Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de RAZEB.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Zojuist hadden we het algemeen overleg over de RAZEB. Wij hebben met de minister van Buitenlandse Zaken gesproken over de mogelijkheid dat Kosovo zich binnenkort eenzijdig onafhankelijk verklaart. Van de minister hebben wij niet meer gekregen dan de toezegging dat hij die eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring niet binnen vijf minuten zal erkennen, maar in de ogen van mijn fractie is dat niet genoeg. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo zal leiden tot verdere destabilisering van de Balkan en de vorming van een tweede moslimstaat op Europees grondgebied;

overwegende dat deze gevolgen een bedreiging voor Europa vormen;

overwegende dat het daarom niet wenselijk is om zo'n eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo te bekrachtigen door een erkenning door Nederland van een onafhankelijk Kosovo;

verzoekt de regering om, indien Kosovo zich binnenkort onafhankelijk verklaart, deze onafhankelijkheid nooit te erkennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 792(21501-02).

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik heb tijdens het algemeen overleg zeer duidelijk gemaakt dat de beoordeling van de Nederlandse regering afhankelijk zal zijn van de inhoud van de eventuele onafhankelijkheidsverklaring. De regering zal daarbij met name letten op elementen die in het plan van Ahtisaari zeer helder zijn verwoord, zoals respect voor mensenrechten, respect voor de Servische minderheden en de bescherming van het Servisch cultuurgoed in Kosovo. Deze elementen zullen alle een rol spelen bij onze afwegingen. Ten tweede heb ik duidelijk gemaakt dat onze besluitvorming zal afhangen van wat de stap van de Nederlandse regering kan bijdragen aan de stabiliteit, oftewel een vermindering van de instabiliteit, die op de Balkan kan optreden. Derhalve zijn de overwegingen en de constatering van de heer De Roon dat een en ander hoe dan ook een bedreiging voor Europa zal vormen, niet terecht. Het verzoek aan de regering om de onafhankelijkheid nooit te erkennen, is onverantwoord, gelet op de noodzaak om bij te dragen aan stabiliteit op de Balkan. Derhalve ontraad ik het aannemen van de motie ten stelligste.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie is vanavond.

De vergadering wordt van 18.15 uur tot 19.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biskop.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Namens de CDA-fractie vraag ik om uitstel van de stemmingen over de wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van de leerlinggebonden financiering. Het betreft de punten 6 en 7 van de stemmingslijst.

De voorzitter:

Aangezien niemand hiertegen bezwaar maakt, stel ik voor, aan het verzoek te voldoen en de stemmingen bij de punten 6 en 7 uit te stellen tot na het reces.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven