3 Vragenuur

Vragen van het lid Monasch aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht over de rechterlijke uitspraak dat de Belastingdienst geen informatie van huurders mag geven aan woningcorporaties en andere huisbazen.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. De klopjacht op de huurders door dit kabinet, met de steun van D66, lijkt onbegrensd. Maatregel na maatregel is erop gericht om de huren van huurders te verhogen, niets lijkt te dol: € 120 per maand erbij en, als het moet, dan zelfs maar gluren voor de huren; de gluurverhoging van 5%.

Gluren voor de huren dus. Na de stiekeme opnames van Eyeworks in het VU medisch centrum is het kabinet nu, samen met D66, in zijn eigen soapdrama terechtgekomen. Zonder wettelijke grondslag wil dit kabinet, samen met D66, de privacy van tienduizenden burgers schenden. Gelukkig leven we in een rechtsstaat. Dat betekent dat de overheid niet zomaar kan meekijken in het leven van anderen. Het kabinet en D66 zijn afgelopen vrijdag door de rechter op hun nummer gezet. Ik citeer de rechtbank: "Het ontheffingsbesluit van dit kabinet kan de toets aan de Wet bescherming persoonsgegevens niet doorstaan". Zelfs het wetsartikel waarop het ontheffingsbesluit is gebaseerd biedt onvoldoende grondslag, aldus de rechter. De rechter laat dit kabinet dus alle hoeken van de rechtsstaat zien. En alsof het nog niet duidelijk was, stelt de rechter: "De ontheffing van het kabinet is in strijd met de wet en de verstrekking aan de eisende huurders is onrechtmatig".

Ik heb de volgende vragen over deze gluurverhoging aan de minister. Is de minister er inmiddels van overtuigd dat deze gegevens nooit hadden mogen worden verstrekt en dat dit onmiddellijk dient te stoppen? Is de minister, conform de uitspraak van de rechtbank, voornemens om de betrokken verhuurders te berichten dat de reeds verstrekte belastinggegevens niet hadden mogen worden verstrekt? Tot slot heeft de staat geen dwangsom opgelegd gekregen omdat, zo stelt de rechter, "in de regel vonnissen door de staat worden nagekomen". Is de minister voornemens om deze uitspraak na te komen en wat betekent dit voor de invoering van deze wet?

Minister Spies:

Voorzitter. Het zal u niet verrassen dat de uitspraak die de rechter in kort geding afgelopen vrijdag deed, door het kabinet als een tegenvaller wordt ervaren in de aanloop naar de mogelijkheid om de huren per 1 juli aanstaande met 5% te verhogen voor mensen met een huishoudinkomen hoger dan € 43.000. Tegelijkertijd zien wij ons met deze uitspraak geconfronteerd. Dat betekent dat wij op dit moment alle prioriteit geven aan de verdere behandeling van het wetsvoorstel; wij hopen dus dat na de Tweede Kamer ook de Eerste Kamer het wetsvoorstel voortvarend in behandeling zal willen nemen. Het betekent ook dat wij afgelopen vrijdag het portaal hebben gesloten. Op de eerste vraag van de heer Monasch, of er is gestopt met de gegevensverstrekking, kan ik dus "ja" zeggen. In antwoord op zijn tweede vraag: de Belastingdienst zal deze week de betrokken verhuurders informeren over het feit dat deze informatie niet had mogen worden verstrekt. Mijn antwoord op zijn derde vraag is dat wij hopen dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel met dezelfde voortvarendheid zal willen behandelen als de Tweede Kamer dat heeft gedaan.

De heer Monasch (PvdA):

Een van de belangrijkste verhuurders in dit land, de koepelorganisatie van woningcorporaties Aedes, heeft gezegd dat door de uitspraak van de rechter en door het feit dat alle informatie nu moet worden vernietigd, de uitvoering van deze maatregel vóór 1 juli niet meer mogelijk is. Dat betekent dat de minister kan blijven doorjagen. Inmiddels is ze door de rechter teruggefloten, maar ook de belangrijkste verhuurders van dit land zeggen nu dat dit niet meer mogelijk is. Waarom doorgegaan op deze ingeslagen weg, en niet eerst de zorgvuldigheid betracht die nodig is om dit, als zij dit dan echt wil, volgend jaar eventueel opnieuw te bekijken? De rechter heeft de minister teruggefloten. De belangrijkste uitvoerders zeggen dat dit niet meer uitvoerbaar is dit jaar. Waarom nu geen pas op de plaats maken en zorgvuldig verdergaan?

Minister Spies:

Dat is precies wat het kabinet voor ogen staat: zorgvuldig verdergaan. Met de steun die wij van de Tweede Kamer hebben gekregen voor dit wetsvoorstel is voor ons de weg naar de Eerste Kamer vrijgekomen. Onze prioriteit is nu gelegen in de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Juist vanwege de zorgvuldigheid kan en wil ik niet vooruitlopen op mogelijke data van inwerkingtreding.

De heer Monasch (PvdA):

In haar beantwoording gaat de minister heel gemakkelijk voorbij aan het feit dat zij een enorme tik op haar vingers heeft gekregen. De rechtbank heeft gewoon gezegd dat dit een schending van de privacy is, dat dit de toetsing aan de Wet bescherming persoonsgegevens niet kan doorstaan. De minister had dit dus niet mogen doen, handelt in strijd met de wet en verleent gegevens die onrechtmatig zijn. Vervolgens zegt de belangrijkste uitvoerder: doe het nu niet, want dit is onuitvoerbaar; dit wordt zo'n race tegen de klok dat daar nog meer onzorgvuldigheid op volgt. Is het dan niet verstandig en zou het de minister dan niet sieren om te zeggen: deze haast is ons slecht bekomen en de spoed zal nog slechter uitpakken, stop er nu mee en ga het eerst allemaal zorgvuldig bekijken? De rechter heeft haar immers op de vingers getikt, alle partijen die het voornemen hebben gesteund, zijn alle hoeken van de rechtsstaat in gejaagd, als ik goed naar het besluit kijk. Luister naar de uitvoerders! Dit is op deze manier op zo'n korte termijn niet uitvoerbaar.

Minister Spies:

Ik heb eerder al gezegd, in antwoord op de eerste twee vragen die de heer Monasch heeft gesteld, dat wij afgelopen vrijdag gestopt zijn met de gegevensverstrekking. Ik heb ook aangegeven dat we conform het vonnis van de rechtbank de betrokken verhuurders op zo kort mogelijke termijn zullen informeren. Daarmee respecteren we dus de uitspraak die de rechter in kort geding heeft gedaan, zoals dat ook behoorlijk is. Daarmee blijkt ook de veronderstelling terecht te zijn die in het vonnis staat, dat er geen dwangsom nodig is. Wij geven gehoor aan de uitspraak van de rechter, maar het zal de heer Monasch toch ook niet verwonderen dat een wetsvoorstel dat in meerderheid door de Tweede Kamer is aanvaard, nu door de regering aan de Eerste Kamer wordt aangeboden. Afhankelijk van de voortgang van de behandeling in de Eerste Kamer zullen we bezien op wat voor manier en op wat voor termijn het wetsvoorstel geëffectueerd kan worden, als de Eerste Kamer het in meerderheid steunt.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Er ligt rechtspraak. Ik wil heel graag het volgende van de minister weten. Hoe gaat de minister garanderen dat alle verklaringen die tot nu toe zijn uitgegeven, vernietigd zullen worden en dat de huurders erop aan kunnen dat ze inderdaad vernietigd zijn?

Minister Spies:

In het wetsvoorstel zitten – daar hebben we uitvoerig over gedebatteerd toen we het wetsvoorstel behandelden – voorzieningen die erop toezien dat de verklaringen vernietigd moeten worden. Verklaringen die tot op heden zijn verstrekt, kunnen dus ook niet gebruikt worden als motivering om een huurverhoging tot 5% aan te zeggen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Dan is de vraag of die gegevens nu echt vernietigd worden. De tweede vraag is of de minister bereid is om nader advies te vragen aan het College bescherming persoonsgegevens.

Minister Spies:

Wij hebben al advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens. We hebben op basis daarvan het wetsvoorstel aangepast. Het ligt niet in ons voornemen om nog een keer advies te vragen aan het College bescherming persoonsgegevens.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. 1 februari is de minister via de Belastingdienst begonnen met het schenden van de privacy en het verstrekken van privacygevoelige gegevens via de Belastingdienst, zonder dat daar een wettelijke basis voor was. In februari heb ik de minister gevraagd: wilt u hier alstublieft mee stoppen? Nee, zei de minister, dit kan allemaal. De rechter zegt nu dat de minister onrechtmatig gehandeld heeft. Ik heb al gezegd dat dit onbehoorlijk bestuur is. Wil de minister hier dan op zijn minst excuses voor maken aan al die huurders?

Minister Spies:

Ik heb aangegeven dat wij het vonnis van de rechter in kort geding respecteren. Ik sluit niet uit dat er in het vervolg nog een heel juridisch dispuut over artikel 67, lid 3, van de Algemene wet op de rijksbelastingen zal plaatsvinden, maar ik heb heel nadrukkelijk aangegeven dat wij zullen doen wat de rechter heeft bepaald.

De voorzitter:

Dan dank ik de minister. De volgende vraag is eveneens aan haar gericht.

Naar boven