13 Notitie privacybeleid

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de Notitie privacybeleid (32761, nr. 2).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Wij proberen in dit land de privacy van onze burgers goed te beschermen. Wij proberen ervoor te zorgen dat mensen er niet bang voor hoeven zijn dat financiële gegevens, bankgegevens, passagiergegevens, reisinformatie, telecomgegevens en internetgegevens terechtkomen op ongewenste plekken. Wij kunnen onze eigen burgers niet altijd verdedigen. Als wij aanbestedingen doen voor ICT-projecten bij de overheid, doen ook bedrijven als Microsoft, Google of IBM daaraan mee. Deze bedrijven zijn gevestigd in de Verenigde Staten en vallen dus onder de Patriot Act. Nu zitten we met de vervelende situatie dat wij in Nederland proberen om onze burgers te beschermen, terwijl dankzij de Patriot Act bedrijven als Microsoft, Google en IBM gegevens van onze burgers doorgeven aan de Amerikaanse overheid, ook gegevens die wij absoluut niet aan de Amerikaanse overheid willen doorgeven. Sterker nog, we willen dat deze gegevens niet eens naar onze eigen overheid gaan. Dit is een heel slechte situatie.

We moeten onze eigen burgers kunnen beschermen en kunnen het lot van onze burgers natuurlijk niet in handen leggen van een vreemde mogendheid, ook niet als dit de Verenigde Staten zijn. We hebben niets te vertellen over bedrijven die daar gevestigd zijn. Wij moeten onze eigen burgers kunnen verdedigen. Daarom wil ik de staatssecretaris oproepen om te bekijken in hoeverre we bij de aanbesteding van overheids-ICT in het programma van eisen zouden kunnen opnemen dat deze bedrijven gegevens niet doorsturen naar andere landen. Is de staatssecretaris bereid om daar goed naar te kijken? Is hij ook bereid om in Europees verband te overleggen over de wijze waarop Europa samen met de Verenigde Staten kan afspreken dat gegevens van Europese burgers niet naar de Nederlandse overheid, naar een Europese overheid of naar de Verenigde Staten gaan? De heer Van der Steur zal hierover mogelijk namens de VVD moties indienen. Deze zal ik van harte medeondertekenen. Hij zal dit mede namens mij doen. Ik hoop op een positief advies van deze regering en hoop dat hij de voorstellen overneemt, zodat wij onze eigen burgers beter kunnen beschermen.

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij wat mijn collega Van Raak zojuist zei. Dat gebeurt niet zo vaak, maar vandaag wel. Het is een heel serieuze zaak. Ik moet vaststellen dat we een belangenafweging moeten maken. Gaan we pal staan voor de belangen van Amerikaanse bedrijven of kiezen we voor de privacy van onze eigen burgers? Voor mij is het laatste klip-en-klaar het geval. Er is al uitgelegd dat de Patriot Act zover gaat dat de Amerikaanse overheid niet alleen alle gegevens kan opvragen, maar ons er zelfs niet van in kennis mag stellen als bedrijven deze gegevens verstrekt hebben. Daarmee zouden Amerikaanse bedrijven namelijk een strafbaar feit begaan. Het moet niet gekker worden.

Naar aanleiding van de schriftelijke vragen was ik dan ook redelijk tevreden over de eerste brief die ik van de minister kreeg. Daarin zocht hij de oplossing in het stellen van eisen bij het programma van eisen, dus bij de aanbesteding. Dit leek mij een heel goede weg. Ik schrok van de tweede brief, die erop neerkwam dat we het ietsje minder doen en dat we het via de diplomatieke kanalen proberen, via Europa. Kortom, dan maken we niet echt een strakke keuze. Volgens mij is er maar één keuze mogelijk, en dat is gaan voor de bescherming van de privacy van de Nederlandse burgers. We moeten bedrijven keiharde voorwaarden stellen bij de aanbesteding; ze zoeken het maar uit. Doorgaans zijn ze zeer creatief. Ik heb wat dat betreft wat minder met de bedrijven en kies voor de privacy. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse overheid, mede door wetgeving in andere landen (o.a. de Patriot Act), onvoldoende garanties kan bieden ten aanzien van de bescherming van gegevens van burgers;

overwegende dat de Nederlandse overheid wel de verantwoordelijkheid draagt om de haar ter beschikking gestelde gegevens optimaal te beschermen;

overwegende dat het risico op het verliezen van deze gegevens toeneemt wanneer deze gegevens buiten Nederland worden opgeslagen en/of met behulp van buitenlandse dienstverleners worden beheerd;

overwegende dat Europese aanbestedingsregels en wetgeving ruimte bieden om in het nationaal belang (veiligheid, privacy, databescherming) voorbehoud te maken en nadere regels te stellen;

verzoekt de regering om bij aanbesteding met betrekking tot opslag en beheer van gegevens van Nederlandse burgers, de voorwaarde op te nemen dat in geval van conflicterende jurisdictie of om zulks te voorkomen exclusief het Nederlands recht van toepassing dient te worden verklaard,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Elissen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (32761).

