10 Studenten- en ouderenhuisvesting

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van het algemeen overleg over studenten- en ouderenhuisvesting (32500-VII, nr. 89).

Devoorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken van harte welkom.

Ik wijs er nog even op dat het kerstregime geldt. Dat betekent dat u geacht wordt de moties alleen voor te lezen en dat de minister kort een oordeel over die moties geeft. Er is geen nadere discussie mogelijk. Een enkele technische vraag is wel toegestaan.

De beraadslaging wordt geopend.

De heerMonasch (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Het is een genoegen, elkaar ook eens in deze constellatie te treffen. Wie had dat ooit gedacht.

Gezien het kerstregime zal ik het kort houden. Gelet op de discussie over de mogelijkheden voor huisvesting voor ouderen, voor mensen met een zorgindicatie en voor mensen met een beperking heb ik samen met het CDA de volgende motie voorbereid. Ik dien deze nu mede namens mijn collega Van Bochove in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het belang van voldoende en betaalbare huisvesting voor ouderen, mede in het licht van de vergrijzing in Nederland, voor mensen met een zorgindicatie en voor mensen met een beperking;

overwegende dat de bouw van deze specifieke vorm van huisvesting extra kosten met zich meebrengt vanwege de additionele voorzieningen die nodig zijn voor deze groepen bewoners;

constaterende dat de markt niet voorziet in voldoende betaalbare huisvesting voor deze doelgroepen;

constaterende dat vanwege een Europese beschikking, waarbij het niet is toegestaan leningen via het WSW te borgen met een huur boven de € 652, geen nieuwe, betaalbare woningen voor deze doelgroepen worden gerealiseerd en het bouwen van woningen voor deze doelgroepen extra kosten met zich meebrengt;

constaterende dat de voorgenomen plannen tot wijziging in de AWBZ zullen leiden tot het scheiden van wonen en zorg en daardoor problemen in de huisvesting voor de betrokkenen kunnen ontstaan;

constaterende dat in een soortgelijke situatie het de Zweedse regering, door een beschikking van de Europese Commissie gericht op realiseren van specifieke huisvesting voor ouderen, mogelijk is gemaakt voor de doelgroep te bouwen;

constaterende dat in de Nederlandse situatie een eigen passende oplossing moet worden gevonden;

verzoekt de regering, met de Europese Commissie spoedig tot afspraken – een nieuwe passende beschikking – te komen die leiden tot een jaarlijks te indexeren inkomensgrens van € 38.000 (peiljaar 2010) voor ouderen, voor mensen met een zorgindicatie en voor mensen met een beperking, met als gevolg dat de huidige Europese beschikking voor deze doelgroep niet meer van toepassing is,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (32500-VII).

De heerLucassen (PVV):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland sprake is van een oplopend tekort aan studentenhuisvesting;

verzoekt de regering, een hernieuwd actieplan studentenhuisvesting op te stellen, gebaseerd op een nauwkeurige inventarisatie van vraag en aanbod, en knellende wetgeving aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lucassen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (32500-VII).

De heerLucassen (PVV):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat ook over de studentenhuisvesting.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland sprake is van een oplopend tekort aan studentenhuisvesting;

constaterende dat binnen het beperkte aanbod van studentenhuisvesting moet worden voorkomen dat de doorstroming stokt;

verzoekt de regering, de tijdelijke verhuur van studentenhuisvesting voor de duur van de studie, de zogenaamde "campuscontracten", actief te stimuleren onder corporaties en particuliere verhuurders,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lucassen en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (32500-VII).

De heerLucassen (PVV):

Mijn derde motie heeft betrekking op de ouderenhuisvesting. Het doet ons deugd dat de discussie over de Brusselse staatssteunregeling weer op de kaart staat. Wij gaan ervan uit dat ook de rest van de discussie op steun kan rekenen van de partijen die de motie daarover hebben ingediend. Wij gaan het zeker opnieuw op de kaart zetten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat senioren die zelfstandig kunnen blijven wonen de mogelijkheid moeten hebben om te verhuizen naar een kleinere of aangepaste huurwoning;

overwegende dat het verhuizen van senioren naar een passende woning de doorstroming op de woningmarkt verbetert;

constaterende dat de nieuwe regels voor het toewijzen van huurwoningen een vrijstelling kennen van 10% van het woningbestand, waarbij geen eisen worden gesteld aan het inkomen van kwetsbare doelgroepen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat bij de toewijzing van het vrijgestelde woningbestand aan 65-plussers die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaten, dezelfde prioriteit wordt gegeven als aan overige kwetsbare groepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lucassen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (32500-VII).

Ik zie dat geen andere leden het woord verlangen. Heeft de minister aan twee minuten schorsing voldoende om zijn antwoord voor te bereiden? Dat is het geval.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Devoorzitter:

Ik verifieer nog even bij de minister of hij de woorden over het kerstregime bij aanvang van de vergadering heeft meegekregen. Als dat het geval is, geef ik hem graag het woord.

