aan Coca-Cola en andere grote bedrijven. Wat zegt ING Corporate Investments vervolgens? Die centen krijgen jullie niet van ons! Zoek ze maar. Aldus ING Corporate Investments. Het gaat om 150 mln. Dat bedrag krijgt het bedrijf niet bij elkaar. Dag, innovatie; dag, kredietverlening. Waarom maken we ons dan zorgen over de gevolgen van een bankenbelasting voor kredietverlening? Deze zal daar echt niet meer afbreuk aan doen dan nu al is gebeurd.

Mijn fractie vindt bankenbelasting op zichzelf een goed idee. De doelmatigheidsvrijstelling in artikel 9 van het wetsvoorstel zorgt ervoor dat banken met een kleiner balanstotaal dan 20 mld. geen bankenbelasting betalen. Als ik dat verkeerd heb begrepen, hoor ik dat graag van de staatssecretaris. Als dit zo is, vraagt mijn fractie zich net als andere fracties af of er nog wel sprake is van een echte bankenbelasting. Waarom een doelmatigheidsvrijstelling van zo'n kolossaal bedrag?

De regering heeft gezegd dat de doelmatigheidsvrijstelling er is omdat de administratieve lasten in de uitvoeringssfeer anders te hoog zouden worden. Daarvoor heb ik geen hard bewijs gezien. Mijn fractie wil eigenlijk toe naar een model waarin de doelmatigheidsvrijstelling wordt geschrapt. Het gevolg hiervan is namelijk dat iedereen die in Nederland een bankvergunning heeft, gewoon gaat betalen. Dan hebben we een echte bankenbelasting. Mijn fractie vindt dat banken, die in het algemeen prachtige winstcijfers hebben, deze wel kunnen dragen. Mijn fractie pleit dus voor het schrappen van de doelmatigheidsvrijstelling, om concurrentievervalsing in Nederland tegen te gaan. Ik hoor graag van de staatssecretaris waarom dit geen goed plan is. Dan kunnen we er wellicht in de tweede termijn op terugkomen.

Als we de doelmatigheidsvrijstelling schrappen, wordt de opslag op de bankenbelasting in verband met excessieve bonussen veel effectiever. Als je de doelmatigheidsvrijstelling namelijk intact laat, betaalt amper een bank in Nederland bankenbelasting. De banken die er niet tegenaan lopen, kunnen lekker weer financiële feestjes bouwen aan de Zuidas en met bonussen strooien. Ook op dit punt zou het een groot voordeel zijn als we de doelmatigheidsvrijstelling schrappen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik zou het hier en daar anders verwoorden, maar ik kan me wel goed vinden in de opmerkingen van de heer Van Vliet over de doelmatigheidsvrijstelling. Stel dat een en ander echter leidt tot een explosieve verhoging van de administratievelastendruk, is de heer Van Vliet dan bereid de staatssecretaris antwoord te laten geven op de vraag waar de omslag ligt? Hoe laag kunnen we de vrijstelling maken? We moeten namelijk wel profijt hebben van het feit dat de administratievelastendruk niet uit de hand loopt, maar ook van het feit dat meer banken deelnemen. Dat ben ik met de heer Van Vliet eens.

De heer Van Vliet (PVV):

Dat is een goed punt. Ik waardeer de vraag. Daarom heb ik net gezegd dat ik heel benieuwd ben naar de visie van de staatssecretaris. Ik kom er graag in de tweede termijn, later deze week, op terug. Wellicht leidt een en ander tot voortschrijdend inzicht en kunnen we hiervoor in de Kamer een mooie meerderheid vinden. Er zal iets moeten gebeuren aan de doelmatigheidsvrijstelling. Ik ben echt heel erg benieuwd naar de visie van de staatssecretaris. Ik sluit me aan bij de opmerking van collega Braakhuis.

Ik wil nog iets zeggen over de uitvoering. Wij spreken hier over een wetsvoorstel bankenbelasting. Deze belasting wordt een heel nieuwe soort belasting in Nederland. Dat strookt eigenlijk niet met het streven van de fiscale woordvoerders dat eerder is besproken, namelijk een streven naar eenvoud en het schrappen van zo veel mogelijk rijksbelastingen. Daarom vraag ik of wij met elkaar een modus kunnen vinden waarbij deze bankenbelasting gewoon geïncorporeerd wordt in het stelsel van de vennootschapsbelasting, conform de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In plaats van een bankenbelasting, die nu de vorm krijgt van een belasting op aangifte, zou je dan dus kiezen voor een aanslagbelasting. Je zou daarbij aansluiten bij de jaarlijkse aangifte vennootschapsbelasting. Naar mijn mening zou dat de eenvoud ten goede komen.

Bovendien heeft dit een extra voordeeltje. Wij spreken over het voorkomen van dubbele heffing en de vraag hoe wij dat in het buitenland gestalte zouden kunnen geven. In bilaterale belastingverdragen gaat het eigenlijk altijd om belastingen of heffingen op winst. Dit incorporeren in de vennootschapsbelasting – dat is in extenso een winstbelasting – zal volgens mij de oplossing van het vraagstuk van de voorkoming van dubbele belasting een betere ingang geven. Alle banken die de bankenbelasting gaan betalen, betalen ook vennootschapsbelasting. Het zijn immers allemaal Vpb-plichtige lichamen. Kunnen wij hierbij dus wellicht twee vliegen in een klap slaan door het in de Vpb te plempen? Ik merk er ook nog bij op dat ik ervan overtuigd ben dat al die banken meedoen met het horizontaal toezicht, dat prachtige model dat wij met z'n allen hebben ontwikkeld. Hiervoor worden convenanten gesloten tussen enerzijds de Belastingdienst en anderzijds de Vpb-plichtingen. In zo'n convenant kun je prachtige afspraken maken over hoe de bank het sommetje voor de bankenbelasting juist maakt, hoe zij zelf de bedragen goed berekent en hoe zij op tijd haar belasting betaalt.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik vraag ter verduidelijking of de heer Van Vliet nu een apart tarief in de vennootschapsbelasting wil invoeren voor banken. Begrijp ik dat goed? Hoe moet ik mij dat voorstellen?

De heer Van Vliet (PVV):

Ook bij de omzetbelasting bestaan verschillende tarieven. In de Vpb bestaan nog steeds vrijgestelde entiteiten enzovoorts. Dit tariefje kunnen we er dus nog wel bijplempen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik begrijp het dus goed: wij krijgen een apart tarief als het aan de heer Van Vliet ligt. Ik ben benieuwd welke sectoren dan nog zullen volgen. Het is duidelijk dat de heer Van Vliet een apart tarief wil invoeren.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik stel in ieder geval voor om een extra hoofdstuk toe te voegen aan de Wet op de vennootschapsbelasting. Daardoor hoeven we niet over een heel nieuwe belasting te praten, namelijk de bankenbelasting. Dat heeft in de uitvoeringssfeer heel veel voordelen. Ik heb zojuist geprobeerd die te schetsen. Mevrouw Neppérus heeft ook veel fiscale kennis. Ik hoop dat zij mij op dit punt kan steunen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb gewoon ter verduidelijking gevraagd of ik goed heb begrepen dat de heer Van Vliet voorstelt om een extra tarief in te voeren. Ik wacht het volgende af. Het punt is mij echter helder.

De heer Van Vliet (PVV):

Dank u. Het is een goed voorstel.

Ik ben het eens met de collega's van de VVD en van de ChristenUnie op het punt van de vragen over de relatie tussen de bankenbelasting en de Financial Transaction Tax. Ook mijn fractie is het nog niet afdoende duidelijk of het kabinet ferm afstand neemt van deze Financial Transaction Tax. Volgens mijn fractie is het geen optie om ter voorkoming van stapeling maar voor het een of het ander te kiezen. Nee. Wij weten immers dat de Financial Transaction Tax uit Brussel komt. De opbrengsten zijn voor Brussel. Laten wij dus alsjeblieft ophouden over deze Financial Transaction Tax. Ik krijg graag expliciete duidelijkheid van de staatssecretaris op dit punt.

Ik ben het eens met de fractie van het CDA op het punt van de bpm op auto's. Er wordt hierbij iets gerepareerd terwijl wij over een bankenbelasting spreken. Het zou mooi zij als dit over directieauto's ging bij grote banken. Dat is echter niet het geval. Het ging over iets anders. Ik vind net als de heer Omtzigt dat wij dit op deze manier niet zouden moeten doen. Wij hebben het nu over een bankenbelasting en niet over de bpm.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik hoor dat de heer Van Vliet eigenlijk zeer enthousiast is over de bankenbelasting. Hij wil de banken toch echt wel aanpakken. Betekent dat ook dat hij een eventueel amendement of een eventuele motie over een verhoging van de bankenbelasting steunt?

De heer Van Vliet (PVV):

Dat is een interessante vraag. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op de vraag over het schrappen van de doelmatigheidsvrijstelling. Wat zal dan de opbrengst van de bankenbelasting worden? Dan gaan immers alle banken het beschreven tarief betalen. We kunnen dan zien hoe dat zich verhoudt met andere ideeën die wellicht vandaag nog worden geventileerd in de Kamer. Ik zal die in ieder geval met interesse volgen.

De heer Bashir (SP):

De heer Braakhuis stelde een interessante vraag. Ik ben in mijn termijn ingegaan op het feit dat wij in Nederland een heel lage bankenbelasting krijgen als je het vergelijkt met bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, dat toch een voorbeeld voor de staatssecretaris is geweest. Daar gaan ze een drie keer hogere bankenbelasting heffen. Is de heer Van Vliet het met mij eens dat wij ook die richting op moeten?

De heer Van Vliet (PVV):

Dit ligt inderdaad in lijn met de vraag van de heer Braakhuis. Stel dat je de doelmatigheidsvrijstelling schrapt, of misschien beperkt tot een heel laag drempeltje, dan gaat de bankenbelasting natuurlijk omhoog. Dan krijgen wij vanzelf een corrigerend effect, waarmee wij in de richting van de heer Braakhuis en de heer Bashir gaan. Ik wacht een en ander nog even af, maar laten wij het debat hierover voortzetten.

De heer Bashir (SP):

Ik heb zojuist gezegd dat het Verenigd Koninkrijk een drie keer hogere bankenbelasting heeft, ook als je het afzet tegen het bbp. Daarnaast hebben wij in Nederland een heel grote financiële sector. Volgens mij kunnen wij, zonder alleen naar de doelmatigheidsvrijstelling te kijken, toch concluderen dat wij een heel lage bankenbelasting hebben en dat wij de staatssecretaris daarom moeten vragen om met voorstellen te komen om de bankenbelasting te verhogen.

De heer Van Vliet (PVV):

We kunnen best 3 mld. opbrengst "manipuleren" in de bankenbelasting, maar dan vrees ik wel voor Henk en Ingrid, want die moeten dat ongetwijfeld ophoesten. Zo snel loop ik ook weer niet van stapel. Een bedrag van 300 mln. is wat mager, maar stel dat de doelmatigheidsvrijstelling verdwijnt of tot een minimum wordt beperkt, dan gaat de opbrengst al omhoog. Laten wij afwachten wat de uitwerking is van het toepassen van het voorgestelde tarief en wat precies de opbrengst van de bankenbelasting is. Ik wil daar een helder antwoord op van de staatssecretaris. Daarom heb ik dat punt aangeroerd. In tweede termijn zullen wij verder debatteren over de vraag of dat voldoende is, ook naar de mening van de PVV.

De heer Groot (PvdA):

Ik kan de heer Van Vliet uit de droom helpen. Een verlaging van de doelmatigheidsvrijstelling zal heel weinig opleveren, al is het wel waar dat een aantal kleinere banken er last van zullen hebben. Maar op het totaal stelt dat heel weinig voor. Je moet eerder denken aan tientallen dan aan honderden miljoenen euro's opbrengst. Hoe taxeert de PVV een opbrengst aan bankenbelasting van 300 mln., hooguit 400 mln. door een lagere doelmatigheidsvrijstelling in vergelijking tot het Verenigd Koninkrijk, waar de opbrengst drie tot vier keer zo hoog is?

De heer Van Vliet (PVV):

Het is een interessante vraag, maar je kunt de vergelijking met landen als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk niet zo gemakkelijk maken, want we hebben allemaal een ander financieel stelsel met een andere omvang van het bnp. We hebben ook andere soorten banken, met een andere historie. De banken hebben ook een ander risicoprofiel. Dat moet je allemaal tegen elkaar afwegen. Ook is de vraag of we met de banken wellicht een convenant kunnen sluiten, inhoudend dat bij een bepaald niveau van de bankenbelasting een en ander niet wordt afgewenteld op Henk en Ingrid. Hoe hoger de opbrengst van de bankenbelasting, hoe groter het risico dat de burger straks extra pijn in zijn portemonnee voelt. Dat zou ik niet zo leuk vinden.

De heer Groot (PvdA):

Ik constateer dat dit antwoord wat minder ferm is dan de rest van het betoog van de heer Van Vliet.

De heer Van Vliet (PVV):

Die constatering laat ik voor rekening van de heer Groot.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. D66 is een groot voorstander van een veilige en betrouwbare financiële sector, een sector waar spaarders hun geld veilig kunnen wegzetten en een sector die zorgt voor stabiliteit in de economie in plaats van onrust en onzekerheid. D66 steunt de maatregelen die de veiligheid van de financiële sector vergroten. Uitgangspunt moet zijn dat de sector zijn eigen broek ophoudt en niet hoeft te worden gered door de belastingbetaler. Dit betekent dat het nemen van te veel risico's moet worden beprijsd en uiteindelijk, als het fout gaat, moet worden bestraft. Banken die te veel risico nemen, moeten in de toekomst weer gewoon failliet kunnen gaan, zonder dat de spaarders hiervan de dupe worden. Een veilige financiële sector is natuurlijk niet gratis, want meer zekerheid gaat ten koste van de kredietverlening en daarmee van de economische groei, maar mijn fractie is bereid deze prijs te betalen als met deze maatregel de financiële sector echt veiliger wordt.

Vanuit deze visie is D66 groot voorstander van hogere buffers van banken, zoals in Basel III is opgenomen. D66 is ook groot voorstander van invoering van de Interventiewet. Ook is D66 groot voorstander van invoering van het depositogarantiefonds. Vandaag voegt het kabinet daar het voorstel voor de bankenbelasting aan toe. Over dit wetsvoorstel heeft mijn fractie nog wel een aantal vragen. In mijn inbreng wil ik ingaan op twee punten. In de eerste plaats wil ik spreken over de doelen van het kabinet met de bankenbelasting. In de tweede plaats wil ik spreken over de gevolgen voor de kredietverlening en de economie.

