27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 196 MOTIE VAN DE LEDEN DIJKGRAAF EN WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK

Voorgesteld 22 juni 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de Europese Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten van mening verschillen over de ruimte voor individuele lidstaten om de toelating van de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen op eigen grondgebied te beperken en Nederland hierin het voortouw heeft genomen;

overwegende, dat wetenschappelijk onderzoek laat zien dat resistentieontwikkeling en negatieve effecten op de biodiversiteit reële dreigingen van de teelt van gg-gewassen zijn en dat dit afhankelijk is van lokale landbouwsystemen;

overwegende, dat de Kamer via de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van Velzen (27 428, nr. 123) de regering gevraagd heeft om eisen te formuleren voor de plaats van gentechnologie in de verduurzaming van de landbouw;

van mening, dat individuele lidstaten voldoende ruimte moeten krijgen om een eigen afweging te maken bij de toelating van de teelt van gg-gewassen;

verzoekt de regering zich actief in te zetten voor het opnemen van milieucriteria, zoals resistentieontwikkeling en gevolgen voor de biodiversiteit, in de lijst met criteria die lidstaten mogen hanteren bij de nationale toelating van de teelt van gg-gewassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dijkgraaf

Wiegman-van Meppelen Scheppink

Naar boven