7 Bedrijfslevenbeleid

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het bedrijfslevenbeleid (32637, nr. 2).

Devoorzitter:

Ik heet de minister van EL&I welkom. U weet allen dat het kerstregime geldt deze week. Dat is wat bijzonder zo na Pasen, maar het betekent wel dat u het zonder verdere versierselen moet doen vandaag. Dat geldt voor de leden en voor de bewindspersoon.

De beraadslaging wordt geopend.

MevrouwDijksma (PvdA):

Voorzitter. Mijn moties spreken hopelijk voor zich. Ik hoef dan ook nauwelijks een toelichting te geven. Mijn eerste motie gaat over de waarborging van de positie van de regio's bij het nieuwe topsectorenbeleid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat innovatiemiddelen niet langer regionaal maar sectoraal worden verdeeld en dat de regio's niet zijn vertegenwoordigd in de topteams die de businesscases voor de sectoren vaststellen;

constaterende dat regio's hierdoor niet langer direct betrokken zijn bij de vormgeving van het innovatiebeleid, ondanks dat dit van grote invloed is op onder meer de regionale economie en het regionale onderwijs;

verzoekt de regering om de regio's de mogelijkheid te bieden om een bijdrage te leveren aan het opstellen en uitvoeren van de businesscases, waarbij ook de mogelijkheid van cofinanciering door regio's wordt betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (32637).

MevrouwDijksma (PvdA):

Voorzitter. Dan een motie over een onderwerp waar mijn fractie zich veel zorgen over maakt, namelijk het voortbestaan van de technologische topinstituten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voortbestaan van de technologische topinstituten door het nieuwe bedrijfslevenbeleid onzeker is geworden en dat hierdoor waardevolle kennis dreigt te verdwijnen;

overwegende dat vertegenwoordigers uit zowel het bedrijfsleven als de kennissector de voorkeur geven aan investeringen in kennis en innovatie boven verlaging van de vennootschapsbelasting;

verzoekt de regering om middelen vrij te maken om het voortbestaan van technologische topinstituten te garanderen en hiertoe indien nodig de verlaging van de vennootschapsbelasting te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (32637).

MevrouwDijksma (PvdA):

Voorzitter. Mijn laatste motie gaat over de toekomst.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de ambitie heeft geformuleerd om in 2020 2,5% van het bbp te besteden aan onderzoek en innovatie;

verzoekt de regering om samen met bedrijfsleven en kennisinstituten een innovatieagenda voor 2020 op te stellen waarbij wordt uitgewerkt hoe de ambitie om 2,5% van het bbp aan onderzoek en innovatie te besteden, wordt vormgegeven;

verzoekt de regering tevens om de Kamer een overzicht te doen toekomen van de geplande jaarlijkse uitgaven aan onderzoek en innovatie als percentage van het bbp van 2011 tot 2020 en daarbij een uitsplitsing te maken naar publieke en private investeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (32637).

De heerBraakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn moties gaan beide over vergroening.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is een innovatiefonds op te richten waarmee risicovolle investeringen gefinancierd kunnen worden;

constaterende dat de heffingskorting voor groene beleggingen wordt afgeschaft;

overwegende dat duurzame, groene innovaties de toekomst hebben;

verzoekt de regering, bij de vormgeving van het innovatiefonds de inzet van een deel van het fonds te oormerken voor groene, duurzame innovaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (32637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een substantieel gedeelte à 300 mln. van de beschikbare middelen voor het bedrijfslevenbeleid onderdeel is van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken en bestemd is voor ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat synergie tussen ontwikkelingssamenwerking en innovatie zeker waardevol is, maar niet mag leiden tot het uitgeven van geld bedoeld voor ontwikkelingssamenwerking met enkel als doel het bedrijfsleven te stimuleren;

verzoekt de regering, deze 300 mln. duidelijk te oormerken als bedoeld voor ontwikkelingssamenwerking en de Kamer apart te informeren over de besteding van dit geld,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (32637).

De heerVerhoeven (D66):

Voorzitter. Ik leg één accent bij het bedrijfslevenbeleid via een motie. Die gaat over de regionale kant van innovatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat innovatie niet alleen in sectoren, maar ook in regio's en clusters ontstaat;

overwegende dat de minister in zijn bedrijfslevenbeleidsbrief hiervan wel voorbeelden geeft, maar voor de topteams hier nog geen concrete handen en voeten aan geeft;

verzoekt de regering om de topteams te stimuleren een inventarisatie te maken van de geografische concentraties van topsectoren en de bestaande samenwerkingsverbanden en stakeholders en deze te betrekken in de actieagenda zodat de kracht van de regio en bestaande samenwerkingsprojecten afdoende wordt meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32637).