Het kabinet stelt dat deze belasting drie doelen heeft. In de eerste plaats wil het bereiken dat er een bijdrage komt van de bancaire sector aan de overheidsgaranties tijdens de crisis van 2008/2009. In de tweede plaats wil het bereiken dat er een bijdrage wordt geleverd aan de financiële stabiliteit. In de derde plaats wil het bereiken dat er een bijdrage wordt geleverd aan de financiële stabiliteit en aan het terugdringen van variabele beloningen voor bestuurders van banken. Over al deze drie doelstellingen heb ik een paar opmerkingen en vragen voor het kabinet.

Over de bijdrage van de bancaire sector aan de kosten van de crisis is de Raad van State kritisch in zijn nader rapport. De bankenbelasting raakt namelijk alle grote banken in Nederland, ook de banken die zonder steun door de crisis zijn gekomen en niet zijn geraakt door de crisis. De banken die wel staatssteun nodig hebben gehad, hebben ondertussen een forse rente betaald. Ik heb het dan over AEGON, ING en SNS REAAL. Zij hebben allemaal extra forse betalingen moeten doen als boete aan de Staat voor het redden. Dat is terecht. D66 heeft dit altijd gesteund. Met dit wetsvoorstel worden echter ook de gezonde banken geraakt, die geen staatssteun hebben gehad. Waarom alle banken aangeslagen via deze wet?

De tweede doelstelling is de bijdrage aan de financiële stabiliteit. Het doel van het wetsvoorstel is om een bijdrage te leveren aan risicobeheersing. Het kabinet wil de ongedekte schulden op de bankbalansen belasten met het oog op de veiligheid. Het gevaar is dat deze belasting een averechts effect heeft. Door vooraf toe te zeggen dat banken gered worden als zij in de problemen komen, creëer je eigenlijk een soort moreel gevaar. De banken hebben als het ware een verzekeringspremie betaald aan de Staat. Als het misgaat, komt de Staat ze wel redden. Dat is niet de bedoeling, ook niet van de maatregelen die eerder al ingevoerd zijn, zoals de Interventiewet. Het doel is juist dat we het morele gevaar in de bankensector terugbrengen. Er moeten geen "too big to fail"-instellingen meer zijn. De Nederlandse Staat moet straks gedwongen zijn om banken overeind te houden. Het signaal moet niet zijn dat de overheid de banken wel komt redden. Het signaal moet zijn dat de banken die te veel risico lopen, failliet kunnen gaan. Kan de staatssecretaris ingaan op het punt van het morele gevaar en op de uitstraling die je met deze bankenbelasting creëert?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Betekent dit dat D66 voor de splitsing van banken in nuts- en zakenbanken is? Dat is inherent aan wat hij zegt. We laten banken met een publieke functie immers niet graag failliet gaan.

De heer Koolmees (D66):

Twee weken geleden hebben wij een debat gevoerd met de minister van Financiën over de scheiding van nuts- en zakenbanken. Daar heb ik gepleit voor de Volcker Rule, die een verbod inhoudt op het handelen voor eigen rekening van banken. Ik ben voorstander geweest van de commissie van wijzen die waarschijnlijk morgen, als wij een AO hebben, wordt geïnstalleerd om dit punt nader uit te werken. Ik ben een groot voorstander van meer veiligheid en van het wegnemen van prikkels om te veel risico's te nemen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Zegt D66 nu al dat banken lekker failliet moeten kunnen gaan? Dat willen wij natuurlijk niet voor het publieke deel van die banken. Dat wil D66 ook niet. Dan is de heer Koolmees er toch ook eigenlijk voor om het publieke deel af te schermen van het risicovolle deel?

De heer Koolmees (D66):

Ik begrijp de vraag van de heer Braakhuis niet. Wij hebben tijdens de crisis van 2008 en 2009 gezien dat er in Europa banken zijn die "too big to fail" zijn. Zij moeten altijd overeind worden gehouden, omdat de gevolgen voor de financiële stabiliteit zo groot zijn dat als zij wel failliet gaan, het hele land platligt. Dit leidt ertoe dat er altijd een impliciete garantie van de belastingbetaler is op die banken. Banken kunnen daarmee risico gaan lopen. Zij kunnen vasthouden aan een heel kleine buffer, van 3% van de uitstaande schulden. Zij weten dat ze uiteindelijk toch wel gered worden als puntje bij paaltje komt. Daarom vind ik dat de buffers omhoog moeten. Daarom vind ik dat er een Interventiewet moet zijn. Daarom vind ik ook dat er een depositogarantiefonds moet zijn. Dit fonds moet bewerkstelligen wat de heer Braakhuis zojuist ter sprake bracht: dat er geld opzij gezet wordt in een apart potje, waarmee de spaarders worden gered, terwijl de aandeelhouders en de obligatiehouders wel de rekening betalen als een bank grote fouten heeft gemaakt. Dat is juist heel liberaal en kapitalistisch gedacht en zorgt ervoor dat de prikkel op de juiste plek terechtkomt, namelijk bij de aandeelhouders en de obligatiehouders die het bestuur en de raad van toezicht moeten controleren opdat er niet te veel risico wordt genomen. Ik begrijp dus eigenlijk de vraag van de heer Braakhuis niet.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

De heer Koolmees weet dat ik het eens ben met het meeste wat hij zegt. Het gaat mij om de uitspraak van de heer Koolmees dat banken lekker failliet moeten kunnen gaan als zij er een potje van maken. Daar zou ik me zomaar in kunnen vinden, maar niet als het een bank met een nutsfunctie betreft. Dat brengt mij ertoe, de volgende vraag te stellen. Wil de heer Koolmees ook banken die een nutsfunctie vervullen, failliet laten gaan? Daar ben ik tegen. Hij kan ook zeggen: nee, dan moeten we ze splitsen.

De heer Koolmees (D66):

Met de interventiewet die het kabinet heeft ingediend, wil het ervoor zorgen dat als zo'n bank failliet gaat door te veel risico's, de cruciale onderdelen die belangrijk zijn voor de financiële stabiliteit, voor het financiële systeem, en de spaartegoeden van de burgers worden gered en veilig zijn. Degenen die risicodragend kapitaal aan banken hebben verleend, zijn hun geld echter kwijt. Ik zie dus geen tegenstelling in onze opstelling. Het wordt juist geregeld met de interventiewet. Het onderscheid dat uit de vraagstelling van de heer Braakhuis naar voren komt, is kunstmatig; dat is er niet. Je moet ervoor zorgen dat de financiële stabiliteit wordt gewaarborgd.

Voorzitter. Ik was bij mijn derde doelstelling: het aanpakken van variabele beloningen. De Raad van State is ook kritisch over dit onderdeel van het wetsvoorstel en gebruikt zelfs het woord "oneigenlijk". De Raad van State heeft dus forse kritiek. De Raad van State spreekt van een vreemde koppeling met de Code Banken. De Code Banken kent namelijk een "pas toe of leg uit"-bepaling. Als je kunt uitleggen waarom je hogere variabele beloning hebt uitgekeerd, dan mag dat volgens de Code Banken. Dit wetsvoorstel sluit echter aan bij het harde criterium van 100%. Kan de staatssecretaris een dergelijke belasting dan ook uitvoeren; verwacht hij geen juridische problemen? Hoe zit het precies in de praktijk? Ik ben benieuwd of daarover voor dit wetsvoorstel is nagedacht.

Het wetsvoorstel gaat alleen over de hoogte van de variabele beloning – dat heb ik ook tegen de heer Omtzigt gezegd – maar waarom wordt niet naar de totale beloning gekeken? De totale beloning bestaat uit het vaste salaris, de variabele beloning en de pensioenpremies. Als je alleen de variabele beloning belast, bestaat het gevaar dat je een hoger vast salaris krijgt. Dat kan echter niet de bedoeling zijn van dit wetsvoorstel. Het kan ook niet de bedoeling zijn van het kabinet. Per 1 januari 2011 hebben wij namelijk ook de Regeling beheerst beloningsbeleid geïntroduceerd. Deze regeling is juist bedoeld om de toezichthouders, de Nederlandsche Bank en de AFM, een stok in handen te geven om perverse prikkels in een variabele beloning uit het systeem te halen. Daar ben ik een groot voorstander van. Ik wil geen hoge bonussen meer omdat je heel veel woekerpolissen heb verkocht. Ik ben echter niet tegen een variabele beloning die bijvoorbeeld de klanttevredenheid weerspiegelt: je krijgt een bonus als 100% van je klanten tevreden is over je dienstverlening. Wie kan daar nu op tegen zijn? Ik vraag mij af of hier voor dit wetsvoorstel dieper over is nagedacht. Ik hoop dat de staatssecretaris hier morgen op kan reageren.

De heer Groot (PvdA):

Ik snap niet dat er een tegenstrijdigheid zou bestaan tussen het wetsvoorstel en wat de Raad van State opmerkt, bijvoorbeeld voor wat betreft het "pas toe of leg uit"-beginsel. Er komt eigenlijk een belastingboete voor banken die te veel bonussen uitkeren. De banken kunnen toepassen of uitleggen waarom zij niettemin heel hoog bonussen willen betalen. Dat kan toch heel goed samengaan? Het wordt alleen wat moeilijker om het uit te leggen en dat lijkt mij ook precies de bedoeling.

De heer Koolmees (D66):

De Raad van State heeft kritiek op de koppeling met de Code Banken. Een meerderheid van deze Kamer heeft daarbij een heel andere filosofie gehanteerd, namelijk: wij vinden dat de variabele beloningen naar beneden moeten, maximaal 100%. Dat hebben de banken zelf in de Code Banken geregeld. Stel dat een bank activiteiten in Singapore of Londen heeft, waar andere beloningsstructuren gelden. Als je om die reden een uitzondering maakt, dan heeft de meerderheid van de Kamer vastgesteld dat dit moet kunnen. Daar ga je aan voorbij door een koppeling met een belasting te maken. Daarom vraag ik aan het kabinet: is daarover nagedacht en, zo ja, wat zijn de consequenties daarvan?

De heer Groot (PvdA):

Er zijn heel veel principes in het bedrijfsleven die al dan niet met fiscale prikkels worden ondersteund. Ik verwijs naar maatschappelijk verantwoord ondernemen, zuinig autorijden en noem maar op. Dit is een fiscale prikkel om het uitkeren van variabele beloningen terug te dringen. Ik zie dus echt het probleem niet.

De heer Koolmees (D66):

Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris. In theorie heeft de heer Groot gelijk: in de wetgeving kun je er gewoon een hoger tarief aan koppelen. Mijn vraag aan de staatssecretaris luidt: is er een concrete relatie tussen deze belasting en de afspraken die in de Code Banken zijn gemaakt, met name over de explainmogelijkheid? Meer vraag ik niet.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik ben een beetje verbaasd, want de Kamer heeft ook de motie-Van Vliet aangenomen die zegt: jongens, doe er wat aan, stel er paal en perk aan. Dat wordt en passant vergeten. Zegt de heer Koolmees eigenlijk dat het beloningsbeleid vrije markt is en dat wij daar gewoon niet aankomen? Daarmee wordt volgens mij ontkend dat juist die variabele beloningen voor een perverse prikkel hebben gezorgd waarvan de heer Koolmees zo-even nog zei dat ze er juist uit moeten. Waarom deze dan niet?

De heer Koolmees (D66):

Ik ben groot voorstander van het aanpakken van perverse prikkels. Het kan niet zo zijn dat je bonus grotendeels is gebaseerd op hoeveel woekerpolissen of producten je verkoopt. Daarom hebben wij per 1 januari 2011 de Regeling beheerst beloningsbeleid, die nu wordt uitgevoerd door DNB en de AFM. In die regeling wordt juist gekeken naar de perversiteit van de prikkels. Tegelijkertijd zie ik in het beloningsbeleid van veel grote instellingen, inclusief banken en verzekeraars, dat het beloningsbeleid onder andere financiële doelstellingen betreft, maar ook klanttevredenheid en medewerkerstevredenheid. Waarom zou je daartegen zijn? Dat is het tweede argument. Het derde argument is het volgende. In het verleden hebben wij gezien dat, als je de variabele beloning extra gaat belasten en probeert terug te dringen, de consequentie is dat het vaste salaris omhooggaat. Dat is helemaal iets wat wij niet willen. Wij willen dat de financiële sector robuuster is. Als de economie en de winsten van banken tegenvallen, moeten ze ook niet zoveel lonen hoeven uit te betalen. Met deze prikkel is het gevaar dat je stelt dat het goed is om 5 mln. vast salaris te hebben, maar dat het verkeerd is om 2,5 mln. vast salaris te hebben en 2,5 mln. variabele beloning. Ik zeg dat we iets moeten doen aan de beloningen, aan de totale prikkels die verkeerd gaan. Om drie redenen heb ik kritiek op de koppeling die in dit wetsvoorstel wordt gelegd met de variabele beloning.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik kan mij weer vinden in wat de heer Koolmees zegt, maar tegelijkertijd sluiten zij elkaar niet uit. De staatssecretaris zegt met deze wet dat het van "comply or explain" naar "comply or die" gaat. Oké, dan is dat in ieder geval geregeld. Dat sluit niet uit dat wij het nog eens goed moeten hebben over de salarisstructuren in het bankwezen. Dan zou ik zeggen: steun deze en kom met een voorstel om dat andere ook te regelen. Dan ben ik uw man.

De heer Koolmees (D66):

Ik ben een groot voorstander van concurrentie en van klanten die hun voeten gebruiken om te stemmen. Als je boos bent over een te hoge bonus bij je bank, dan moet je naar een bank gaan die geen bonussen uitkeert. Dat is goed voor de concurrentie, dat is goed voor de marktwerking, dat is een heel goede prikkel. Als je als wetgever via allerlei constructies die beloningen in toom gaat houden, bijvoorbeeld via zo'n bankenbelasting, dan tuig je een soort kerstboom op. Ik hoop dat de concurrentie, de transparantie en de discussie over beloningen er uiteindelijk voor gaat zorgen dat die beloningen naar beneden gaan. Ik heb de angst dat een belasting op de variabele beloning er uiteindelijk alleen maar toe leidt dat de vaste salarissen omhooggaan, terwijl er niets gebeurt aan de structuur van de salarissen. Dat zou ik een verkeerd gevolg van deze wet vinden.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik ken D66 als een partij met drie speerpunten: Brussel, vergroening en banken. D66 is een grote vriend van de banken. Laten wij elkaar een keer eerlijk in de ogen kijken bij de discussie over vaste en variabele beloning. Het is toch niet zo dat bij een bank voor ieder incident, voor ieder overnametje, voor iedere leuke deal de voorzitter of leden van de raad van bestuur of de dagelijkse beleidsbepalers een tonnetje extra vast salaris en drie ton extra pensioen per jaar krijgen? Daar geloof ik echt helemaal niks van. De bonussen, dat zijn de perverse prikkels die wij moeten aanpakken. Via de voorzitter zeg ik tegen de heer Koolmees dat ik het jammer vind dat deze creatieve uitwerking van de motie-Van Vliet beperkt blijft tot 5% opslag per bank per jaar. Dat had natuurlijk per bonus per bank per jaar moeten zijn. Dat is de heer Koolmees toch wel met mij eens?

