5 Europese ontwikkelingsgelden

Aan de orde is het spoeddebat over de besteding van Europese ontwikkelingshulpgelden.

Devoorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Vandaag houdt mevrouw Hilkens haar maidenspeech. Zoals bekend, zal zij niet onderbroken worden. Wel zullen we kort schorsen om haar te feliciteren, nadat zij haar maidenspeech heeft uitgesproken. We moeten het met het oog op de agenda allemaal beknopt doen.

De heerDriessen (PVV):

Voorzitter. De Europese Unie is de weg volledig kwijt. Vorige week kwam de Britse denktank Open Europe met een vernietigend rapport over de Europese ontwikkelingshulp. De bureaucraten in Brussel blijken de afgelopen jaren belastinggeld gestoken te hebben in de meest bizarre hulpprojecten. In wat we ooit gewoon Opper-Volta noemden, ging 0,5 mln. naar een dansproject. In het altijd gezellige Sierra Leone zou een door Europa gesubsidieerd medisch centrum zijn veranderd in een urinoir. In Mali ging 10 mln. naar een banencentrum dat slechts zes mensen aan het werk hielp.

Hier blijft het niet bij. Het rapport van Open Europe toont nog veel meer gekkigheid aan. Ik noem nog een paar misstanden. Vanuit Brussel gaat veel te veel geld naar begrotingssteun, de meest belachelijke vorm van ontwikkelingshulp. De controle op de besteding van al die hulpgelden blijkt ver onder de maat te zijn. Een Brusselse club ontving 0,5 mln. om Europese ontwikkelingshulp te promoten.

Ook blijkt dat nog niet de helft van alle Europese ontwikkelingshulp naar lage-inkomenslanden gaat. Sterker nog, Turkije, de zeventiende economie ter wereld en lid van de G20, is met meer dan 0,5 mld. per jaar de grootste ontvanger van Europees hulpgeld. Dat is ronduit bizar. Ik hoop dat de staatssecretaris dat ook vindt. Dat het Franse overzeese paradijs Nieuw-Caledonië, dat net zo rijk is als een gemiddelde EU-lidstaat, jaarlijks miljoenen aan Europese ontwikkelingshulp ontvangt, is aan helemaal niemand uit te leggen, zeker niet aan de Nederlandse belastingbetaler.

Voor de fractie van de Partij voor de Vrijheid is de maat meer dan vol. Al die verspilling van heel veel ook Nederlands belastinggeld moet stoppen. De belastingbetaler hoeft niet langer op te draaien voor de gekke hobby's van al die malle eurofielen. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij bereid is om de volledige Nederlandse bijdrage aan de wanstaltige Europese ontwikkelingshulp zo snel mogelijk te stoppen, want genoeg is genoeg.

MevrouwHachchi (D66):

Heeft de heer Driessen het rapport van Open Europe ook gelezen? Of heeft hij zich beperkt tot het artikel in De Telegraaf?

De heerDriessen (PVV):

Ik heb het rapport van Open Europe natuurlijk gelezen, net als het artikel in De Telegraaf.

MevrouwHachchi (D66):

Laat ik mij beperken tot het medisch centrum in Sierra Leone. Wat daarover bericht werd, bleek op een vergissing te berusten. Dat medisch centrum functioneert wel degelijk goed. Kennelijk heeft men naar een ander gebouw gekeken.

De heerDriessen (PVV):

Als mevrouw Hachchi het rapport goed had gelezen, dan had zij kunnen lezen dat dit gewoon in het rapport staat.

De heerIrrgang (SP):

Voorzitter. Opnieuw blijkt uit een opzienbarend rapport van een denktank dat de ontwikkelingshulp van de Europese Commissie onnodig bureaucratisch en relatief ineffectief is. Opnieuw, omdat Open Europe dezelfde conclusie in nog hardere bewoordingen al in 2007 trok. Opnieuw, omdat ook het Overseas Development Institute eerder al wees op de hoge transactiekosten. Opnieuw, omdat ook de Europese Commissie zelf al eerder toegaf dat de administratieve problemen groot waren. Opnieuw, omdat ook Oxfam eerder al vaststelde dat de Europese Commissie veel slechter scoort dan andere donoren. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat de hulp van de Europese Commissie volgens dit rapport steeds minder gericht is op de allerarmste landen en steeds meer een politiek speeltje wordt, waardoor Barbabos uiteindelijk meer hulp krijgt dan Bangladesh?

Wat vindt de staatssecretaris ervan dat de hulp van de Europese Commissie volgens dit rapport steeds minder gericht is op de allerarmste landen en steeds meer een politiek speeltje wordt, waardoor Barbados uiteindelijk meer hulp krijgt dan Bangladesh? Wat vindt de staatssecretaris van de relatief hoge bureaucratische kosten? Wat vindt de staatssecretaris ervan dat de Europese Commissie veel geld voor hulp doorgeeft aan instellingen als de Wereldbank, terwijl lidstaten dat direct zelf kunnen doen? Wat vindt hij ervan dat de Europese Commissie zelfs geld teruggeeft aan de lidstaten om daarmee hulp te verstrekken? Dat is toch het zinloos rondpompen van geld met extra administratieve kosten? Het rapport wijst ook daarop. Welke consequentie trekt hij uit het feit dat de Europese Commissie blijft doorgaan met het veel te makkelijk verstrekken van begrotingssteun?

De brief van de staatssecretaris is teleurstellend omdat hij de tekortkomingen van de hulp van de Europese Commissie blijft bagatelliseren. De SP is niet voor minder hulp, waar de PVV wel voor pleit. Maar wij zijn wel voor effectievere hulp en dat betekent veel minder hulp van de Europese Commissie.

Ik weet dat de staatssecretaris een zwak heeft voor Europa. Dat geeft helemaal niet, want wij hebben allemaal onze tekortkomingen. Maar de staatssecretaris speelt partijen als de PVV in de kaart door na te laten veel kritischer te zijn over de enorme verspilling bij de hulp van de Europese Commissie. Daarvan is uiteindelijk ook de internationale solidariteit die de staatssecretaris hoog in het vaandel heeft, het slachtoffer. Dat zou niet moeten gebeuren. Daarom vraagt de SP-fractie hem om in veel krachtiger bewoordingen de verspilling van hulp door de Europese Commissie te bekritiseren, ook hier vandaag. Wij geven 10% van onze hulp via de Europese Commissie. Waarom is er geen voornemen om dit drastisch te verlagen en een veel effectievere hulp te verstrekken?

Devoorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hilkens, die haar maidenspeech zal houden.

MevrouwHilkens (PvdA):

Voorzitter. In het beginselmanifest van de Partij van de Arbeid staat in de eerste paragraaf in één zin samengevat wat mij ertoe motiveert om hier vandaag mijn maidenspeech te houden en wat mij ertoe heeft bewogen om de politieke arena überhaupt te betreden. Die zin gaat zo. "Voor de Partij van de Arbeid staat het recht op een fatsoenlijk bestaan centraal. Een bestaan dat een volwaardige participatie in de maatschappij mogelijk maakt, met ruimte voor wie wil en waardigheid voor wie niet kan." Het is die waardigheid aan de hand waarvan wij mijns inziens onze mate van beschaving kunnen definiëren die de voorbije jaren meer en meer onder druk is komen te staan. Ik hoop deze waardigheid als politica nu en in de toekomst met hand en tand te mogen verdedigen.

Als ieder ander van mijn partij vind ik dat wij bijvoorbeeld bijstandsfraude streng moeten aanpakken. Ik verzet me echter tegen diegenen die omwille van de fraudeur elke uitkeringsgerechtigde criminaliseren. Als ieder ander van mijn partij vind ik dat de politiek streng moet optreden tegen die jongeren die zich ernstig misdragen, maar ik verzet mij tegen diegenen die omwille van de rotte appels een hele bevolkingsgroep criminaliseren. Om de overstap naar het onderwerp van dit spoeddebat te maken, pleit ik als ieder ander van mijn partij voor een weloverwogen, verantwoorde en verdedigbare besteding van ontwikkelingsgelden en verzet ik mij tegen diegenen die er al te kwistig mee strooien. Evenzogoed verzet ik mij tegen die mensen die kwalijke incidenten misbruiken om van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen een stompzinnige karikatuur te maken.

De enige hulp die effectief bijdraagt aan duurzame ontwikkeling is hulp die mensen in ontwikkelingslanden zelf zeggen nodig te hebben. De Britse conservatieve denktank Open Europe staat haast een wereld zonder ontwikkelingshulp voor. Het is dus weinig verrassend dat juist de PVV-fractie dit rapport heeft opgepakt.

De PvdA-fractie is er desalniettemin verheugd over dat wij nu de gelegenheid hebben om over Europese ontwikkelingshulp te spreken. Mijn partij maakt zich namelijk zorgen over het gebrek aan democratische controle op bestedingen van het Europees Ontwikkelingsfonds en zou graag zien dat deze middelen voortaan in de reguliere begroting van de Europese Unie vallen. Zo kunnen onze collega's in Brussel beter controleren en het beleid in de gaten houden. Het gevaar dat het Europees Ontwikkelingsfonds een geopolitiek spelletje speelt met beschikbare middelen ligt inderdaad op de loer. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of hij het eens is met de PvdA-fractie dat de huidige praktijk onwenselijk is. Zo ja, wat is dan zijn inzet bij het overhevelen van de EOF-gelden naar de EU-begroting?

Zoals gezegd, de PvdA-fractie vindt de toon van de berichtgeving tendentieus. De karikaturale voorstelling van zaken doet geen recht aan het totaalbeeld. Tegelijkertijd delen wij de zorg over mogelijke misstanden bij de besteding van de middelen. Zo plaatst de PvdA-fractie vraagtekens bij de grootscheepse overdracht van kapitaal middels begrotingssteun aan ontwikkelingslanden.

Tot slot. De PvdA-fractie wil graag weten wat er misgaat bij de besteding van Europese middelen en hoe de geleerde lessen vervolgens vorm krijgen in de praktijk. Ik wil graag van de staatssecretaris weten welk anticorruptie- en antifraudesysteem de Commissie hanteert. Heeft de staatssecretaris helder zicht op mogelijke misstanden? Hoe worden deze bevindingen besproken in de Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking? Op welk moment kunnen wij deze bevindingen bespreken in dit parlement?

Devoorzitter:

Aan mij de eer om u als eerste te mogen feliciteren. Ik las ergens, al weet ik niet meer waar, dat u er niet zeker van was dat u een maidenspeech zou houden. Ik ben blij dat u een maidenspeech hebt gehouden en dat u dit meteen hebt gedaan, want nu bent u echt lid van de Kamer. Van harte gelukgewenst! U kunt voor het rostrum plaatsnemen, opdat de collega's u kunnen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MevrouwHachchi (D66):

Voorzitter. Het was een grote broek die de PVV-fractie aantrok toen dit spoeddebat werd aangevraagd. De Europese Unie zou volgens de PVV-fractie – ik citeer – "vele miljoenen in de meest bizarre en onzinnige hulpprojecten" hebben gestoken. Volgens De Telegraaf was de partij, samen met de VVD-fractie, woedend. Mijn fractie zou daar misschien nog iets van kunnen begrijpen, als hetgeen De Telegraaf meldde, had geklopt. Maar het klopte niet. De weergave over geldsmijterij blijkt overdreven. De krant baseerde zich op een rapport van Open Europe en schreef vooral over een medisch centrum in Sierra Leone, een dansproject in Burkina Faso en een migratiecentrum in Mali. Het medisch centrum in Sierra Leone zou slecht functioneren en zelfs een urinoir zijn. Dit blijkt onjuist. Volgens een onafhankelijke Amerikaanse analyse is het centrum van de hoogste kwaliteit. Daar komt bij dat het centrum een van de 5000 medische faciliteiten is die de Europese Unie in ontwikkelingslanden heeft opgezet. Enig perspectief is hier dus op zijn plaats.

Het dansproject in Burkina Faso was erop gericht om jongeren van de straat te halen en artistiek op te leiden. Mijn fractie is hierover niet cynisch. Burkina Faso krijgt jaarlijks ongeveer 700 mln. aan ontwikkelingshulp. Dat de Europese Unie voor minder dan € 500.000 samenwerkt met lokale dansscholen, vinden wij niet direct belachelijk of schandalig. Dansen is op zichzelf misschien niet de eerste prioriteit, maar de rol van cultuur bij autonome ontwikkeling van mensen is dat wel.

Volgens Open Europe heeft het migratiecentrum in Mali slechts zes Malinezen aan een baan geholpen, maar het vinden van een baan is niet het doel van het centrum. Het doel is om juridisch te adviseren, een helder beeld te krijgen van migratiepatronen en de migratie te dempen. Ik vraag mij af wat de PVV daartegen heeft. Voor wat het migratiecentrum en het dansproject betreft, zal de D66-fractie wachten op de evaluatie van de ontwikkelingseffecten. Op dat moment kunnen wij debatteren over feiten. Mijn fractie zal dan de eerste zijn om zich uit te spreken tegen geldverspilling. Wij zullen echter niet Brussel of Europa de schuld geven, want de lidstaten beslissen zelf, samen met onze collega's in het Europese Parlement. Wij zullen op dat moment ook veel kritische vragen stellen, waar in dit spoeddebat geen tijd voor is, over afslanking van bureaucratie, effectiviteit en coherentie. Altijd zullen wij daarbij het bredere plaatje in gedachten houden.

De VVD-fractie gaf gisteren bij monde van de heer Ten Broeke een mooie opsomming van resultaten die de internationale gemeenschap in Afghanistan bereikt heeft. Ik hoop dat de VVD-fractie ook eens een dergelijke opsomming geeft van de resultaten van ontwikkelingssamenwerking. De Europese Unie is de grootste donor van de wereld en heeft de afgelopen jaren 9 miljoen kinderen naar school gestuurd, 4 miljoen geboorten laten begeleiden door goed personeel, 31 miljoen huishoudens op veilig drinkwater aangesloten, 24 miljoen mensen voedselsteun gegeven en nog veel meer. De D66-fractie is daar in elk geval verheugd over.

De heerIrrgang (SP):

Wat mevrouw Hachchi zei over De Telegraaf, was ook mij opgevallen. Ik neem aan dat zij het rapport gelezen heeft. Het is één grote kritiek op de Europese hulp. Daar hoor ik mevrouw Hachchi heel weinig over. Het is een beetje flauw om elke keer over die danslessen te beginnen, maar is zij het niet met mij eens dat als er dansles gegeven moet worden, de Afrikanen die dan aan de westerlingen zouden moeten geven in plaats van andersom?

MevrouwHachchi (D66):

Dat laatste ben ik helemaal eens met de heer Irrgang, maar ik benadruk dat dit debat gaat over het artikel in De Telegraaf. Als het een debat over het rapport van Open Europe was geweest, had ik wel wat meer spreektijd gewild en was dat ook onze aanvraag geweest. In dit geval gaat het om het artikel in De Telegraaf. Zoals ik al aangaf, kloppen de feiten niet. Graag wil ik eerst de feiten op een rij hebben voordat wij een debat voeren over de bevindingen en de aanbevelingen in het rapport. Zoals de heer Irrgang aangaf, staan daar heel goede aanbevelingen in en komen daarin ook zorgpunten naar voren. Daarvoor is dit debat echter niet bedoeld.

De heerIrrgang (SP):

Ik geef het op. Volgens mij gaat dit debat over het rapport van Open Europe, waar De Telegraaf over schreef. Misschien staan daar foute voorbeelden in, dat ben ik met mevrouw Hachchi eens, maar het is wel degelijk een heel kritisch rapport over de Europese hulp. Mevrouw Hachchi moet dan niet doen voorkomen dat er alleen maar sprake is van foute berichtgeving. Dan zit zij er echt naast.

De heerDriessen (PVV):

Mevrouw Hachchi maakt zich volslagen belachelijk. Natuurlijk gaat dit debat over het rapport van Open Europe. Iedereen die dit debat volgt, zal dat kunnen beamen, behalve blijkbaar mevrouw Hachchi. Alle misstanden die in het rapport worden aangetoond, praat zij goed. Dat is beneden alle peil. Vindt zij niet dat zij zich kapot zou moeten schamen voor wat zij in de afgelopen drie minuten in dit huis heeft gezegd?

MevrouwHachchi (D66):

Volgens mij heeft de heer Driessen niet goed geluisterd naar mijn inbreng. Zoals ik aangaf, kunnen wij over het rapport van Open Europe debatteren, maar dan moeten eerst de feiten op een rij staan. De heer Driessen is degene geweest die dit spoeddebat heeft aangevraagd. Als hij het rapport goed heeft gelezen, verwacht ik minstens dat hij zijn woorden enigszins op feiten baseert. Als het debat zou moeten gaan over het rapport van Open Europe, zouden wij daar meer tijd voor moeten uittrekken. In het rapport, dat ik wel heb gelezen, staan zaken die wij zeker kunnen overnemen – wij hebben dat ook kunnen lezen in de brief van de staatssecretaris – maar in dit geval blijf ik erbij dat dit debat uiteindelijk gaat over het artikel in De Telegraaf.

De heerDriessen (PVV):

Volgens mij hoeven wij geen seconde tijd meer uit te trekken. Als u gewoon uw spreektijd op een normale wijze invult …

Devoorzitter:

Via de voorzitter graag.

De heerDriessen (PVV):

… zeg ik via de voorzitter, uiteraard. Misschien een tip voor de volgende keer.

De heerDijkhoff (VVD):

Ik wil collega Hachchi complimenteren, want het lukt haar met deze interrupties aardig om het debat te rekken. Dat lijkt mij ook verstandig, want volgens mij gaat het niet over een artikel in De Telegraaf en ook niet over het rapport van Open Europe, maar over de manier waarop de Europese Unie op het vlak van ontwikkelingssamenwerking omgaat met onder meer Nederlands belastinggeld. Even los van de voorbeelden – of die nu cynisch bedoeld zijn of niet – stel ik vast dat in het rapport wel meer wordt geconstateerd, ook over de langere termijn. De ontwikkelingssamenwerking is veel te bureaucratisch. Er gaat veel meer geld op aan het systeem dan er geld goed terecht komt. Er wordt geld rondgepompt via multilaterale instellingen en er komt weer geld terug naar lidstaten. Is mevrouw Hachchi het met de VVD-fractie eens dat het geen kwaad kan om binnen de Europese Unie nog scherper aan te dringen op een effectievere en efficiëntere besteding van ook Nederlands belastinggeld aan ontwikkelingssamenwerking?

MevrouwHachchi (D66):

De D66-fractie zal de eerste zijn om geldverspilling tegen te gaan. De lidstaten binnen de Europese Unie moeten als donoren meer samenwerken en in elkaars verlengde werken. Dat spreek ik niet tegen; dat ben ik helemaal met de heer Dijkhoff eens. Ik maak er wel een punt van dat partijen als de PVV en de VVD een artikel in De Telegraaf gebruiken om de boel op te blazen, buiten proporties te plaatsen en te suggereren dat al het Europees ontwikkelingsgeld verkeerd besteed wordt. Het rapport is duidelijk en daar kun je op basis van feiten over discussiëren, maar dat gebeurt in dit geval niet.

De heerDijkhoff (VVD):

Ik zal er niet al te diep op ingaan, want ik heb ook nog een eigen inbreng. Ik vind het echter jammer dat mevrouw Hachchi nu al een voorschot neemt op de inbreng van de VVD met een kwalificatie van de inhoud daarvan. Ik verwacht dat zij daar straks op terugkomt.

MevrouwHachchi (D66):

Ik wacht met belangstelling op de inbreng van de heer Dijkhoff. Ik heb de VVD-reactie van de heer Ten Broeke heel duidelijk in de krant gelezen, waarin hij net als de PVV al een heel duidelijke conclusie over Europese samenwerking trok. Maar goed, ik wacht de inbreng van de heer Dijkhoff met belangstelling af.

De heerEl Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan mevrouw Hilkens voor haar maidenspeech.

Ontwikkelingssamenwerking werkt als het samengaat met goed beleid en instituties. Er ligt daarbij een grote verantwoordelijkheid bij regeringen van ontwikkelingslanden, maar net zo goed bij donoren. Dat is voor mijn fractie een belangrijke conclusie uit het rapport van Open Europe.

Mijn fractie maakt zich al lange tijd zorgen over het gebrek aan coherentie bij ontwikkelingssamenwerking, hetgeen een negatieve invloed op de effectiviteit daarvan heeft. Dit geldt zeker voor Europese ontwikkelingssamenwerking. Wij zouden graag zien dat wij ontwikkelingssamenwerking op termijn vooral via de EU kunnen organiseren. Dat zou pure winst betekenen, zowel voor de effectiviteit als voor de efficiëntie. Helaas moeten wij constateren dat daarvoor nog te weinig waarborgen zijn en dat er nog veel te veel misgaat. Dat neemt niet weg dat dit wel de route naar effectieve ontwikkelingssamenwerking is. Ik ontvang hierop graag een reactie van deze Europagezinde staatssecretaris.

Effectieve Europese ontwikkelingssamenwerking vereist betere en scherpere prioriteiten en strategie; een coherent Europees beleid op het gebied van een veelvoud van terreinen. Ik verwijs naar belastingen, handel, landbouw en klimaat. Het vereist ook volledige transparantie over successen en falen, zodat geleerde lessen in nieuwe plannen worden meegenomen. Voor dit alles is politieke wil noodzakelijk. Deelt de staatssecretaris die opvatting?

Het gebrek aan coördinatie, coherentie en complementariteit zorgt voor een afname van het effect van Europees ontwikkelingsbeleid. Dat baart mij ernstig zorgen. Deelt de staatssecretaris die zorgen en welke stappen neemt hij om ervoor te zorgen dat die zorgen worden weggenomen?