MevrouwOrtega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een motie om de minister aan te moedigen om veel werk te gaan maken van een goede aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tekort aan goed opgeleid personeel grote economische uitdagingen met zich meebrengt, met name bij bèta en techniek;

van mening dat aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven de komende jaren hoge prioriteit hoort te hebben in het bedrijfslevenbeleid;

verzoekt de regering, de kennis en ervaring van de regionale Taskforces Technologie, Onderwijs en Arbeidsmarkt te benutten en te blijven inzetten;

verzoekt de regering tevens, kennisoverdracht vanuit het bedrijfsleven richting het onderwijs te stimuleren, bijvoorbeeld door parttime-inzet van professionals uit het bedrijfsleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32637).

MevrouwSchaart (VVD):

Voorzitter. De VVD wil graag samen met het CDA een motie indienen over ICT in topgebieden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het nieuwe bedrijfslevenbeleid is gekozen voor negen topsectoren waar Nederland door zijn ligging, geschiedenis en toekomstperspectieven sterk in is;

constaterende dat 60% van onze economische groei terug valt te voeren op het adequaat inzetten van ICT-mogelijkheden;

constaterende dat de regering de topteams opdracht heeft gegeven om te komen met concrete voorstellen en plannen per topgebied;

overwegende dat de digitale infrastructuur en de ontwikkelingen op het gebied van ICT van ongekend belang zijn voor onze aansluiting bij de wereldtop;

verzoekt de regering om het optimaal benutten van ICT een nadrukkelijke plek te geven in de kabinetsreactie op de voorstellen van de topteams, die samen met de voorstellen voor Prinsjesdag 2011 naar de Kamer worden gezonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schaart en Verburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32637).

Het woord is aan de minister. Zoals ik al zei, maar de minister is daarmee bekend: een kort oordeel volstaat.

MinisterVerhagen:

Voorzitter. Allereerst de motie van mevrouw Dijksma op stuk nr. 3 waarin zij nadrukkelijk aandacht vraagt voor de betrokkenheid van de regio's. Ik ben het volstrekt met haar eens dat het buitengewoon belangrijk is dat er een rol is weggelegd voor de regio's in de topsectorenaanpak. Elke bedrijf bevindt zich natuurlijk ergens en elke topsector heeft een ruimtelijke concentratie. De topteams werken vanaf februari aan de adviezen voor de topsectoren. Rond 14 juni leveren zij hun adviezen in, aan de hand van een aantal voorwaarden, terms of reference, die ik ze heb meegegeven. In die terms of reference heb ik opgenomen dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de regio's. Feitelijk staat daar al in wat in de motie van mevrouw Dijksma wordt gevraagd. Topteams worden geacht een agenda met draagvlak op te leveren, met daarbinnen aandacht voor de rol van de regionale clusters en een inventarisatie van de belangrijkste stakeholders; dat zijn vaak die clusters. Bedrijven en kennisinstellingen in de regio's worden dus nadrukkelijk betrokken bij de adviezen. In mijn overleg met de verschillende regio's, zoals Brainport Zuidoost-Nederland en bepaalde ROM's, heb ik nadrukkelijk gevraagd om hun opvattingen over wat er moet gebeuren in de topsectorenaanpak, ter kennis te brengen van die topteams. Voor Prinsjesdag zal ik uiteraard de Kamer op de hoogte stellen van de reactie van het kabinet op de adviezen van die topteams. Ik zal nog voordat ik die reactie formuleer en naar de Kamer stuur, nader in gesprek gaan met de decentrale overheden, juist omdat ik dat van belang vind. In mijn reactie op die adviezen zal ik ook nadrukkelijk ingaan op de rol van het economisch beleid van de decentrale overheden voor dat topsectorenbeleid, inclusief cofinanciering. Mevrouw Dijksma wijst terecht op die mogelijkheid. De motie is dus in lijn met hetgeen ikzelf voorsta. Ik laat het oordeel daarom over aan de Kamer.