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Het komt niet vaak voor dat in een algemeen overleg zo eensluidend de mening van de partijen is dat privacy ongelooflijk belangrijk is en dat we er alles aan moeten doen om privacy optimaal te beschermen. We hebben een goede uitwisseling gehad met beide bewindspersonen en er is Kamerbrede zorg uitgesproken over de privacy en de manier waarop we daarmee omgaan. Daarnaast zijn er in het algemeen overleg heel goede uitgangspunten geformuleerd. Wij zien de uitwerking door het kabinet daarvan dan ook met interesse tegemoet.

Het onderwerp van de veiligheid van gegevens op het gebied van de inmenging van buitenlandse overheden, dat ook al door de heer Van Raak en de heer Elissen is behandeld, leidt tot twee moties van mijn fractie, die in lijn zijn met wat de heer Elissen zojuist gezegd heeft maar een andere invalshoek hebben. Vandaar dat we er niet in zijn geslaagd om de moties in elkaar te schuiven. Dat wil niet zeggen dat de VVD-fractie de motie van de heer Elissen, en zeker de uitgangspunten daarvan, geen bijzonder warm hart toedraagt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veiligheid van de gegevens van de overheid van groot belang is voor de samenleving;

overwegende dat de veiligheid als gevolg van wetgeving in andere landen nu niet kan worden gegarandeerd;

roept de regering op, de veiligheid van gegevens te garanderen en die zo nodig onderdeel te maken van de aanbestedingsprocedures,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Steur, Van Raak, Van Toorenburg en Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (32761).

De heer Elissen (PVV):

De heer Van der Steur stelt in het begin van zijn motie dat de veiligheid niet kan worden gegarandeerd. Even verderop vraagt hij de garantie om het te garanderen. Garantie hebben we op stofzuigers. De heer Van der Steur weet dat er allerhande tv-programma's zijn gewijd aan vage garanties. Het geeft heel veel rek en ruimte. Ik stel de heer Van der Steur een principiële vraag. Als hij moet kiezen, kiest hij dan primair voor het privacybelang van de Nederlandse burger of kiest hij voor de route via Europa, die zeer lang kan duren? Ik roep in herinnering de PNR-kwestie. Biedt de heer Elissen die ruimte en gaan we deze situatie nog twee jaar laten voortduren?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat de motie volkomen helder is. We kiezen ervoor om de overheid op te roepen om in aanbestedingsprocedures de voorwaarde op te nemen dat die informatie niet wordt uitbesteed aan andere overheden, anders dan via de gebruikelijke weg, namelijk als onze eigen overheid er toestemming voor geeft. Daarmee is impliciet ook het antwoord duidelijk: we kiezen voor de privacy. Wij vinden het namelijk onbestaanbaar dat gegevens van de Nederlandse overheid, zonder dat de overheid daar zelf inspraak in heeft, in het buitenland aan een buitenlandse mogendheid ter beschikking komen. De heer Elissen noemde de Amerikaanse overheid, maar het kan ook China zijn. Wij kiezen dus voor de privacy.

De heer Elissen (PVV):

Dan zitten wij in ieder geval op een lijn. Dan vinden wij dat het privacybelang het allerbelangrijkste moet zijn en dat je de privacy van de Nederlandse burger moet laten prevaleren boven de belangen van het bedrijfsleven. Als we die keuze moeten maken, zitten we dus op één lijn.

Ik heb echter nog een klein probleempje. Op pagina 42 van het regeerakkoord en pagina 14 van het gedoogakkoord hebben wij ook een aantal afspraken staan. Ook daar zetten wij maximaal in op de gegevens en de privacy. Ik begrijp dat de weg via Europa een lange weg is; dat is bekend. Als je dus zou moeten kiezen voor de snellere weg, laten we dan eerst kiezen voor het Nederlandse belang. Dan ben ik daarnaast best genegen om sympathie te hebben voor de volgende motie van de heer Van der Steur, over het maken van een vuist. De heer Van der Steur had het voornemen om een motie in te dienen om gemeenschappelijk een vuist te maken richting Europa.

