Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 61, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 61, item 2 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 15 maart 2011 over de Landbouw- en Visserijraad.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Gezien de korte tijd die wij voor dit VAO hebben uitgetrokken en het feit dat wij het hier gisteren uitvoerig over hebben gehad, zal ik mij beperken tot het voorlezen van de zes moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat boeren vaak te weinig betaald krijgen voor hun producten en dat veel boeren daardoor afhankelijk zijn van EU-inkomenssteun;
overwegende dat het wenselijk is dat boeren een redelijk inkomen kunnen verwerven uit de verkoop van hun landbouwproducten, aangevuld met betalingen voor groene en blauwe en andere maatschappelijke diensten;
overwegende dat meer marktmacht voor boeren mede kan worden gerealiseerd door boeren in staat te stellen en te stimuleren om in coöperatieverband te onderhandelen met inkooporganisaties en de verwerkende industrie;
overwegende dat de EU-regelgeving hiervoor stimulansen moet bieden en belemmeringen moet wegnemen;
verzoekt de regering, het aspect van versterking van de marktmacht van boeren mede tot inzet te kiezen in de verdere onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Jacobi en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 443 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat boeren vaak te weinig betaald krijgen voor hun producten en dat veel boeren daardoor afhankelijk zijn van EU-inkomenssteun;
overwegende dat het wenselijk is dat boeren een redelijk inkomen kunnen verwerven uit de verkoop van hun landbouwproducten, aangevuld met betalingen voor groene en blauwe en andere maatschappelijke diensten;
overwegende dat, naast andere maatregelen, een systeem van vrijwillige, flexibele quotering binnen de sector zelf ter voorkoming van structurele overproductie, daarbij van dienst kan zijn;
overwegende dat een dergelijk systeem het meest effectief is als daarbij als achtervang een mogelijkheid tot tijdelijke quotering door de Europese Commissie in het leven wordt geroepen;
verzoekt de regering, de optie van een vrijwillige, flexibele quotering te bespreken met landbouworganisaties, zowel in Nederland als in Europees verband, en deze optie onder de aandacht te doen brengen van de ingestelde "High Level Group" voor de voedselketen van de EU,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 444 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat nog immer bepaalde landbouwproducten met Europese subsidie op markten elders in de wereld kunnen worden gebracht;
overwegende dat dit niet zelden ten koste gaat van economieën van ontwikkelingslanden;
verzoekt de regering, in EU-verband aan te dringen op zo spoedig mogelijke beëindiging van de resterende exportsubsidies, bij voorkeur met ingang van 2012,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 445 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland jaarlijks 1 mld. ontvangt uit de Europese Unie uit pijler 1 en jaarlijks 45 mln. uit pijler 2;
overwegende dat de tweede pijler voor Nederland erg klein is en niet in verhouding staat tot de gecompliceerde situatie in ons zeer dichtbevolkte land, waar een goede balans gevonden moet worden tussen landbouw, natuur, recreatie en verstedelijking;
overwegende dat een versterking van de tweede pijler voor Nederland tot stand kan komen uit herschikking van middelen binnen het GLB-budget;
verzoekt de regering, bij de verdere onderhandeling over het GLB, naast vergroening van de eerste pijler, tevens een kwantitatieve versterking van de tweede pijler te bepleiten en zich in de EU in te spannen, de maatstaven voor verdeling van het tweedepijlergeld over de lidstaten zodanig te laten vaststellen dat hierin de specifieke opgave voor het Nederlandse landelijk gebied een volwaardige plaats krijgt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 446 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering bij de vervanging van de huidige directe betalingen inzet op een beloning voor maatschappelijke prestaties op het gebied van natuur, milieu en dierenwelzijn ("prestatietoelagen");
overwegende dat de staatssecretaris bij deze beloning denkt aan een puntensysteem waarbij aantoonbare maatschappelijke prestaties punten opleveren die de basis vormen voor de vergroende basisbetaling;
overwegende dat de effectiviteit van maatschappelijke prestaties niet in elk gebied even groot is;
verzoekt de regering, de ontwikkeling van het puntensysteem deels gebiedsafhankelijk te maken en rekening te houden met het belang en de effectiviteit van bepaalde diensten in specifieke gebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 447 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat binnen de landbouw thans enerzijds een trend waarneembaar is naar ontwikkeling van zeer grootschalige monofunctionele bedrijven en anderzijds een trend waarneembaar is naar multifunctionele landbouwbedrijven, waarin naast diversificatie van landbouwproducten ook verbreding plaatsvindt naar natuur en landschapsbeheerstaken, energieproductie, recreatie en/of zorgtaken, en waarbij de schaalgrootte van de bedrijven in redelijke mate blijft aansluiten bij de menselijke maat en schaal;
overwegende dat moderne multifunctionele landbouwbedrijven op aspecten van natuur, milieu, gezondheid en dierenwelzijn betere prestaties leveren en ook meer toekomstpotentie hebben om zich op deze maatschappelijke doelen verder te ontwikkelen;
overwegende dat, volgens onderzoek van Wageningen Universiteit, multifunctionele landbouwbedrijven beter in staat zijn, om te gaan met veranderende en soms wisselvallige economische omstandigheden;
overwegende dat multifunctionele landbouwbedrijven vanuit sociaal-culturele invalshoek verre de voorkeur verdienen boven zeer grootschalige, monofunctionele "landbouwfabrieken";
overwegende dat de overheid niet op de stoel moet zitten van de ondernemer, maar wel tot haar publieke taak dient te rekenen dat zij overheidsgeld gericht inzet op ontwikkeling van maatschappelijke baten;
verzoekt de regering, bij de onderhandelingen over de vormgeving van het Europees GLB, alsmede bij de verdere implementatie van het stelsel in Nederland, zich te richten op het stimuleren en verder innoveren van duurzame multifunctionele landbouwbedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 448 (21501-32).
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Voorzitter. Gisteren hebben wij in het debat met elkaar geconstateerd dat er via de Europese Raden weleens A-punten voorbijkomen waarop de Kamer geen controle kan uitoefenen. Ik wil de regering vragen om met een procedure te komen om de Kamer wel degelijk in staat te stellen om, desnoods via een schriftelijke procedure, bezwaar aan te tekenen tegen agendering als hamerstuk. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer in het verslag van de LNV-raad van 21 februari jongstleden heeft kunnen lezen dat er besluitvorming heeft plaatsgevonden over een visserijakkoord met Marokko;
constaterende dat de Kamer op geen enkele manier vooraf door de staatssecretaris is geïnformeerd dat dit punt op de agenda zou staan;
overwegende dat, gezien eerdere behandeling van het onderwerp, de staatssecretaris wist dat dit dossier gevoelig lag;
overwegende dat door het toevoegen op het laatste moment zonder de Kamer te informeren, de Kamer elke mogelijkheid voor het nemen van een politiek besluit wordt ontnomen;
verzoekt de regering, een procedure uit te werken waarbij de Kamer wel in staat wordt gesteld om, desnoods via een schriftelijke procedure, tijdig bezwaar aan te tekenen tegen agendering als hamerstuk,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Schouw, Jacobi en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 449 (21501-32).
