Vragen van het lid Dibi aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over te weinig lesgeven door de meerderheid van scholen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sta hier inmiddels voor de derde keer om aandacht te vragen voor leerlingen die te weinig les krijgen en voor de hoge werkdruk van docenten. Eerlijk gezegd begin ik er schoon genoeg van te krijgen. Verreweg de meeste middelbare scholen slagen er dit jaar weer niet in om voldoende les te geven en om te voldoen aan de voorgeschreven 1040 uur les per jaar.

Voor GroenLinks leidt dit tot twee conclusies. Enerzijds behoort de staatssecretaris erop toe te zien dat jongeren voldoende les krijgen. Daarvoor zitten zij immers op school. Anderzijds moet zij toezien op een verantwoorde invoering van de urennorm. Het beroep van leerkracht is een van de zwaarste beroepen. Leerkrachten doen hun best maar de politiek doet dat niet. Sterker, deze staatssecretaris bezuinigt 84 mln. in het voortgezet onderwijs. Gekoppeld aan alle boetes waarmee zij de laatste tijd wappert, zal dat leiden tot schaalvergroting, langere lesdagen, minder individuele begeleiding, minder nieuwe leraren, kortom tot slechter onderwijs.

Is de staatssecretaris bereid de boetes op deze middelbare scholen op te schorten totdat zij voldoende heeft geïnvesteerd in het onderwijs? Gaat zij na mijn mondelinge vragen linea recta naar minister Bos om de bezuiniging van 84 mln. ongedaan te maken? Is zij bereid de werkwijze van de onderwijsinspectie drastisch te herzien, waarbij niet alleen op kwantiteit – het aantal lesuren – maar ook op kwaliteit – wat leren leerlingen en hoe ervaren zij die uren – zal worden getoetst?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Wij hebben inderdaad al eerder over dit onderwerp gesproken. Het zal ongetwijfeld een onderwerp blijven waarover wij hier de komende tijd regelmatig met elkaar zullen spreken. Dat is gelegen in het feit dat hier anderhalf tot twee jaar geleden een debat is gevoerd over de onderwijstijd. Middels een amendement is daarvoor een norm neergelegd. Ik doe wat de Kamer van mij mag verwachten, namelijk het in beeld brengen en het handhaven van die norm.

De heer Dibi zegt dat leerlingen te weinig tijd hebben. Daarom meen ik ook dat het kunnen rekenen op een bepaald aantal lesuren heel belangrijk is. Aan de andere kant zegt de heer Dibi dat de invoering van de urennorm op verantwoorde wijze moet geschieden. Natuurlijk is dat het geval. Gelet op het proces en op de historie is dit ook al een traject dat langer loopt. Eind 2005 zijn de brieven verzonden. De inspectie heeft al vaak gewaarschuwd voor het feit dat de onderwijstijd niet goed werd ingevuld, die al heel lang wettelijk vastligt. Wij hebben scholen gewaarschuwd dat wij hierop scherper zouden gaan toezien.

Kan de inspectie niet meer op de kwaliteit dan op de kwantiteit letten? Ik vind dat wij de inspectie correct moeten behandelen. Wanneer zij doet wat hier in de Tweede Kamer is afgesproken, moeten wij de inspectie daarin ook steunen. Wij hebben gevraagd te letten op deze normuren. Ik vind natuurlijk met de heer Dibi dat de inspectie ook moet letten op de kwaliteit van het onderwijs. Ik meen overigens dat die twee wel degelijk met elkaar van doen hebben. Het is inderdaad heel belangrijk dat jonge mensen contacturen hebben, dat er lessen zijn en dat zij kunnen rekenen op een bepaalde onderwijstijd. Ik ben het van harte eens met de kwantitatieve en kwalitatieve aanpak van de inspectie. De inspectie doet dat op onze instigatie en doet dat goed naar mijn idee.

U vraagt, mijnheer Dibi, of ik bereid ben boetes op te schorten. Ik heb niet gewapperd met boetes. Ik heb aangegeven dat de inspectie de laatste scherpe check zal uitvoeren om te zien hoe een en ander wordt uitgewerkt. Indien nodig worden er passende sancties toegepast. Ik zal bij de uitwerking aangeven hoe ik daarmee omga. De zaken die u naar voren brengt, hoor ik ook op scholen. Ik heb vanmiddag geluncht bij een school in Den Haag. Daarbij is ook het punt van de onderwijstijd aan de orde geweest.

De voorzitter:

U mag interrumperen als u dat wilt, mijnheer Dibi.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

O ja?