Het plan om voor elk ontwikkelingsland een lead donor in te stellen en de afspraak om op niet meer dan drie beleidsterreinen hulp te geven, is goed. Hiermee specialiseren donoren zich en wordt voorkomen dat donor darlings en donor orphans ontstaan. Ook Nederland heeft specifieke kennis, bijvoorbeeld over landbouw, gender, Security Sector Reform, milieu en klimaat en over het bevorderen van de rechtsstaat en goed bestuur. Hoe werkt dit echter in de praktijk? Tot nu toe is er niets gedaan met de mooie woorden van de Europese Commissie. Kan de staatssecretaris aangeven welke plannen er op dit vlak zijn en welke afspraken er zijn gemaakt? Welke afspraken moeten nog worden gemaakt en per wanneer gaan die in?

Zowel in nationaal als in Europees verband gaat veel ontwikkelingshulp verloren door onnodig opgelegde eisen en belastingen die door andere ministeries worden ingesteld en door het gebrek aan politieke wil om daarvoor de juist oplossingen aan te dragen. Beleidscoherentie staat wat ons betreft op nummer 1 om ontwikkelingsbeleid effectiever te maken. Het is voor de staatssecretaris, mede gezien zijn functie en positie binnen dit kabinet, een bijna onmogelijke taak om zijn collega's hiervan te overtuigen, laat staat zijn Europese collega's. Het is echter dringend nodig. Graag een reactie van de staatssecretaris op zijn inspanningen en overtuigingskracht op dit gebied.

Tot slot kom ik op begrotingssteun. De Europese Unie geeft om politieke redenen vaak enorme bedragen aan begrotingssteun aan landen waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden en fraude en corruptie te weinig worden bestreden. Het is al een aantal malen voorgekomen dat Nederland besluit de begrotingssteun aan een land op te schorten vanwege schendingen van mensenrechten terwijl de EU vrolijk besluit om aan datzelfde land een paar honderd miljoen euro over te maken. Dat zou niet meer moeten kunnen gebeuren. Vandaar dat ik de staatssecretaris vraag om met een stappenplan te komen voor het geven van Europese begrotingssteun om hiermee zijn Europese collega's te overtuigen. Mijn fractie is van mening dat alleen landen met een goed trackrecord en transparante verantwoording in aanmerking komen voor algemene begrotingssteun en de eisen op deze vlakken gelijkgetrokken worden voor alle ontvangers.

MevrouwFerrier (CDA):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de staatssecretaris te bedanken voor zijn reactie op het rapport van Open Europe. Het is goed dat de staatssecretaris de gelegenheid te baat genomen heeft om weer eens uiteen te zetten wat er bereikt kan worden met effectief ontwikkelingsbeleid. Ik noem de punten die mevrouw Hachchi niet genoemd heeft, zoals de 9 miljoen kinderen die de lagere school af konden maken, de 720.000 onderwijzers die zijn opgeleid, de 24 miljoen mensen die beter gevoed zijn en de 36.000 kilometer weg die aangelegd zijn. Complimenten daarvoor, maar dat betekent niet dat de CDA-fractie niet kritisch is. In de notitie "Van hulp naar investeren" die mijn fractie bijna twee jaar geleden uitgebracht heeft, staat in grote lijnen dezelfde kritiek op het Europees ontwikkelingsbeleid als in het rapport van Open Europe: gebrek aan focus en transparantie, gebrek aan effectiviteit en verantwoording, enorme bureaucratie en een onbeargumenteerde voorkeur voor begrotingssteun. Daarmee doorkruist de EU vaak het ontwikkelingsbeleid van de lidstaten in plaats van dat te versterken.

In de notitie stelt de CDA-fractie dan ook dat het geen automatisme moet zijn voor Nederland om bij te dragen aan het Europees ontwikkelingsfonds en dat de discussie over de effectiviteit van het ontwikkelingsbeleid scherp gevoerd moet worden. Wat zijn de vorderingen voor effectiever EU-OS-beleid sinds 2005 toen de European Consensus on Development werd bekrachtigd door de lidstaten?

Daarbij komt dat in tijden van kortingen op het OS-budget en focus op sectoren, de EU zich naar de mening van mijn fractie vooral en allereerst moet richten op haar coördinerende taak in plaats van een 28ste donor te willen zijn. In de brief zegt de staatssecretaris dat hij verwacht dat de Commissie daartegen geen enkel bezwaar zal hebben maar dat de vraag is of een dergelijke rol gegund wordt. Daar zit een belangrijk punt. Dat zal wat mijn fractie betreft echt moeten. Ik vraag dan ook aan de staatssecretaris om dat op alle mogelijke manieren te bepleiten en te bevorderen bij de lidstaten. Collega El Fassed sprak daar ook al over. Wat heeft de staatssecretaris tot nu toe gedaan? Op welke wijze wordt de discussie in Europa gevoerd en welke afspraken zijn er tot nu toe tussen de donorlanden gemaakt?

Als alle EU-donoren focussen op dezelfde landen en dezelfde sectoren doen wij aan kapitaalvernietiging. En mijn fractie wil dat niet. In het verlengde daarvan zou de EU zich ook meer kunnen richten op kennisontwikkeling, een van de aanbevelingen van het rapport. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan?

Dan de begrotingssteun. Het is heel goed dat de regering aangeeft dat dit deel van het Europees ontwikkelingsbeleid in beweging is, maar zijn er ook concrete afspraken gemaakt? Dat is wat mijn fractie betreft voorwaarde. Duidelijke afspraken met het ontvangende land over begin, proces en eind, waarbij goed wordt vastgelegd op grond waarvan we voortijdig stoppen of opschorten, zoals we met Rwanda gedaan hebben, over mensenrechten, corruptiebestrijding en goed bestuur en over wanneer we klaar zijn. Wat zijn de contouren van een eindsituatie? Op welke manier stelt de staatssecretaris dat ter discussie?

Ook onze bijdrage aan het Europees ontwikkelingsfonds moet voorafgegaan worden door duidelijke afspraken. Voor ons staat effectiviteit voorop. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre hij deze boodschap heeft overgebracht in Brussel en hoe andere lidstaten daartegen aankijken?

Voorzitter. Mag ik als laatste vooral uitspreken dat ik met veel genoegen naar mevrouw Hilkens heb geluisterd en dat ik uitzie naar een vruchtbare samenwerking met haar.

Devoorzitter:

Het is een mooie traditie om dat te doen.

De heerDijkhoff (VVD):

Voorzitter. Ik begin met de felicitaties van mijn fractie over te brengen aan mevrouw Hilkens. Uit haar betoog spraken een passie en een vuur die mij als politicus zeker aanspreken. Ik zie dan ook uit naar een volgende gelegenheid als interrupties wel zijn toegestaan.

De Europese Unie staat niet bekend als de meest efficiënt opererende instantie en ontwikkelingssamenwerking staat helaas ook nog niet bekend als het beleidsveld met de meest effectieve bestedingen. Uit het rapport van Open Europe blijkt dat de combinatie van beide niet het recept is voor het meest smakelijke gerecht. Het is al eerder gezegd: 0,5 mln. om in Mali en Burkina Faso een groep Belgen en Afrikanen te leren dansen en 10 mln. voor een werkgelegenheidsproject met als output dat er zes mensen aan het werk zijn geholpen. Dat is op zichzelf al waanzin, maar het achter- en onderliggende probleem is nog veel erger. Dit deel van het Europese ontwikkelingsbeleid was namelijk bij voorbaat al strijdig met het Europees migratiebeleid. Hoe haal je het dan in je hoofd om zo'n project te starten?

De VVD zet ook grote vraagtekens bij het rondpompen van geld. Ziet de staatssecretaris er enig nut in dat lidstaten belastinggeld geven aan multilaterale instellingen en dat zij geld geven aan de Europese Unie die dan op haar beurt namens diezelfde lidstaten geld geeft aan multilaterale instellingen? Naar onze mening leunt de Europese Unie ook veel te zwaar op begrotingssteun. Op die manier gaat de helft van het geld de deur uit. Overigens is wel goed te zien dat uit het rapport blijkt dat de Nederlandse kritische geluiden over begrotingssteun ook de rapporteurs zijn opgevallen. "Keep up the good work", of, excuses mevrouw de voorzitter, houd het goede werk omhoog, mijnheer de staatssecretaris.

De Europese Unie geeft nog steeds onbekommerd begrotingssteun aan landen als Tanzania dat op zijn beurt geen enkele moeite doet om verantwoordelijkheid te nemen in de strijd tegen piraterij. Is de staatssecretaris bereid de noodzaak van een regionaal piraterijtribunaal te koppelen aan toekomstige begrotingssteun van de Europese Unie aan de betrokken landen?

De belastingbetaler, de donorlanden en de mensen in ontwikkelingslanden zijn erbij gebaat als wij kunnen zien welk geld waar naartoe gaat. Bij de Europese Unie is mistigheid helaas troef. Wat zal de staatssecretaris doen om transparantie en betere controle op de besteding van Europees ontwikkelingsgeld te bewerkstelligen? Nu lijkt het wel of Nederland de minste macht heeft om in te grijpen bij fouten, uitgerekend op de plek waar de meeste fouten worden gemaakt. Helemaal onbegrijpelijk is het aparte lijstje met een soort geheime hulp dat volgens het rapport door de Europese Unie wordt gehanteerd. Ziet de staatssecretaris hierachter enige ratio? Zo niet, is hij dan bereid om binnen de Europese Unie te ijveren voor een einde aan deze praktijk?

De conclusie over het Europese ontwikkelingsbeleid is ietwat tragisch. Het is een feest van gemiste kansen. Alle meerwaarde die de Europese Unie op ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zou kunnen en, volgens de VVD, zou moeten hebben, blijft totaal onbenut. In plaats daarvan hangt de Europese Unie de 28ste donor uit. Zij baseert zich daarbij op principes die allang niet meer de onze zijn. Dit geldt niet alleen voor de VVD, maar voor het gehele Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Het lijkt wel of er even over is nagedacht, maar niet erg lang.

De Europese Unie is verslaafd aan begrotingssteun, het screenproject is slecht, niet transparant en veel bureaucratischer dan ontwikkelingssamenwerking door lidstaten en er zit amper een strategie achter het beleid. Als er dan 36.000 kilometer weg is aangelegd, had het wellicht met een betere manier van werken 38.000 kilometer kunnen zijn. Het gaat ons om de meest effectieve besteding.

Ik sluit af. Over een paar jaar staan de nieuwe toezeggingen op de rol voor vrijwillige bijdragen aan het Europese ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Is de staatssecretaris bereid de hoogte van de Nederlandse bijdrage te koppelen aan de in de tussentijd gerealiseerde verbeteringen en, als die uitblijven, consequent te zijn en het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in veel mindere mate via de Europese Unie te laten verlopen?

De heerEl Fassed (GroenLinks):

De heer Dijkhoff spreekt vaak over verbetering van de effectiviteit van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Deelt hij mijn mening dat naast een effectievere besteding van ontwikkelingsgeld ook een grote slag kan worden geslagen door een effectief coherentiebeleid?

De heerDijkhoff (VVD):

Ja, die mening deel ik en mijn partij ook. Met name in de Europese Unie is daarmee nog meer te winnen dan alleen binnen Nederland.

De heerEl Fassed (GroenLinks):

Zou het mogelijk zijn dat wij op dit punt samen te werk gaan, bijvoorbeeld op het terrein van belastingen, handelsbeleid en het landbouw- en klimaatbeleid, opdat wij forse stappen kunnen zetten, zowel nationaal als in Europees kader?

De heerDijkhoff (VVD):

Ik verwelkom de positie van GroenLinks om met de VVD te strijden voor een kleinere begroting van de Europese Unie. Daarmee kunnen wij allerlei subsidiestromen indammen die beperkend werken op ontwikkelingslanden.

De heerEl Fassed (GroenLinks):

Willen wij een efficiëntieslag maken, zouden de 27 landen met alle een eigenstandig beleid juist veel meer met Europa moeten doen. Dat kan pas als de Europese Unie haar zaakjes op orde heeft. Daar moet het wat mij betreft naartoe.

De heerDijkhoff (VVD):

Wat betreft ontwikkelingssamenwerking heb ik al aangegeven dat de Europese Unie het feest van de gemiste kansen viert. Dat geeft ook aan dat wij van mening zijn dat er erg veel kansen liggen om het beleid te verbeteren. De 27 lidstaten moeten het werk verdelen en de krachten bundelen om druk te zetten op staten die wel begrotingssteun ontvangen, maar het niet zo nauw nemen met de basale rechten of de bestrijding van piraterij.

Devoorzitter:

Ik begrijp dat de staatssecretaris meteen kan antwoorden.

StaatssecretarisKnapen:

Voorzitter. Ik wil graag beginnen met mevrouw Hilkens van harte geluk te wensen met haar eerste optreden, haar maidenspeech, die wat toonzetting en kleur betreft naar meer smaakt. Van harte!

Wij spreken vandaag over een buitengewoon belangrijk thema. Ik zal mij naar vermogen onthouden van uitweidingen over de casuïstiek en de diverse voorbeelden, hoewel ze natuurlijk verleidelijk zijn voor het creëren en aanscherpen van treffende one-liners. Als het niet zo triest was, zijn ze af en toe ook komisch. Ik kon even een glimlach niet onderdrukken toen ik dacht aan de Belgische steun aan dansende mensen in Burkina Fasso.

Ook wij zetten ons in voor een effectieve en efficiënte ontwikkelingssamenwerking. Dat geldt uiteraard ook voor de Europese Unie, want daar gaat 10% van alle Nederlandse officiële ontwikkelingshulp heen. Dat geld moet goed worden besteed: bilateraal en multilateraal en dus ook in Brussel. Belastingbetalers hebben er recht op te weten hoe het gaat. Daarover wil ik ook geen enkel misverstand laten bestaan. Als er iets fout gaat – dat hebben wij eerder met elkaar gedeeld – is het geen ramp, want soms gaan dingen fout. Als het dan ook maar duidelijk is en erover gesproken kan worden. Ook ik heb het bericht in de Sunday Times gelezen en vervolgens het rapport van Open Europe over de verkwistingen. Ik heb contact gehad met Commissaris Piebalgs, al was het maar omdat bij dit soort zaken hoor en wederhoor een rol speelt. Het is misschien goed om toch een paar dingen uit elkaar te houden wat betreft de portee van dit rapport van Open Europe, een eerbiedwaardige, conservatieve Britse denktank die, zoals de Kamer weet, een aanzienlijke lossere Europese samenwerkingsstructuur beoogt dan wij op dit moment hebben. Vier jaar geleden heeft Open Europe ook een rapport uitgebracht. In vergelijking daarmee is men een stuk positiever, wat je in eerste instantie niet zou verwachten als je de berichtgeving ziet. Men heeft het nu over "some significant improvements".

Ik wil graag op een viertal grote onderwerpen ingaan, omdat daarover op enigerlei wijze door de leden is gesproken. Dat zijn de armoedebestrijding en het gebrek aan focus daarop, de effectiviteit van de hulp, bureaucratie en misstanden en de begrotingssteun. Daarna zal ik nog ingaan op enkele specifieke vragen.

De heer Driessen en de heer Irrgang spraken over het gebrek aan focus op armoede. Dat klopt. Die armoedefocus is minder dan bij de ontwikkelingssamenwerking die wij kenden. Het is echter wel goed om eraan vast te houden dat dit bewust beleid is. Het is een kwestie van werkverdeling. Een groot deel van de Europese hulp gaat namelijk naar nabuurschapslanden en preaccessielanden, bijvoorbeeld Oekraïne of Tunesië. Aan die landen geeft Nederland geen bilaterale hulp. In deze werkverdeling heeft een en ander dus wel degelijk een functie. Bij nabuurschapshulp denk je aan veiligheid, stabiliteit, migratievraagstukken, een onderwerp als Tsjernobyl, de grensbewaking bij Moldavië of handelsfacilitering in Egypte. Hulp aan landen die het perspectief van een EU-lidmaatschap voor zich zien, is een wegbereider. Het gaat om de implementatie van milieuwetten, om een schoon slachthuis in Kroatië, om de training van rechters of om projecten voor de Roma. Natuurlijk moeten we wel de verhoudingen in de gaten houden. Een aantal van die activiteiten valt zeker onder official development aid (ODA). Het zijn projecten voor nabuurschapsgebieden waar wij deze weken, en niet ten onrechte, veel over spreken.

Gezegd zij, de heer Irrgang wees daarop, dat we het evenwicht in de gaten moeten houden. De middelen die van de Europese Unie naar Turkije gaan, belopen meer dan 700 mln. per jaar. Als je alles optelt, kom je op een klein miljard, terwijl Turkije een economische groei heeft van 6% à 7%. We hebben in februari gesproken over de toekomst van het externe beleid. In onze kabinetsreactie hebben wij bepleit dat dit bedrag omlaag moet. Wat ons betreft, moet de EU ook geen klassieke ontwikkelingshulp geven aan groeiers zoals China en India. Dat zijn landen die zelf bijna of al helemaal in de situatie zijn van grote donoren. Het zijn nota bene kernwapenmogendheden en zij hebben een eigen ruimtevaartprogramma. Wij zijn daar kritisch over.

Dan kom ik op het tweede stuk, dat te maken heeft met effectiviteit.

De heerDriessen (PVV):

Voorzitter. Nog een interruptie over het eerste deel. Ik ben heel blij te horen dat de staatssecretaris zegt dat er wat hem betreft minder ontwikkelingshulp zou moeten gaan naar leden van de G20, naar opkomende economieën zoals China, Brazilië en Turkije. Is het dan niet heel vreemd om te moeten constateren dat de staatssecretaris Indonesië, de achttiende economie van de wereld en een G20-land, wil aanhouden als partnerland?

StaatssecretarisKnapen:

Voorzitter. Ik verheug me zeer op het perspectief om dit debat in den brede te voeren. Als we het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking in Indonesië vergelijken met dat in Turkije, als we kijken naar de achterstanden in de grote gebieden buiten het centrum van Jakarta en als we voorts kijken naar onze motivatie om via deze ontwikkelingsrelatie – die wordt uitgefaseerd, al was het maar omdat de economische groei in Indonesië ook heel behoorlijk is – een perspectief te creëren op een andersoortige, maar wel bijzondere relatie, juist omdat het Indonesië betreft, dan is de keuze voor Indonesië verklaard. Daarom komt Indonesië in de focusbrief voor zoals het daarin voorkomt, terwijl Turkije daarin niet voorkwam en ook niet zal voorkomen.

Voorzitter. Dan wil ik naar het tweede stuk gaan, de effectiviteit. Daar sprak onder meer mevrouw Ferrier over. Open Europe is positief over dat deel van de Europese ontwikkelingsactiviteiten dat onder het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) valt. Daar hebben we het over een sterke "poverty focus". 85% van het geld uit het EOF gaat naar de minst ontwikkelde landen en naar lageinkomenslanden. Het EOF komt goed uit de bus in de multilateral aid review van het Verenigd Koninkrijk. Het intergouvernementele EOF – dat is ongeveer 3,5 mld. per jaar – wordt door Oxfam "one of the best multilateral aid in de world" genoemd. Dus over de effectiviteit van dat deel is men positief. Open Europe noemt zelfs als voorbeeld een waterproject in Oeganda. Zij zijn nota bene – ik kom daar zo meteen op terug – positief over de algemene EU-begrotingssteun in Zambia en Rwanda. Dat zien wij wat anders, maar het rapport maakt wat dat betreft dus onderscheid tussen EOF- en andere activiteiten zoals de nabuurschaphulp. Het rapport is daarover kritisch, maar je kunt er van mening over verschillen. Het rapport hekelt bijvoorbeeld de grensbewakingsprojecten in Noord-Afrika. Daar ben ik het niet mee eens, want de bestrijding van illegale migratie heeft voor de Europese Unie meerwaarde. Het is kabinetsbeleid. Wij hebben er ook geen problemen mee dat die projecten uit ODA-middelen worden gefinancierd. Overigens is onze eigen Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie bezig met de doorlichting van het Europese ontwikkelingsbeleid. Ik hoop de Kamer de resultaten hiervan in het voorjaar van 2012 te kunnen doen toekomen. Die raken dan met name het hoofdstuk effectiviteit en het hoofdstuk bureaucratie, waarover ik het nu kort wil hebben. Dan heb ik het over bureaucratie in relatie tot misstanden, zoals mevrouw Hylkens aangaf.

Het rapport is buitengewoon kritisch over de bureaucratie. Dat zijn wij ook, al moeten we oppassen voor karikaturen. Natuurlijk, de EU kanaliseert een deel van de hulp naar andere multilaterale organisaties – de heer Irrgang had het over het rondpompen van geld, wat inderdaad gebeurt en waarvoor we moeten we oppassen – maar waar dat leidt tot een normale werkverdeling kan dat effectief zijn. Ik heb een- en vandaag andermaal met de heer Piebalgs gesproken over het feit dat dit een punt van aandacht en zorg is. Maar over bureaucratie gesproken: de organisatie is de laatste jaren verbeterd. Vooral de delegatie van verantwoordelijkheden naar posten en delegaties is een succes gebleken. De berekeningen van de precieze bureaucratiekosten door Open Europe kunnen wij en vooralsnog de Commissie niet precies reconstrueren. Dat zal nader onderzoek vergen, omdat het er volgens mij vooral in voetnoot 33 op lijkt dat er sprake is van een combinatie van enkele fondsen. Het curieuze aan de "bestaffing" is wel dat de Commissie met 3,8 fte op 10 mln. werkt. Dat is lager dan het gemiddelde van alle DAC-landen. Intussen is er intern ook een uitgebreid monitoringsysteem dat de performance van de activiteiten bijhoudt. Het feit is dat de procedures soms traag zijn. Dit is deels onvermijdelijk, maar deels wel degelijk te vermijden.

De heerIrrgang (SP):

Voorzitter. Het is goed om te horen dat de staatssecretaris Commissaris Piebalgs waarschijnlijk al lang voor dit debat hierop heeft aangesproken. Mag ik hem vragen waar dit vervolgens toe leidt? En heeft de staatssecretaris de bereidheid om de Nederlandse bijdrage bij de heer Piebalgs ter discussie te stellen, aangezien die in de afgelopen jaren weinig effect had? Het kan natuurlijk niet zo zijn dat er voortdurend wat vriendelijke woorden worden gesproken, maar dat de praktijk doorgaat.

StaatssecretarisKnapen:

Misschien is dit het moment om aan te geven hoe de systematiek is die bepaalt wie tot op welke hoogte over welke bijdrage gaat. De bijdragen die wij aan het Europees Ontwikkelingsfonds leveren, zijn gebaseerd op het Verdrag van Cotonou. Dat heeft de Kamer in 2007 of 2003, in ieder geval aan het begin van dit millennium, aangenomen; het verdrag stamt uit 2000. Op grond daarvan zijn middelen beschikbaar gesteld die op gezette tijden door een beheerscomité worden besproken. Onze invloed daar is conform onze bijdrage, zijnde 4,85%. Op deze wijze brengen wij naar voren wat wij wensen. Wij proberen soms coalities te smeden om dingen gedaan te krijgen. Straks, als ik het onderwerp begrotingssteun zal behandelen, kom ik nog even terug op hoe dat kan uitpakken. Zo werkt dus het mechanisme. Het grootste deel van wat wij official development aid noemen omdat wij het zo rubriceren, zit in partnerschapsprogramma's en nabuurschapsprogramma's. Die werken weer heel anders. Daarbij is sprake van codecisie. Daarbij heeft het Europees Parlement geen adviserende rol, maar beslist het mee over deze uitgaven die vallen in een bepaalde categorie. De heer Irrgang spreekt dus over het ter beschikking stellen van middelen. De middelen zijn echter ter beschikking gesteld en Nederland discussieert vervolgens mee over de wijze waarop ze worden besteed en de wijze waarop achteraf verantwoording wordt afgelegd.

De heerIrrgang (SP):

Wij hebben volgens mij in 2007 met toenmalig minister Koenders inderdaad gesproken over de bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds. Die liep toen volgens mij tot 2013, dus waarschijnlijk komt er een nieuw moment aan. Volgens mij is dat de Europese middelenaanvulling. Dat is één deel van het verhaal. Inderdaad is er ook nog de andere Europese hulp, namelijk de hulp die via de Europese begroting loopt.

StaatssecretarisKnapen:

Zo is het.

De heerIrrgang (SP):

Voor beide vormen van hulp geldt dat het van belang is dat wij benadrukken dat het tot een kritische opstelling van Nederland zal leiden als de praktijk niet verbetert. Dat zal leiden tot een kritische opstelling om de inzet daar te beperken. Dit geldt volgens mij voor beide procedures. Daartoe zou het in ieder geval volgens mijn fractie moeten leiden. Bijvoorbeeld moet er een einde komen aan het rondpompen van geld. Dat vond de staatssecretaris zelf ook een punt dat terecht is aangevoerd. Tot nu toe is er nog geen einde gekomen aan dit rondpompen van geld.

StaatssecretarisKnapen:

Daarmee ben ik het eens. Wij zullen dit punt telkens moeten maken als er weinig aan wordt gedaan. Dan zullen wij bondgenoten moeten zoeken. Mijn reactie stoelde echter op de wellicht verkeerde vooronderstelling dat werd gedacht dat wij ieder jaar kunnen beslissen of wij al dan niet betalen. Dat kunnen wij niet.

De heerDijkhoff (VVD):

Ik wil hierop toch even doorgaan, want ik vind dit nog net iets te mager. De staatssecretaris zegt dat dit al is verbeterd. Dat is mooi, maar wij rekenen af op hoe het is en hoe het nog beter kan. Minder fte's kan ik mij voorstellen als 60% vertrouwt op begrotingssteun, kasschuiven via multilaterale instellingen of het terug pompen naar landen zelf. Verbeteringen eisen snap ik, evenals allianties zoeken. Het is fijn dat nu ook helder is dat het om 2013 gaat en niet om ieder jaar. Dat is mij allemaal helder. Is de staatssecretaris bereid om, als de verbeteringen de komende jaren uitblijven, toch de koppeling te maken met de Nederlandse bijdrage aan welke Europese ontwikkelingssamenwerking dan ook? Daarop doelde ik eerder al en daarop doelde ook de heer Irrgang. Wij moeten niet alleen in goed overleg een gesprek aangaan, maar Nederland moet ook een vuist kunnen maken.

StaatssecretarisKnapen:

Het antwoord is ja. Ik kom daarmee wellicht direct op een vraag van mevrouw Hilkens. Zij vroeg hoe wij in de toekomst omgaan met het Europees Ontwikkelingsfonds. Onze inzet is dat dit fonds onderdeel gaat uitmaken van de Europese begroting en dus valt onder de controle van het Europees Parlement. Het zal dan onderdeel zijn van de financiële perspectieven waarin alle categorieën, dus landbouw, innovatie, veiligheid et cetera, een rol zullen spelen. Al deze categorieën zullen onderdeel zijn van het proces van het uiteindelijk tot stand brengen van een Europees financieel kader voor de komende zes of zeven jaar. De Kamer kent onze inzet op dit punt. Wij willen dat de begroting als geheel sober is. Maximaal wordt het inflatiepercentage gevolgd, maar beter is als het groeipercentage lager is. Wij willen dat het is gericht op innovatie, niet op herverdeling. Het moet ook gebaseerd zijn op een eerlijke verdeling van de kosten binnen de Europese Unie. Ik zeg er direct bij dat dit nog niet zo gemakkelijk zal zijn bij het Europees Ontwikkelingsfonds. Het Verenigd Koninkrijk is hiervan bijvoorbeeld geen voorstander. Hetzelfde geldt voor veel nieuwe lidstaten. Deze landen vermoeden namelijk dat het voor hen zal leiden tot extra bijdragen aan de totale begroting van de EU.

De heerDijkhoff (VVD):

Ik deel de wens van de staatssecretaris om het EOF onder de begroting te brengen alsook zijn visie dat dat nog wel eens moeilijk kan worden. Het voordeel van dat nadeel is dat het dan een vrijwillige bijdrage blijft. Ik zou van de staatssecretaris graag een bevestiging krijgen van de toezegging die hij zojuist gedaan heeft, namelijk dat als er geen verbetering optreedt in het Europees ontwikkelingssamenwerkingsbeleid bij de volgende ronde van toezeggingen, Nederland lager zal inzetten en beduidend minder dan nu het geval is wat betreft het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid via de Europese Unie.

StaatssecretarisKnapen:

Als er geen sprake is van verbeteringen, zullen wij uiteraard ons best doen ervoor te zorgen dat daar minder middelen heen gaan. Wel hebben we te verdisconteren, dat dit gegeven onze inzet voor de gehele EU-begroting, onderdeel zal zijn van een breed proces dat gerelateerd is aan allerlei uitgavencategorieën, variërend van Galileo en ITER tot landbouw, innovatie en extern beleid.

De heerEl Fassed (GroenLinks):

Sprekend over de toekomst, hoor ik graag de toekomstvisie van de staatssecretaris als het gaat om een geïntegreerd Europees ontwikkelingsbeleid. Niet alleen als het gaat om de bestedingen, maar ook als het gaat om beleidscoherentie. Ziet hij aan het eind van de horizon niet een volledig geïntegreerd Europees ontwikkelingsbeleid? Ik hoor graag welke stappen er in zijn visie moeten worden genomen om daartoe te komen.

StaatssecretarisKnapen:

Ik wil daar graag later op terugkomen, omdat dat een apart onderdeel is van mijn beantwoording. De heer El Fassed heeft eerder in zijn bijdrage ook al geduid op het belang daarvan en gevraagd hoe daarmee om te gaan. Ik zal dat integreren in de rest van mijn betoog.

MevrouwFerrier (CDA):

Ik heb nog een verduidelijkende vraag over onze bijdrage aan het Europees ontwikkelingsbeleid, ongeacht of dat nu via het EOF is of via de Europese begroting. De CDA-fractie vindt het belangrijk om het debat scherp te voeren, telkens wanneer beslist moet worden of we een bijdrage zullen leveren. Wat is er bereikt en wat spreken we af ten aanzien van de bijdrage die we nu leveren? Waar kunnen we elkaar op afrekenen? Ik ben benieuwd of dat gebeurt en zo ja, op welke wijze dat gebeurt. Hoe staat het er nu voor? Als ik goed geïnformeerd ben, gaat er in 2013 een nieuwe periode in.

StaatssecretarisKnapen:

De nieuwe periode gaat eigenlijk pas in 2017 in, want in het EOF-programma lopen de betalingen achter op het begin. Tot in de eerste drie jaar van het tiende programma zijn de uitkeringen, de investeringen en de overdrachten gedaan op basis van het negende programma. Het loopt dus een hele tijd door. Het probleem is dat door de definitie van ODA dingen door elkaar heen lopen die in de fondsen gescheiden zijn. Het nabuurschapsbeleid dat valt onder Commissaris Füle heeft andere doelstellingen en andere prioriteiten dan het armoedebestrijdingsprogramma dat valt onder het Europees Ontwikkelingsfonds. Echter, als je het geheel aan ontwikkelingsuitgaven ziet, en we volgen de definitie van de OESO-DAC, dan lijkt het alsof het een groot ontwikkelingsproject is. Dat is echter niet zo. Datzelfde geldt voor de preaccessielanden waarbij de investeringen logischerwijze meer gericht zijn op het mogelijk maken van een gemakkelijke overgang naar het regime van de 80.000 richtlijnen van de Europese Unie. Dit hoeft natuurlijk geen rol te spelen in de armoedebestrijding in Mali of in Burkina Faso. Vandaar dat de suggestie alsof het hier om een heel grote pot gaat die volgens een soort tabula-rasastrategie kan worden uitgerold, een mens op het verkeerde been kan zetten.

MevrouwFerrier (CDA):

Er zijn dus verschillende soorten van inzetten, maar dat is wel vaker zo in het ontwikkelingsbeleid. In hoeverre worden er nu op grond van de verschillende ontwikkelingsdoelstellingen per categorie – want daar gaat het uiteindelijk om – afspraken gemaakt?