MinisterDonner:

Voorzitter. Die heb ik meegekregen. Ik geloof wel dat u zich enigszins vergist in de christelijke kalender. Aangezien u weet dat ik altijd beknopt antwoord, heb ik deze aanmaning overigens niet nodig.

Devoorzitter:

Het betreft hier een staande uitdrukking die betekent dat men zich beperkt in de wijze van beantwoording. Juist bij u leek me het verstandig om daar op enigerlei wijze nog even op te wijzen.

MinisterDonner:

Ik beperk mij altijd, voor zover dat mogelijk is, gelet op het feit dat ik de Tweede Kamer antwoord. Die moet ik volledig antwoorden, anders krijg ik daar weer een probleem mee.

Devoorzitter:

Het woord is aan u.

MinisterDonner:

Voorzitter, laat ik beginnen met de materie, in de eerste plaats de motie van de heer Monasch op stuk nr. 95, die hij samen met de heer Van Bochove heeft ingediend. Deze motie moet ik ontraden, want zij berust op een aantal vooronderstellingen die feitelijk onjuist zijn.

In de eerste plaats dat er onvoldoende betaalbare huisvesting voor ouderen is, mede in het licht van de zorgindicatie voor mensen met een beperking. Ik constateer juist dat de vraag minder wordt, doordat ouderen langer zelfstandig blijven wonen. Verder is van de nieuwbouw inmiddels 40% ook geschikt voor bewoning door ouderen. Kortom, het aantal ouderen met een zorgindicatie dat apart moet gaan wonen, zal minder worden.

In de tweede plaats wordt in de motie gesteld dat de markt niet voorziet in voldoende betaalbare huisvesting voor deze doelgroep. Ik heb juist begrepen dat particuliere investeerders hebben aangegeven ook initiatieven tussen € 652 en € 1000 te bevorderen. Nogmaals, het gaat om heel specifieke zorgcomplexen – vandaar de verwijzing naar de AWBZ – en niet om normale bewoning. Een steeds groter gedeelte van de Nederlandse woningen is geschikt voor normale bewoning door ouderen. De kosten van aanpassing zijn daar zeer beperkt. Heel speciale wooncomplexen vormen een andere categorie. Wij zullen het eerst moeten bezien in het licht van de scheiding van zorg en wonen in de AWBZ: waar ontstaan de echte problemen? Anders creëren we een stimuleringsregeling voor wooncomplexen waarnaar geen vraag is. Ik ben helemaal niet ongenegen om te bezien of er een probleem is en hoe dat dan valt op te lossen binnen de beschikking die er nu ligt.

In de derde plaats wordt verwezen naar een soortgelijke situatie in Zweden. Die vooronderstelling is fout. Zoals ik ook in de brief aan de Kamer heb betoogd, was de Zweedse regeling specifiek bedoeld om een bepaald soort woningen te bevorderen, ongeacht wie die bouwden, woningcorporaties of particuliere investeerders. Het was gewoon een subsidie voor de bouw van bepaalde woningen. Dat is dit niet. Het is een onderdeel van de totale regeling, de beschikking die geldt voor Nederland.

Ik ontraad dus de motie, omdat het petitum inhoudt dat de Nederlandse regering in Brussel een nieuwe steunmaatregel aanmeldt. De Europese Commissie zal er dan op wijzen dat moet worden aangetoond waar de behoefte zit. Overigens staat in de beschikking over 10% vrij bestand zoals die nu al is getroffen door de Europese Commissie – daarmee kom ik bij de motie op stuk nr. 98 van de heer Lucassen – dat die met name voor ouderen kan worden gebruikt. Die lijn kan ik zeer wel ondersteunen, maar daar kom ik straks nog op.

Ik begrijp wel de zorg van de Kamer op dit punt. De eerste vraag is: doet zich hier wel een echt probleem voor? Ik heb een- en andermaal aangegeven dat ik ten volle bereid ben om de door de woningorganisaties aangedragen knelpunten te bespreken om te zoeken naar oplossingen. Op dit punt heb ik niets gehoord over knelpunten. Als de Kamer dat wenselijk acht, ben ik desondanks gaarne bereid om een brief te schrijven naar Brussel om te vragen onder welke omstandigheden dit voor Nederland ook acceptabel is, gelet op de Zweedse situatie. In de motie wordt nu gevraagd dat Nederland inzet op een beleid waarvan ik niet weet of het verstandig is. Ik ben gaarne bereid om te vragen wat de voorwaarden zijn en onder welke omstandigheden een soortgelijke regeling voor Nederland kan gelden. Dan kunnen wij in het licht van die informatie kijken of het wenselijk is dat Nederland dit bepleit, ook omdat ik vrees dat het antwoord van de Europese Commissie zal zijn dat het moet gaan om een maatregel ten behoeve van het sociaal armere deel van Nederland. De inkomenspositie van ouderen boven 65 jaar is bij een inkomen van € 33.000 in de regel beter, alleen al omdat ze minder belastingen en premies betalen vanwege de ouderenaftrek en het feit dat er geen premies betaald worden. Een inkomen van € 33.000 betekent voor ouderen boven 65 jaar meer besteedbaar inkomen dan voor ouderen beneden 65 jaar. Om die reden verwacht ik dat de Europese Commissie zal zeggen: als u het zo nodig wilt, zult u voor andere groepen de grens naar beneden moeten brengen. Ik denk niet dat dat een verstandige keus is. Als de Kamer er prijs op stelt, ben ik gaarne bereid om bij Brussel te informeren wat de voorwaarden zijn voor een soortgelijke maatregel zoals Zweden die getroffen heeft. Ik kan ook informeren onder welke omstandigheden een oplossing gevonden kan worden voor problemen met betrekking tot ouderen die ik nu nog niet ken en wat de Commissie op dat punt aanvaardbaar vindt en passend binnen de beschikking. In de huidige vorm – in de motie staat: ga maar naar Brussel en meld maar een nieuwe steunmaatregel aan – moet ik de motie ontraden. Ik denk namelijk dat dit niet verstandig is, niet in het belang van Nederland en niet in het belang van bewoners.

Devoorzitter:

Mag ik de minister vragen het oordeel over de tweede motie te geven?

MinisterDonner:

Uitstekend, voorzitter.

De tweede motie op stuk nr. 96 is ingediend door de heer Lucassen. Hierin wordt gevraagd om een hernieuwd actieplan studentenhuisvesting, gebaseerd op een nauwkeurige inventarisatie van de problematiek en de knellende wetgeving. Tijdens het AO hebben wij hierover al gesproken. Ik heb ook al toegezegd om te komen tot een verkenning van de problemen. Ik weet dat het laatste plan van aanpak alweer van een paar jaar geleden dateert. Derhalve acht ik deze motie, zo de Kamer haar aanvaart, als ondersteuning van het beleid. Op basis van de knelpunten die ik vaststel, zal ik komen tot een plan van aanpak voor de oplossing ervan.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 97 waarin de heer Lucassen vraagt om de campuscontracten actief te stimuleren onder corporaties en particuliere verhuurders. Ook deze motie wil ik beschouwen als ondersteuning van het beleid. Ik heb al aangegeven dat er overleg is met de koepel van studentenhuisvesters en dat er een voorbeeld van een campuscontract op de website van Kences zal komen. Verder zal ik bezien in hoeverre op de website van de rijksoverheid hiervan een voorbeeld kan komen, teneinde een en ander te stimuleren onder particuliere verhuurders. Ik zal dit punt ook in het overleg opnemen.

In de motie op stuk nr. 98 verzoekt de heer Lucassen de regering om te bevorderen dat bij de toewijzing van het vrijgestelde woningbestand aan 65-plussers dezelfde prioriteit wordt gegeven als aan overige kwetsbare groepen. Ik ben eigenlijk in de verleiding om deze motie te ontraden, omdat de beschikking van de Europese Commissie nu al inhoudt dat ze voorrang hebben bij gelijke gevallen. Ik vermoed dat de heer Lucassen dat niet bedoelt met zijn motie. Zoals ik al aangaf, wordt inzake de toewijzing van de 10% vrij bestand door de Europese Commissie in het bijzonder gedacht aan ouderen. Op deze subtiliteit en technicité zal ik echter niet ingaan. Ik beschouw de motie dus als ondersteuning van het beleid zoals het ook al in de beschikking van de Europese Commissie was vermeld. Ik beschouw de motie dus zelfs als ondersteuning van die beschikking.

Devoorzitter:

Ik zie dat er een enkele vraag om technische toelichting is.

MevrouwDe Boer (VVD):

Inderdaad. Mijn vraag betreft de motie op stuk nr. 95. De minister zei dat wij het eerder over de problematiek hebben gehad waarover de motie gaat. Door twee partijen wordt er nu een specifieke doelgroep uitgelicht, namelijk de ouderen. Er is eerder voorgesteld om dit voor al die groepen onder de grens van € 33.000 te doen en de grens helemaal op te trekken naar € 38.000. De minister zei ook dat wat in deze motie wordt voorgesteld eigenlijk helemaal niet kan. Mocht de motie worden aangenomen, zal de minister haar dan ook niet uitvoeren?

MinisterDonner:

Zoals mevrouw De Boer weet, heb ik de motie ontraden. Daarbij heb ik aangegeven wat mijn motieven zijn. Ik ga er voorshands van uit dat dit voor de Kamer voldoende is om op die basis te besluiten. Wat betreft de vraag wat er gebeurt als die veronderstelling onjuist is, geldt in alle gevallen dat dit voorwerp van discussie in het kabinet zal zijn. Daarop kan ik dus niet vooruitlopen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Wij stemmen morgen, voor het reces, over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven