7 Vragenuur

Vragen van het lid Ulenbelt aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over onveiligheid door taalproblemen bij werkzaamheden langs het spoor.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Uwazaj znajduje sie pociag. Wat zou de minister doen als hij dit hoorde?

De voorzitter:

Was dit uw vraag?

De heer Ulenbelt (SP):

Ja.

Staatssecretaris De Krom:

Voorzitter. Dank voor de vraag van de heer Ulenbelt. Het antwoord is: ik heb geen idee wat hij zegt.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is nu precies het probleem. Ik zei: pas op, er komt een trein aan. De afgelopen weken is een aantal vakbondsvertegenwoordigers bij spoorwegvakken gaan kijken waar onderhoud werd gepleegd. Wat zij aantroffen, waren veel Poolse en Engelse arbeiders die geen woord Nederlands spraken. Als tegen hen wordt gezegd "pas op, er komt een trein aan", dan kan iedereen zich voorstellen dat het misgaat. Ze waren niet op de hoogte van de gevaarsignalen. Er was op het baanvak discussie over de vraag waar de trein vandaan zou kunnen komen, waarbij een plattegrond zelfs op de kop werd gehouden. Dan gaat het dus mis. Ik vraag de minister om de Arbeidsinspectie hierop af te sturen om te kijken hoe het met de veiligheid gesteld is. Mijn tweede vraag is: zou het niet verstandig zijn als wij deze mensen, die belangrijk werk verrichten, waarbij communicatie extreem van belang is, verplichten om de Nederlandse taal te kunnen spreken?

De voorzitter:

In het Nederlands is dit een staatssecretaris en geen minister.

De heer Ulenbelt (SP):

Hij heeft altijd zo'n ministeriabele uitstraling. Ik vergis me wel vaker.

Staatssecretaris De Krom:

Voorzitter. Ik zal in gewoon Nederlands antwoorden. Ik neem aan dat de heer Ulenbelt refereert aan de brief van 23 november van een aantal vakbonden, met name de FNV, waarin een aantal van dit soort situaties wordt geschetst. Ik heb mij er een beetje over verbaasd. De bonden weten heel goed dat er, als sprake is van onveilige situaties, altijd klachten of verzoeken bij de Arbeidsinspectie kunnen worden ingediend om nader onderzoek in te stellen. In plaats daarvan krijgt de Kamer een brief. Ik ben blij dat de heer Ulenbelt het bij mij aankaart. Nogmaals, als er sprake is van onveilige situaties, kan er altijd rechtstreeks contact worden opgenomen met de Arbeidsinspectie. Dan wordt er altijd nader onderzoek naar de feiten gedaan. Als die feiten aangeven dat er regels zijn overtreden, wordt er ook consequent gehandhaafd.

Mochten de feiten uit de brief kloppen, dan is dat natuurlijk heel ongewenst. Baanwerkzaamheden kunnen risicovol zijn. Goede communicatie is belangrijk. Het niet beheersen van het Nederlands zou een probleem kunnen zijn, maar dat hoeft niet. Het wordt een probleem als het een risico oplevert. De wet is daar heel duidelijk over. Als dat zo is, moet de werkgever maatregelen nemen. Hij is primair verantwoordelijk. Een korte analyse leert dat het probleem, als het een probleem is, niet zozeer zit in de wetgeving, als wel in de naleving en handhaving. De inspectie voert jaarlijks zo'n 100 tot 150 inspecties uit bij baanwerkzaamheden op locatie. De Arbeidsinspectie doet dat ook nog eens als er aanwijzingen voor zijn. Ik zei al dat de Arbeidsinspectie altijd actie onderneemt als er klachten zijn of als er verzoeken tot onderzoek binnenkomen.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik uit die klacht, dus ik verwacht dat de staatssecretaris zegt: oké, een signaal, ik heb er zelfs een brief over, ik stuur de Arbeidsinspectie erop af. Ik hoop dat de staatssecretaris daar ja op kan zeggen.

Mijn tweede vraag beantwoordt hij niet. Waarom doen we het nu niet net als bij kraanmachinisten? Daar is dat kort geleden gebeurd. Daar is de communicatie ook belangrijk. Daar moet men Nederlands kunnen spreken. Waarom stelt de staatssecretaris dat niet verplicht voor bovenleidingwerkers en andere mensen die op spoorvakken onderhoud verrichten?

Staatssecretaris De Krom:

Ik zal contact opnemen met de bonden en zal dan in overleg bekijken of er reden is tot nader onderzoek. Als de bonden aangeven de situaties te hebben geconstateerd zoals die uit de brief blijken, dan zullen wij dat nader onderzoek ook doen. Dat kan ik de heer Ulenbelt toezeggen. Als er op basis van de feiten gehandhaafd moet worden, dan kan ik de heer Ulenbelt toezeggen dat dit ook gaat gebeuren.

De eis in de wet is niet dat er Nederlands moet worden gesproken, maar dat er sprake moet zijn van een veilige werksituatie. Dat is het criterium waarop de Arbeidsinspectie handhaaft. Het niet spreken van Nederlands kan een probleem zijn, maar hoeft dat niet per se. Daar waar het een risico oplevert, moet de werkgever maatregelen nemen. Als de werkgever dat niet doet, is er sprake van een overtreding en wordt er gehandhaafd

De heer Ulenbelt (SP):

De reglementen zijn duidelijk. Er moet een toets worden afgenomen in de Nederlandse taal. Als er dan vervolgens Poolse arbeiders op dat baanvak lopen die geen Nederlands spreken, is er dus iets misgegaan. Dus daar moet de Arbeidsinspectie dan ook maar naar kijken. Ik ben blij dat de staatssecretaris dat toezegt, maar ik geef hem in overweging om daar waar communicatie van belang is, die Nederlandse toets van toepassing te verklaren. Dat doen we in de zorg en dat doen we met notarissen. Waarom dan niet met die Poolse baanwerker? Die heeft toch ook recht op een veilig bestaan in dit land?

Staatssecretaris De Krom:

De wetgever is hier volstrekt helder over. De werkgever is verplicht werknemers doelmatig voor te lichten over veiligheid, afgestemd op de capaciteiten, taal, kennis en ervaring van de werknemers. Dat is het criterium waar de Arbeidsinspectie op toetst. Als dat wordt overtreden, zal er worden gehandhaafd. Als we een onderzoek gaan doen, kan ik de heer Ulenbelt toezeggen dat wij dit meenemen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik heb met veel interesse zitten luisteren en ik moet zeggen dat ik wel erg meevoel met de heer Ulenbelt. Ik zou eigenlijk wel graag willen weten wanneer we terug horen wat de staatssecretaris nu allemaal toezegt aan de heer Ulenbelt. Ik zou dan wel graag zien dat de Kamer naar aanleiding daarvan een brief kreeg.

Staatssecretaris De Krom:

Zodra ik daar meer over weet. Ik heb gezegd dat we contact zullen opnemen met de vakbonden en dan zullen we bekijken of er sprake moet zijn van een onderzoek. Dan zal ik de Kamer daarover de resultaten mededelen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik hoorde de staatssecretaris eigenlijk bij herhaling zeggen: ze hoeven geen Nederlands te praten. De heer Ulenbelt had het over Poolse werknemers van wie we weten dat die hier langere tijd zijn. Is de staatssecretaris niet met mij van mening dat ze eigenlijk wel gewoon Nederlands zouden moeten kunnen leren, ook om hier een volwaardige functie te kunnen vervullen zoals we dat ook van anderen vragen? Is de staatssecretaris niet met mij van mening dat deze mensen vaak door de werkdruk niet toekomen aan activiteiten zoals het leren van de Nederlandse taal? Zou de staatssecretaris daarover contact willen opnemen met de bedrijven die het betreft?

Staatssecretaris De Krom:

Wat betreft de tweede vraag van mevrouw Hamer is mijn antwoord: daar heb ik geen aanwijzingen voor. Dus ik zie ook geen reden om daarover apart contact op te nemen.

Dan de vraag van mevrouw Hamer of het niet wenselijk zou zijn dat als mensen voor langere tijd in Nederland verblijven, ze Nederlands leren spreken. Het antwoord daarop is uiteraard ja.

Naar boven