StaatssecretarisKnapen:

Die afspraken liggen er. Op zichzelf waren dat meer centralistische afspraken dan ze nu zijn. Ook volgens de Rekenkamer is een van de winstpunten van de wijze waarop het nu gaat, dat vrij veel regieactiviteiten zijn gedelegeerd naar de posten, waardoor er vaak afspraken zijn per land of per regio. Feit is dat het EOF uit een geschiedenis van dekolonisatie komt. Vanuit die geschiedenis heeft men heel lang enige voorkeur gehad voor bepaalde gebieden, als een soort afwikkeling van het dekolonisatieproces. In die zin is het een instrument dat het kabinet bij voorkeur beëindigt om het vervolgens onderdeel te maken van het brede Europese ontwikkelingsbeleid. Dat kan ook beter als het binnen de algemene categorieën van de Europese Unie valt en het Europees Parlement dus een hoofdrol kan spelen in het bevragen van degene die het geld uitgeeft, namelijk de Commissie: hoe wordt het besteed en volgens welke strategieën? Dit is zeker iets waar wij naar moeten streven.

Om even stil te staan bij het blokje "gebrek aan transparantie" en het punt van verkwisting, waar de mevrouw Hilkens en de heer Dijkhoff naar vroegen: het Center for Global Development heeft zo'n vier maanden geleden 31 donoren langs de meetlat gelegd. Op het gebied van transparantie staat de Commissie nota bene op de tweede plaats. Als het gaat om administratieve lasten staat men op de negende plaats en als het gaat om efficiency op de elfde plaats. Ik weet het, als je de rapporten leest en je kijkt naar manier waarop de vakjes worden ingevuld, zit er altijd een element van subjectiviteit in – ik zal niet zeggen: van willekeur – maar feit is dat de Commissie in het linkerrijtje staat van de eredivisie van donoren, al is het niet in het bovenste deel van het linkerrijtje. De Commissie krijgt jaarlijks een goedkeurende accountantsverklaring. Laten wij kijken naar de beoordelingen in de afgelopen jaren. Wat zegt het laatste Rekenkamerrapport, dat een paar weken geleden gepubliceerd is? "De hulp gaat sneller dan in het verleden. De kwaliteit lijkt verbeterd. Er zijn belangrijke verbeteringen op het gebied van financieel management." Maar, nu komt het – dit is iets wat wij in de gaten moeten houden – "De Commissie zal meer werk moeten maken van het aantrekken en vasthouden van gekwalificeerd personeel en ze zal een scherpere resultatenrapportage moeten laten zien." Dat is iets waar wij in een volgende ronde de Commissie ongetwijfeld op zullen bevragen, hiertoe aangespoord door de Rekenkamer.

Hoe zit het overigens met verkwisting? Het Office Européen de Lutte Antifraude (OLAF) gaat regelmatig op gemelde misstanden af. Verder is er de Rekenkamer, die controleert op rechtmatigheid en doelmatigheid. Voorts is er een eigen evaluatiedienst. De Rekenkamer zegt dat het systeem, alles bij elkaar opgeteld, weliswaar niet allesomvattend, maar goedomvattend is.

De heer Dijkhoff vroeg naar de geheime uitgaven. Dat klinkt nogal suspect. Voor je het weet denk je: hoe kunnen wij die traceren en waar blijven ze? Volgens de Commissie – de Rekenkamer bevestigt dit – gaat het in dit geval om geld dat naar mensenrechten- en humanitaire organisaties gaat voor situaties waarin men anoniem wil blijven en niet in gevaar wil komen, vandaar dat dit in de openbare publicaties is aangemerkt als geheime uitgaven.

Alle sprekers spraken over begrotingssteun. Dit is een onderwerp waarover wij vaker van gedachten gewisseld hebben en dit zal niet de laatste keer zijn. De kritiek van Open Europe is wat ons betreft terecht. Onze positie hierin is bekend bij de Kamer. Wij vinden dat de Commissie begrotingssteun te gemakkelijk gebruikt. Dat een kwart van alle EU-hulp in de vorm van begrotingssteun wordt verleend, is simpelweg te veel van het goede.

Wij hebben al diverse keren aan de bel getrokken: met Armenië, met Congo, met Algerije en met Rwanda. Een tijdlang stonden wij betrekkelijk alleen, maar dat begint te veranderen. Zowel Commissaris Piebalgs als een aantal lidstaten kijkt nu veel kritischer. Leden van de Kamer hebben uitvoerig met de Commissaris van gedachten gewisseld over dit onderwerp. Ik kan bevestigen dat hij dat niet is vergeten. Wij verwachten dan ook een grotere terughoudendheid. De begrotingssteun aan Oeganda is stopgezet door de ontwikkelingen in dat land. Dat zien wij als een signaal dat erop wijst dat de gevoeligheid over dit onderwerp is toegenomen.

Wij moeten echter eerlijk zijn: er zitten soms ook voordelen aan begrotingssteun. Zelfs in het rapport van Open Europe wordt dit erkend. Als het bestuur behoorlijk is, als er serieus werk wordt gemaakt van corruptiebestrijding, als er voldoende aandacht is voor mensenrechten en als er daarnaast overige omstandigheden zijn die maken dat er iets moet gebeuren, kan die vorm van steun soms worden gegeven. Noem het voor mijn part soms stabiliteitssteun; zo kennen wij het voorbeeld van Zuid-Sudan, dat wellicht in aantocht is.

Een andere mogelijkheid is datgene wat de Wereldbank heeft gesuggereerd in bepaalde gevallen waarin zich een plotselinge stijging van voedselprijzen voordoet door de volatiliteit van die prijzen. Als je niet wilt overgaan tot een systeem van het subsidiëren van voedsel – dat zouden wij niemand willen aanraden – is het denkbaar dat de overheid even een sociaal vangnet spant. Wij zijn dus zeer kritisch, maar zeggen niet dat het nooit moet kunnen, want er zijn wel degelijk voorbeelden dat het dienstig kan zijn.

Mevrouw Ferrier en de heer El Fassed hebben ieder op hun manier gesproken over de rol van de Commissie. Wat is die rol precies, zo vroegen zij. Is die coördinerend of niet? Hoe ziet die rol er in de toekomst uit? De werkverdeling binnen de Europese Unie gaat simpelweg erg langzaam. Dat ligt alleen niet aan de Commissie. Er zijn ook vorderingen gemaakt. Er is intussen een gedragscode en sinds vier jaar is er een werkverdeling, waarbij is afgesproken dat een lidstaat zich per partnerland beperkt tot drie sectoren. België houdt zich daaraan overigens heel consequent, en wij doen ons best. Er lopen niet alleen discussies maar er worden ook initiatieven genomen met betrekking tot partnerlanden. Daarbij wordt bekeken wie zich uit welk land terugtrekt, hoe dit onderling wordt afgestemd en hoe de uitfasering gezamenlijk kan worden geregeld. In sommige gevallen lopen de EU-programmering en de coördinatie goed of redelijk. De EU heeft het op zichzelf niet zo slecht gedaan bij de wederopbouw in Haïti en is bezig om in Zuid-Sudan een coördinerende rol te spelen.

Wij moeten ons echter geen illusies maken. Commissaris Piebalgs wil graag initiatieven nemen, maar veel lidstaten hebben er toch behoefte aan om een nadrukkelijke bilaterale rol te spelen, vaak in relatie tot vroegere landen van speciale aandacht dan wel ex-koloniën. Overigens hebben wij ondertussen het groenboek gehad met de reactie daarop van het kabinet en de andere landen. Het is goed dat de Commissie heeft toegezegd dat zij de hulp na 2013 meer wil concentreren op energie, infrastructuur en landbouw, met name op de grotere projecten, waarbij zij vanwege de schaal een toegevoegde waarde heeft.

Dit brengt mij bij de vraag van de heer El Fassed over het perspectief. Is de Commissie nu de 28ste EU-donor of is zij eigenlijk de eerste EU-donor? Het EOF is tenslotte al in 1958 begonnen op basis van het oprichtingsverdrag. Het begon in feite dus al lang voordat de lidstaten van de Europese Unie überhaupt nadachten over ontwikkelingssamenwerking zoals dat nu gebeurt. Qua omvang is de Europese Unie, de Commissie by far de eerste donor in de Europese Unie. De Europese Commissie is ook niet zomaar een donor en niet zomaar een multilaterale instelling. De Commissie is namelijk, hoe je het ook wendt of keert, een supranationale instelling met exclusieve bevoegdheden, over handelspolitiek, monetaire politiek, milieu en een groot deel van de landbouw. Ontwikkelingssamenwerking is in het verdrag zoals dat hier ook is aangenomen, vastgelegd als een gedeelde parallelle bevoegdheid. De Commissie heeft dus rechtens het EU-verdrag de opdracht om namens de Unie ook ontwikkelingsbeleid te voeren. Zo is dat afgesproken. Uitbanning van armoede is een zelfstandige beleidsdoelstelling, een artikel in het verdrag. In die zin is de belangrijke toegevoegde waarde dat de Commissie voor de EU werkt in landen en in situaties waar Nederland, en zeker de wat kleinere lidstaten, niet kan of niet wil werken. Denk aan crisissituaties zoals in Georgië of nu in Tunesië. Het gaat dan om grote bedragen en snelheid van handelen. De Commissie is vaak ook actief in fragiele staten, soms als een van de weinige donoren, om erger te voorkomen – neem een land zoals Afghanistan of Somalië; EUPOL in Afghanistan en het Atalantaproject tegen piraterij zijn Europese projecten – en, zoals gezegd, in veel buurlanden.

Het is in die zin ook ons Nederlands belang dat de Europese Unie met haar leverage, haar invloed, zelfstandig actief is. Op dit moment zijn wij vaak maar wat gelukkig met het feit dat de Europese Unie met alle mitsen en maren, bureaucratie en alle ingewikkeldheden van overleg, kan acteren in Noord-Afrika, daar kan handelen en daar het verschil kan maken, wat een enkele donor niet zomaar voor elkaar krijgt.

Dat betekent niet dat wij aan de kant staan en applaudisseren, want er is een hoop te doen. Veel werkt ook nog niet goed. Met dat alles bij elkaar is het wel een feit dat de Europese instellingen, inclusief de Investeringsbank en de ontwikkelingsbank, een samengebald vermogen op gang kunnen brengen dat een enkelvoudige lidstaat zo niet kan. Daarom zal het voor ons steeds een afweging zijn van wat aldaar dient te gebeuren en wat hier dient te gebeuren. Wij moeten zo kritisch en effectief mogelijk zijn in het bewerken en beïnvloeden van wat er in de instellingen van de Europese Unie kan en moet gebeuren op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

Ik denk dat ik hiermee de vragen van de geachte afgevaardigden in grote lijnen naar vermogen, althans dat hoop ik, heb beantwoord.

