22 Prostitutie en mensenhandel

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 november 2011 over prostitutie en mensenhandel.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik zal het kort houden, want wij hebben reeds een algemeen overleg over dit onderwerp gehad. Toen zijn van weerszijden de nodige argumenten aangevoerd. De minister heeft ook een toezegging gedaan over de opvang van slachtoffers van mensenhandel. Hij komt in februari met een brief in dat kader. Mijn moties beperken zich dus tot de onderwerpen waarover wij het niet helemaal met elkaar eens werden. Mijn eerste motie gaat over een meldpunt voor slachtoffers voor mensenhandel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het signaleren van misstanden in de prostitutie- en horecabranche, de privéhuishouding en de bouwsector en agrarische sector essentieel is voor de bestrijding van mensenhandel;

constaterende dat slachtoffers van mensenhandel hoge drempels ervaren om naar de politie te gaan en dat de aangiftebereidheid laag is;

van mening dat een effectieve aanpak van mensenhandel valt of staat met de bereidheid van slachtoffers om aangifte te doen;

van mening dat voor de behandeling van aangiftes door slachtoffers van mensenhandel specifieke kennis bij de politie nodig is;

van mening dat het doen van aangifte valt of staat met het melden van misstanden;

constaterende dat het op dit moment ontbreekt aan een landelijk, laagdrempelig meldpunt;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat op korte termijn een laagdrempelig landelijk meldnummer voor slachtoffers van mensenhandel wordt geïntroduceerd dat 7 dagen per week en 24 uur per dag bereikbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (28638).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de opsporingsdiensten van de Amsterdamse zedenpolitie schatten dat meer dan de helft van de prostituees op de Wallen gedwongen aan het werk is en dat in Amsterdam 59 fte van de politiecapaciteit moet worden ingezet voor animal cops;

van mening dat deze capaciteit beter kan worden gebruikt voor de bestrijding van ernstige misdrijven, zoals mensenhandel;

verzoekt de regering, de beschikbare politiecapaciteit van 59 fte niet alleen in te zetten voor animal cops in Amsterdam, maar ook beschikbaar te stellen voor de bestrijding van mensenhandel en andere ernstige misdrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (28638).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de drempels voor slachtoffers van mensenhandel om aangifte te doen hoog zijn en dat de ondersteuning van genoemde slachtoffers verbeterd moet worden omdat een aangifte grote gevolgen kan hebben voor de veiligheid van slachtoffers;

van mening dat een valse aangifte teneinde de verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel te misbruiken, waar mogelijk dient te worden vervolgd;

van mening dat de aangekondigde maatregel om misbruik van de verblijfsvergunning voor slachtoffers van mensenhandel tegen te gaan er niet toe mag leiden dat de aangiftebereidheid van de slachtoffers van mensenhandel omlaag gaat;

verzoekt de regering, te garanderen dat de drempels voor slachtoffers van mensenhandel niet zullen worden vergroot door de aangekondigde maatregel om misbruik van de verblijfsvergunning tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (28638).

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de brief in dit kader die ik vandaag mocht ontvangen. Wat de PVV betreft moeten misbruik en gedwongen prostitutie keihard worden aangepakt. Sociaal waar het kan en hard waar het moet, is ons motto. Daarom dien ik de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veelvuldig misbruik wordt gemaakt van de B9-regeling;

overwegende dat de B9-regeling er is ten behoeve van het strafrecht en thans te vaak wordt misbruikt als een middel om een verblijfstitel te verkrijgen;

overwegende dat in Nederland de verplichting bestaat, de B9-regeling bij de geringste aanwijzing onmiddellijk aan te bieden, terwijl internationaal zulks pas hoeft indien er gegronde redenen bestaan;

overwegende dat dit een aanzuigende werking kan hebben en misbruik zoals het doen van valse aangifte in de hand kan werken;

overwegende dat er mede hierdoor een schrijnend tekort aan opvangplekken voor echte slachtoffers van mensenhandel is;

overwegende dat professionals, zoals gecertificeerde mensenhandelrechercheurs, goed in staat zijn om te beoordelen of er sprake is van gegronde redenen en voldoende opsporingsindicatie;

verzoekt de regering, de B9-regeling zodanig aan te passen dat deze pas dient te worden aangeboden als er gegronde redenen voor zijn, waardoor misbruik wordt tegengegaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (28638).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de evaluatie is gebleken dat er een duidelijk gebrek is aan goede afspraken vooraf over de invulling van de RUPS-subsidie, registratie van de deelnemers en voorwaarden tot deelname;

overwegende dat de RUPS een kostbaar en tevens waardevol instrument is om prostituees te laten uitstappen;

overwegende dat alle samenwerkingsafspraken met de hulpverlenende instanties, alsmede resultaatafspraken, altijd schriftelijk vastgelegd dienen te worden;

constaterende dat er geen deugdelijke administratie heeft plaatsgevonden betreffende instroom, doorstroom en uitstroom;

overwegende dat door een deugdelijke administratie een noodzakelijke onderlinge afstemming tussen de projecten bereikt kan worden;

verzoekt de regering, geen subsidies meer te verstrekken als er geen duidelijke, schriftelijke afspraken zijn waarop een organisatie kan worden afgerekend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (28638).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Onze fractie heeft tijdens het algemeen overleg een actieplan aangeboden. Daarin staan een aantal punten waar wij nog een reactie van de minister op krijgen. Wij wachten die reactie af. Ik vraag de minister wel of wij die reactie wat eerder dan in maart kunnen krijgen, zoals hij in het algemeen overleg aangaf. Een reactie in maart vinden wij namelijk enigszins laat. Het zou heel fijn zijn als hij dat kan toezeggen.

Ik heb drie moties voorbereid en die dien ik graag in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een wachtlijst is voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel en loverboys;

overwegende dat de vraag met de aankomende verhoging van de minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar eerder zal toenemen dan afnemen;

overwegende dat met de bestaande wachtlijst het risico bestaat dat deze slachtoffers ongewild weer in de prostitutie belanden, zelfs nadat zij zich bij de politie hebben gemeld;

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke capaciteit minimaal nodig is om minderjarige en volwassen slachtoffers van loverboys en mensenhandel daadwerkelijk direct een veilige omgeving te kunnen bieden, hoe die capaciteit gerealiseerd kan worden, en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Arib en Berndsen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (28638).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verschillende lokale en nationale meldpunten zijn voor slachtoffers van loverboys en mensenhandel;

overwegende dat het bestrijden van mensenhandel een prioriteit is van de regering en dat een effectieve signalering en bestrijding van mensenhandel gebaat is bij een duidelijk meldpunt;

overwegende dat het na de inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie voor de GGD en de Kamer van Koophandel duidelijk moet zijn waar zij met meldingen van misstanden in de prostitutie en signalen van mensenhandel terechtkunnen;

verzoekt de regering, te komen tot een duidelijk meldpunt mensenhandel voor meldingen van misstanden in de prostitutie en signalen van mensenhandel, en de Kamer hierover in het voorjaar van 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (28638).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Roemenië, Bulgarije en Hongarije nog altijd bronlanden van prostitutiegerelateerde mensenhandel zijn;

constaterende dat uit onderzoek naar de prostitutiebranche in Amsterdam blijkt dat de grootste groep prostituees die gedwongen in de prostitutie werkt, afkomstig is uit de Oost-Europese landen Hongarije, Roemenië en Bulgarije;

verzoekt de regering, zich actiever in te zetten voor slachtoffers van mensenhandel uit Roemenië, Bulgarije en Hongarije, bijvoorbeeld door in te zetten op het delen van expertise, ontwikkeling van preventieprogramma's en uitstapprogramma's en in te zetten op veilige begeleiding richting thuislanden, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (28638).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Wij hebben in het algemeen overleg uitvoerig over belangrijke punten gesproken, met name over preventie. Daarbij zouden de ambassades een duidelijke rol moeten krijgen. Dat idee heeft mijn collega Henk Jan Ormel ook geopperd bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken. Wij hebben onze zorgen over uitstapprogramma's gedeeld en daarop horen wij graag de reactie van de minister. Wij hebben ook gesproken over de noodzaak om tot extra slachtofferbescherming te komen, met name in gerechtsgebouwen, en over de uitbreiding van het spreekrecht. Wij hebben de minister ook gevraagd wanneer de straffen eindelijk omhoog gaan. Wij kwamen tevens te spreken over de noodzaak tot intensivering van de loverboyaanpak. De CDA-fractie heeft goede antwoorden van de minister gekregen en zal hem heel nauwlettend blijven volgen op dit dossier. Wij hebben nog één aandachtspunt. De heer Van der Steur zal daar zo dadelijk een motie over indienen waaronder ook onze handtekening staat.