De heer Koolmees (D66):

De heer Van Vliet weet dat D66 zijn motie niet heeft gesteund. In die zin zijn wij hartstikke consistent in ons stemgedrag op dit onderwerp. Eén keer per jaar publiceert de Volkskrant een overzicht van de 100 grootverdieners in Nederland. Als je dan kijkt naar de samenstelling van de beloning over vast salaris, variabel salaris en pensioenpremies, dan zie je dat bij een aantal financiële instellingen het vaste salaris heel hoog is. Mijn angst is dat door de prikkel op de variabele beloning te leggen, je alleen maar extra prikkelt om die vaste salarissen nog verder te verhogen. En dat lijkt mij ongewenst in de financiële sector in Nederland.

De heer Van Vliet (PVV):

Maar dat kan natuurlijk lang niet zo vaak als wanneer je een bonus geeft voor iemands incidentele of persoonlijke actie.

De heer Koolmees (D66):

Dat beweer ik ook helemaal niet. In het beloningsbeleid van grote financiële instellingen, met name banken, zie je de afgelopen jaren terecht een ontwikkeling van minder perverse prikkels op de financiële targets en van veel bredere doelstellingen, zoals klanttevredenheid en medewerkertevredenheid. Het gaat dan niet om "korte" beloningen maar vooral om "lange" beloningen, bijvoorbeeld aandelen, zodat men een langjarig commitment heeft met de bank waar men voor werkt. Dat vind ik een positieve ontwikkeling en die ondersteun ik ook. Dat is een heel andere discussie dan die over de hoogte van de beloning. Ik kijk ook wel eens in de krant en dan denk ik: jeetje, wat een hoog salaris heeft die mijnheer die bij de bank werkt. Maar dat heeft alles te maken met concurrentie en de bereidheid van klanten om te stemmen met hun voeten om het signaal af te geven: ik vind dit salaris te hoog, ik ga naar een andere bank toe. Dat zijn echter twee aparte discussies.

De voorzitter:

Ik wil nu ook een beetje om de tijd gaan denken. Ik ga vanaf nu de interrupties in tweeën doen. Ik hoop dat we zo de vaart er in kunnen krijgen.

De heer Koolmees (D66):

Ik ben bij mijn tweede punt, voorzitter, en dat betreft de gevolgen voor de kredietverlening en de economie. Het kabinet stelt dat de effecten van dit wetsvoorstel op de kredietverlening beperkt zijn. Het heeft de Nederlandsche Bank laten kijken naar de effecten en die komt tot de conclusie dat het gaat om 500 mln. kredietverlening per jaar op 300 mln. aan opbrengsten. Die effecten vallen dus mee, maar ondertussen is er wel een stapeling van maatregelen. Er zijn de extra kapitaaleisen inzake Basel lII. Terecht, zoals ik net heb gezegd. Verder is er de opslag voor de Nederlandse systeemrelevante instellingen die Nederland heeft ingevoerd. Ook terecht. Dan is er het ex ante gefinancierde depositogarantiestelsel. Bovendien is er nu ook de bankenbelasting en misschien straks ook nog de FBT. De heer Van Vliet zei zo-even dat de kredietverlening in Nederland op zijn gat ligt. De vraag is of de optelsom van deze maatregelen niet te veel negatieve effecten heeft op die kredietverlening en zo ook op de economische ontwikkeling en groei. Het wordt namelijk lastiger om een lening te krijgen voor een hypotheek of voor een onderneming die wil investeren in een uitbreiding of een innovatie. Hoe gaat het kabinet het effect van de gestapelde matregelen in de bankensector monitoren? Houdt de staatssecretaris samen met de minister de vinger aan de pols en kan het kabinet morgen aangeven hoe het dat wil monitoren en hoe het die stapeling in kaart wil brengen? Als we uiteindelijk over een paar weken weer in deze Kamer bij elkaar komen om te constateren dat er geen hypotheken meer worden verstrekt omdat de banken heel terughoudend zijn met kredietverlening, dan hebben we een ander maatschappelijk probleem.

In de krant lezen we dat in het Catshuis misschien wordt gesproken over een verhoging van de bankenbelasting. Het zou dan gaan om een verdriedubbeling. De staatssecretaris kijkt nu heel geschrokken, dus ik neem aan dat dit al een antwoord is op de vraag. Maar wordt erover gesproken in het Catshuis en wat zou een eventuele verhoging van de bankenbelasting betekenen voor de kredietverlening en de opbouw van buffers in het kader van Basel III? De heer Weekers heeft waarschijnlijk nog niet op de achterbank gezeten bij de heer Rutte.

D66 deelt de wens van het kabinet dat de financiële sector veiliger moet worden. Voor D66 is prioriteit nummer één dat de buffers van de banken worden verhoogd. Als de buffers inderdaad hoger zijn, wordt de kans kleiner dat de overheid weer te hulp moet schieten als het misgaat in de toekomst. De invoering van de bankenbelasting mag geen reden zijn om die ambitie van de hogere buffers te laten schieten. Ik hoop dat de staatssecretaris dit morgen kan toezeggen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. We spreken vandaag over de bankenbelasting, een onderwerp dat mijn fractie na aan het hart ligt. Als we terugkijken op de crisis, dan weten we inmiddels welke factoren een rol in de crisis hebben gespeeld. Ik noem de sterke rol van de aandeelhouders en de risiconemingen door financiële instellingen en eigenlijk ook instellingen die tegelijkertijd een publieke functie, een nutsfunctie hebben. Door een te grote losgezongenheid van de samenleving was de sector zich niet langer bewust van het maatschappelijk belang dat banken nu eenmaal hebben. Mijn fractie wil dat banken die volledige verantwoordelijkheid gaan zien. Mijn fractie wil niet meer dat de belastingbetaler op moet draaien voor het niet nemen van die verantwoordelijkheid. Alleen al op die grond vinden wij de bankenbelasting te rechtvaardigen en zijn wij dus ook voor het instellen van die belasting. Als deze ook kan bijdragen aan het mijden van te grote risico's, zijn we er nog extra voor.

Het voorliggende wetsvoorstel, met een aftrekmogelijkheid van de kosten die een bank maakt voor een hogere solvabiliteit, kan ook werken, hoewel ik daar wel vragen bij heb. Het geeft in ieder geval een prikkel om tot hogere kapitaalbuffers te komen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of deze prikkel genoeg is. Is de aftrekbaarheid van het eigen vermogen in het voorstel voldoende prikkel om de banken te stimuleren om over te gaan tot het inzetten van meer buffers, om een lagere belastingdruk te ervaren? Ik ben het geheel eens met de afsluitende opmerking van de heer Koolmees dat hogere buffers het belangrijkste antwoord zijn voor de stabiliteit van de sector, net als een beheerst rendement op de aandelen, zodat ook die prikkel wat lager wordt. Het wetsvoorstel is gebaseerd op Basel III, maar ik hoop dat de staatssecretaris op een ander moment nog eens met ons of met de minister kan bespreken of we daar niet wat meer mee moeten.

We zijn voor een bankenbelasting, maar wel een die werkt, die hoog genoeg is om echt te kunnen spreken van een krachtig signaal, die recht doet aan de belastingbetaler en bijdraagt aan een gezond klimaat in de sector. We zijn op zichzelf voor dit wetsvoorstel, maar we zetten er een paar kritische kanttekeningen bij. Hierbij volg ik het betoog van de Raad van State, die er behoorlijk kritisch over was. Mijn fractie deelt goeddeels de kritiek van de Raad van State. Deze betrof niet zozeer het wetsvoorstel zelf als wel de argumentatie of de motivering van het kabinet als rechtvaardiging ervan. Er is een wetgevingsrapport op gevolgd, waarin de regering uitlegt waarom zij het niet altijd eens is met de Raad van State, maar dat vond ik niet sterk. Ik mis vooral een visie op de toekomst, zoals de Raad van State ook zegt. Dat dit kabinet veel visie mist, dat wist ik al, maar ik ben wel heel blij dat de Raad van State mij daarin bijvalt.

Het laat zich raden welke visie erachter zit. Toen ik zag dat het ging om 300 mln., wist ik wel hoe laat het was, want dat is een bekend bedrag. We weten dat het kabinet vlak voor het laatste zomerreces nog even snel een verlaging van de overdrachtsbelasting erdoor heeft gejast, waarbij de Kamer werd gepasseerd. We wisten ook dat er een bankenbelasting was aangekondigd om dat geld weer op te halen. Toen ik die 300 mln. zag, dacht ik wel dat dit het echte motief is van deze wet. De algemene middelen worden aangevuld omdat er een inkomstentekort was door de verlaging van de overdrachtsbelasting, dus er is gewoon taakstellend gewerkt. Ik dacht: weet je wat, ik vraag aan het ministerie of er taakstellend is gewerkt voor 300 mln. vanwege die overdrachtsbelasting. En ja hoor, er is gewoon naartoe gerekend.

Dat noem ik wel een beperkte visie, die niet echt getuigt van wat deze wet kan betekenen voor de stabiliteit van de bankensector en voor het recht doen aan de belastingbetaler. Daar zou het volgens de motivatie om gaan, maar dat haal ik er onvoldoende uit en dat vind ik vreselijk jammer. Dan is meteen de vraag hoe lang we deze wet in stand houden. Als de rekening van de overdrachtsbelasting is betaald, zijn we dan klaar? Halen we de bankenbelasting dan weg of wordt deze iets structureels, waar we langer mee doorgaan en die echt ten goede komt aan de burgers van Nederland, die eerst de portemonnee hebben moeten trekken om deze sector te redden? Ik hoop dat de staatssecretaris dat aan mij kan uitleggen.

En dan nog. Als het waar is dat er een echte visie achter schuilgaat en dat die 300 mln. puur toeval is, vraag ik mij wel af waarom het niet een miljard is of een ander substantieel bedrag. Ik hoop dat de staatssecretaris mij die 300 mln. kan uitleggen. Als het echt op basis van die visie is, past ook elk ander motief of een ander bedrag.

De Raad van State heeft ook grote moeite met het onderscheid in tarieven voor een korte of een langlopende schuld, omdat het niet onomstreden is dat er bij de ene vorm meer risico is dan bij de andere. Daar zit wel wat in, vanuit risicoperspectief. Dan komt als antwoord dat looptijdtransformatie de kern is van het bankwezen, en dat zal best vanuit een economisch perspectief.

De Raad van State redeneerde echter vanuit het risicoperspectief. Dat wordt niet weerlegd. Wat is dan de ratio achter die twee tarieven? Waarom is er een knip bij één jaar? Waarom zijn er niet drie of vier progressieve schijven om het risico steeds verder terug te dringen? Kortom: wat er nu staat, komt wat arbitrair en uit de lucht gegrepen over. Hoe is de staatssecretaris gekomen tot deze knip en tot deze twee schijven voor het bepalen van de tarieven? De Raad van State zegt verder dat de regering andere risico's laat liggen, bijvoorbeeld die van de derivaten en van de high frequency trading. De staatssecretaris gaat mij nu vast uitleggen waarom die risico's niet zijn meegenomen in dit wetsvoorstel.

De Raad van State heeft ook kritiek op de door het kabinet gelegde koppeling tussen de bestuurdersbeloningen en de bankenbelasting. We hebben deze inderdaad tamelijk bijzondere invulling inmiddels al een paar keer besproken. Dit is een goed punt van de Raad van State. De banken waren net zo lekker op weg met de uitvoering van de Code Banken, zegt de Raad van State. Ik betwijfel dat echter ten zeerste. Ik heb er zojuist al de nodige vraagtekens bij gezet en noemde daarbij bijvoorbeeld het verhogen van de basissalarissen. Ik ben het er dan weer niet mee eens dat de Raad van State eraan voorbijgaat dat het beheerste beloningsbeleid zou moeten gelden voor al het bankpersoneel. Ook dat hebben we even besproken. Ik wil echter morgen wel van de staatssecretaris horen waarom ervoor is gekozen om alleen die ene bestuurder in dit voorstel op te nemen en te negeren dat er een Code Banken is. Ik zei al eerder: we gaan nu van "comply or explain" naar "comply or die". Dat is prima en dat spreekt me aan, maar tegelijkertijd wil ik graag door de staatssecretaris uitgelegd krijgen hoe hij tot die beslissing is gekomen. Ik probeer hem te begrijpen. Er worden heel veel dingen niet gedaan waarvan ik had gehoopt dat ze meegenomen zouden worden.

Ik vraag de staatssecretaris tegelijk of hij bereid is om dit aspect van dit wetsvoorstel te herzien, zodat er meer recht wordt gedaan aan de motie-Van Vliet. Nu stelt het kabinet dat dit wetsvoorstel daaraan voldoende uitwerking geeft, maar daarmee ben ik het niet eens. Het gaat tenslotte om de geest van de motie: leg dat beloningsbeleid stevig aan banden. Laat de staatssecretaris maar eens doorkomen, denk ik dan, en ik kijk naar de heer Van Vliet om te zien of hij het met me eens is.

Om die reden steun ik van harte de amendementen van mevrouw Schouten, die nu helaas weg is, en de heer Omtzigt. Met beide amendementen wordt beoogd om het beheerste beloningsbeleid breder te laten gelden, namelijk voor al het bankpersoneel, en om de beloningen nog verder terug te dringen. Ik ben het ook eens met de heer Koolmees, die zegt dat er dan ook een groter plan moet komen, waarmee je de totale salarisstructuur aanpakt. Ik nodig de staatssecretaris en de minister graag ertoe uit om daar eens over na te denken en om daar dan ook mee te komen.

Er is ook een 5%-opslag op de bankenbelasting bepaald voor overschrijding van de topsalarisnorm. Waar komt die 5% nou weer vandaan? Dat is een prima percentage, hoor. Het klinkt als een heel serieus bedrag. Ik denk ook dat het dat is. Waar komt dat echter vandaan en is dat voldoende? Zou het niet verstandiger zijn geweest om er een staffel in te bouwen, bijvoorbeeld: één bestuurder 1%, twee bestuurders 2% enzovoort? Dan zou je die opslag namelijk weer kunnen gebruiken om het doel strakker te halen. Dit waren de punten in relatie tot het advies van de Raad van State.

Ik heb ook een vraag over het arbitraire karakter van het wetsvoorstel, omdat de motivatie ervoor is gevonden in de overdrachtsbelasting. Maar goed, laten wij het serieus nemen en ervan uitgaan dat hier goed over nagedacht is. Die 20 mld. hebben wij nodig om ervoor te zorgen dat de administratieve lasten niet exploderen. Ligt de knip bij 20 mld.? Hebben wij ellende in huis als wij onder de 20 mld. zakken of is er een ander motief? Ik snap dit niet. Ik heb hier zojuist al een beetje naar gevraagd via een van mijn collega's, maar ik vraag nu heel concreet waar de echte knip ligt. Ligt die bij 1 mld., bij 2 mld., bij 3 mld.? Mijn streven is om zoveel mogelijk banken hieraan mee te laten betalen. Ja, er zijn inderdaad banken zelfstandig door de crisis gekomen zonder een beroep te hoeven doen op de belastingbetaler, maar er zijn ook banken die nog steeds last hebben van het feit dat wij die niet wilden steunen. Dit gedrag is tegelijkertijd echter een sectorprobleem. Mensen die bij bank A werken, hebben vaak eerder bij bank C, bank D en bank B gewerkt. Dit is een cultuurprobleem in de sector. Daarom is het goed om dit breed aan te pakken, maar ik vraag de staatssecretaris wel hoe wij dit goed gaan regelen, zodat zoveel mogelijk banken hierbij worden betrokken, zonder een explosie van de administratieve lasten. Ik hoor graag op welke hoogte die lasten werkelijk liggen, want wat mij betreft gaan wij de doelmatigheidsaftrek wel wat verlagen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik was eigenlijk nog niet aan het afsluiten, maar mijn tijd is op, begrijp ik?

De voorzitter:

Het was een kleine hint, net als dat lampje dat zo vervelend aan en uit gaat.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dan sluit ik als volgt af.

Wij willen als GroenLinks in ieder geval dat de banken de rekening betalen voor de geleden schade. Ik heb nog een belangrijke vraag voor de staatssecretaris. Is hij bereid om zaken waarbij banken kredieten verstrekken voor publieke doelen, doelen van algemeen nut, aftrekbaar te maken van het balanstotaal? De Bank Nederlandse Gemeenten heeft hierom gevraagd. Wij willen natuurlijk ook graag banken verleiden tot het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid door juist te investeren in die zaken die ons allen binden. Dat helpt ook om de banken meer met de samenleving te verbinden.

Dank, voorzitter, dat ik de tijd voor afronding van mijn betoog heb gekregen.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik merk dat in de loop van het debat het aantal interrupties afneemt. Dat geeft hoop voor de voortgang van het debat. Ik heb wat minder hoop voor het antwoord van morgen, dat ongetwijfeld zeer uitgebreid zal zijn, ook gezien de inhoud van deze controversiële wet.

De Partij van de Arbeid steunt de invoering van een bankenbelasting. Sterker nog, wat ons betreft kunnen er nog een paar tandjes bij worden gezet in het wetsvoorstel. Daartoe dien wij zo nodig een amendement in. Eerst wat opmerkingen over de wet zelf.

Ik complimenteer de staatssecretaris met de elegante eenvoud en de conceptuele samenhang van het wetsvoorstel. De bankenbelasting is complementair aan andere maatregelen aan de passieve zijde van de balans om de stabiliteit van het bancair systeem te verstevigen. Voor spaargelden komt er een aparte, vooraf gefinancierde depositiegarantieregeling. Banken moeten ook meer eigen vermogen aantrekken om te voldoen aan de Basel III-normen. Blijven over het korte en het lange vreemde vermogen. Dat is precies de grondslag voor deze bankenbelasting. Daarbij geldt: hoe meer vreemd vermogen, hoe korter de looptijd en dus hoe meer risico de banken nemen, hoe meer belasting de banken betalen.

Dit is een goede en eenvoudige systematiek, die wij steunen. Op deze manier wordt bereikt dat de banken meebetalen aan de kosten die de samenleving maakt en heeft gemaakt ten behoeve van de financiële stabiliteit. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat de beoogde opbrengst van 300 mln. in geen enkele verhouding staat tot de maatschappelijke kosten. De banken hebben ons naar de rand van de financiële afgrond gebracht en het is te danken aan onze vorige minister van Financiën dat wij daar niet in zijn gevallen. Dan heb ik het nog niet eens over de grote schade die is aangericht aan de economische groei, die wij waarschijnlijk nooit meer helemaal zullen inhalen.

Elke crisis is anders. Wat wij wel weten, is dat als de staat eenmaal over de brug moet komen, de rekening al gauw vele miljarden beloopt en dat het al gauw tientallen miljarden aan staatsgaranties vergt. Dan is 300 mln. echt te weinig om de risico's te beprijzen. Wij denken dat een opbrengst van 1 mld. ons al een stuk dichter in de goede richting brengt. Dat stellen wij dus ook voor. Graag een reactie van de staatssecretaris. Hoe denkt hij daarover, ook gezien de budgettaire nood waarin het kabinet verkeert? Ook hierbij kan sprake zijn van voortschrijdend inzicht, lijkt mij.

De heer Van Vliet (PVV):

Is de heer Groot niet bang dat als het 1 mld. is, of 800 mln. of 1,2 mld., er afwenteling op de consument plaatsvindt?

De heer Groot (PvdA):

Ik kom er zo meteen op terug. Ik kwam net aan dat punt toe.

Ik weet dat de banken in koor zullen roepen dat zij in de hoek zitten waar de klappen vallen. Zij zullen ook zeggen dat het uiteindelijk de gezinnen en de bedrijven zijn die de rekening betalen. Ik weet ook dat de banken zullen zeggen dat zo de kredietverlening de nek omgedraaid wordt. Die argumenten gaan maar ten dele op. Ik ben het met de heer Van Vliet eens dat de beslissingen om al dan niet krediet toe te kennen niet afhangen van een paar basispunten meer of minder. We hebben het over een paar basispunten. De dagelijkse fluctuaties in de financiële markten zijn al veel groter.

Ook de heer Bashir heeft het al gezegd: de bankenbelasting is nog steeds veel lager dan die in het Verenigd Koninkrijk. We gaan hier toch niet tegen elkaar zeggen dat Engeland van plan is om zijn banken en kredietverleners de nek om te draaien? Als het daar goed werkt zonder merkbare schade, waarom zou dat hier dan niet zo zijn?

Het kabinet heeft het over een verwaarloosbaar effect. Als je het verdriedubbelt, denk ik dat je nog steeds een klein of verwaarloosbaar effect hebt; drie keer een verwaarloosbaar effect kan immers geen enorm effect opleveren. Ik denk dat dit dus wel meevalt. Daarbij komt dat de banken nu nog steeds een onderbelaste sector vormen, en dat dit na de verhoging van de bankenbelasting zo blijft. In alle commerciële bedrijfstakken in dit land moet 6% of 19% btw worden betaald. Verzekeraars moeten 9,7% assurantiebelasting afdragen. De banken hoeven helemaal niets te betalen. Een bankenbelasting van 1 mld. dekt dat gat ten opzichte van andere bedrijfstakken maar voor een deel.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik wil het de heer Groot niet aandoen dat hij geen interrupties krijgt. Hij had het over de verdere belastingdruk en zei dat banken zijn vrijgesteld van btw. Ik wil daar best wel naar gaan kijken, maar ik vraag me daarbij het volgende af. Een kenmerk van vrijstelling, bijvoorbeeld van btw, is dat je geen btw kunt aftrekken. Er is dus ook wel een nadeel aan verbonden. Ik wil best praten over een verandering van de vrijstelling, maar dit kent dus ook een nadeel: bij vrijstelling kun je niet aftrekken. Ik hoor graag beide kanten van de medaille, dat lijkt mij ietsje evenwichtiger.

