8 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 maart 2012 over de Landbouw- en Visserijraad.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie welkom.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. "Maar wat wilt u dan precies?" Dat vroeg de staatssecretaris in het algemeen overleg nadat ik namens onze fractie had gezegd dat het nodig is om de artikelen 106 en 114 van de Integrale Marktordening te wijzigen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorstel van de Europese Commissie voor het landbouwbeleid na 2013 is om in de Integrale Marktordening de mogelijkheid op te nemen om in alle sectoren producentenorganisaties te kunnen oprichten;

overwegende dat het kabinet uitspreekt dat zowel het plannen van productie als het investeren in duurzaamheid door middel van onderzoek of via het gebruik van natuurlijke hulpbronnen versterking verdient;

verzoekt de regering, zich in te zetten om aan de artikelen 106 en 114 van de Integrale Marktordening (Verordening EC 1234/2007) toe te voegen dat "erkende producentenorganisaties" een faire en redelijke producentenprijs met inbegrip van kosten door investeringen in bijvoorbeeld milieu en dierenwelzijn kunnen bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 575 (21501-32).

De heer Van Bemmel (PVV):

Voorzitter. Nederland geeft heel veel geld uit aan de EU. Veel te veel. Tegelijkertijd willen we ervoor zorgen dat, zolang deze situatie bestaat, er zo veel mogelijk van dat geld wordt teruggehaald, of beter gezegd: zeker wordt gesteld voor onze Nederlandse agrariërs, die als geen ander een bedrijf neerzetten dat qua duurzaamheid hoog scoort en die een toppresentatie leveren in Nederland qua kwaliteit. Excellentie moet je koesteren. We zullen daarom via de volgende motie de staatssecretaris vragen om zich tot het uiterste in te spannen om zo veel mogelijk deze gelden voor Nederland uit de eerste pijler zeker te stellen voor onze agrariërs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het GLB vanaf 2014 drastisch hervormd zal worden;

overwegende dat veel agrariërs er na 2013 fors op achteruit gaan, met een bedrijfstoeslag uit pijler 1 die in enkele gevallen met enkele tienduizenden euro's per jaar zal dalen;

verzoekt de regering om bij de onderhandelingen over het GLB zo min mogelijk in te leveren op de eerste pijler,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bemmel, Snijder-Hazelhoff, Koopmans en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 576 (21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat denkt de PVV dat Henk en Ingrid ervan vinden dat melkveehouders € 20.000, € 25.000 en soms wel € 60.000 per jaar op hun bankrekening gestort krijgen zonder dat ze daar iets voor hoeven te doen, terwijl Henk en Ingrid de broekriem aan moeten halen?

De heer Van Bemmel (PVV):

Mevrouw Ouwehand zegt dat melkveehouders er niets voor hoeven te doen. Dat vind ik heel bijzonder. Kijk eens hoe hard in deze sector wordt gewerkt. Deze sector heeft niet veel te zeggen over prijs en aantallen, want vaak gelden er quota. De sector is als geen ander bezig om een duurzaam product neer te zetten. Dat zou mevrouw Ouwehand toch moeten aanspreken, maar zij zegt alleen: ze hoeven er niets voor te doen. Mevrouw Ouwehand, hoe durft u?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik was in de veronderstelling dat Henk en Ingrid ook iedere dag hard werken. Zij krijgen alleen niet voor dat harde werken € 60.000 op hun bankrekening gestort uit Brussel via de Nederlandse belastingbetaler. Maar misschien vergis ik mij daarin.

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik hoorde geen vraag in dit geval. Henk en Ingrid werken inderdaad hard en kunnen elke cent goed gebruiken, maar we praten nu over een heel ander onderwerp. Dit debat gaat over hardwerkende ondernemers. Die moeten we koesteren in Nederland.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wettelijk beschermde term "scharrel" in de vleesveehouderij betekent dat de dieren de mogelijkheid hebben van uitloop naar buiten, terwijl diezelfde term in de legkippenhouderij betekent dat de dieren juist niet naar buiten kunnen, maar met negen kippen per vierkante meter mogen worden gehouden in een gesloten stal;

constaterende dat verwarring over de precieze betekenis van termen die worden gebruikt om dierlijke producten te kunnen onderscheiden naar de mate van dierenwelzijn onwenselijk is, zeker gelet op het regeringsbeleid waarin consumenten worden opgeroepen bij hun aankopen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen voor dierenwelzijn;

constaterende dat duidelijke informatie over de omstandigheden waaronder dieren gehouden worden een noodzakelijke voorwaarde is voor een dergelijke oproep;

van mening dat de benaming "schuurei" meer recht doet aan de omstandigheden waaronder leghennen in scharrelsystemen worden gehouden;