De heer Van der Steur (VVD):

Voor de helderheid: de motie die ik zojuist heb ingediend is de motie die erop ziet om als het nodig is de garantie te verkrijgen van de Nederlandse overheid dat onze gegevens veilig zijn door middel van het opnemen in aanbestedingsprocedures. Daar sprak de heer Elissen ook over, dus ik zie helemaal geen probleem ten aanzien van welk akkoord of welke discussie dan ook. Het is een heldere keuze, simpel geformuleerd.

Ik wil nu overgaan tot het voorlezen van mijn volgende motie, die antwoord geeft op de vraag die de heer Elissen zojuist misschien iets te vroeg, maar wel terecht heeft gesteld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veiligheid van de gegevens van de overheid van groot belang is voor de samenleving;

overwegende dat de veiligheid als gevolg van wetgeving in andere landen nu niet kan worden gegarandeerd;

roept de regering op, in Europees verband aan te dringen op een gezamenlijke regeling voor de bescherming van gegevens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Steur, Van Raak, Van Toorenburg en Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (32761).

De heer Van der Steur (VVD):

We kiezen dus als VVD, met de collega's die deze moties ondersteunen, duidelijk voor twee routes. De eerste is de korte route: wat kunnen wij in Nederland zelf doen op grond van onze eigen aanbestedingsprocedures om de veiligheid van gegevens te garanderen? We roepen de regering op om daar maatregelen voor te nemen. We kiezen daarnaast voor een langere route. Dat is logisch, want als Nederland roept "Wilt u even de Patriot Act aanpassen omdat wij die in Nederland vervelend vinden?", dan is er een kleine kans dat de Amerikaanse overheid zegt: u hebt helemaal gelijk, dat gaan we doen. Dat geef ik onmiddellijk toe en dat zeg ik met alle respect voor iedereen en ook voor de Amerikaanse overheid. Als heel Europa dat zou doen – dat is de insteek van de motie op stuk nr. 7– dan wordt die kans wel groter. Dat is een langere weg. De heer Elissen heeft daar volledig gelijk in, maar uiteindelijk is het de weg die wij op moeten gaan.

De heer Elissen (PVV):

Gaan wij dus voor de quick win, waarmee wij heel snel de belangen van de Nederlandse burgers qua privacy veiligstellen en gaan wij daarnaast misschien op de lange termijn – daar heb ik geen moeite mee – … Heb overigens niet de illusie dat de Amerikanen diep onder de indruk zullen zijn van welk Europees gebaar dan ook, want …

De voorzitter:

Mijnheer Elissen!

De heer Elissen (PVV):

Ik kom tot mijn vraag, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

U kijkt mij zo ongeduldig aan, maar dit is een tweeminutendebat.

De heer Elissen (PVV):

Ik vond juist dat u heel vriendelijk keek. Ik probeerde om vriendelijk terug te kijken, maar dat kwam blijkbaar niet goed over.

De voorzitter:

Nee, niet helemaal.

De heer Elissen (PVV):

Ik zal een tandje bijzetten. Dank u

Ik wil de heer Van der Steur de gewetensvraag stellen hoe veel geduld hij heeft. Laat hij zich voor het nationaal belang hinderen door de Europese omweg of wil hij eerst de concrete stappen in Nederland regelen? In dat laatste geval loopt Nederland eens een keer voorop op het vlak van de privacy en laten wij ons niet leiden door Europa.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik geloof dat de heer Elissen en ik elkaar niet helemaal begrijpen op dit punt. De quick win waar de heer Elissen over spreekt, heeft betrekking op de motie op stuk nr. 6 waarin verzocht wordt om in Nederlandse aanbestedingsprocedures te regelen dat informatie die door bedrijven hier wordt verkregen, niet mag worden verstrekt aan het buitenland. Voor de langere termijn is er een zogenaamde "veiligheidsklep" om ervoor te zorgen dat er in ieder geval daarnaast in Europa actie wordt ondernomen. Daarom denk ik dat wij met deze twee moties – de collega's die de moties medeondertekend hebben onderkennen dit ook – zowel snel intern iets doen, als voor de langere termijn iets regelen, voor zover wij slagkracht missen. Dat risico zit er immers in. Als wij de aanbestedingsprocedures veranderen, kan het namelijk in de Verenigde Staten alsnog fout gaan. Dan zul je ook iets anders moeten doen. Daar gaat de motie op stuk nr. 7 over.

De heer Elissen (PVV):

Ik denk inderdaad dat het een kwestie van formuleren is. Ik concludeer dat wij beiden primair gaan voor het belang van de Nederlandse privacy en dat de belangen van welk buitenlands bedrijf dan ook voor ons secundair zijn en dus veel minder relevant.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik geloof dat de heer Elissen hier gelijk in heeft. Degenen die de moties hebben ondertekend, zijn er voorstander van dat wij ervoor zorgen – dat is het uitgangspunt – dat gegevens niet zonder onze inmenging en onze toestemming door een buitenlandse mogendheid kunnen worden verkregen. Ik begrijp de heer Elissen in dezen en ik steun zijn uitgangspunt. De heer Elissen kiest alleen voor een andere route, zo begrijp ik na het lezen van zijn motie.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik heb het gevoel dat u een beetje vaart in de middag wilt houden, dus ik beperk mij tot het voorlezen een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Eerste Kamer eerder dit jaar de motie-Franken c.s. (30151, letter D) heeft aangenomen;

overwegende dat voor de uitvoering van sommige onderdelen hiervan meer tijd nodig is voor nadere studie;

voorts overwegende dat dit niet geldt voor de verplichting om bij wetsvoorstellen in de memorie van toelichting expliciet aandacht te besteden aan de wijze waarop de noodzaak, effectiviteit en hanteerbaarheid van de maatregelen alsmede de proportionaliteitstoets is afgewogen in de besluitvorming;

verzoekt de regering, per direct uitvoering te geven aan die elementen uit bovengenoemde motie-Franken c.s. waar geen nadere studies voor nodig zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32761).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mede naar aanleiding van de motie-Schouten/Hennis-Plasschaert (33000-VI, nr. 49) veel camerabeelden van vermeende diefstallen en dergelijke op internet zijn geplaatst;

overwegende dat dit onder het huidige wettelijke kader niet in alle gevallen is toegestaan;

verzoekt de regering, in de externe communicatie duidelijk te maken welke voorwaarden verbonden zijn aan het legaal verspreiden van camerabeelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32761).

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Dit debat gaat over privacy. De persoonsgegevens zijn je eigendom. Als een bedrijf daarvan wil gebruikmaken, moet je daar expliciet toestemming voor geven. Dit is de insteek van de Partij van de Arbeid. Op basis van die insteek hebben wij een aantal moties gesteund, waarvan er enkele al zijn ingediend en andere nog ingediend zullen worden.

Zelf heb ik voor de meest kwetsbaren op internet gekozen, namelijk jongeren, kinderen. Daar is op dit moment onvoldoende bescherming voor en daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat aanbieders van sociale netwerken en mediasites op grond van artikel 5 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) toestemming van ouders nodig hebben om persoonsgegevens van minderjarigen onder de 16 jaar openbaar te maken;

constaterende dat sociale netwerken en mediasites ouders nog te vaak niet expliciet om die toestemming vragen;

van mening dat de overheid moet ingrijpen ter bescherming van kinderen en ter ondersteuning van ouders;

roept de regering op, de aanbieders van sociale netwerken en mediasites te wijzen op hun plicht om ouders expliciet om toestemming te vragen voordat zij gegevens van minderjarigen (onder de 16 jaar) openbaar maken, en in overleg met de aanbieders van sociale netwerken en mediasites te komen tot voorstellen voor de wijze waarop deze toestemming gevraagd zal worden;

roept de regering tevens op om in overleg met het College bescherming persoonsgegevens te komen tot betere handhaving van artikel 5 Wbp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Recourt, Van Raak en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32761).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanbieders van sociale netwerken en mediasites nog te weinig doen voor het beschermen van minderjarige kinderen;

van mening dat kinderen altijd moeten weten wie hun account bezoekt en wie hun profiel bekijkt;

daarom van mening dat alleen met expliciete toestemming van het kind toegang gekregen kan worden tot het profiel van een kind;

verzoekt de regering, in overleg te treden met sociale media en hen te wijzen op hun plicht om minderjarige kinderen te beschermen;

verzoekt de regering tevens om, in overleg met aanbieders van sociale media, te komen met voorstellen waardoor profielen van minderjarige kinderen slechts met toestemming van het desbetreffende kind bezocht kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Recourt, Van Raak en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32761).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dien een schaamteloos lange motie in. Daar houden wij eigenlijk niet van en ik begin dus maar gauw. Het gaat over een belangrijk onderwerp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) is gebleken dat internetbedrijf Google door middel van Street Viewauto's twee jaar lang systematisch en buiten medeweten van betrokkenen het unieke nummer (MAC-adres) van ruim 3,6 miljoen wifirouters heeft vastgelegd, zulks in combinatie met de berekende locatie van een bepaalde wifirouter;

constaterende dat daarbij ook inhoudelijke communicatiegegevens (zogeheten "payload data") zijn verzameld en dat deze informatie ook persoonsgegevens bevat, zoals e-mailadressen, medische gegevens en informatie over financiële transacties;

constaterende dat het CBP naar aanleiding daarvan Google onder last een dwangsom heeft opgelegd en Google daarbij onder meer heeft gesommeerd om binnen drie maanden de betrokkenen een online opt-outmogelijkheid aan te bieden, waarmee zij zich kunnen verzetten tegen de verwerking van gegevens over hun wifirouters;

constaterende dat Google inmiddels wereldwijd zo'n opt-outmogelijkheid biedt, waarbij de gebruiker, door het wijzigen van de netwerknaam van zijn wifirouter, ervoor kan zorgen dat zijn wifigegevens uit de database van Google worden verwijderd;

overwegende dat het onwenselijk is dat burgers wier wifigegevens buiten hun medeweten door Google worden vastgelegd, zelf het initiatief moeten nemen om daaraan een einde te maken;

verzoekt de regering, een wetsvoorstel voor te bereiden, inhoudende een plicht om burgers vooraf om toestemming te vragen bij voornemens tot verzameling van gegevens over hun wifirouters (een opt-inregeling) dan wel de Kamer per brief te informeren welke mogelijk onoverkomelijke nadelen daaraan verbonden kunnen zijn en die voor de regering reden zijn om van een dergelijk wetsvoorstel af te zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Elissen, Van Raak, Recourt, Van der Steur, Van der Staaij en Schouw.

Zij krijgt nr. 12 (32761).

Dit is het einde van de inbreng van de kant van de Kamer. Ik begrijp dat de bewindslieden meteen kunnen antwoorden. Ik weet niet hoe de onderlinge rolverdeling is. Doet de staatssecretaris alles en de minister niets?

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Zo zou ik het niet willen zeggen. Ik zal mijn advies beperken tot vier moties en de minister van BZK bespreekt beide overige moties. Ik begin met de motie-Van der Steur c.s. op stuk nr. 7 met de oproep om in Europees verband aan te dringen op een gezamenlijke regeling voor de bescherming van gegevens. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Wij zullen dat in Europees verband overigens ook doen. Het komt ook ter sprake bij de herziening van de richtlijn. Daarbij komt ook het derdelandenaspect aan de orde, precies het item waarover wij gesproken hebben. Wij zullen die inzet in Europa dus plegen. Dat hebben wij ook al een aantal keren gedaan. Ik verwijs de Kamer wat dat betreft naar de verslagen van de JBZ-Raad, waarin een aantal acties in het verleden is gepleegd.

Dan kom ik bij de motie van de heer Schouw op stuk nr. 8. In die motie wordt verwezen naar de motie in de Eerste Kamer van de heer Franken, die tijdens het privacydebat daar is aangenomen. In de Eerste Kamer hebben we al aangegeven dat al die problematiek in dat integrale afwegingskader wordt meegenomen en dat alle leden van het kabinet zich daar aan zullen moeten houden. Daarmee is deze motie dus eigenlijk overbodig. Dat hebben wij in de Eerste Kamer ook aangegeven. Wij zullen de voorliggende motie ook uitvoeren. Dat hebben we aan de Eerste Kamer aangegeven en dat zeg ik hier vandaag ook.

De heer Schouw (D66):

Volgens mij heeft de regering gezegd een aantal elementen uit de motie-Franken te bestuderen om er vervolgens op terug te komen. De kern van deze motie is dat je op een aantal zaken niet hoeft te studeren en die zaken direct kunt invoeren. Daar roept deze motie toe op. Dat is even iets anders dan wat het kabinet in de Eerste Kamer heeft gezegd.

Staatssecretaris Teeven:

We hebben te maken met een motie die is aangenomen in de Eerste Kamer en die we zo loyaal mogelijk moeten gaan uitvoeren. In de Eerste Kamer hebben we ook al gezegd dat te zullen doen. Als er zaken zijn waaraan direct uitvoering kan worden gegeven, zoals de heer Schouw vroeg, die in lijn zijn met die motie, zal het kabinet dat ook doen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij hechten er natuurlijk zeer aan dat de motie-Franken, een breed in de Eerste Kamer gesteunde CDA-motie, wordt uitgevoerd. Maar heeft de staatssecretaris in het debat dat we hier hebben gevoerd, niet ook gezegd dat hij de prioritering en de temporisering ging bekijken? Was hetgeen hier gevraagd wordt niet al bij het AO gewisseld?

