Vragen van het lid Teeven aan de minister van Justitie over uitspraken van minister-president Balkenende over strengere taakstraffen in eigen buurt om de reputatie van jongeren aan te tasten.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Dit weekend maakte de minister-president goede sier met losse flodders op het CDA-congres met zijn opmerkingen over taakstraffen. Dat heeft enige bevreemding gewekt bij de VVD-fractie. Als het gaat om de aantasting van de reputatie van jongeren, waarover de minister-president sprak, staan eigenlijk die zeer stevige uitspraken van de minister-president in schril contrast tot het stemgedrag van de CDA-fractie vorige week in deze Kamer toen het ging om de mogelijkheid om taakstraffen af te schaffen bij misbruik van kinderen. Aan de ene kant zien wij proefballonnetjes van het CDA op congressen en aan de andere kant zien wij heel bijzonder stemgedrag.

Ik vroeg mij ook nog af: hoe kan de minister-president dit weekend dit nu allemaal zeggen, want uiteindelijk bepaalt toch de rechter of een taakstraf wordt opgelegd? Daar gaan wij niet over. Wij kunnen als wetgever alleen maar zeggen: wij gaan die taakstraf afschaffen. Of: wij gaan die aanscherpen. Daarom stel ik de volgende vragen aan de minister van Justitie. De vragen zijn kort en zij kunnen ook in een kort tijdsbestek worden beantwoord.

Welke plannen rondom taakstraffen kunnen wij van deze minister van Justitie verwachten en binnen welk tijdpad kunnen wij die krijgen? Als wij de minister-president moeten geloven, komt er heel wat aan, maar wat zal concreet aangeleverd worden?

Wanneer is het onderzoek gereed dat ons over de taakstraffen is toegezegd? Ligt dat al in de bovenla van de minister-president en zullen wij de komende maanden weer verrast worden door proefballonnetjes van CDA-politici? Of gaan wij in deze Kamer concreet wat krijgen?

Is de minister van Justitie het eens met de minister-president dat taakstraffen de reputatie van jongeren moeten aantasten of beogen wij met strafrecht een individuele en generale preventie, en soms ook vergelding? Het gaat toch niet om de reputatie van jongeren? Ik heb mij er een beetje over verbaasd dat ik de minister-president van Nederland dit hoorde zeggen.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de heer Teeven voor het goed volgen van ons congres. Ik was er en heb met instemming naar de minister-president geluisterd. Hij schoot zeker niet met losse flodders, zoals de heer Teeven het formuleerde. Hij nam gericht een paar punten van belang in verband met criminaliteit onder jongeren op de korrel.

De opvattingen van de minister-president richtten zich zeker niet tot de rechter, maar wel tot het soort taakstraffen dat door ons, door de Raad voor de Kinderbescherming beschikbaar wordt gesteld als de rechter dit oplegt. Ik ben het uiteraard geheel met de heer Teeven eens dat wij hier geen uitspraken moeten doen over beslissingen van de rechter. Op het tijdpad kom ik terug als ik iets zal zeggen over de manier waarop de Raad voor de Kinderbescherming hiermee verder te werk gaat.

Het onderzoek naar de taakstraffen, waarnaar de heer Teeven vroeg, kan de Kamer deze maand tegemoet zien, inclusief mijn bevindingen. Het doel van de straffen verbind ik met de redenen waarom de aanbevelingen van de minister-president mij heel zinnig leken. Waar het mogelijk en zinvol is, heeft het toegevoegde waarde om een taakstraf in de buurt waar een jongere woont ten uitvoer te leggen. Dat betekent niet dat het exclusief de manier van tenuitvoerlegging van taakstraffen kan zijn. Er zijn allerlei praktische beperkingen aan verbonden. Wij kunnen en willen er wel naar streven om dit zo veel mogelijk te doen. Ook voor de buurt maken wij zo zichtbaarder hoe justitie reageert op strafbare feiten. Ook dat is een functie van de straf. Het is belangrijk ter bevordering van de herkenbaarheid van de taakstraf als sanctie.

Ik deel niet de opvatting van de heer Teeven dat wij moeten werken richting een afschaffing van de taakstraffen. Wij moeten wel streven naar een verbetering ervan. Naast herkenbaar dient de sanctie ook effectief te zijn. Hoewel er nog maar heel weinig ervaring met taakstraffen in de buurt is, is het in onze opvatting goed dat taakstraffen worden getoetst op hun effecten. Twee taakstraffen lenen zich daar goed voor, namelijk de straffen die een volledige of een voorlopige erkenning hebben gekregen van de commissie die wij hebben belast met de toetsing of strafsoorten werken. De commissie is er voorstander van om ouders bij het traject te betrekken, dus zo dicht mogelijk bij de omgeving. Op die manier wordt de jongere erin getraind om zich goed tot de omgeving te verhouden.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik constateer met verbazing dat de minister van Justitie denkt dat de VVD-fractie voor het afschaffen van taakstraffen is. Dat is niet juist. Wij zijn voor het afschaffen van taakstraffen inzake geweldsmisdrijven en als ze bij herhaling worden opgelegd.

Mijn concrete vraag aan de minister zou ik graag beantwoord hebben. Voor welke delicten wil de minister de taakstraf gaan afschaffen? Wat kunnen wij over een maand verwachten? Wij zien iedere keer wat van de minister-president komen, maar wat krijgen wij concreet op ons bordje, naar ik hoop vlak vóór het zomerreces.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik dank de heer Teeven voor zijn precisering dat het niet zijn bedoeling is om taakstraffen in het algemeen af te schaffen. Dat is ook niet mijn bedoeling. Ik zal ingaan op de kwestie die onderzocht is rond een bepaald toepassingsveld van taakstraffen. Bij taakstraffen die in de buurt moeten worden uitgevoerd, denk ik aan een veel lichter type delicten. Dan gaat het om het soort delicten waarvan ik aanneem dat ook de heer Teeven daar taakstraffen voor wil behouden. Stap voor stap verbeteren wij de mogelijkheid om taakstraffen toe te passen die gebaseerd zijn op gebleken resultaten. Dat zal de komende jaren doorgaan. Bijvoorbeeld als het gaat om vernielingen is het belangrijk om de verantwoordelijkheid voor de omgeving een stevige steun in de rug te geven.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

De Partij van de Arbeid is blij dat het CDA zich wil inzetten om ettertjes om te buigen tot engeltjes. Hartstikke goed! Daar waar het effect heeft op kinderen om ze hun taakstraffen te laten uitvoeren in de wijk, zijn wij het daar helemaal mee eens. Maar er is meer nodig. Als je wilt zorgen dat kinderen worden opgevoed, dus dat ouders hun verantwoordelijkheid nemen, moet hen ook geleerd worden hoe zij hun kinderen moeten opvoeden. Ze moeten niet alleen maar schreeuwen dat ze het moeten doen, maar ook hoe ze het moeten doen. Is dit ook een onderdeel van uw plan? Hoe staat u hier tegenover?

Minister Hirsch Ballin:

Zonder meer positief. Gisteren was ik op werkbezoek in Breda, bij één van de veiligheidshuizen aldaar. Zoals bekend is het de bedoeling van staatssecretaris Albayrak en mij om alle veiligheidshuizen in Nederland een steun in de rug te geven, respectievelijk te stimuleren dat ze worden opgericht. Uit een van de besproken gevallen tijdens mijn bezoek bleek ook dat het heel belangrijk is om de ouders tijdig te betrekken bij de manier waarop wordt gereageerd op criminaliteit van jongeren. Dit geldt ook voor crimineel gedrag onder de twaalf jaar, als nog niet strafrechtelijk kan worden opgetreden. Dit is de reden dat wij zoeken naar mogelijkheden om de ouders op die verantwoordelijkheid aan te spreken. De heer Çörüz heeft een amendement voorgesteld dat daarin voorziet. Wij hebben ook plannen voor twaalf-minners. Ik had het net over het uitvoeren van taakstraffen in de omgeving. Daar horen twee dingen bij. Aan de ene kant moet ervoor worden gezorgd dat bij de uitvoering van de straf geleerd wordt om een gezonde verhouding tot de omgeving te hebben, dus niet één van vernielen, maar van meewerken om de buurt op orde te houden. Daar hoort aan de andere kant bij dat, als er een eind is gekomen aan de taakstraf of vrijheidsbeneming, dit niet betekent terug naar de oude vrienden, maar juist wat voorwerk doen om aan de slag of weer naar school te gaan. Dat is allemaal een expliciete doelstelling van de werkwijze via de veiligheidshuizen, waar dit ook in past.

De heer Çörüz (CDA):

Als collega Teeven de moeite had genomen, had hij gezien, gelezen en gehoord dat dit geen proefballonnetje is, maar consistent CDA-beleid. Wij hebben altijd een punt gemaakt van taakstraffen in de buurt. Ik weet dat in Gouda en Den Haag met name voor allochtone jongeren taakstraffen in de buurt worden uitgevoerd, die succesvol zijn. Ik heb gevraagd of het niet goed zou zijn om dat over het hele land uit te rollen. Over het meebetalen van ouders heeft het CDA duidelijke punten gemaakt en ingebracht.

Minister Hirsch Ballin:

Ik zal deze Kamer graag informeren over de voortgang bij de uitvoering van de taakstraffen, inclusief de vormen van uitvoering waar u zeer terecht een streep onder zet. Een onderdeel van de uitvoering van taakstraffen komt aan de orde in wat ik eerder aan de heer Teeven heb toegezegd. Dit is een verder reikende vraag, dus die brief zal op een wat later moment moeten komen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Verbetering van het effect lijkt mijn fractie prima, hartstikke goed! Daar kan een taakstraf in de eigen buurt een rol in spelen, maar minister-president Balkenende leek vooral te doelen op een vernederingsstrategie en een schandpaaleffect. Waarop is de verwachting gebaseerd dat dit effect zal sorteren en de recidive zal verminderen? Er zijn genoeg onderzoeken geweest waaruit blijkt dat vernedering juist niet werkt.

Minister Hirsch Ballin:

Vernedering of gebruik van de schandpaal heeft de minister-president absoluut niet gezegd, en ook niet bedoeld. Het moet iets zijn dat herkenbaar is als straf. Zoals wij allemaal weten, zijn er ook jongeren die aan de strafoplegging door Justitie meer prestige ontlenen dan dat het ze corrigeert. Bij vrijheidsstraffen is dat een bekend punt. Het is de bedoeling van een taakstraf dat dit effect niet optreedt en dat men, na door justitie afgehandeld te zijn, niet als het ware met verhoogd prestige terugkeert bij de oude vrienden. De bedoeling is juist om zichtbaar te maken dat degene die de taakstraf moet uitvoeren, een andere verhouding moet vinden tot zijn omgeving en dat hij moet beginnen met zich anders gedragen in die omgeving. Dat is de gedachte achter een voordeel van de uitvoering van de taakstraf in de omgeving. Het is niet iets wat je een, twee, drie in het hele land gerealiseerd krijgt. De ervaringen zijn tot nu toe zeer beperkt, maar het is wel de moeite waard om daaraan te werken.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik heb twee vragen voor de minister. Vorige week is een delegatie uit de PVV-fractie op bezoek geweest in het gevangeniswezen. Wij hebben daar te verstaan gekregen dat inmiddels 3000 cellen leegstaan in Nederland. Mijn dringende vraag aan de minister is om die cellen te vullen met mensen die nu nog taakstraffen krijgen bij recidive, en om geen taakstraffen toe te laten voor geweldplegers en zedendelinquenten. Als een misdadiger toch de gelegenheid krijgt om een luxe taakstraf uit te voeren, zet hem dan in ieder geval te kijk. Laat de bevolking zien wat er gebeurt. Kleed hem in een roze overall, met op de borst en op de rug de tekst: ik voer een taakstraf uit. Dan zien de burgers ten minste nog iets terug van de vergeldingsbehoefte.

Minister Hirsch Ballin:

Wat het eerste punt van de heer De Roon betreft, het vullen van cellen is geen doel in zichzelf. De celcapaciteit is bedoeld voor het ten uitvoer leggen van de straffen die door de rechter worden opgelegd. Er is alle reden om in bepaalde situaties voor andere vormen van bestraffing te kiezen dan de celstraf. Ik noemde al het leren om je op een andere manier te verhouden tot de omgeving, en dan denk ik zeker ook aan jonge criminelen en first offenders in het bijzonder. Het moet natuurlijk zichtbaar en herkenbaar zijn als straf, zoals ik al zei in antwoord op de vragen van de heer Teeven en de nadere vragen van de woordvoerders. Daarom hebben wij deze voorkeur voor de uitvoering van taakstraffen, maar niet op de manier van een schandpaal of iets dergelijks. Daarvoor geldt wat mevrouw Azough net opmerkte. Daar sluit ik mij bij aan.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Er zijn deskundigen in Nederland die zeggen dat bij de aanpak van jeugdige criminelen van groot belang is dat zij worden geconfronteerd met het slachtoffer of degene aan wie zij bepaalde dingen hebben aangedaan. Je kunt zeggen dat iemand wordt bestempeld als crimineel als hij de straat moet vegen in een buurt. Dan weten de mensen waar zij aan toe zijn. Neemt de minister in overweging dat ook bij taakstraffen het herstel van de schade ten opzichte van het slachtoffer voorop moet worden gesteld? Dat kan te maken hebben met het herstel van vernielingen. Het kan zijn dat een jonge crimineel met zijn BMW-bolide in de buurt komt, het hokje schoonmaakt en weer verdwijnt, waardoor zijn status nog meer wordt verhoogd. De rechter zou buitengewoon voorzichtig moeten zijn, zodat bij het opleggen van die taakstraffen en de schade aan de reputatie niet het omgekeerde wordt bereikt van wat wordt beoogd.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Het moet natuurlijk wel op een slimme en verstandige manier gebeuren. Als in de omgeving werk moet worden uitgevoerd, zal de Raad voor de Kinderbescherming daar zeker op letten. Ik zei al dat wij aan het begin staan van een veranderingsproces waarmee nog heel weinig ervaring is opgedaan. Er zal zeker op moeten worden gelet dat het soort effecten dat de heer De Wit net beeldend omschreef, niet optreedt. Dat is natuurlijk goed doenlijk, bijvoorbeeld door niet een bushokje als vertrek- en aankomstpunt te nemen, maar de plaats waar de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. De waarschuwing is terecht, maar men kan erop rekenen dat de Raad voor de Kinderbescherming dit in de regel op een doordachte manier opzet, zeker nu wij evidence based werken. Bij de twee erkende interventietypes waarover ik net sprak, zie je dat heel precies is omschreven wat daarvoor nodig is.

Wat betreft het eerste punt van de heer De Wit is mijn opvatting dat het een het ander niet uitsluit. Misschien kunnen wij zelfs goede verbindingen maken tussen "gaandeweg meer in de omgeving" en "aandacht voor het slachtoffer". Ik ben het zeer met de heer De Wit eens dat een van de doelen van straf is het herstellen van geschonden of stukgemaakte verhoudingen, als het soort delict en de persoon van de dader zich daartoe lenen. Het slachtoffer moet het ook willen. Indien mogelijk is dat dus zeer wenselijk. Ik denk dat er manieren zijn om het te combineren. Ik ben het dus zeer eens met de woorden van de heer De Wit over de positie van het slachtoffer.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als de minister het met de heer De Wit eens is, zou ik zeggen: onderzoek het eerst voordat je met zo'n halfgaar plan komt. Ik begrijp echter van de CDA-fractie dat dit oude koek is. Het voorstel dat wij gepresenteerd krijgen, is totaal niet nieuw.

Minister Hirsch Ballin:

Ik denk dat de heer Çörüz geen andere bedoeling had dan eensgezindheid van denken en oriëntatie tot uitdrukking te brengen. Ik heb althans zijn woorden zo geïnterpreteerd. Gaat het om iets dat al gedaan wordt? Nee, juist niet. Er is weinig ervaring met deze manier van uitvoering, in de directe omgeving, opgedaan. Het gaat dus om iets waarvan wij aan het begin van uitvoering staan. Het is niet iets dat allang bestaat.

Naar boven