De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat binnen de landbouw thans enerzijds een trend waarneembaar is naar ontwikkeling van zeer grootschalige monofunctionele
bedrijven en anderzijds een trend waarneembaar is naar multifunctionele landbouwbedrijven, waarin naast diversificatie van
landbouwproducten ook verbreding plaatsvindt naar natuur en landschapsbeheerstaken, energieproductie, recreatie en/of zorgtaken, en waarbij de schaalgrootte van de bedrijven in redelijke mate blijft
aansluiten bij de menselijke maat en schaal;
overwegende, dat moderne multifunctionele landbouwbedrijven op aspecten van natuur, milieu, gezondheid en dierenwelzijn betere
prestaties leveren en ook meer toekomstpotentie hebben om zich op deze maatschappelijke doelen verder te ontwikkelen;
overwegende dat, volgens onderzoek van Wageningen Universiteit, multifunctionele landbouwbedrijven beter in staat zijn, om
te gaan met veranderende en soms wisselvallige economische omstandigheden;
overwegende, dat multifunctionele landbouwbedrijven vanuit sociaal-culturele invalshoek verre de voorkeur verdienen boven
zeer grootschalige, monofunctionele «landbouwfabrieken»;
overwegende, dat de overheid niet op de stoel moet zitten van de ondernemer, maar wel tot haar publieke taak dient te rekenen
dat zij overheidsgeld gericht inzet op ontwikkeling van maatschappelijke baten;
verzoekt de regering bij de onderhandelingen over de vormgeving van het Europees GLB, alsmede bij de verdere implementatie
van het stelsel in Nederland, zich te richten op het stimuleren en verder innoveren van duurzame multifunctionele landbouwbedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Grashoff