Mevrouw Berndsen (D66):

Voorzitter. Tijdens het AO Mensenhandel heb ik de positie van Huize Alexandra in Almelo, een van de slechts twee deskundige instellingen in Nederland waar meisjes worden opgevangen die specifiek te maken hebben gehad met ernstig grensoverschrijdend seksueel gedrag en die slachtoffer zijn van pooierboys. Ik heb hierover ook schriftelijke vragen gesteld, maar meen nu een motie te moeten indienen vanwege het spoedeisende karakter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gesloten jeugdinrichting Huize Alexandra als een van de twee instellingen in Nederland gespecialiseerd is in de opvang en behandeling van slachtoffers van pooierboys;

constaterende dat Huize Alexandra, waar plaats wordt geboden aan 60 meisjes, wordt gesloten;

constaterende dat met de sluiting van Huize Alexandra de meisjes die slachtoffers zijn van pooierboys, naar een instelling worden overgebracht waar ook jongens gehuisvest zijn, wat zich niet goed verhoudt met een behandeling van meisjes die te maken hebben gehad met grensoverschrijdend seksueel gedrag;

verzoekt de regering, vanuit het belang van adequate slachtofferzorg en opvang de sluiting van Huize Alexandra in Almelo ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen, Schouten en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (28638).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vind dit op zich een heel sympathieke motie, maar heb toch een vraag. Is mevrouw Berndsen het met mij eens dat het juist ook heel belangrijk voor deze meiden kan zijn om opnieuw om te kunnen gaan, ook in de samenleving, met jongens die druk uitoefenen? Het is toch juist onderdeel van de behandeling om dat een plek te geven? Zo kennen wij de jeugdinrichtingen. Natuurlijk staat veiligheid voorop, maar dit aspect mogen wij ook niet vergeten. Hoe denkt mevrouw Berndsen daarover?

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik kan mij voorstellen dat dit in de loop van de behandeling zou kunnen plaatsvinden, maar als zelfs onze Nationaal Rapporteur Mensenhandel dit aanmerkt als een heel slechte ontwikkeling, ga ik af op haar expertise op dit gebied. Ik denk dat de meiden die in het beginstadium verkeren en ernstig getraumatiseerd zijn, echt nog een aparte behandeling behoeven.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Ik kan namens de VVD-fractie het standpunt onderschrijven dat wij een goed algemeen overleg met de minister hebben gehad over de aanpak van prostitutie en mensenhandel. Wij hebben gezien dat de minister dezelfde prioriteiten heeft als de Kamer. Hij wil een keiharde en effectieve aanpak van deze vreselijke vorm van uitbuiting. Nadien is gebleken dat er nog een slag kan en moet worden gemaakt in de strijd tegen de illegale en vaak gedwongen prostitutie in de Chinese en Thaise massagesalons. Wij hebben begrepen dat deze prostitutie vaak plaatsvindt op basis van misbruik van studentenvisa. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gebleken is dat met name uit China vrouwen op een studentenvisum naar Nederland komen en vervolgens lijken te verdwijnen in de al dan niet gedwongen prostitutie in massagesalons;

constaterende dat dit misbruik van het studievisum en deze mensonterende praktijken krachtig dienen te worden bestreden;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de Arbeidsinspectie, de vreemdelingenketen en de onderwijsinstellingen meer samenwerken en gegevens uitwisselen om het misbruik van het studievisum en het misbruiken van mensen effectief aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Steur, Van Toorenburg en Arib. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (28638).

De heer Van der Steur (VVD):

Ik sluit af met de mededeling dat wij zeer benieuwd zijn, zoals mevrouw Van Toorenburg ook al zei, wanneer het wetsvoorstel om de strafmaat voor het misdrijf mensenhandel te verhogen, door de minister in de Kamer wordt aangeboden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik stel de leden voor om alleen bij door henzelf ingediende moties een korte interruptie te plegen, als daartoe de noodzaak bestaat.

Minister Opstelten:

Mijnheer de voorzitter. Dank aan de leden voor hun moties en interventies, die zeer gewaardeerd worden. Ik begin met de eerste motie van mevrouw Arib op stuk nr. 58 over een meldpunt voor mensenhandel. In het AO heb ik duidelijk als mijn standpunt laten weten dat daaraan als zodanig geen behoefte is. Het is sympathiek bedoeld, maar ik richt mij duidelijk op de politie. De politie is de eerst aangewezen instantie om mensenhandel aan te pakken. De politie is ook verplicht om conform de Aanwijzing mensenhandel van het Openbaar Ministerie bij elk serieus signaal van mensenhandel actie te ondernemen. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Arib (PvdA):

Het klopt dat de minister dit argument ook in het algemeen overleg heeft gebruikt. De reden voor deze motie is dat uit cijfers blijkt dat de aangiftebereidheid bij slachtoffers van mensenhandel laag is. Ze durven niet direct naar de politie te stappen. Daarvoor heb je laagdrempelige meldpunten nodig, zoals het Meldpunt Kinderporno of 144 Red een dier, dat 24 uur per dag voor dierenmishandeling beschikbaar is. Waarom niet iets dergelijks voor slachtoffers van mensenhandel?

Minister Opstelten:

Wij hebben in het AO ook de argumenten gewisseld. Het is duidelijk dat de politie steeds meer bekwaam en gekwalificeerd is om deze meldingen te ontvangen, door te sluizen en op de juiste plaats te brengen. Iets anders is dat wij de aangiftebereidheid moeten stimuleren, waarover wij ook hebben gesproken. Ik deel dat volledig met mevrouw Arib.

De motie-Arib op stuk nr. 59 gaat over de inzet van politie voor mensenhandel, voor de zorg voor prostituees. Dat is een heel belangrijk en ander ernstig misdrijf. Het kabinet, en ik ook, heeft in de prioriteiten gekozen voor dierenmishandeling. Er zal voldoende capaciteit komen en zijn voor de aanpak van mensenhandel, want die heeft ook landelijke prioriteit. Deze motie zal ik dus moeten ontraden.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik stel het op prijs als de minister ook argumenten geeft en niet zegt dat het prioriteit heeft, dat mensenhandel ook prioriteit heeft en dat hij de motie dus ontraadt. Dit is naar aanleiding van de oproep van Eberhard van der Laan, die zei dat er weinig capaciteit is voor de aanpak van mensenhandel en dat er 57 formatieplaatsen zijn voor animal cops, voor de caviapolitie. Wees daarin flexibel, zodat van de politiecapaciteit gebruik wordt gemaakt voor de aanpak van misstanden in de prostitutie.

Minister Opstelten:

Ik heb daarover natuurlijk een heel goed contact met de burgemeester van Amsterdam. Als het nodig is, zal ik met hem daarover spreken. Hij is een goede gesprekspartner. Ik heb van hem geen enkele notie gekregen dat hij niet gaat doen wat wij hebben afgesproken. Wat dat betreft is dat geen aanleiding om nog een uitspraak van de Kamer te vragen. Ik houd dus vast aan mijn mening dat ik deze motie moet ontraden.

De motie van mevrouw Arib op stuk nr. 60 breng ik, hoewel die anders is, in relatie met de motie van de heer Elissen op stuk nr. 61. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Ik heb hierover een brief aan de Kamer geschreven, die vandaag is gearriveerd. Met collega Leers zal ik zo snel mogelijk een onderzoek daarnaar doen. Ik hecht eraan om hierin zeer zorgvuldig te opereren. Ik wil zowel mevrouw Arib als de heer Elissen vragen om hun motie aan te houden totdat het onderzoek afgerond is en collega Leers en ik een conclusie hebben getrokken.

De voorzitter:

Wat is daarop uw antwoord?

De heer Elissen (PVV):

We kennen deze minister natuurlijk als zeer daadkrachtig. Dank ook voor de handreiking. Waar het hierbij in de kern om gaat, is dat het door minister Leers aangekondigde onderzoek zich met name zou moeten focussen op die gevallen waarin sprake is van misbruik van de regeling. Uit de werkbezoeken heb ik duidelijk het signaal gekregen dat er behoorlijk misbruik van wordt gemaakt. Mijn vraag aan deze minister is of hij de zaak flink wil bespoedigen zodat er op redelijk korte termijn duidelijkheid gaat komen over de omvang van dat misbruik zodat de plaatsen die nodig zijn voor de echte slachtoffers weer beschikbaar komen.

Minister Opstelten:

Ik heb dat net ook gezegd. Ik kan de heer Elissen dienen. Ik zal met collega Leers contact opnemen. Natuurlijk hebben we er beiden belang bij dat dit onderzoek er zo snel mogelijk is.

De heer Elissen (PVV):

Dan zou ik de minister tot slot willen vragen of hij een indicatie kan geven op welke termijn we moeten rekenen, of het bijvoorbeeld februari of maart wordt. In ieder geval mag ik hopen dat we niet richting medio 2012 gaan.

Minister Opstelten:

Nee. Collega Leers heeft in zijn brief medio 2012 genoemd. Ik zal eerst met hem overleg plegen en ik zeg u toe dat ik de conclusies van dat overleg aan de Kamer zal laten weten.

De voorzitter:

Betekent dat, mijnheer Elissen, dat u ingaat op de suggestie van de minister om de motie op stuk nr. 61 aan te houden?

De heer Elissen (PVV):

Dat betekent dat ik, deze minister kennende, op een redelijk korte termijn een indicatie verwacht van het tijdstip waarbinnen het onderzoek met betrekking tot het misbruik zal worden afgerond. Hangende dat antwoord, ben ik bereid de motie aan te houden.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. We hebben allebei vanuit twee totaal verschillende invalshoeken een motie ingediend,maar we zijn het wel eens over het aanhouden van de moties. Ik houd dus ook mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Arib stel ik voor, haar motie (28638, nr. 60) aan te houden.

Op verzoek van de heer Elissen stel ik voor, zijn motie (28638, nr. 61) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten:

Mijnheer de voorzitter. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 62 van de heer Elissen. De motie heeft een algemene strekking. Dus de motie als zodanig kan ik ondersteunen. Ik wil er nog wel het volgende aan toevoegen. Als ik met het rapport kom over de warme overdracht, zoals toegezegd, is daarin als zodanig niet sprake van het niet maken van afspraken. Die zijn zelfs heel specifiek en heel duidelijk gemaakt en dat zal blijken.

De heer Elissen (PVV):

Ik waardeer dat zeer van de minister. Die RUPS moet ook vooral zo blijven. Alleen, die gesprekken zouden wat mij betreft dan vooral moeten plaatsvinden met de burgemeesters van die gemeenten die nog steeds in gebreke blijven wat betreft de follow-up en de inbedding.

Minister Opstelten:

In het AO heb ik daarover ook richting mevrouw Schouten duidelijke toezeggingen gedaan en ook al eerder bij de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie. Die warme overdracht komt eraan. Ik zal erover rapporteren voor de stemmingen over de amendementen en de begroting.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd of de reactie op het actieplan van de ChristenUnie eerder gegeven kan worden dan maart 2012. Ja, mijn reactie zal er voor maart 2012 komen. Dus eerder. We zullen dat goed doen en dat bedoel ik ook buitengewoon serieus.

Mevrouw Schouten heeft een motie ingediend op stuk nr. 63 en die gaat over de capaciteit van de politie die ingezet moet worden voor de aanval op de mensenhandel en al dat soort zaken, althans zo heb ik de motie begrepen. Ik zie nu dat dit laatste niet het geval is. Misschien dat mevrouw Schouten mij dan kan helpen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ja, ik kan de minister helpen. De eerste overweging van de motie gaat over de capaciteit van de opvang van slachtoffers.

Minister Opstelten:

Ik vraag u om die motie aan te houden, omdat ik in het AO heb toegezegd dat ik voor 1 februari 2012 zal komen met een brief waarin staat op welke wijze wij de opvang structureel zullen organiseren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Als de minister kan toezeggen dat hij onderzoekt welke capaciteit nodig is, ben ik wel bereid om die motie aan te houden.

Minister Opstelten:

Ik zal precies aangeven dat in die brief zal staan hoe en op welke wijze enkele collega's en ik, zoals gezegd, de opvang voor deze kwetsbare mensen zullen gaan organiseren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dan houd ik de motie aan. Als de brief er ligt, kan ik altijd nog bekijken of het voldoende is.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (28638, nr. 63) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten:

Dan kom ik bij de motie-Schouten op stuk nr. 64. Deze motie heeft eigenlijk dezelfde strekking als die van mevrouw Arib, ook al ging die over een meldnummer. Het gaat hier om een apart meldpunt. Daar zijn wij geen voorstander van, want dat is een versnippering van zaken. Daarom ontraad ik die motie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb ook geconstateerd dat deze motie erg lijkt op die van mevrouw Arib, dus wij zullen die moties in elkaar schuiven. Ik trek deze motie in en zal mijn naam onder die van mevrouw Arib zetten. Ik ben het inhoudelijk ook niet eens met de argumenten van de minister, maar daarover heeft mevrouw Arib al genoeg gezegd.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Schouten (28638, nr. 64) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Opstelten:

Dan kom ik op de motie-Schouten op stuk nr. 65 over Roemenië en Bulgarije. Ik zal niet herhalen wat voor intensieve activiteiten wij daar plegen. Volgende week komt mijn collega van Bulgarije hier op bezoek om dat nog eens goed door te nemen. Ik denk dat er geen extra investeringen nodig zijn, aangezien wij buitengewoon actief bezig zijn, dus deze motie ontraad ik.

Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor haar interventies, maar zij heeft geen vragen gesteld.

Dan kom ik bij de motie-Berndsen c.s. op stuk nr. 66 over Huize Alexandra. Ik vraag om deze motie aan te houden, omdat wij ongelofelijk druk bezig zijn, samen met VWS, om binnen de jeugdzorg naar de opvang van de slachtoffers te kijken. De resultaten zijn begin 2012 bekend. Ik vraag mevrouw Berndsen en de andere ondertekenaars van de motie om dat af te wachten.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik wil de motie best aanhouden, maar ik heb een signaal willen geven over de ernst van de situatie. Ik hoop dat de minister hier samen met zijn collega, de staatssecretaris van VWS, naar wil kijken en ons begin volgend jaar informeert over de stand van zaken.

Minister Opstelten:

Dat zeg ik uiteraard toe, want anders zou ik het niet zo durven zeggen als ik nu heb gedaan. Natuurlijk zullen wij de positie van Huize Alexandra daarin meenemen. Dat is een onderdeel van dit onderzoek. Daarom vraag ik om de motie even aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Berndsen stel ik voor, haar motie (28638, nr. 66) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten:

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 67 van de heer Van der Steur over de Chinese massagesalons. Hij, mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Arib weten natuurlijk dat ik hier ook optreedt namens collega Leers; hem kennende zal hij dat zeker op prijs stellen. Dit is precies waarmee wij bezig zijn. Ik zal deze motie dus gaarne ondersteunen.

Over de voorstellen die al enige tijd geleden zijn gedaan over strafverhoging, is het advies van de Raad van State teruggekomen. Ik neem de Kamer mee in ons proces. Wij zullen met man en macht proberen om het wetsvoorstel, dat natuurlijk ook even langs het kabinet moet, nog dit jaar naar de Kamer te zenden. Het zou kunnen dat dit niet helemaal lukt; dan wordt het vlak na het kerstreces. Dan treffen de Kamerleden dit bij hun terugkeer als eerste aan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik bedank de minister buitengewoon voor de korte en heldere beantwoording. We zullen aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties.

Naar boven