De heer Groot (PvdA):

Voor de goede orde: de btw wordt uiteindelijk niet betaald door de bedrijven, maar door de consument, de eindgebruiker. Ik erken voluit dat dit ook bij de bankenbelasting uiteindelijk het geval zal zijn; uiteindelijk zal dit gaan doorwerken in de tarieven die mensen voor hun kredieten moeten betalen. Alleen zijn bankdiensten nu wel relatief goedkoop en wat dat betreft kennen deze nu dus een voorsprong ten opzichte van andere sectoren. Dat kun je door de invoering van een compenserende bankenbelasting gelijktrekken.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik had het niet over de bankenbelasting, ik had het juist over de btw die de heer Groot noemde. Ik zei: wie is vrijgesteld, kan ook niet aftrekken. Hier zitten dus twee kanten aan. Bovendien, als je nu btw invoert, krijg je direct een lastenverhoging die naar de consument zal doorwerken; de heer Groot zegt dat zelf. Ik zie een stapeling van belastingmaatregelen. Hoe ziet de heer Groot dit?

De heer Groot (PvdA):

Zelfs als dit zou worden uitgebreid met andere vormen van belasting, zou je nog steeds kunnen spreken van een onderbelaste bankensector. Kijk bijvoorbeeld naar de assurantiebelasting, die verzekeraars moeten betalen. Het bedrijfsleven is niet de nettobetaler van btw, dat zijn de eindgebruikers.

Nu de koppeling van de bankenbelasting aan de bonussen voor bankiers.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik stel graag nog even een verhelderende vraag aan de PvdA. Hoor ik de PvdA nu voorstellen om, naast de verdrievoudiging van de bankenbelasting, btw te gaan heffen op de producten van banken?

De heer Groot (PvdA):

Nee, dat hoort u mij niet zeggen.

De heer Omtzigt (CDA):

Welke extra belasting bent u dan wel van plan om in te gaan voeren?

De heer Groot (PvdA):

Ik zou zeggen dat een bankenbelasting nog een redelijk intelligente imitatie is, die het gat kan opvullen dat ontstaat doordat banken geen btw betalen. Deze bankenbelasting moedigt banken aan tot veiliger financieren. Ik zou geen btw voor bankdiensten daarbovenop willen bepleiten.

De heer Omtzigt (CDA):

Is de PvdA dus van plan om extra belastingen in te voeren op de bancaire sector, of wil zij het hierbij laten?

De heer Groot (PvdA):

Dat is een discussie die ook in Europees verband wordt gevoerd. Belastingen als de Financial Transaction Tax hebben hun eigen merites, maar daarbij gaat het vooral om het ontmoedigen van flitskapitaal. Die discussie is nog gaande, maar ik ben niet de PvdA-woordvoerder daarvoor. Ik kan alleen zeggen dat ik voluit sta achter verdriedubbeling van de bankenbelasting zoals die nu is voorgesteld. Ik constateer dat het bankwezen ook dan nog een relatief onderbelaste sector is vergeleken met andere sectoren.

Voorzitter. Ik kwam te spreken over de koppeling van de bankenbelasting aan de bonussen voor bankiers. Daaraan is wat minder elegant vorm gegeven. Mijn partij is zelf bezig met een wetsvoorstel om de bonussen bij banken in brede zin terug te dringen. Eigenlijk is dat de beste weg. De CDA-fractie heeft een heel moedig initiatief gedaan. Mijn fractie wil niet het goede de vijand van het betere maken en steunt daarom dat amendement van harte.

Hoe elegant en goed doordacht ook, de nieuwe bankenbelasting leidt tot onbedoelde bijvangst. De heer Bashir sprak daarover ook al. Dat gebeurt in dit geval bij de Bank Nederlandse Gemeenten en de Waterschapsbank. Deze banken dragen hoe dan ook weinig bij aan het systeemrisico in het financieel stelsel, maar worden wel relatief zwaar aangeslagen door de bankenbelasting. De Bank Nederlandse Gemeenten heeft voorgesteld om kredieten die staatsgegarandeerd zijn in mindering te brengen op de grondslag van de bankenbelasting. Ik vraag de staatssecretaris wat hij van die gedachte vindt. Een aftrekpost voor risicoloze leningen maken dat de bankenbelasting beter gericht wordt op het doel, namelijk een prijs hangen aan risicovol bankieren. Van de andere kant gaat zo'n uitzondering ten koste van de eenvoud. Het versmalt de belastinggrondslag, ook voor particuliere banken, en het verzwaart de administratieve lasten. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij de voor- en nadelen weegt. Als de balans negatief uitvalt, is de staatssecretaris het dan met mij eens dat de aandeelhouders van BNG moeten worden gecompenseerd? Ik bedoel dan niet alleen de Staat als 50% aandeelhouder, want die krijgt al de hele opbrengst van de bankenbelasting, maar de gemeenten. Die worden toch al heel zwaar aangeslagen door dit kabinet. Kortom, is de staatssecretaris bereid om in het kabinet af te spreken dat de gemeenten gecompenseerd worden voor de lage dividenduitkering die zij als gevolg van de bankenbelasting zullen ontvangen van de BNG?

Voorzitter. Ik heb nog een paar technische vragen. Een aantal daarvan is al gesteld en die kan ik dus overslaan. Ik had hetzelfde punt als de heer Omtzigt: het gevaar van de dubbele belastingheffing. Ik noem daarbij ook het gevaar van ongelijke belastingheffing. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, worden buitenlandse vestigingen van Nederlandse banken in het buitenland wel belast terwijl Nederlandse dochters van buitenlandse banken in Nederland niet worden belast. Ik zeg de heer Omtzigt na dat dat leidt tot een ongelijk speelveld van banken op eenzelfde markt. Het lijkt mij ook strijdig met het Nederlandse fiscale beginsel van kapitaalimportneutraliteit, zoals wij dat in het fiscale verdragsbeleid hebben. Moet het niet precies andersom? Moeten wij niet alle banken die in Nederland actief zijn belasten en alle banken die in het buitenland actief zijn vrijstellen als daarom wordt gevraagd?

Ik kom ten slotte te spreken over de belastingvrije voet van 20 mld. Ik sluit mij aan bij de vragen die daarover gesteld zijn door onder meer de heer Van Vliet, de heer Braakhuis en de heer Bashir. Ik hoor graag wat bij verschillende belastingvrije voeten de administratieve lasten zijn bij uitvoering van de bankenbelasting en wat de consequenties zijn voor de budgettaire opbrengst als de doelmatigheidsvrijstelling naar beneden zou worden bijgesteld. Ik hoor daarop graag morgen een reactie van de staatssecretaris.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dit was de eerste termijn van de Kamer van het debat inzake de Wet bankenbelasting. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. Ik wens hem veel inspiratie toe bij het bedenken van de antwoorden. Wij gaan daarnaar morgenmiddag om 15.00 uur luisteren. Ik heb de hele week gelobbyd bij mevrouw Verbeet om hier morgen ook weer te mogen zitten om 15.00 uur, dus ik ben daarbij.

De vergadering wordt van 18.59 uur tot 20.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Hijum

Naar boven