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb ook gezegd dat ik de motie overbodig vind. Dat is ook mijn oordeel over deze motie. Wat mij betreft hebben wij daar uitvoerig met elkaar over gesproken. Als we het hier nog een keer herhalen, is mij dat om het even. De zaken die wij kunnen meenemen, zullen wij in ieder geval meenemen. Over zaken die later in de lijn komen, zullen we de Kamer berichten. Het komt allemaal aan de orde in de toegezegde wetgeving. Dat hebben wij uitgebreid volgens die drie stappen met elkaar gewisseld.

In de tweede motie van de heer Schouw, op stuk nr. 9, wordt de regering verzocht om in de externe communicatie duidelijk te maken welke voorwaarden verbonden zijn aan het legaal verspreiden van camerabeelden. Ook deze motie is overbodig. In het begrotingsdebat hebben wij aangegeven met wetgeving te komen, die eind deze maand in consultatie gaat. Daarna zullen wij ons uiteraard over dit onderwerp uitlaten. Ook in het AO hebben wij hierover met elkaar van gedachten gewisseld. Mij staat nog scherp voor de geest dat voor sommige wetgeving op Europa moest worden gewacht en dat ik er in Europa over moest overleggen. Dat is een beetje in lijn met de motie van de heer Van der Steur. Sommige wetgeving moest meteen gemaakt worden. Met betrekking tot die camerabeelden was het nog even de vraag of de handhaving bij het College bescherming persoonsgegevens zou blijven of dat zij op een ander terrein zou moeten plaatsvinden.

De heer Schouw (D66):

De staatssecretaris leest even over een puntje heen. Die motie refereert aan een aangenomen motie van de leden Schouten en Hennis, waardoor heel veel partijen denken dat ze zomaar beelden van overvallen of vermeende overvallen op internet kunnen zetten. Wij roepen de staatssecretaris op om duidelijk naar de bevolking te communiceren dat daar haken en ogen aan zitten. Het is geen carte blanche.

Staatssecretaris Teeven:

Nee, en dat is ook precies wat wij met elkaar gewisseld hebben in het begrotingsdebat. Ik begrijp precies wat de heer Schouw bedoelt en dat zullen we ook voor het eind van deze maand duidelijk communiceren. Er komt wetgeving aan. Wij zullen ook duidelijk naar buiten toe aangeven binnen welke kaders een en ander moet gebeuren.

De heer Van der Steur (VVD):

Staat u mij toe, voorzitter, dat ik een punt van orde maak. De motie-Schouten/Hennis-Plasschaert is niet door de Kamer aangenomen. Wel aangenomen is de motie van de heer Elissen over hetzelfde onderwerp. Als ik de toelichting van de heer Schouw hoor, is die onjuist. Ik weet heel goed dat de motie niet is aangenomen, want wij waren er heel teleurgesteld over.

Staatssecretaris Teeven:

Dit is geen vraag van de heer Van der Steur. Dat geldt ook voor de opmerking van de heer Schouw. Hij heeft natuurlijk een punt als hij zegt dat daarover onduidelijkheid bestaat in de samenleving en dat die duidelijkheid er wel moet komen van het kabinet. Of nu de ene motie niet is aangenomen en de andere motie wel, het kabinet was al voornemens om dat te gaan doen. In het algemeen overleg hebben wij dat met elkaar gewisseld. Wij zullen het nog steeds doen.

De heer Elissen (PVV):

Nog even voor alle duidelijkheid: de Kamerbreed aangenomen motie-Elissen zag erop dat mensen die slachtoffer of getuige zijn van een misdrijf, in ieder geval onmiddellijk camerabeelden op internet kunnen verspreiden onder de twee strikte voorwaarden dat er absoluut aangifte wordt gedaan en het materiaal ter beschikking wordt gesteld van politie en justitie. Op welke termijn en op welke wijze gaat de staatssecretaris daaraan uitvoering geven?

Staatssecretaris Teeven:

Dat heb ik net gezegd. Wij hopen voor het einde van het jaar op een aantal terreinen daarover duidelijkheid te geven. Wij hebben dit ook gewisseld in het algemeen overleg. Ik herinner mij ook nog dat wij de motie zagen als een ondersteuning van het beleid.

Ik kom bij de motie van de heer Recourt waarin hij de regering verzoekt, in overleg met aanbieders van sociale media te komen met voorstellen waardoor profielen van minderjarige kinderen slechts met toestemming van het kind bezocht kunnen worden. Het is de verantwoordelijkheid van sociale netwerksites om voldoende duidelijk te zijn. Het is voor die sites voldoende duidelijk wat de wettelijke voorschriften zijn in Nederland voor toestemmingverlening van minderjarig kind of ouder. Zo nodig, en wij hebben dat in het algemeen overleg ook gewisseld, moeten die voorschriften worden gehandhaafd door het CBP. Het is niet de taak van de overheid c.q. de wetgever om op detailniveau voorschriften te maken voor de profielen van minderjarigen op sociale netwerksites. Er worden overigens ook geen detailvoorschriften voor welke netwerksite dan ook gemaakt. Ik zal dus deze motie moeten ontraden.

Vervolgens ligt er een motie van de heer Recourt waarin hij de regering oproept om aanbieders van sociale netwerksites en mediasites op hun plicht te wijzen. Hij roept tevens de regering op, in overleg met het College bescherming persoonsgegevens te komen tot een betere handhaving van artikel 5. Wij hebben dit ook gewisseld in het algemeen overleg. Het CBP is natuurlijk onafhankelijk in zijn handhavingsbeleid. Ik begrijp de zorgen van de heer Recourt. Zijn verzoek aan de regering om met het CBP in overleg te treden om tot een betere handhaving te komen, zullen wij uitvoeren. Ik ben van mening dat wij op dit punt nog wel een tandje erbij moeten zetten. Ik ben wel van mening dat wij wat moeten doen, maar ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over. Wij zullen dit wel doen.

Ten slotte kom ik bij de motie van mevrouw Van Toorenburg. De motie waaraan mevrouw Van Toorenburg refereert, betreft een lopende handhavingszaak die nog niet is afgerond. Het CBP is in die zaak bevoegd en in die zaak moet het recht nog zijn loop hebben. Het is ook een op zichzelf staande zaak. Ik vraag daarvoor wel aandacht. Het is niet de minste zaak en ik zeg niet dat het nergens over gaat, maar het is wel één zaak. Ik ben bereid de Kamer inderdaad zo spoedig mogelijk per brief te informeren welke onoverkomelijk nadelen er voor de regering aan verbonden kunnen zijn om tot een dergelijk wetsvoorstel te komen. Ik zal in elk geval de zaak op zo kort mogelijke termijn bekijken. De Kamer krijgt in elk geval de brief van ons, die mevrouw Van Toorenburg vraagt in het tweede deel van het dictum.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vraag om een wetsvoorstel opt-in. Als dat tot onoverkomelijke bezwaren zou leiden – want het is natuurlijk vrij snel aan de orde gekomen en wij hebben wat geluiden gekregen – zou het kabinet een brief kunnen sturen waarom dat niet zou moeten. Onze vraag is of het kabinet kan komen tot een opt-inregeling

Staatssecretaris Teeven:

In het debat hebben wij dit niet uitgebreid gewisseld. Wij zullen de Kamer bij brief informeren of wij de motie kunnen uitvoeren en, zo nee, waarom niet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan zullen wij zo beleefd zijn om de motie aan te houden tot het kabinet de brief op een verantwoorde manier heeft kunnen schrijven. Dan kunnen wij opnieuw een oordeel vormen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor, haar motie (32761, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Donner:

Voorzitter. Dat voorstel zou ik ook willen doen met betrekking tot de twee moties die ik becommentarieer vanwege de aanbestedingen die daarin aan de orde komen. De motie van de heer Elissen gaat verder dan die van de heer Van der Steur. De tendens van beide is duidelijk: op welke wijze kunnen wij via het contractenrecht en, als het via het contractenrecht kan, via de aanbestedingsprocedures de veiligheid van gegevens garanderen, althans garanderen dat die gegevens niet in handen komen van andere overheden? Dat is erg onduidelijk in de moties. Er wordt gesproken van de veiligheid van gegevens. Ik verwijs naar de DigiNotarzaak. De overheid kan dat in het algemeen niet garanderen. Uit de totale discussie volgt dat het specifiek gaat om de situatie dat andere overheden toegang zouden hebben tot de gegevens van de Nederlandse overheid. Dat is althans de formulering van de motie van de heer Van der Steur, terwijl ik van hem begrijp dat het gaat om persoonsgegevens die bij de Nederlandse overheid berusten. Ook op dat punt is de motie niet geheel duidelijk. Voor beide moties geldt dat de vraag is wat onze mogelijkheden in het aanbestedingsrecht zijn.

Naar mijn voorlopig oordeel loop ik met de motie van de heer Elissen een groot risico dat het zo geformuleerd vervolgens door de rechter als een discriminerende bepaling zal worden gezien die op verkapte wijze bedrijven uit een bepaald land buitensluit. Voordat ik hier een standpunt inneem over de motie, wil ik dat nader bespreken met de minister van EL&I, die hier in het bijzonder over het aanbestedingsrecht gaat. De vraag is ook in hoeverre het internationaal privaatrecht het überhaupt mogelijk maakt dat een contract van een Nederlands bedrijf per definitie de jurisdictie van een andere rechter zal uitsluiten, als dat contract in een ander gerecht wordt beoordeeld. Mijn suggestie is dat wij beiden over deze vragen een brief sturen naar de Kamer en dat in het licht daarvan wordt bezien wat wel en niet kan.

De heer Van der Steur (VVD):

Ter verduidelijking, er is natuurlijk alle begrip voor dat, als een buitenlandse mogendheid illegaal toegang verkrijgt tot persoonsgegevens die onder bescherming staan van de Nederlandse overheid, het moeilijk is om er in aanbestedingsprocedures iets aan te doen. Dat was de situatie in de DigiNotarzaak. Nu gaat het om iets anders. Mijn motie geeft aan dat het als gevolg van wetgeving in andere landen zoals de Patriot Act, ook genoemd door de heer Elissen, mogelijk kan zijn dat gegevens van de Nederlandse overheid waaronder persoonsgegevens van inwoners ter beschikking worden gesteld aan buitenlandse mogendheden zonder dat de Nederlandse overheid er toestemming voor moet geven. Dat is een totaal andere situatie dan in de DigiNotarzaak. Daarom is de motie erop gericht dat het in die landen legaal verkrijgen van informatie die onder de Nederlandse overheid berust moet worden tegengegaan. Ik ben evenwel bereid mijn motie aan te houden in het licht van de toezegging dat er een brief komt van de ministers van Binnenlandse Zaken en van EL&I naar aanleiding van deze vraag.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Steur stel ik voor, zijn motie (32761, nr. 6) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter. Dat het ingewikkeld is, moge blijken uit de twee verschillende antwoorden die ik op mijn vraag kreeg. In eerste aanleg was ik blij met het antwoord, want ook al in het algemeen overleg wilde de minister proberen dit via het contractrecht in via het programma van eisen te regelen. Hij sprak echter over "kan". Ik wilde het nog scherper formuleren en heb een motie ingediend om dat vervangen door "moet". Ik was verrast door de wending op 19 september toen ik in het antwoord op dezelfde vraag las dat het via de weg van de diplomatie wordt opgelost en dan ook nog eens via Europa. Dat is een heel lange weg. Ik stel een brief van de minister natuurlijk zeer op prijs, maar in welke richting neigt hij? Neigt hij tot een adequaat en snel optreden, zodat de belangen van Nederlandse burgers zo snel mogelijk worden veiliggesteld of kiest hij voor de weg om de Amerikanen via het onderhandelingstraject zo ver te krijgen dat zij iets aan hun wet veranderen? Naar mijn mening is dat laatste absoluut niet haalbaar en moeten wij dit echt via het contractrecht oplossen.

Minister Donner:

Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat de inzet van het kabinet zonder meer is dat de overheid moet zorgen voor de persoonsgegevens van burgers die bij haar berusten, zodat deze zo beschermd mogelijk zijn. Dat is de inzet en ik wil daarover geen misverstand laten bestaan. De primaire vraag is inderdaad in hoeverre ik dit via het contractrecht kan regelen, want dan kan ik het via het aanbestedingsvoorwaarden regelen. Ook daar is geen misverstand over, maar juist door de precisering en de wat brede bewoording van de motie van de heer Van der Steur die in het algemeen over "de veiligheid van de gegevens" spreekt, wil ik de Kamer verzoeken, het kabinet eerst in staat te stellen precies te definiëren wat wel en wat niet kan, wat al gedaan wordt en wat aanvullend kan worden gedaan. In het licht daarvan kan zij vervolgens beoordelen wat nog meer gedaan moet worden.

De heer Elissen (PVV):

Ik ben in ieder geval blij om te kunnen concluderen dat hier sprake is van conflicterende jurisdictie. Ik heb niet de illusie dat wij de Amerikanen hun wet kunnen laten veranderen en die gedachte laat ik dus maar varen. Om die reden heb ik gekozen voor de wat puntiger formulering. Ik heb adviezen ingewonnen in Europa en bij het college en ik wil de minister nog wel meegeven dat er een audit op het Patriot Act heeft plaatsgevonden. Ik houd mijn motie aan en ik ben zeer benieuwd naar de brief van de minister.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Elissen stel ik voor, zijn motie (32761, nr. 5) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik vraag mij af wanneer de brief komt. Dat heb ik nog niet gehoord.

De voorzitter:

Wanneer komt de brief, waarover de minister het net had?

De heer Schouw (D66):

Over een week of vier, lijkt mij.

Minister Donner:

Daar hadden wij het net over, maar dat zal in ieder geval voor Kerstmis zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven