6 VAO civielrechtelijke onderwerpen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 8 maart 2012 over civielrechtelijke onderwerpen.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Dit voortgezet algemeen overleg gaat onder meer over oneerlijke handelspraktijken. Die zijn bij iedereen bekend: een aanbieding van een krant voor twee weken, die een abonnement voor onbepaalde tijd wordt; jongens die aan de deur komen met de prachtigste aanbiedingen voor energie, die niet zo blijken te zijn. De burger in Nederland is daartegen slecht beschermd. Het strafrecht biedt ook geen soelaas. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek heeft gedaan naar wetgeving in België over sancties op oneerlijke handelspraktijken;

constaterende dat de regering geen meerwaarde ziet in een nieuwe punitieve sanctie, zoals geregeld in Belgische wetgeving, in het civiele recht ten gunste van de consument die slachtoffer is geworden van oneerlijke handelspraktijken;

overwegende dat consumenten die een overeenkomst hebben gesloten onder invloed van oneerlijke handelspraktijken, onvoldoende bescherming genieten;

overwegende dat het vanuit het belang van eerlijke concurrentie, een gelijk speelveld en preventie gewenst is;

roept de regering op, de wet zo aan te passen dat bij een overeenkomst die onder invloed van een oneerlijke handelspraktijk (OHP) tot stand is gekomen, voor de consument automatisch het recht ontstaat de overeenkomst ongedaan te maken;

roept de regering tevens op, hiertoe voor 1 juli 2012 het initiatief te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (32320).

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Ik kan kort zijn over dit algemeen overleg. We hebben een goed algemeen overleg gevoerd over de civielrechtelijke onderwerpen. Ik heb daarvan al eerder gezegd dat die eigenlijk de ruggengraat vormen van onze samenleving, zonder dat we dat weten. Ik wil hier nog even gezegd hebben dat ik erg blij ben met de toezegging van de minister dat hij een brief zal schrijven over de claimcultuur in Nederland, mede naar aanleiding van een aantal losstaande wetsvoorstellen die wij hier behandelen. Als je die bij elkaar schuift, heeft de VVD-fractie de overtuiging dat er enige angst kan zijn dat we langzamerhand richting – wat je populair zou kunnen noemen – "Amerikaanse toestanden" schuiven. Ik ben er dus zeer verheugd over dat die brief komt. Ik hoop ook dat de minister die brief met enige snelheid naar de Kamer zal kunnen sturen.

Voor het overige merk ik op dat de heer Recourt in het AO al gesproken heeft over de grondslag van zijn motie. Ik vraag mij af of er eigenlijk wel een probleem is. De heer Recourt moet mij er nog van overtuigen dat er een probleem is dat met zijn motie wordt opgelost. Tot op heden is de VVD-fractie niet overtuigd van dat probleem.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. In dat geval stel ik een vraag aan de heer Van der Steur. Ik ken de VVD als een partij die een gelijk speelveld voor ondernemers nastreeft. Ik heb Wikipedia er eens op nageslagen en op die website staat een lijst voorbeelden. Een product wordt aangeprijsd voor € 15, bijvoorbeeld een DVD, maar als het wordt opgestuurd, dan blijkt de prijs te zijn opgelopen tot € 25 vanwege allerlei bijkomende kosten. Ik heb net al het voorbeeld genoemd van het proefabonnement dat op straat wordt aangeboden. Ook kan iemand ten onrechte beweren dat hij lid is van een branchevereniging met allerlei garanties. Ik noem de piramideachtige constructies waarbij men een product moet kopen en tegelijkertijd nieuwe klanten moet aanbrengen om een prijs te winnen. In feite is dat natuurlijk geen prijs maar koopt iemand een product onder verkeerde voorwaarden. Zo zijn er nog zes voorbeelden genoemd die wij allemaal kennen. Ik neem aan dat de VVD die oplichters niet hun gang wil laten gaan.

De heer Van der Steur (VVD):

Als de heer Recourt de suggestie doet dat de VVD-fractie vindt dat oplichters hun gang moeten gaan, dan is hij echt aan het verkeerde adres. Hij weet dat ook als geen ander. Ik heb Wikipedia niet nodig om de heer Recourt erop te wijzen dat voor alle problemen die hij zojuist schetst ofwel wetgeving bestaat ofwel jurisprudentie omdat de rechter uitspraken heeft gedaan over dat soort problemen. De vraag is dan ook of het huidige instrumentarium van de wet afdoende is om de problematiek die er volgens de heer Recourt is – waarvan hij aanvankelijk niet kon zeggen waar die precies ligt maar waarin hij inzicht biedt met behulp van Wikipedia – het hoofd te bieden. Het lijkt mij verstandig dat de heer Recourt mij voor de stemming over de motie laat weten wat nu echt het probleem is dat hij zo graag wil oplossen.

De heer Recourt (PvdA):

De heer Van der Steur weet net zo goed als ik dat het strafrecht slechts soelaas biedt in een zeer klein aantal zaken die vooral handelspraktijken betreffen. Die betreffen niet de bescherming van de consument. Die moet dus naar de civiele rechter stappen. Daar moet hij binnenkort waarschijnlijk eerst enorm veel betalen aan griffierechten. Los daarvan zal het waarschijnlijk gaan om "dwalen". Voordat dat aangetoond is, zijn betrokkenen veel moeite en geld verder. Wij kunnen het de consument een stuk gemakkelijker maken in zaken waarin het vaststaat dat sprake is van een vorm van zwendel.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat de heer Recourt op een aantal punten niet helemaal volledig is. Het Burgerlijk Wetboek 7 over koop en ruil biedt andere en meer mogelijkheden dan de heer Recourt nu doet voorkomen. Bovendien hebben wij daarvoor ook de Consumentenautoriteit waarover ik de heer Recourt nog niet heb gehoord. Ik stel voor om dat debat nog eens te voeren onder het genot van een kopje thee, zoals bij de heer Recourt en zijn partij gebruikelijk is. Wie weet komen wij dan nog tot een vergelijk.

De voorzitter:

U haalt mij de woorden uit de mond. Dank u wel.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun vragen. Ik begin met mijn beantwoording bij de heer Recourt. Wij hebben in het AO natuurlijk uitgebreid over zijn punt gesproken. Ik begrijp uit zijn motie dat hij zich afvraagt of de consument voldoende beschermd is tegen oneerlijke handelspraktijken en of die voldoende middelen heeft om zijn recht heeft. Ik beantwoord die vraag bevestigend. Met de Wet oneerlijke handelspraktijken zijn nieuwe mogelijkheden voor consumenten geïntroduceerd. Consumenten kunnen bijvoorbeeld schadevergoeding eisen, hun bewijspositie is verbeterd en zij kunnen van de overeenkomst afkomen door deze te vernietigen. Die laatste mogelijkheid hadden zij overigens al. Ik kan het natuurlijk ook concreet aangeven. In het AO heb ik begrepen dat de heer Recourt graag een extra onderzoek wil. Er is een evaluatie gaande van de Europese Commissie. Deze moet inzicht bieden in de wijze waarop de verschillende lidstaten van de Europese Unie de richtlijn oneerlijke handelspraktijken in nationale wetgeving hebben omgezet. Aandachtspunten zijn onder meer de wijze van handhaving en de beschikbare rechtsmiddelen van de consument. Het is ook belangrijk om dat af te wachten, maar in die termen moet ik de motie van de heer Recourt ontraden.

De heer Recourt (PvdA):

Dank aan de minister voor de toezegging van de evaluatie, waarin ook dit onderwerp weer aan de orde komt. Je kunt nu al vaststellen dat de consument erbij gediend is, ook in het kader van de preventieve werking, als oneerlijke aanbieders weten dat ze de overeenkomst meteen kunnen vernietigen als de Consumentenautoriteit zegt: nee, dat is oneerlijk. Dat scheelt de consument een hoop. Hij hoeft dan immers geen aparte procedure te beginnen. Het werkt ook naar voren. Dit soort praktijken komt dan minder vaak voor. Mijn vraag blijft: waarom maken we het de consument niet makkelijker dan het geval is nu er in alle gevallen een procedure gestart moet worden?

Minister Opstelten:

Dat vinden wij ook terecht. In het punt van de oneerlijke handelspraktijken zit natuurlijk een enorme bescherming van de consument. Bewijsrechtelijk is het voordeel dat de bewijspositie is verbeterd. Men kan al vragen om vernietiging van de overeenkomst. Dat vinden wij voldoende bescherming tegen oneerlijke handelspraktijken. Dat wijst de praktijk ook uit. Daarna is er publiek toezicht door de Consumentenautoriteit en die posities moeten we niet door elkaar gaan halen.

Ik dank de heer Van der Steur voor zijn woorden. Ik heb al toegezegd dat er een brief komt waarin dat allemaal goed op een rijtje wordt gezet. We zijn natuurlijk druk bezig. Die brief komt er uiterlijk 1 mei aanstaande of zo veel eerder als mogelijk is. Wij erkennen het belang daarvan. Ik noem vier punten die daar zeker in zullen staan: 1) de omgang met bedrijven die claims opkopen, 2) de eisen die je kunt stellen aan stichtingen die voor gedupeerden opkomen, 3) hoe je collectieve schadevergoedingen in goede banen kunt leiden – in sommige landen werkt men met een schadevergoedingsplan van de partijen zelf – en 4) de procesrechtelijke aspecten die belangrijk zijn, bijvoorbeeld hoe de rechter omgaat met de bevoegdheidsvraag bij internationale claims. Het lijstje is niet uitputtend, maar deze punten komen zeker in de brief aan de orde.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende motie wordt volgende week dinsdag gestemd.

Naar boven