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Ik kom op de innovatie in de agrarische sector. De staatssecretaris hield gisteren een prachtig pleidooi over het werken naar de boer 2020 of boer 2.0. In een toezegging is hij deels tegemoetgekomen aan wat ik vroeg. Ik wil een en ander toch nog wat aanscherpen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zowel de Lissabonstrategie als de nieuwe EU 2020-strategie voorstellen hebben neergelegd om 3% van het bnp te investeren in kennis en innovatie;
constaterende dat artikel 68 lidstaten ruimte biedt om een deel van het GLB-geld in te zetten voor maatschappelijke doelen zoals innovatie, maar dat Nederland tot nog toe slechts een deel van die ruimte heeft benut;
overwegende dat een belangrijke uitdaging bij het verduurzamen van de landbouwsector ligt in het opschalen van succesvolle pilotprojecten;
verzoekt de regering, voor de Voorjaarsnota te komen met een brief waarin zij in overleg de sector en de relevante topgebieden een voorstel doet voor een benutting van de door artikel 68 geboden ruimte voor het stimuleren van innovatie, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame en diervriendelijke landbouw, rekening houdend met het investeringsvermogen in de sector zelf,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 450 (21501-32).
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Mijn laatste motie gaat over een betere EU voor half geld. Een moderne … O nee, dit is niet mijn motie, excuses. Een motie van de leden Van Veldhoven en Ten Broeke. O nee, de heer Ten Broeke is geen landbouwwoordvoerder voor de VVD. Het is ook allemaal een beetje verwarrend. Dat heeft misschien wel met het volgende te maken. Ik wil graag de brochure die ik hier voor mij heb, toevoegen aan de Handelingen en hem laten uitdelen aan de Kamerleden. De VVD heeft eerder een standpunt ingenomen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarom verwacht ik brede steun van de VVD voor deze motie.
Devoorzitter:
Goed, ik stel voor dat de brochure wordt toegevoegd aan de Handelingen.
MevrouwSnijder-Hazelhoff (VVD):
Volgens mij is deze brochure vorig jaar al een keer aan de Handelingen toegevoegd. Ik weet niet of dat voor een tweede keer moet. Wat mij betreft mag dat, maar voor dit debat is dat niet functioneel meer.
Devoorzitter:
Dan leggen wij het stuk ter inzage, althans als het geen deel heeft uitgemaakt van vorige Handelingen.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Ik zou dan graag de procedure gecheckt willen hebben, want dit stuk is zeer relevant voor dit debat. De VVD heeft in dit pamflet een aantal duidelijke uitspraken gedaan over haar toekomstvisie op de EU. Deze hebben betrekking op een halvering van het landbouwbudget en een modernisering van de EU-begroting die zonder halvering van het landbouwbudget niet mogelijk zou zijn. Het gaat dus over dit onderwerp. De teksten in de motie zullen de VVD waarschijnlijk heel bekend voorkomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige economische situatie het moment is om structurele hervormingen door te voeren waaronder het moderniseren van de EU-uitgaven en -ontvangsten;
overwegende dat uit CPB-berekeningen blijkt dat hervorming van het landbouwbeleid de helft van de Europese begroting kan vrij spelen;
overwegende dat een toekomstgericht Europa kan als de EU-begroting minder wordt gericht op marktverstorende landbouwsubsidies;
van mening dat in een tijd dat er veel vraag naar voedsel is, dit niet gesubsidieerd hoeft te worden;
verzoekt de regering, bij de onderhandelingen over de langetermijnperspectieven van na 2013 in te zetten op de afbouw van het Europees landbouwbudget naar 18 mld. per jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 451 (21501-32).
Ik begrijp overigens dat het gebruikelijk is dat brochures ter inzage worden gelegd. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
MevrouwOuwehand (PvdD):
Voorzitter. In de aanloop naar de onderhandelingen over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft Partij voor de Dieren veelvuldig gevraagd naar een plan om de landbouw structureel te hervormen, gericht op de grote vraagstukken op het gebied van voedselzekerheid, het kunnen verdienen van een goede boterham door de boeren, dierenwelzijn, opwarming van de aarde en verlies aan biodiversiteit. Daarvoor is veel meer nodig dan vasthouden aan de huidige structuren met het hier en daar een vergroeningsvoorstel. De Partij voor de Dieren kan deze hervormingen dus niet steunen en dat geldt ook voor de inzet van het kabinet.
Ik heb nog een vraag over wat ik vanmorgen in de krant las. Er wordt vanavond gesproken tussen de lidstaten en het Europees Parlement over kloonvlees. In de berichtgeving staat dat andere landen, maar Nederland niet, het standpunt zullen innemen dat ze dit vlees niet willen toelaten tot de Europese markt. Ik herinner de staatssecretaris wat dit betreft aan de aangenomen motie. Ik neem aan dat Nederland zich daarbij zal aansluiten. Ik dien mijn eerste motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat herbicidentolerante gengewassen het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen doen toenemen en dat dergelijke gewassen geen deel kunnen uitmaken van een duurzame landbouwpraktijk;
overwegende dat op de komende Landbouwraad wordt besloten over een voorstel om genetisch gemanipuleerde katoen en mais uit onder andere China, India en Amerika toe te laten tot de Europese markt;
verzoekt de regering, niet in te stemmen met de nu voorgestelde toelating van genetisch gemanipuleerde katoen en mais,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 452 (21501-32).
MevrouwOuwehand (PvdD):
Dan mijn tweede en laatste motie. Er wordt in Europa gesproken over een actieplan dierenwelzijn. Dit regeerakkoord spreekt expliciet over het verbeteren van dierenwelzijn in Europees verband, maar de staatssecretaris wil daar geen inzet voor bekend maken. Dat lijkt mij wat vreemd, gelet op het regeerakkoord. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in het regeerakkoord heeft vastgelegd dat het inzet op hogere eisen aan dierenwelzijn in de EU ten behoeve van een gelijk speelveld;
constaterende dat het vorige Europese dierenwelzijnsactieplan in 2010 afliep en er momenteel een nieuw dierenwelzijnsactieplan wordt opgesteld;
verzoekt de regering, de Kamer per brief te informeren over haar inzet voor het nieuwe EU dierenwelzijnsactieplan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 453 (21501-32).
MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij kunnen ons voor het overgrote deel vinden in de kabinetsinzet voor de aanstaande Landbouwraad. De staatssecretaris sprak gisteravond bevlogen over de boeren van morgen. Dat sprak mij als Kamerlid voor de ChristenUnie bijzonder aan. Wat de ChristenUnie betreft bestaat de Nederlandse landbouw in 2020 nog steeds en loopt dan ook nog steeds en nog verder voorop. Wij willen graag verder kijken, ook naar 2030. Een levensvatbare landbouw in de toekomst moet simpelweg duurzaam zijn. Daarom benadruk ik dat wij niet alleen innovatief en concurrerend moeten zijn, maar juist ook innovatief en concurrerend in duurzame landbouw.
Ik heb gisteren gevraagd naar de concurrentiepositie van boeren in de markt. De staatssecretaris heeft verwezen naar een lopend Europees onderzoek naar faire prijsvorming in de landbouwsector. Ik ben benieuwd wanneer wij de resultaten van dit onderzoek kunnen verwachten. Een onderwerp hieraan gerelateerd is het vermarkten van agrarische producten of diensten. Ik ben erg benieuwd of het Europese onderzoek hier ook op ingaat.
De ChristenUnie maakt van de gelegenheid gebruik een extra impuls te geven aan dit debat en in het bijzonder aandacht te vragen voor een duurzame productie van veevoer. De ChristenUnie is voorstander van meer regionale zelfvoorziening, niet alleen vanuit het oogpunt van voedselzekerheid, maar ook vanuit ecologische overwegingen en met het oog op de positie van ontwikkelingslanden. De grote Europese afhankelijkheid van bijvoorbeeld geïmporteerde veevoergrondstoffen uit Zuid-Amerika is wat ons betref onwenselijk. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de productiecapaciteit van veevoer mede ten grondslag ligt aan voedselzekerheid;
overwegende dat een groot deel van het Europese veevoer bestaat uit geïmporteerde soja;
overwegende dat de grootschalige productie van soja negatieve gevolgen met zich kan brengen voor de producerende landen;
constaterende dat er binnen Europa alternatieven bestaan voor soja om als grondstof voor veevoer te dienen, zoals lupine, voedererwten en veldbonen;
van mening dat onder de duurzaamheidsdoelstellingen ook het gebruik van duurzaam veevoer valt;
verzoekt de regering, zich in te zetten om binnen het GLB meer mogelijkheden te creëren voor de verbouw van duurzaam veevoer voor de Europese markt, en hiertoe voorstellen aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 454 (21501-32).
MevrouwJacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste gaat over de labeling "niet geschikt voor diervoerders". Ik heb mij hierover verbaasd. In de dierlijke afvalstromen bestaat een label specifiek voor de etikettering dat het afval wel geschikt is voor diervoerders. Er bestaat een label voor een bepaalde categorie dat aangeeft dat deze niet geschikt is en er is een soort restgroep waarvoor geen labeling bestaat. De gedachtegang van de regering is: een apart label voor alle producten die niet geschikt zijn voor diervoerders is niet nodig, want als het er niet op staat, is het ook niet toelaatbaar. Dat zorgt voor veel misverstanden, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een scheiding bestaat tussen "technische vetten" en "niet-technische vetten";
overwegende dat de vermelding "niet geschikt voor dierlijke consumptie" alleen verplicht is bij een bepaalde categorie dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten;
overwegende dat als een product wel geschikt is voor verwerking in diervoeders het ook als zodanig geëtiketteerd moet zijn;
overwegende dat deze productstromen nog steeds door elkaar kunnen lopen;
overwegende dat de regering het label "niet geschikt voor diervoeders" overbodig heeft verklaard;
verzoekt de regering, het label "niet geschikt voor diervoeders" in te voeren, ter voorkoming van misverstanden en van voedselschandalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Ouwehand, Van Veldhoven, Van Gerven en Grashoff.
Zij krijgt nr. 455 (21501-32).
MevrouwJacobi (PvdA):
Voorzitter. De tweede motie gaat over diermeel in veevoer. Hiervoor staat de deur in Europa toch weer op een kier, op verzoek van Polen. De motie luidt aldus.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Europa de deur weer op een kier zet met betrekking tot het toelaten van diermeel in veevoer;
overwegende dat de vlees- en voedselafvalstromen niet gegarandeerd op orde zijn en dat bij het toelaten van diermeel in veevoer het risico op Creutzfeld-Jakob weer toeneemt;
overwegende de morele onwenselijkheid van diermeel in veevoer;
overwegende de alternatieve aanwending voor diermeel;
verzoekt de regering, geen diermeel in veevoer toe te staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Grashoff, Ouwehand en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 456 (21501-32).
De heerKoopmans (CDA):
Ik heb drie vragen aan mevrouw Jacobi. De eerste is: hoe weet zij dat niet zeker gesteld is dat stromen gescheiden kunnen worden? De tweede vraag is: kan zij mij uitleggen waarom het gebruik van diermeel moreel verwerpelijk is? De derde vraag is: welke alternatieven die niet moreel verwerpelijk zijn, ziet zij voor zich voor het gebruik van diermeel, waarvan het overgrote deel nu verbrand wordt?
MevrouwJacobi (PvdA):
Dat zijn mooie vragen maar de achtergrond ervan suggereert dat de heer Koopmans vindt dat diermeel weer toegelaten moet worden tot de voedselindustrie. Die overwegingen zijn voor hem, maar de Partij van de Arbeid vindt het allerbelangrijkste dat de voedselveiligheid geborgd is. Bij alle voedselschandalen die wij gehad hebben, is gebleken dat de voedselstromen door de slechteriken onder de goeden toch weer door elkaar zijn geraakt. Er zijn geen garanties af te geven dat dat niet gaat gebeuren. Het dioxineschandaal, dat niet is gerelateerd aan diermeel, toont ook aan dat je ontzettend op de handhaving moet zitten. Dat risico willen wij niet lopen. Daar verschillen de partij van de heer Koopmans en de mijne over van mening. Om die reden vinden wij het in deze situatie niet verantwoord om diermeel toe te staan. Bij elk volgend geval van Creutzfeldt-Jacob zal ik mij voor de kop slaan.
Over de immorele aspecten kun je ook van gedachten verschillen. Ik vind het niet moreel dat een kip tot een kannibaal wordt gemaakt doordat een kip als kippenafval terugkomt in zijn eigen voer. Er zijn alternatieven. Ik vind dat een kip mais en granen moet eten en af en toe eens een worm. Ik kan nog een aantal voorbeelden noemen maar vanwege de tijd houd ik het hierbij.
De laatste vraag betrof de alternatieven voor de verwerking. De grootste alternatieven op dit moment zijn verbranden in de tuinen en verbranden voor groene stroom.
De heerKoopmans (CDA):
Stel dat het gebruik van diermeel geborgd is in die zin dat er strikte scheiding is. Stel dat het gebruik van diermeel niet wordt toegestaan voor de dezelfde diersoort maar voor andere diersoorten, waarvan bewezen is dat het beter is voor de gezondheid van dieren. Stel dat ook in externe studies aangetoond wordt dat het gebruik van diermeel in de sector ook vanuit calorisch perspectief beter is. Zou de PvdA onder die drie voorwaarden willen meedenken over het gebruik van diermeel?
MevrouwJacobi (PvdA):
Daar gaat deze motie niet over. Het was beter geweest als wij dat gisteren uitgebreid besproken hadden in het algemeen overleg.
Devoorzitter:
Dat lijkt mij ook.
MevrouwJacobi (PvdA):
Toen is er geen enkel debat geweest. Deze motie gaat erover dat wij het onder de voorwaarden die er nu zijn, niet acceptabel vinden.
Devoorzitter:
Ik herinner u eraan dat dit een VAO is.
MevrouwJacobi (PvdA):
Ik heb nog een laatste motie over de effecten van het EU-landbouwbeleid op boeren in ontwikkelingslanden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland zich gecommitteerd heeft aan de Millennium Development Goals, waarin staat dat de wereldwijde armoede moet zijn gehalveerd in 2015;
overwegende dat veel mensen in ontwikkelingslanden voor hun inkomen afhankelijk zijn van de landbouw;
overwegende dat de EU bezig is, het nieuwe GLB vorm te geven en dat bij de vormgeving daarvan in een vroeg stadium de effecten van het beleid voor ontwikkelingslanden duidelijk moeten zijn;
overwegende dat het kabinet zich wil inzetten om de coherentie van beleid te vergroten zoals gemeld in het regeerakkoord;
verzoekt de regering, bij de volgende Landbouw- en Visserijraad het voortouw te nemen en de effecten van het aankomende GLB voor boeren in ontwikkelingslanden te agenderen, en de Kamer hierover te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Dikkers, Van Veldhoven, Ouwehand, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Grashoff, Koopmans en Van Gerven.
Zij krijgt nr. 457 (21501-32).
De heerVan Gerven (SP):
Voorzitter. We hebben gisteren uitvoerig stilgestaan bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wat de SP-fractie opviel was dat in het debat weinig ingegaan werd op de principiële oorzaak van de problemen waar veel boeren in verkeren, namelijk dat er geen fatsoenlijke prijs wordt gegeven voor de producten die ze produceren. Ook de extreme prijsschommelingen leiden tot grote problemen bij de boeren. Verder is er een subsidiestelsel dat in plaats van het bieden van definitieve oplossingen het paard achter de wagen spant. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat extreme prijsschommelingen en hoge prijzen van voedsel tot onrust leiden bij boeren, bedrijven en burgers wereldwijd;
overwegende de vele constructieve ideeën omtrent prijsvorming en prijsstabilisatie van diverse (boeren)organisaties zoals de Dutch Dairymen Board met het voorstel om te komen tot kostendekkende en eerlijke prijzen voor de melk, maar ook organisaties als de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO), Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), platform Aarde Boer Consument (ABC) en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) hebben hierover constructieve ideeën geopperd;
verzoekt de regering, in overleg te treden met (boeren)organisaties en eventueel wetenschappers over de problemen en mogelijke oplossingen rond prijsvorming en prijsvolatiliteit;
verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover te informeren voor de herfst 2011,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 458 (21501-32).
De heerVan Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb nog een laatste motie over de idiotie dat mensen miljonair worden van Europese landbouwsubsidies.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat, terwijl veel boeren onder de armoedegrens leven, er in 2009 1212 mensen miljonair geworden zijn met de ontvangst van Europese landbouwsubsidies;
constaterende dat onder deze ontvangers niet alleen grote boeren waren, maar ook koningin Elisabeth en grote bedrijven zoals Rum Martinique en Schiphol;
van mening dat het niet de bedoeling is dat "Jan met de pet" koningin Elisabeth subsidieert;
kennisnemend van de navolgende uitspraak van de staatssecretaris van EL&I in het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 7 december jongstleden: "In het Europees landbouwbeleid is er sprake van een vaste hectaretoeslag. Dit betekent dat er ook geld gaat naar grote jongens met 3000 ha, 4000 ha of zelfs 10.000 ha, de heel grote boeren. Dat is een inbreuk op de legitimatie, vooral als er ook nog bijna niet-agrarische ondernemers zijn als koningshuizen en Schiphol ... Ik heb gisteren gezegd dat ik wel wil meedenken over een plafond, als daar een juridisch houdbare modus voor is te vinden.";
verzoekt de regering, bij de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in te zetten op een eerlijker verdeling van landbouwsubsidies met een subsidieplafond en zich in te zetten tegen het verschijnsel van landbouwsubsidiemiljonairs en hierbij tevens de uitspraken van de staatssecretaris van EL&I als richtsnoer te gebruiken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 459 (21501-32).
De heerKoopmans (CDA):
Voorzitter. Ik heb een drietal moties. Het lijkt mij het handigst dat ik deze direct voorlees.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bilaterale onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de Mercosur-landen weer zijn gestart;
overwegende dat bij multilaterale onderhandelingen de Europese offensieve en defensieve belangen beter in balans kunnen worden gebracht;
overwegende dat veel producten uit Mercosur-landen niet voldoen aan de Europese eisen op het gebied van bijvoorbeeld milieu, dierenwelzijn, diergezondheid, tracering van dieren en arbeidsomstandigheden;
overwegende dat liberalisering van handelsbetrekkingen met de Mercosur ernstige effecten kan hebben voor de Nederlandse varkensvlees-, kalfsvlees- en pluimveesector;
verzoekt de regering:
- voorrang te geven aan een multilateraal handelsakkoord in het kader van de WTO boven bilaterale handelsakkoorden zoals met de Mercosur;
- ervoor zorg te dragen dat non-trade concerns deel uitmaken van ieder handelsakkoord;
- niet in te stemmen met een bilateraal akkoord met de Mercosur-landen zolang de effecten voor de land- en tuinbouw niet kwantitatief in kaart zijn gebracht;
- bij de onderhandelingen met de Mercosur-landen geen Europese concessies toe te staan die onevenredig negatief uitpakken voor de Europese landbouw en in het bijzonder voor Nederlandse gezinsbedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 460 (21501-32).
De heerKoopmans (CDA):
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat EU-richtlijnen zoals de NEC- en de Nitraatrichtlijn, kaders stellen waarbinnen agrarische sectoren zich kunnen ontwikkelen;
van mening dat het broeikasgasemissiehandelssysteem investeert in "lucht" en niet leidt tot werkelijke investeringen in vermindering van de milieudruk;
van mening dat het broeikasgasemissiehandelssysteeminstrument extra administratieve lasten geeft en wet- en regelgeving ingewikkeld maakt;
verzoekt de regering, bij de Europese Commissie aan te dringen op het niet invoeren van een broeikasgasemissiehandelssysteem voor veehouderijsectoren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Snijder-Hazelhoff, Dijkgraaf en Gerbrands. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 461 (21501-32).
De heerKoopmans (CDA):
Mijn laatste motie gaat over de visserij. De staatssecretaris zei gisteren in het debat dat hij de discard ban had gesteund. Daar zijn wij en de visserijsector een beetje van geschrokken. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Nederlandse visserij zich kenmerkt door de gemengde visserij;
overwegende dat het principiële uitgangspunt dient te zijn dat de visserij voedsel produceert zonder verspilling en dat bijvangsten dus ongewenst zijn;
overwegende dat het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid juist bijvangsten in de hand werkt;
overwegende dat de visserijsector via de Discards Denktank samen met ngo's en overheid zoekt naar de noodzakelijke vermindering van bijvangsten;
verzoekt de regering, in samenspraak met de visserijsector de vermindering van bijvangsten bij de onderhandelingen gemeenschappelijk visserijbeleid te bepleiten door: 1. te streven naar quota die beter aansluiten op de gemengde visserij; 2. innovaties en onderzoek naar technische aanpassingen blijvend te stimuleren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Slob, Houwers en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 462 (21501-32).
MevrouwSnijder-Hazelhoff (VVD):
Voorzitter. Gisteren hebben wij uitgebreid met de staatssecretaris gesproken over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wij hebben een pittige discussie met hem gevoerd over de vraag hoe wij de nieuwe basisprincipes moeten zien. Wat ons betreft is er een basispremie en een aantal top-ups voor de vergroening, in overeenstemming met de manier waarop de discussies zich nu in Brussel lijken af te spelen. Om daar de nadruk op te leggen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid zich meer dient te richten op duurzaamheid en concurrentiekracht;
overwegende dat daarbij een basispremie en daar bovenop voor de invulling van de verduurzaming zogenaamde top-ups een rol kunnen spelen;
overwegende dat bijvoorbeeld in de veenkoloniën van de een-op-twee aardappelteelt over wordt gegaan naar een-op-drie of een-op-vier en dat daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de biodiversiteit en bodemverbetering;
overwegende dat bijvoorbeeld in de melkveehouderij de "koe in de wei" een bijdrage kan leveren aan de verduurzamingseis;
verzoekt de regering, bij het toekomstige beleid uit te gaan van een zo hoog mogelijke basispremie en daar bovenop voor de vergroening/verduurzaming in te zetten op top-ups en daarbij de in de overwegingen genoemde voorbeelden mee te wegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Koopmans, Dijkgraaf en Gerbrands. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 463 (21501-32).
StaatssecretarisBleker:
Voorzitter. De motie-Grashoff c.s. op stuk nr. 443 zie ik als ondersteuning van beleid.
De motie op stuk nr. 444 ontraad ik. Wij hebben ingezet op uitfasering van de melkquota, in combinatie met maatregelen voor een zachte landing. Daar wil ik nu niet aan tornen. Dat zou veel onzekerheid en onduidelijkheid en een ongewis einde met zich brengen. Daarnaast hebben wij nu een vangnet voor marktmaatregelen, onder andere interventie. Invoering van flexibele of tijdelijke quota past daar wat mij betreft niet in.
De motie op stuk nr. 445 ontraad ik eveneens. De inzet in WTO-verband is de uitfasering van exportsubsidies vanaf 2013. Ik wil in Europees verband wel pleiten voor een terughoudende toepassing van dit instrument tot 2013. Zoals de motie nu echter geformuleerd is, ontraad ik haar.
De motie van de heer Grashoff en mevrouw Jacobi op stuk nr. 446 gaat over versterking van de tweede pijler. Zoals de motie nu is geformuleerd, doelt zij erop dat de versterking van de tweede pijler in Nederland als het ware ten koste moet gaan van de eerste pijler. Dat is niet de bedoeling. Wij zetten in op een sterke eerste pijler; dat hebben wij gisteren ook uitgebreid besproken. Een versterking van de tweede pijler mag niet ten koste gaan van de eerste pijler. In Europa zullen wij ons in algemene zin wel inzetten voor een groter aandeel voor Nederland uit het totale tweede pijlerbudget in Europa. Dat is iets anders dan een herschikking tussen de eerste en tweede pijler binnen de Nederlandse grenzen. Dat lees ik in deze motie en daarom ik ontraad ik de motie.
Devoorzitter:
Ik stel voor dat de leden alleen op eigen moties mogen interrumperen. Ik doel op de eerste ondertekenaar van de moties.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Dat wilde ik ook precies doen. Ik wil mijn motie op stuk nr. 445 over de beëindiging van exportsubsidies als volgt wijzigen. Ik stel voor om de laatste zinsnede " … bij voorkeur met ingang van 2012." te schrappen. Als ik de woorden van de staatssecretaris goed begrepen heb, zou de motie daarmee voor hem aanvaardbaar zijn. Dat hoor ik graag van hem.
StaatssecretarisBleker:
Ik heb gezegd dat wij willen pleiten voor een terughoudende toepassing van exportsubsidies tot 2013. Als de heer Grashoff met zijn motie een terughoudende toepassing tot 2013 bedoelt, dan zijn wij het eens.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Volgens mij klopt dat. Dit raakt ook de tekst in de brief van de staatssecretaris.
StaatssecretarisBleker:
Oké, prima, dan zou ik de motie als ondersteuning van beleid beschouwen.
Devoorzitter:
De motie-Grashoff (21501-32, nr. 445) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat nog immer bepaalde landbouwproducten met Europese subsidie op markten elders in de wereld kunnen worden gebracht;
overwegende dat dit niet zelden ten koste gaat van economieën van ontwikkelingslanden;
verzoekt de regering, in EU-verband aan te dringen op zo spoedig mogelijke beëindiging van de resterende exportsubsidies,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Grashoff en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 464 (21501-32).
Devoorzitter:
Ik zie dat mevrouw Jacobi een vraag wil stellen, maar wij hebben net afgesproken dat alleen de indiener van de motie in kwestie mag interrumperen.
StaatssecretarisBleker:
Ik ga verder met de motie van de heer Grashoff op stuk nr. 447. Daarin wordt de regering verzocht om de ontwikkeling van het puntensysteem deels gebiedsafhankelijk te maken en rekening te houden met het belang van de effectiviteit van bepaalde diensten in specifieke gebieden. Als ik uit de motie moet opmaken dat er ook een gebiedsspecifiek element in de invulling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toelagen kan komen, dan is dat juist. In die zin beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Ik kom even terug op de reactie van de staatssecretaris op de motie op stuk nr. 446, waarvan ik de eerste ondertekenaar ben. De staatssecretaris zegt dat het ten koste gaat van de eerste pijler en dat hij de motie daarom ontraadt. Dat staat echter niet in de motie en is ook niet noodzakelijkerwijs de interpretatie ervan. Het kan namelijk ook het herschikken van middelen binnen de tweede pijler inhouden. Ik heb dat niet gespecificeerd, maar dat valt wel nadrukkelijk binnen de ruimte van de motie.
StaatssecretarisBleker:
Het gaat niet alleen om wat er binnen valt, maar als met de motie ook een herschikking tussen de Nederlandse eerstepijlergelden en de toekomstige Nederlandse tweede pijlergelden wordt bedoeld, dan zeg ik nee. Als de heer Grashoff bedoelt dat ik mij in Europa moet inzetten voor een groter aandeel tweede pijlergelden, beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid. Dat heb ik namelijk ook in de brief geformuleerd.
De heerGrashoff (GroenLinks):
Dat laatste is nadrukkelijk de bedoeling. Ik doel op een herschikking binnen het Europese GLB-budget, maar niet binnen het Nederlandse budget.
StaatssecretarisBleker:
Oké, helder, dan beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid.
Ik ontraad de motie op stuk nr. 448, omdat uit zowel de overwegingen als het dictum een impliciete voorkeursbehandeling van een bepaald type landbouwbedrijven, namelijk de multifunctionele landbouwbedrijven, spreekt. Die keuze maken wij niet en daarom ontraad ik de motie.
Over de motie op stuk nr. 449 laat ik het oordeel over aan de Kamer. Deze motie gaat over de procedure en het verkeer tussen de regering en de Kamer over de A-punten.
Wat de motie op stuk nr. 450 betreft is de brief al toegezegd. Voor zover uit het dictum kan worden afgeleid dat het een totale benutting van de ruimte zou impliceren, heb ik daarover geen enkele verwachting gewekt. Ik heb gezegd dat wij in overleg met de sector bekijken of wij tot een ruimere inzet van artikel 68-middelen kunnen komen. Als het zo begrepen wordt, is de motie ondersteuning van beleid. In het andere geval, als ik de totale ruimte zou moeten benutten, ontraad ik de motie.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
Ik zie dat de staatssecretaris mijn motie zorgvuldig heeft gelezen. Hij heeft ook gezien dat ik naast het overleg met de sector, waaraan hij inderdaad gisteren refereerde, ook heb gevraagd om overleg met de topgebieden, om die erbij te betrekken, en om ervoor te zorgen dat de brief er is voor de Voorjaarsnota.
StaatssecretarisBleker:
Dat is nog allemaal oké, maar niet oké is de verwachting dat wij komen met een brief waarin de totale ruimte die artikel 68 biedt, wordt benut. Dan ontraad ik de motie. Ik begrijp uit de non-verbale communicatie dat dit niet de verwachting is die met deze motie wordt uitgesproken.
Devoorzitter:
Misschien is het goed als u dat even helder maakt.
MevrouwVan Veldhoven (D66):
"Totale benutting" staat niet in de tekst.
StaatssecretarisBleker:
Grotere benutting. Dan is het ondersteuning van beleid. Ja, soms kan het redelijk snel, voorzitter.
De motie op stuk nr. 451 ontraad ik met kracht. D66 werkt hierin toe naar een halvering van het Europese landbouwbudget en ook van het landbouwbudget van Europa voor de Nederlandse agrarische sector. De regering doet dat op geen enkele manier. Wij zetten in op continuering.
Ik ontraad de motie op stuk nr. 452. De drie ggo's waar het om gaat, zijn getoetst op veiligheid en andere aspecten conform de methoden die worden gehanteerd door de EFSA. Zij voldoen aan de toets. Ik ontraad dus de motie.
De motie-Ouwehand/Jacobi op stuk nr. 453 gaat over het dierenwelzijnsplan. Als ik de motie zo kan lezen dat ik de Kamer schriftelijk informeer op het moment dat de Europese Commissie met de eerste voorstellen komt over dierenwelzijn voor de periode 2011 en daarna, is dat wat mij betreft akkoord.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Ik verwacht van dit kabinet juist een eigen wensenlijstje voor Europees dierenwelzijn. Het probleem met wachten op de Commissievoorstellen is dat wij op maandagavond in de geannoteerde agenda de stukken zien en op dinsdag het debat voeren. Waarom kunnen wij het niet van tevoren horen? Het vorige kabinet heeft zaken in de nota Dierenwelzijn geschreven. Ik ben benieuwd of dit kabinet die acties overneemt, er iets aan toevoegt of er iets aan wijzigt. Wij kunnen dat dan op een rustig moment met elkaar bespreken en dan hoeft het niet allemaal op het laatste moment.
StaatssecretarisBleker:
Dat gaan wij ook doen. Er komt op een gegeven moment een mededeling of een eerste conceptmededeling van de Europese Commissie. Die gaat niet als een A-stuk door een kruip-door-sluip-doorbesluitvorming heen. Wij zullen ervoor zorgen dat er een reactie van ons komt zodra er een eerste versie is van het dierenwelzijnsplan van de Europese Commissie, zodat wij die als verdere inzet kunnen hanteren. Over die reactie kunnen wij met de Kamer spreken.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Dan is er een verschil in interpretatie van de motie. Ik vraag echt om een eigen visie. Wat wil Nederland dan precies in Europa doen? Ik zal de motie dus gewoon in stemming brengen.
StaatssecretarisBleker:
De Europese Commissie komt op enig moment met iets. Stel u voor dat het wonder geschiedt dat dit voor 90% is wat wij willen. Dan schrijven wij dat toch in een brief: een goed eerste voorstel van de Commissie, een positieve reactie van ons en op twee punten willen wij meer? Waarom zouden wij in vredesnaam ins Blaue hinein een inzet formuleren op iets waarvan wij mogelijkerwijs naderhand zeggen dat het bijna helemaal is wat wij willen? Een beetje praktisch dacht ik.
MevrouwOuwehand (PvdD):
Omdat het in het regeerakkoord staat. Wij willen zo langzamerhand weleens een uitwerking van dat punt.
StaatssecretarisBleker:
Ik geloof niet dat we een principieel verschil van mening hebben. Dus ik laat het verder aan de Kamer over hoe ze met ons daarover wil verkeren. Ik kies voor een praktische weg, maar ik wil er verder ook geen ruzie over maken.
Dan kom ik op de motie van mevrouw Wiegman en mevrouw Dikkers op stuk nr. 454. Die motie moet ik ontraden omdat die een herintroductie impliceert van productiesteun, hetgeen handelsverstorend werkt. Dat past niet in het Europees landbouwbeleid en in de internationale handelsovereenkomsten die er zijn en die er komen.
MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik vind het jammer dat deze motie direct wordt afgedaan als handelsverstorend. Er is toch helemaal niets mis mee om ook op Europese bodem te kijken wat er mogelijk is aan productie van veevoer? Het is toch ook de wens van het GLB om een toekomstbestendige landbouw te hebben en ook garant te staan voor voedselzekerheid en voedselveiligheid? Daar hoort toch ook gewoon veevoer bij?
StaatssecretarisBleker:
Ik heb letterlijk gezegd: het betekent herintroductie van productiesteun, als we redeneren vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Tenzij u zegt: ga er eens in het algemeen over praten. Maar u koppelt het aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en, naar ik aanneem, ook aan de honderden miljarden euro's die daarvoor in Europa beschikbaar zijn. Dan vraagt u om te kijken of er meer mogelijkheden kunnen worden gecreëerd vanuit het GLB voor de verbouw van duurzame veevoergrondstoffen voor de Europese markt. Dit terwijl wij nu juist productiesteun aan het afbouwen zijn en richting een ander systeem aan het werken zijn.
MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Dit gaat er bij mij toch niet helemaal in. Als we een toekomstbestendige, duurzame landbouw voorstaan, moet toch ook het onderwerp veevoer daarin meegenomen worden? Waar wij binnen Europees verband ons graag inzetten om de landbouw een plek te geven in Europa, hoort daar toch ook veevoer bij?
StaatssecretarisBleker:
Het systeem waar we vanaf 2013 voor de volle 100% op willen koersen, houdt in dat we niet het geld in de vorm van product- of productiesteun willen gebruiken. U plaatst met deze motie als het ware een haakje, in de zin dat ten behoeve van grondstoffen voor veevoer en voor veevoerproductie eventueel Europese middelen ter beschikking zouden moeten worden gesteld. Dat zou eigenlijk een beweging terug zijn, hoe sympathiek de gedachte ook is. Als u de motie anders formuleert, kunnen we het er misschien nog over hebben. Misschien kunnen we het er dan ook nog in een AO over hebben, maar zoals de motie nu is geformuleerd, betekent die eigenlijk een kleine tegendraadse beweging tegen de ontwikkeling in die we in algemene zin inzetten.
MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik zal nog wel even kijken hoe ik het anders kan formuleren, maar het is absoluut niet tegendraads bedoeld. Als we een duurzame landbouw nastreven vol met innovatie et cetera, dan hoort daar mijns inziens veevoer bij. Laat dan ook veevoer een onderdeel zijn van dat GLB. Zie het ook in het licht van concurrentiekracht, innovatie en duurzaamheid.
StaatssecretarisBleker:
Ik begrijp de bedoelingen, maar zoals de motie nu is geformuleerd, is het een tegendraadse beweging in het GLB die wij volgens mij niet moeten hebben, want anders zetten we de deur open voor andere productiesteunformules. Dus ontraden!
De motie over het label "niet geschikt voor diervoeders" ontraden we. We zijn voorstander van scheiding van stromen, maar extra etikettering leidt tot extra lastenverzwaring voor de ondernemers en tot extra lasten in het algemeen, en daar zijn we niet voor.
Dan de motie "stop diermeel in veevoer". Die motie wil ik ook ontraden. Het gaat om het principe dat de veiligheid voor mens en dier goed geborgd is. Als het aan dat toetsingscriterium voldoet, hebben we er bij voorbaat geen bezwaar tegen. Deze motie spreekt als het ware een principieel bezwaar uit tegen de benutting van diermeel in diervoer.
MevrouwJacobi (PvdA):
De staatssecretaris zegt dat het goed geborgd is, maar het blijkt juist heel vaak niet goed geborgd te zijn. We hebben niet voor niets vaak grote voedselschandalen. Hij kan geen garantie geven dat het goed geborgd is.
StaatssecretarisBleker:
Er zijn verschillende detectiemethoden aanwezig. Er is nu borging. Ik moet toegeven dat je nooit 100% garantie kunt geven, maar dat geldt voor heel veel zaken. Gelet op die borging en de detectiemethoden die aanwezig zijn, vinden wij deze motie te ver gaan, daarom ontraad ik haar. Mevrouw Jacobi heeft daarnaast ook een soort principieel bezwaar naar voren gebracht, maar dat volg ik niet.
MevrouwJacobi (PvdA):
Ik zou heel graag willen dat er nog een advies van VWS over komt, gezien de effecten op de volksgezondheid.
StaatssecretarisBleker:
Ik begrijp de vraag niet.
Devoorzitter:
Kunt u deze even toelichten, mevrouw Jacobi?
MevrouwJacobi (PvdA):
De insteek van deze motie is om voedselveiligheid en gezondheid voorop te stellen, als je risico's neemt en geen 100% garantie kunt geven. Ik bevroed dat hier toch uiteindelijk de economische aspecten vooropstaan en dat kan ik niet tolereren. Daarom heb ik deze motie gemaakt. Misschien heeft de staatssecretaris weleens gehoord van Creutzfeldt-Jakob, die een van de effecten ervan is.
StaatssecretarisBleker:
Zeker, daarover hoeft u mij niets te vertellen. Zou een procedurevoorstel kunnen zijn dat er een schriftelijke reactie op deze motie komt?
Devoorzitter:
Dat is goed, maar dan voor de stemmingen.
StaatssecretarisBleker:
Ja, maar ik weet niet wanneer die stemmingen zijn.
Devoorzitter:
De bedoeling was vanmiddag.
StaatssecretarisBleker:
Dat lukt niet.
MevrouwJacobi (PvdA):
Gezien de ernst van deze zaak ben ik bereid om de motie aan te houden.
Devoorzitter:
Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 456) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
StaatssecretarisBleker:
De motie-Jacobi c.s. op stuk nr. 457 zie ik als ondersteuning van beleid, net als de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 458.
MevrouwJacobi (PvdA):
Het is mooi dat de staatssecretaris de motie op stuk nr. 457 ziet als ondersteuning van beleid, maar volgens mij wilde hij daar eerder mee beginnen.
StaatssecretarisBleker:
Ook dit begrijp ik even niet.
Devoorzitter:
Mevrouw Jacobi, wat bedoelt u precies? De staatssecretaris heeft aangegeven deze motie te zien als ondersteuning van het beleid.
MevrouwJacobi (PvdA):
Laat maar lopen.
StaatssecretarisBleker:
Dan kom ik op de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 460, die ik ook zie als ondersteuning van beleid. Ik zeg erbij dat het uiteindelijk gaat om een belangenafweging. Alles moet in evenredigheid. Ik lees de motie zo dat dit ook wordt bedoeld. Er wordt een punt scherp gemarkeerd, maar de totale afweging moet uiteindelijk wel op een evenwichtige manier gebeuren.
De heerKoopmans (CDA):
Dat klopt, maar dat betekent ook dat het een heel harde randvoorwaarde is, als wij uitspreken dat de effecten wel in kaart moeten worden gebracht.
StaatssecretarisBleker:
Ja, dat zullen wij morgen in de Landbouwraad en zondag bij de raad van handelsministers melden.
De motie-Koopmans c.s. op stuk nr. 461 zie ik ook als ondersteuning van beleid. Dat geldt evenzeer voor de motie-Koopmans c.s. op stuk nr. 462. De motie-Snijder-Hazelhoff c.s. op stuk nr. 463 is eveneens ondersteuning van beleid.
De heerKoopmans (CDA):
Voorzitter. Gisteren zei de staatssecretaris in het algemeen overleg dat hij de discard ban had gesteund. De motie op stuk nr. 462 betekent wat anders.
StaatssecretarisBleker:
Nee.
De heerKoopmans (CDA):
Ja, ik ga over de duiding van de motie.
StaatssecretarisBleker:
Goed zo, dan is het duidelijk. Als dat de duiding is, dan is de motie op stuk nr. 462 geen ondersteuning van het beleid. Ik ga ervan uit dat de discard ban het uitgangspunt is. Vervolgens is er in het dictum sprake van dat de bijvangsten op een bepaalde wijze worden verminderd. Je gaat niet van het ene op het andere moment naar een volledige discard ban. De reductie moet als het ware plaatsvinden volgens datgene wat in het dictum staat vermeld.
De heerKoopmans (CDA):
Zou ik de minister dan een suggestie mogen doen? Afgelopen week schreef het Productschap vis een uitgebreide brief met talloze, haarscherp geformuleerde bedenkingen over deze ban. De staatssecretaris zou nog eens met het productschap in overleg kunnen treden over de precieze uitvoering, met deze motie in de hand. We zouden die daarvoor dan ook wel even kunnen aanhouden. De minister kan de Kamer daarna informeren over hoe hij ermee omgaat.
StaatssecretarisBleker:
Dat lijkt mij een uitstekende route.
De heerKoopmans (CDA):
Dan houd ik deze motie aan.
Devoorzitter:
Op verzoek van het lid Koopmans stel ik voor, zijn motie (21501-32, nr. 462) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
StaatssecretarisBleker:
De motie op stuk nr. 462 zie ik ook als ondersteuning van mijn beleid, al lees ik haar wel zo dat er voldoende ruimte moet blijven in de eerste pijler voor toepasbare en effectieve top-ups, in de zin dat die ondernemers werkelijk stimuleren om de prestatietoelage te incasseren.
Devoorzitter:
Ik neem aan dat de minister de motie van het lid Van Gerven op stuk nr. 459 inmiddels heeft?
StaatssecretarisBleker:
Dat is de mooiste motie die ik tot nu toe heb gezien, ook omdat er een interessant citaat in staat. Alleen al om die reden steunen wij de Europese Commissie, met name Commissaris Ciolos, maar ook uit het oogpunt van het draagvlak voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De hectaretoeslagen moeten niet op de verkeerde plekken landen.
De heerVan Gerven (SP):
Voorzitter. Ik wil graag een verduidelijking van de staatssecretaris. Het gaat om de wijze van gebruik, maar ook om de totale hoeveelheid van de ontvangen subsidie. Eigenlijk gaat het om mensen, boeren die financieel in problemen zitten en zich niet kunnen redden. We hoeven koningin Elisabeth natuurlijk niet vooruit te helpen, die kan zichzelf uitstekend redden.
StaatssecretarisBleker:
In de Europese Raad hebben wij reeds eerder aangegeven dat wij de Eurocommissaris steunen bij het maken van een voorstel, waardoor ervoor wordt gezorgd dat er geen Europees landbouwgeld gaat naar hectares waarop niet wordt gewerkt of geboerd. Van de heer Ciolos zien wij graag een voorstel voor het bepalen en formuleren van een maximum, een soort plafond, aan het totale steunbedrag per agrarische onderneming, en een analyse van de juridische houdbaarheid daarvan. Dat laatste is lastig, maar onze intentie is dat de Eurocommissaris met een voorstel daarvoor komt en bekijkt of zoiets juridisch uitvoerbaar en handhaafbaar is. Wij staan overigens niet in dezelfde lijn als grote landen als Duitsland en Frankrijk, die geen grens aan de oppervlakte willen stellen. Die zeggen gewoon: heb je 10.000 hectare, dan krijg je de basispremie voor al die 10.000 hectare. Wij willen dat het in de toekomst mogelijk is om dit op de een of andere manier misschien wat te beperken.
De heerVan Gerven (SP):
Ik constateer dat de minister mijn motie overneemt, dus ik kan haar bij dezen intrekken.
Devoorzitter:
Aangezien de motie-Van Gerven (21501-32, nr. 459) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
StaatssecretarisBleker:
Voorzitter. Hoeveel moties zijn er in totaal ingediend?
Devoorzitter:
Volgens mij 21.
StaatssecretarisBleker:
Dan hebben we ze allemaal gehad.
De beraadslaging wordt gesloten.
Devoorzitter:
Over de ingediende moties zal vanmiddag worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-61-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.