Ik kom bij de tweede motie van mevrouw Dijksma, op stuk nr. 4, over de technologische topinstituten. Als regering hebben wij bewust gekozen voor minder subsidies en meer kredieten en fiscale lastenverlichting. Er is 500 mln. voor lastenverlichting ingezet, deels via de vennootschapsbelasting en deels via de wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. Naar de invulling ben ik nog aan het kijken. Daarbij zal een rol spelen hoe de plannen van aanpak van de topteams het beste kunnen worden ingevuld. Dat het bedrijfsleven een voorkeur heeft voor steun voor de TTI's boven verlaging van de vennootschapsbelasting, is niet hetgeen ik van het bedrijfsleven hoor. Ik weet dat er inderdaad een stukje in een krant heeft gestaan. Sindsdien hoor ik echter heel andere geluiden uit het bedrijfsleven. Juist daar hoor ik nu dat er veel meer behoefte is aan lastenverlichting, omdat men daarvan kan profiteren. Ik merk wel dat bij de topsectoren de behoefte bestaat om voort te gaan met een aantal van die technologische topinstituten; die behoefte heb ik zelf ook. Vanuit de lastenverlichting is nu 50 mln. beschikbaar gesteld voor specifieke fiscale maatregelen voor die topsectoren. Een goede mogelijkheid is om dit beschikbaar te stellen voor publiek-private samenwerkingsverbanden, zoals de TTI's. Daarover spraken wij tijdens het algemeen overleg met die topteams over hoe ik dit het beste kan inzetten. Mocht de fiscale route geen soelaas bieden – zoals mevrouw Dijksma vreest – dan ben ik wel bereid om naar andere oplossingen te kijken. Ik wijs het dus niet bij voorbaat af, ik gooi niet de deur dicht voor oplossingen. Ik wil echter niet vooruitlopen op de adviezen van de topteams. De vormgeving van de inzet van middelen laat ik eigenlijk afhangen van deze adviezen van de topteams. Ik wil mevrouw Dijksma dan ook vragen om deze motie aan te houden. Anders moet ik haar op dit moment ontraden.

MevrouwDijksma (PvdA):

Voorzitter ...

Devoorzitter:

Wij gaan geen vragen stellen, mevrouw Dijksma. U kunt alleen zeggen of u uw motie aanhoudt. Zo is het kerstregime, het spijt me. U weet hoe kort een kwartier is.

MevrouwDijksma (PvdA):

Ik zou bereid zijn om een overweging waar de minister tegenaan hikt te schrappen. Dat kan een oplossing zijn. Anders houd ik de motie aan, daar hangt het even vanaf.

MinisterVerhagen:

Wellicht kunnen wij nog tot nadere gedachten komen.

Dan kom ik bij de motie met betrekking tot een overzicht R&D-uitgaven. Ik zal bij de begroting van 2011 in ieder geval een overzicht geven van de publieke innovatie-uitgaven in de periode 2008–2015. Volgens mij heb ik dit in het AO al gezegd tegen de heer Verhoeven. Wij gebruiken onder andere de publieke onderzoeksuitgaven die jaarlijks in beeld worden gebracht in de zogenaamde TOF-overzichten. Recentelijk is er weer een overzicht uitgekomen waarin ook een raming is opgenomen tot 2015. Ramingen van private investeringen voor na 2011 vind ik op zich weinig zinvol. Ik heb er immers totaal geen zicht op en ...

Devoorzitter:

Minister ...

MinisterVerhagen:

Voorzitter, ik moet toch een onderbouwing geven waarom ik iets niet wil?

Devoorzitter:

U kunt volstaan met een kort oordeel over de moties. Dat lukt uw collega's en u kunt dat ook.

MinisterVerhagen:

Dan ontraad ik de motie, zonder enige verdere uitleg, maar dat begrijpt mevrouw Dijksma wel, gezien het debat.

Devoorzitter:

Minister, u hebt lang deel uitgemaakt van deze Kamer. U kent dus ook het probleem dat wij hebben met de agenda. Ik vind het dan een beetje flauw dat u deze opmerking maakt. Ik vraag al uw collega's om het beknopt te doen en ik vraag het ook aan u.

MinisterVerhagen:

Voorzitter, ik heb drie regels uitgesproken met betrekking tot de motie. Ik ontraad de motie.

Ik ga naar de motie-Braakhuis op stuk nr. 6. Ook die moet ik ontraden, aangezien het naar economisch kansrijke projecten gaat. Die kunnen duurzaam zijn, maar ik ga niet al van tevoren aangeven hoe groot het percentage moet zijn.

De volgende motie betreft de motie van de heer Braakhuis op stuk nr. 7 over ontwikkelingssamenwerking. Ook die moet ik ontraden. Wij gaan immers niet over iets wat officieel ontwikkelingssamenwerking is; dat doet ODA, de officiële ontwikkelingshulp. Op basis daarvan kan de Kamer een oordeel uitspreken of het gaat om officiële ontwikkelingshulp. Mocht blijken dat dit niet het geval is, dan voldoen wij niet aan de belofte van het kabinet om 0,7% van ons bnp aan ontwikkelingshulp te geven. In die zin heeft men altijd de zekerheid dat iets officieel tot ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking gerekend wordt indien het vastgesteld wordt als ODA.

Dan kom ik bij de motie van de heer Verhoeven op stuk nr. 8. Gelet op de tijd laat ik het oordeel aan de Kamer over deze motie over de betrokkenheid van de regio's.

De motie van mevrouw Ortega op stuk nr. 9 zie ik als ondersteuning van beleid.

De motie-Schaart/Verburg op stuk nr. 10 zal ik uitvoeren indien de Kamer haar aanneemt.

Devoorzitter:

Dank u, minister, dat ging geweldig.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

De stemmingen over de moties vinden morgenavond plaats.

Naar boven