MevrouwFerrier (CDA):

Voorzitter. Het gaat mij om de coördinatie van het nationale ontwikkelingsbeleid van de verschillende lidstaten. Ik zie absoluut de meerwaarde die de EU als grote, sterke organisatie kan hebben bij het uitbannen van armoede, zoals dat in het Verdrag van Lissabon staat. Volgens mij is de coördinatie tussen landen juist nu een belangrijke taak. We hebben een Britse minister op bezoek gehad. Ik heb gezegd: geweldig, jullie zijn bezig jullie OS-budget op te plussen, hartstikke goed, meer uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking, slim van jullie. Ik vroeg daarbij: wat worden de landen en waarop focussen jullie? Zij kwamen ongeveer uit bij de landen waarop ook Nederland zich richt en bij dezelfde onderwerpen, namelijk water en voedsel. Daar ligt mijn zorg. Als wij allemaal hetzelfde gaan doen en dezelfde landen gaan uitkiezen, dan doen wij aan kapitaalvernietiging, omdat wat wij hebben opgebouwd in landen en sectoren die straks door iedereen verlaten worden, geen opvolging kent. Vandaar dat ik bepleit dat de EU veel meer gaat coördineren dan nu. Ik ben benieuwd hoe het ervoor staat.

StaatssecretarisKnapen:

Het is ook voor ons van belang dat de Europese Commissie, waar wij het in dit geval over hebben, coördineert, maar wij moeten ons geen illusies maken. Een aantal landen heeft immers van oudsher een belangrijk bilateraal programma en een bilaterale relatie met andere landen. Die zijn niet van plan om dat alles zomaar over te laten aan de regie van de Europese Commissie. Overigens is daar vaak een goede reden voor. Daarnaast is een groot aantal Europese landen die betrekkelijk recent lid zijn geworden van de Europese Unie, om heel andere redenen bezig hun eigen bilateraal beleid, dat nog in statu nascendi is, vorm te geven. Daarom wensen zij hun bilateraal beleid voor alles wat buiten de Europese Unie valt, niet zomaar over te laten aan de Europese Commissie. Het Europees buitenlands beleid had en heeft een intergouvernementeel karakter. Voor een deel beschouwen de meeste lidstaten ontwikkelingssamenwerking als een onderdeel van het buitenlands beleid en dus als een onderdeel dat binnen de actieradius van de bevoegdheden van de lidstaten ligt. Ik ben het met mevrouw Ferrier erover eens dat die coördinerende rol belangrijk is. Aangezien de mogelijkheden van de Europese Commissie beperkt zijn gegeven deze weerbarstige omstandigheden, hebben wij gepoogd met een aantal gelijkgestemde landen die sinds jaar en dag een wat actievere rol spelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, simpelweg bottom-up rond de tafel te gaan zitten om te bekijken of wij onderwerpen, regio's en zwaartepunten enigszins op elkaar kunnen afstemmen. Wij hebben daar Commissaris Piebalgs bij betrokken, ten eerste om te vermijden dat dingen achter zijn rug zouden gebeuren die hem in verlegenheid konden brengen, ten tweede om hem mee te nemen in een proces waarvan wij hopen dat het bredere golven teweeg zal brengen dan het kleinere, wat informelere overleg tot nu toe. Dat is de stand der dingen op dit moment. Veel mooier kan ik het nu niet maken, maar wij werken er wel aan.

Devoorzitter:

Een vraag van de heer Dijkhoff is nog niet beantwoord. Die gaat over de koppeling met de antipiraterij.

StaatssecretarisKnapen:

Wij proberen naar vermogen om de leverage, de invloed die de Europese Unie heeft, te koppelen aan de instrumenten die ter beschikking staan. Dat geldt ook hiervoor. Uiteraard speelt hierbij een rol dat er vaak multi- en bilaterale verplichtingen en afspraken zijn waardoor het niet zo makkelijk is om een-op-een de hefboom te gebruiken en iets te doen. Voor ons zijn de raison en het nut van extern beleid dat je een omvang hebt waardoor je soms een vuist kunt maken die Nederland niet kan maken. Dat staat ook in onze reactie op het Europees extern beleid. De Europese Unie doet dat veel te weinig. Daar zou tussen de Europese Raad en de Europese Commissie meer werk van gemaakt kunnen worden, met name door degene die die twee-eenheid vormt, mevrouw Ashton. Zij doet enorm haar best maar is ook maar net begonnen. Het is een nieuwe baan, een nieuwe combinatie. Die dingen gaan met vallen en opstaan. Wij blijven er steeds op aandringen dat dit dient te gebeuren. Dat is voor ons een belangrijke reden om ons achter zulke projecten te scharen.

Devoorzitter:

Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dan beginnen wij opnieuw met de heer Driessen van de PVV-fractie. U weet het: het is één minuut, dus mocht u een motie hebben – ik kan dat natuurlijk niet uitsluiten – dan is het van belang dat u daarmee metéén begint. Time flies, tijd vliegt.

De heerDriessen (PVV):

Voorzitter. De Europese ontwikkelingshulp is een gigantische puinhoop, wat de eurofielen als die van D66 daarvan ook mogen vinden. Anders dan de staatssecretaris, kan ik niet lachen om de verspilling van 0,5 mln. aan een dansproject. Ik denk dat heel veel Nederlandse belastingbetalers dat met mij eens zullen zijn. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de Nederlandse afdracht aan de Europese Unie te korten met een bedrag ter hoogte van het Nederlandse aandeel in Europese ontwikkelingshulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (21501-04).

De heerDriessen (PVV):

Mijn tweede motie gaat over Turkije.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, er in Brussel op aan te dringen dat de Europese Unie al haar ontwikkelingshulp aan Turkije stopt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Driessen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (21501-04).

De heerIrrgang (SP):

Voorzitter. Aan het einde van dit debat constateer ik met waardering dat de staatssecretaris de bereidheid heeft om problemen, misstanden, aan de orde te stellen bij Commissaris Piebalgs. Dat is goed, maar ik constateer ook dat in ieder geval mijn fractie veel kritischer is over Europese ontwikkelingshulp dan de staatssecretaris. Dat is ook bij voorgaande regeringen het geval geweest. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ontwikkelingshulp via de Europese Commissie grote administratieve kosten en transactiekosten kent;

constaterende dat hulp via de Europese Commissie weinig meerwaarde kent ten opzichte van andere multilaterale instellingen en een kleine armoedefocus kent;

verzoekt de regering, de ontwikkelingshulp die zij multilateraal inzet zo min mogelijk in te zetten via de Europese Commissie maar via multilaterale instellingen die bewezen effectiever zijn in het bestrijden van wereldwijde armoede,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (21501-04).

MevrouwHilkens (PvdA):

Voorzitter. Allereerst dank aan de collega's voor alle mooie woorden en felicitaties.

De PvdA-fractie kijkt uit naar de beleidsdoorlichting door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie. Wij hopen dat de resultaten daarvan inderdaad in het voorjaar van 2012 naar de Kamer komen. Wij willen wel graag voor die tijd van de staatssecretaris vernemen wat zijn inzet op hoofdlijnen is in de Europese Unie. Tijdens de OS-raad spreken wij over actuele zaken, maar wij missen de visie van de staatssecretaris op de hulp die de EU geeft. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de algemene overleggen in de OS-raad vooral actuele kwesties worden besproken;

verzoekt de regering, te komen met een visie op de rol van de EU op het gebied van ontwikkelingssamenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hilkens en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128 (21501-04).

MevrouwHachchi (D66):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik mevrouw Hilkens, want ook ik wil de traditie in deze Kamer hooghouden. De D66-fractie kiest ervoor om een debat te voeren op basis van feiten en dat zaken in perspectief worden gezet. Eenieder die het rapport van Open Europe serieus heeft gelezen, komt tot de conclusie dat het artikel in De Telegraaf en de noodklok die de PVV-fractie luidde, overdreven zijn. Dat neemt niet weg dat ook de D66-fractie kritisch is en ontwikkelingssamenwerking vanuit Nederland en via Europa wil blijven verbeteren. Zoals de staatssecretaris zei: wij moeten tot effectieve en efficiënte ontwikkelingssamenwerking komen. Belastinggeld moet goed worden besteed. Het rapport van Open Europe bevat zoals vele andere rapporten punten waarmee wij wat kunnen in het overleg binnen Europa. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. D66 kijkt uit naar een echt inhoudelijk debat over de invulling van de Europese ontwikkelingssamenwerking.

De heerEl Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Transparantie en verantwoording zijn onmisbaar om vorderingen te maken op het gebied van de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Tegelijkertijd gaat effectiviteit niet alleen om de besteding van middelen. Wil je echt vorderingen maken op het gebied van de effectiviteit, dan behoeft dat coördinatie, complementariteit en beleidscoherentie. Dat betreft concrete stappen die niet altijd eenvoudig maar wel noodzakelijk zijn. Daarom steun ik de motie van de Partij van de Arbeid om te komen tot een visie op Europese ontwikkelingssamenwerking.

Graag krijg ik van de staatssecretaris een stappenplan met daarin het tijdpad en de zaken die nodig zijn om vorderingen te maken, niet alleen met betrekking tot de bestedingen, maar vooral ook op het gebied van Europese beleidscoherentie. Juist op dat terrein is namelijk effectiever handelen mogelijk en valt winst te behalen.

MevrouwFerrier (CDA):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar ik wil de staatssecretaris nog wel twee punten voorleggen ten aanzien van begrotingssteun. Daarover heb ik goede zaken gehoord, maar mijn fractie vindt het volgende van belang. Voordat je aan begrotingssteun begint, moet je ook als EU in overleg met het ontvangende land afspraken maken over het begin, over het proces en over het einde. Het is van belang dat men weet wat de redenen zijn om te stoppen of de hulp op te schorten. Ook is het van belang dat van tevoren met het land de contouren van de eindsituatie zijn afgesproken, omdat iedere ontwikkelingssamenwerking eindig moet zijn.

Mijn tweede punt betreft de coördinatie. Ik begrijp dat landen voorkeuren hebben; dat is prima. Ik begrijp dat er landen zijn die ontwikkelingshulp beschouwen als buitenlands beleid; ook dat is prima. Maar ook dan moet er afstemming plaatsvinden. Het is goed dat er met de like-minded landen wordt gesproken, en ook met Piebalgs. Het is namelijk zijn taak. Dat hebben wij hem ook voorgehouden toen hij hier was.

De staatssecretaris zegt dat hij de dingen niet mooier kan maken dan ze zijn. Ik roep hem echter op om hier toe te zeggen dat hij eraan blijft trekken dat met de like-minded landen en andere landen afstemming plaatsvindt. Het mag niet zo zijn dat iedereen weggaat uit dezelfde landen en iedereen dezelfde sectoren laat vallen.

De heerDijkhoff (VVD):

Voorzitter. De VVD heeft met name nog een vraag over de koppeling tussen de verbetering binnen de Europese Unie van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en het terughoudend zijn met de toekomstige besteding van Nederlands geld via die weg. Wij bevinden ons in een catch 22-situatie. De staatssecretaris wil het fonds onder de begroting brengen. Als wij dan vragen of hij het wil korten, zegt hij dat dit waarschijnlijk niet gaan lukken. Als wij vervolgens vragen of in de toekomst minder kan worden bijgedragen aan het fonds, zegt hij: dat valt onder de begroting; daar hebben wij geen invloed op. Om uit die catch 22-situatie te komen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie de kansen om meerwaarde te creëren op ontwikkelingssamenwerking niet benut;

constaterende dat de Europese Unie als 28ste donor optreedt en daarbij ontransparant, ineffectief, bureaucratisch en inefficiënt opereert;

constaterende dat het Nederlandse belastinggeld bestemd voor ontwikkelingssamenwerking daardoor niet optimaal benut wordt;

verzoekt de regering, binnen de Europese Unie harde afspraken te maken over verbetering van het Europese ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en, zolang significante verbetering niet zichtbaar is, terughoudend te zijn met Nederlandse bijdragen aan alle vormen van ontwikkelingssamenwerking via de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129 (21501-04).

Hopelijk weten de mensen wat "catch 22" betekent. Ik constateer dat de heer Dijkhoff dat ook hoopt. Is dat zoiets als een "prisoner's dilemma"?

De heerDijkhoff (VVD):

Ik zal naar een vertaling zoeken.

Devoorzitter:

Kan de staatssecretaris zonder ondertitels de beantwoording doen? Hij geeft aan nog even tijd nodig te hebben.

De vergadering wordt van 17.00 uur tot 17.10 uur geschorst.

StaatssecretarisKnapen:

Voorzitter. De heer Driessen verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 125 om de Nederlandse afdracht aan de Europese Unie te korten met een bedrag ter hoogte van het Nederlandse aandeel in Europese ontwikkelingshulp. Ik ontraad aanneming van deze motie. Zij staat haaks op alle, ook verdragsrechtelijke, afspraken die wij hebben gemaakt.

In de motie van de heer Driessen op stuk nr. 126 wordt de regering verzocht om er in Brussel op aan te dringen dat de Europese Unie al haar ontwikkelingshulp aan Turkije stopt. Ik ontraad ook aanneming van deze motie, omdat in de preaccessieverdragen deze afspraken simpelweg zijn gemaakt.

In de motie op stuk nr. 127 verzoekt de heer Irrgang de regering om de ontwikkelingshulp die zij multilateraal inzet, zo min mogelijk in te zetten via de Europese Commissie, maar via multilaterale instellingen die bewezen hebben effectiever te zijn in het bestrijden van wereldwijde armoede. Ook aanneming van deze motie zou ik willen ontraden, gegeven de omstandigheid dat voor ons de Europese Unie een instelling is die verder reikt en verstrekkender en van meer betekenis is dan de meeste andere multilaterale instellingen. Ook gaat een aantal activiteiten van de Europese Unie gepaard met ontwikkelingssamenwerking die niet echt armoedebestrijding is maar die wel van wezenlijk belang is, zoals nabuurschapshulp en preaccessiehulp.

Ik ga nu in op de motie-Hilkens/El Fassed op stuk nr. 128. Daarin wordt de regering verzocht, te komen met een visie op de rol van de EU op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Ik zit een beetje met deze motie. Wij hebben de Kamer in december 2010 de kabinetsreactie op het groenboek EU-ontwikkelingssamenwerking toegestuurd. Wij hebben in februari van dit jaar, twee maanden later, de Kamer de kabinetsreactie toegestuurd op de financiering van het externe beleid. Beide reacties – het zijn alles bij elkaar vele tientallen pagina's – zijn de neerslag van de wijze waarop wij naar de rol van de Europese Unie op ontwikkelingssamenwerking kijken. Wij kunnen de Kamer dit nog een keer toesturen. We kunnen het ook combineren. We hebben dat echter vrij recentelijk gedaan, en mede omdat we allemaal een stapje terug willen doen in de menskracht die we inzetten in de residentie, zou ik aanneming van deze motie willen ontraden. Ik ga er overigens van uit dat we zeker nog over de rol van de Europese Unie komen te spreken.

De heerEl Fassed (GroenLinks):

Als mede-indiener van de motie maak ik de volgende opmerking. Het klopt dat we die stukken allemaal hebben gekregen, maar het grote gemis in die stukken is een toekomstvisie. Ze gaan vooral over de huidige situatie en over wat we in de komende periode gaan doen. Een echte toekomstvisie ontbreekt echter.

StaatssecretarisKnapen:

Naar mijn mening zijn wij in beide stukken, en met name in het eerste stuk, vrij uitvoerig ingegaan op de vraag waar bilateraal het verschil kan maken, in relatie tot de Europese Unie, door extra accenten te leggen. Ook zijn wij ingegaan op de vraag waar de leverage wanneer je iets doet op EU-niveau van betekenis kan zijn, ook voor Nederland. We hebben ook gekeken naar de vraag hoe de verhouding ligt tussen het nabuurschapsbeleid en het armoedebestrijdingsbeleid. Ook hebben we uitvoerig gememoreerd hoe de diverse nabuurschapsafspraken met Noord-Afrika en met Oost-Europese landen zijn vormgegeven en dienen te worden vormgegeven in het licht van de veranderingen in Oost-Europa. Nog niet die van Noord-Afrika, dat klopt. Daar komen we ook nog op terug in een aparte notitie. Ik wil met alle plezier nog eens bekijken of de wijze waarop het hier beschreven is, voldoende beantwoordt aan de term "visie". Daar komt het namelijk op neer. Als mevrouw Hilkens mij de ruimte geeft door de motie aan te houden, dan kom ik er graag nog op terug.

MevrouwHilkens (PvdA):

Ik houd de motie aan.

Devoorzitter:

Op verzoek van mevrouw Hilkens stel ik voor, haar motie (21501-04, nr. 128) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

StaatssecretarisKnapen:

Dan kom ik op de motie-Dijkhoff met als dictum het verzoek aan de staatssecretaris om binnen de Europese Unie harde afspraken te maken over de verbetering van Europese ontwikkelingssamenwerking en zolang significante verbetering niet zichtbaar is, terughoudend te zijn met Nederlandse bijdragen aan alle vormen van ontwikkelingssamenwerking. Ik zit hier met de twee begrippen "harde afspraken" en "alle vormen". Harde afspraken zijn iets anders dan een harde inzet. De Kamer kan rekenen op een stevige inzet, maar het is een feit dat door het mechanisme van de Europese Unie de uitkomst nu eenmaal altijd een compromis is en nooit een harde afspraak. Het is dan wel een compromis dat vervolgens zo strikt mogelijk zal worden nageleefd, maar een harde afspraak heeft een unilateraal element en de Europese Unie werkt nu eenmaal met het stemrecht gekoppeld aan de inleg of met een trialoog met het Europees Parlement, waardoor je dus compromissen moet sluiten. De suggestie dat wij harde afspraken kunnen maken, wil ik niet voor mijn rekening nemen.

Wij botsten bij het verzoek terughoudend te zijn met alle vormen van ontwikkelingssamenwerking doordat wat ontwikkelingssamenwerking wordt genoemd in de verdragen en in de verdragsmatige afspraken met andere landen vaak de vorm heeft van een preaccessieprogramma of van een nabuurschapsprogramma. Op de vormen van ontwikkelingssamenwerking die nu lopen, is onze invloed niet van dien aard dat wij daar eenzijdig harde afspraken over kunnen maken die afwijken van wat er nu ligt. In de Eerste Kamer is twee weken geleden naar aanleiding van een motie die ik als ondersteuning van beleid heb beschouwd, gesproken over een inspanningsverplichting die beoogt om de richting die de heer Dijkhoff aangeeft, te ondersteunen. Deze motie ging namelijk over een verlaging van de Nederlandse bijdrage aan de Europees Ontwikkelingsfondsen en de opname hiervan in de EU-begroting en stond in relatie tot een eventueel negatief oordeel over Europese ontwikkelingssamenwerking in vergelijking met de huidige situatie en die in het volgende jaar. Dan gaat het dus om een inspanningsverplichting. Een harde inspanningsverplichting wil ik graag voor mijn rekening nemen, maar met het vragen om harde afspraken wordt onze positie overschat. Wij zijn ervan uitgegaan dat het IOB-rapport dat volgend jaar verschijnt, de basis moet leggen voor de strategie voor de volgende ronde van OS-beleid en OS-middelen binnen de EU. Dan hebben we een stevig oordeel dat we door onze eigen dienst hebben laten maken. Gewapend met dit oordeel en de opvattingen van de Kamer daarover kunnen we bepalen in welke mate we die inspanningsverplichting om te reduceren moeten materialiseren. Misschien blijkt ook wel dat we aanzienlijk tevredener zijn over Europese ontwikkelingssamenwerking dan we nu zouden kunnen vermoeden. Daarom wil ik deze motie ontraden.

De heerDijkhoff (VVD):

Mijn doel was de gordiaanse knoop van het EOF en de vraag wat er onder de begroting gaat vallen te ontwarren. Nu komen er alleen maar knopen bij. Ik kan me voorstellen dat het zoals het nu geformuleerd staat ook slaat op de huidige Nederlandse bijdragen. Daar zou ik "nieuwe Nederlandse bijdragen" van kunnen maken.

Dan nog een opmerking over de in de motie genoemde "harde afspraken". Dat is een enigszins semantisch punt. Het gaat erom dat de afrekeningselementen bewust zitten bij het uitblijven van verbeteringen. Daar zit de crux. Wij weten namelijk niet of wij de volgende keer spreken over het EOF, met een vrijwillige bijdrage, dan wel over een onder de begroting gebracht fonds. Vandaar dat het algemeen geformuleerd is.

StaatssecretarisKnapen:

Als dit de interpretatie van de motie is, kan ik daar heel goed mee leven, want die heeft dan een ander karakter. Anders zou ik een verkeerde voorstelling van zaken geven. Ik wil straks niet omringd door gordiaanse knopen in een catch 22-situatie terechtkomen.

MevrouwFerrier (CDA):

De staatssecretaris heeft enkele door mij gestelde vragen nog niet beantwoord.

Devoorzitter:

Misschien kunt u die nog even herhalen.

MevrouwFerrier (CDA):

Ik heb een vraag gesteld over de afspraken die met het ontvangende land gemaakt moeten worden voordat begonnen wordt met begrotingssteun. Mijn tweede vraag betrof de coherentie en het maken van afspraken tussen donorlanden om te voorkomen dat er landen zijn waaruit iedereen wegtrekt en er sectoren zijn die iedereen laat vallen.

StaatssecretarisKnapen:

Op de eerste vraag kan ik met "ja" antwoorden. Begrotingssteun kan geen blanco cheque zijn en moet een doel dienen. Die twee zaken maken het zinvol om programma's te ontwikkelen met tussenstappen, een beginpunt en een eindpunt. Dat zal een van de onderwerpen zijn in het uiteindelijke voorstel van de heer Piebalgs, gegeven de kritiek in diverse parlementen op de begrotingssteun.

Met het tweede door mevrouw Ferrier naar voren gebrachte punt ben ik het eens. Ik doe daar mijn best voor.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. De stemmingen over de moties zullen morgen plaatsvinden.

Naar boven