verzoekt de regering, zich in Brussel sterk te maken voor een verandering van de benaming "scharrelei" naar "schuurei",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 577 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie nieuwe visserijakkoorden wil sluiten met Kiribati en Madagaskar, wat betekent dat er Europees belastinggeld zal worden uitgegeven om Franse, Spaanse, Portugese en Britse vissers te laten vissen op tonijn en zwaardvisachtigen in de Stille en de Indische Oceaan;

constaterende dat met de voorgestelde visserijakkoorden bedreigde tonijnsoorten mogen worden gevangen en/of een belangrijk deel van de bijvangst zullen uitmaken;

constaterende dat jaarlijks veel zeevogels, haaien en zeeschildpadden het slachtoffer zijn van de visserij op tonijn en zwaardvis omdat zij vast komen te zitten aan de haken aan de "long lines", met een gruwelijke en lange doodsstrijd tot gevolg;

verzoekt de regering, zich te verzetten tegen de voorgestelde tonijnakkoorden tussen de Europese Unie en Kiribati en Madagaskar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 578 (21501-32).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de toezegging die hij in het algemeen overleg heeft gedaan om een overzicht van de kosten voor apurement van de afgelopen tien jaar aan de Kamer te sturen, met daarin het onderscheid tussen de boetes die te wijten zijn aan het systeem en de kosten die zijn ontstaan door subsidies aan ontvangers. We staan aan de vooravond van een besluit over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De landbouw moet vergroenen en het GLB speelt daarin een belangrijke rol. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de landbouw in de hele EU moet vergroenen en dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid hierin een belangrijke stimulerende rol moet spelen;

constaterende dat vergroening zo efficiënt en effectief mogelijk moet worden vormgegeven;

constaterende dat de Commissievoorstellen op dit moment vergroeningsmaatregelen bevatten die voor bepaalde lidstaten, waaronder Nederland, relatief inefficiënt zijn;

verzoekt de regering, zich in Brussel in te zetten voor het sturen op doelen en voor het opstellen van een keuzemenu aan maatregelen op basis waarvan lidstaten bij de Commissie een onderbouwd vergroeningsplan kunnen indienen, als voorwaarde voor de uitkering van GLB-gelden;

verzoekt de regering tevens, in dit kader ook te bespreken of en, zo ja, onder welke voorwaarden het collectief invullen van de vergroeningsopgave tot het keuzemenu kan behoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 579 (21501-32).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Aan de motie-Koopmans op stuk nr. 575 zitten meerdere complicaties. In de eerste plaats is het niet helemaal duidelijk wat wordt bedoeld. In de tweede plaats wordt gesproken over "kunnen bewerkstelligen". Je zou kunnen zeggen dat de bevoegdheden die nu in de artikelen 106 en 114 aan de producentenorganisaties zijn toegekend al in deze richting gaan. Ik vraag me ook af hoe zich dit verhoudt tot de mededingingswetgeving. Ik verzoek de indiener de motie aan te houden teneinde ons in de gelegenheid te stellen de precieze formulering nader te beoordelen, met name op punten van mededinging.

De heer Koopmans (CDA):

De bedoeling van deze motie is juist om die regelgeving op het punt van mededinging door middel van deze aanpassing van de marktordening aan te passen. Want zo blijven we in een, waarschijnlijk ook niet door de staatssecretaris bedoelde, cirkelredenering zitten. Een soort kip-eiredenering om het maar bij het onderwerp te houden.

Staatssecretaris Bleker:

Er is wetgeving van algemene aard, dat is zowel de Europese als nationale mededingingswetgeving. Hier gaat het om een verordening voor de marktordening specifiek voor de land- en tuinbouwsector. Ik vind dat ik de gelegenheid moet hebben om te beoordelen of datgene wat de heer Koopmans wenst, zich verhoudt tot de algemene mededingingswetgeving die in Europa en Nederland geldt. Ik wil daar op een constructieve manier naar kijken, maar kan er nu geen ja op zeggen.

De heer Koopmans (CDA):

De staatssecretaris weet wat de bedoeling is. Als hij met een positieve insteek kijkt naar de mogelijkheden die de nationale en Europese mededingingsregelgeving bieden om dit te doen, dan wil ik de motie wel aanhouden.

Staatssecretaris Bleker:

Prima.

De motie-Van Bemmel c.s. op stuk nr. 576 zie ik als ondersteuning van beleid. Het aannemen van de motie-Ouwehand op stuk nr. 577 ontraad ik. Het debat daarover hebben we eerder gevoerd. Het vervangen van de in Nederland goed bekende term "scharrelei" door "schuurei" maakt niet duidelijk waar het om gaat. Ook de term "schuurei" dekt niet de lading. Dus ik ontraad het aannemen van deze motie. Ik vind het gewoon geen goede motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Vindt de staatssecretaris het fair dat als het om dieren gaat die voor hun vlees worden gehouden de term "scharrel" wel betekent dat de ze naar buiten moeten kunnen, maar niet voor kippen die voor hun eieren worden gehouden? De term staat wel op de verpakking van eieren, maar er klopt niets van omdat deze kippen hun hele leven in een schuur of stal zitten. Ik vind de term "stalei" ook goed. Vindt de staatssecretaris de suggestie dat ze wel naar buiten kunnen terwijl dit niet het geval is, niet ook een beetje misleiding?

Staatssecretaris Bleker:

Volgens mij begrijpt de Nederlandse consument heel goed wat scharrelen inhoudt. Je kunt ook hier scharrelen, dus ook in een schuur. Volgens mij is dit voor mensen klip-en-klaar.

De voorzitter:

Als u dat hier doet, krijgt u wel last met de voorzitter.

Staatssecretaris Bleker:

Oh ja, sorry.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil de staatssecretaris in overweging geven dat het lastig scharrelt met negen kippen op een vierkante meter; dat is nauwelijks een A4-tje per dier. Er is in de maatschappij hierover veel gaande. Organisaties voeren campagnes. Wij maken duidelijk dat "scharrel" eigenlijk betekent "schuur". Er zijn ook ondernemers die dieren houden voor hun vlees en die dieren naar buiten laten gaan. Moet de staatssecretaris niet zelf een stap zetten om te voorkomen dat mensen denken dat een scharrelvarken dus ook een schuurvarken is? De staatssecretaris ziet toch ook het gevaar dat verwarring kan ontstaan?

Staatssecretaris Bleker:

Dit zijn tot nu toe gangbare, erkende en aanvaarde termen. Als de consument en de producent behoefte hebben aan een verduidelijking, dan moet die vooral daar plaatsvinden. Ik ben heel veel in schuren geweest met kippen en hoewel er veel kippen in één schuur zitten, heb ik zelf waargenomen, net als mevrouw Ouwehand, dat er desalniettemin wordt gescharreld. "Men" beweegt zich door de schuur. Ik ontraad de motie.

De motie-Ouwehand op stuk nr. 578 ontraad ik evenzeer. De argumenten daarvoor heb ik al in het eerder gevoerde debat genoemd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil nog even ingaan op de motie op stuk nr. 578. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij de visserijakkoorden nog zal toetsen aan de afspraken die daarover in de beheercommissies worden gemaakt. Wanneer verwacht de staatssecretaris de informatie daarover? Afhankelijk daarvan overweeg ik namelijk om de motie aan te houden.

Staatssecretaris Bleker:

Ik verwacht die informatie in de komende drie maanden te ontvangen. Als mevrouw Ouwehand deze motie wil aanhouden tot 1 juni, dan zou ons dat helpen. Dan hoop ik meer informatie te hebben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk daar nog even over na, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het noemen van een datum.

De heer Koopmans (CDA):

De staatssecretaris noemde de motie-Van Bemmel ondersteuning van beleid. In de wetenschap dat bij de VVD, vanwege een regel die daar wordt gehanteerd, dan vaak de neiging ontstaat zo'n motie niet te steunen, geef ik de staatssecretaris in overweging daar nog even over na te denken en er dan "oordeel Kamer" van te maken.

Staatssecretaris Bleker:

Als dat leidt tot meer steun, zal ik "oordeel Kamer" uitspreken voor alles waar de naam van mevrouw Snijder onder staat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik neem toch aan dat de staatssecretaris geen onderscheid tussen Kamerleden gaat maken, maar dat zal ik maar even laten passeren.

In de motie van mevrouw Ouwehand wordt ook gesproken over financiering met Europees belastinggeld. In de algemene overleggen heeft de staatssecretaris al eerder gezegd dat hij van mening is dat deze kosten moeten worden doorberekend aan de sector. Denkt de staatssecretaris dat ook daarover al binnen drie maanden meer duidelijkheid is?

Staatssecretaris Bleker:

Nee.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wanneer kunnen wij daar wat meer over horen?

Staatssecretaris Bleker:

Dat is veel meer een zaak voor het eind van het jaar.

Ik ga in op de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 579. Als mevrouw Van Veldhoven mevrouw Snijder zou zijn geweest, dan zou ik "oordeel Kamer" hebben gezegd. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij zullen de moties voordragen voor stemming komende dinsdag.

In de tussentijd is er gebeld. Dat houdt in dat wij kunnen overgaan naar het volgende VAO.

Naar boven