De voorzitter:

Na drie minuten mag de vragensteller interrumperen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wat vindt de staatssecretaris ervan dat de onderwijsinspectie gaat turven in de agenda's van leerlingen, aanwezig is op de dag van de examenuitslagen en dan allerlei tabelletjes en getallen controleert? De staatssecretaris zegt dat de onderwijsinspectie haar gewaarschuwd heeft voor die onderwijstijd. De vorige keer dat ik hier stond, heb ik de staatssecretaris ervoor gewaarschuwd dat scholen allerlei gekke capriolen zullen uithalen om aan die urennorm te voldoen. De urennorm hoeft niet herzien te worden, er moet sprake zijn van een verantwoorde invulling van die urennorm. De staatssecretaris weigert daarin te investeren. Als de staatssecretaris mij nu eerst vertelt wat zij wil investeren, kan zij daarna aangeven wat zij gaat doen aan een verantwoorde invoering.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De inspectie doet wat haar is opgedragen, ook vanuit het wettelijk kader en vanuit de wens tot handhaving. De inspectie moet inderdaad inzicht krijgen in de uren. Dat zal zeker wel met turven et cetera gepaard gaan; dat zal niet anders kunnen. Het moet in kaart gebracht worden. De inspectie zal ook kijken op welke manieren scholen zaken tot stand gebracht hebben en mij daarover rapporteren. Ik zal daar erg goed naar kijken.

Misschien is het goed om ook even aan te geven tot welke positieve gevolgen deze discussie over de onderwijstijd inmiddels heeft geleid. Vakanties die vaak al twee weken eerder begonnen, beginnen nu op de daadwerkelijke datum. De toetsweken vinden nu aan het einde van het schooljaar plaats en niet een paar weken ervoor. Het bijscholen van leraren moet niet plaatsvinden tijdens onderwijstijd maar daarbuiten. Laten wij eerlijk zijn, van de 1659 uur die een fulltimer heeft, wordt slechts 750 uur lesgegeven. In de ruimte die overblijft, mag zeker bijgeschoold worden. Verder zien wij dat vier proefwerkweken teruggebracht worden naar twee weken, dat vergaderingen plaatsvinden buiten lestijd, dat de steunlessen in rekenen en taal voor kleine groepjes worden doorontwikkeld tot extra lessen voor eerste- en tweedeklassers. Er zitten heel veel goede punten in. Die wil ik ook benoemen.

De scholen zijn heel bewust bezig met de invoering. Ik zal heel goed kijken naar de bevindingen van de inspectie. Bovendien luister ik heel goed naar het veld. U kunt daarop rekenen.

De heer Dibi vroeg of ik na afloop van dit vragenuurtje direct naar minister Bos ga voor die 84 mln. voor de fusieprikkel. Ik heb tijdens het AO aangegeven dat dit staat in het regeerakkoord en dat ik dat zal uitvoeren. Ik heb ook gezegd dat dit gebeurt in goed overleg met het voortgezet onderwijs teneinde tot een goede en verantwoorde invulling te komen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het is opvallend dat mevrouw Van Bijsterveldt heel veel tijd nodig heeft om de positieve dingen te benoemen. De berichten die wij ontvangen en de negatieve dingen die zoveel aandacht verdienen, negeert zij volkomen. Zij weigert te reageren op die fusieprikkel van 84 mln. Dat komt op een later moment aan de orde. Het staat in het regeerakkoord, zo stelt de staatssecretaris. In het regeerakkoord staat volgens mij heel duidelijk dat het kabinet wil komen tot schaalverkleining. De bezuiniging van 84 mln. leidt echter tot schaalvergroting. De staatssecretaris wil de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, maar tegelijkertijd maakt zij die nog minder dan nu het geval is.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik wijs er eerst op dat het amendement over de 1040-urennorm, indertijd gesteund door de fractie van GroenLinks, ook zijn positieve uitwerking heeft. Natuurlijk zijn er ook klachten en zorgen in het veld. Ik hoor deze van scholen en ik krijg de rapportage van de inspectie. Zoals ik zojuist aangaf, zal ik dit inspectierapport goed bekijken. Die aspecten zullen in beeld worden gebracht. Vervolgens zal ik daarop mijn beleidsreactie geven. Ik meen dat ik hiermee de vraag voldoende heb beantwoord.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik die 84 mln. nu niet van tafel kan halen. Het is een punt in het regeerakkoord. Ik heb wel gezegd, dat ik in overleg met het veld, tot een zo goed mogelijke invulling zal proberen te komen. Meer kan er op dit moment niet over zeggen.

De heer Bosma (PVV):

De heer Dibi is een enorme draaikont. Eerst stemt de GroenLinksfractie voor de 1040-urennorm. Uit de Handelingen van het vragenuurtje in de Tweede Kamer van 10 april blijkt, dat hij vervolgens aan minister Plasterk heeft gevraagd of deze bereid is, het aantal uren dat docenten moeten lesgeven, te verlagen. Hij wil die norm dus verlagen. Vandaag zegt de heer Dibi dat de scholen die niet voldoen aan die 1040 uur, iets valt te verwijten. Dan is er dus weer te weinig les. Het is of te veel of te weinig. Het volgende moment stemt hij toch weer voor. De heer Dibi wil van alle walletjes mee-eten en is bereid aan elke kant van de discussie zijn plaats in te nemen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het klopt dat mijn fractie voor de 1040-urennorm is, maar deze norm moet wel verantwoord worden ingevoerd. Op dit moment geven docenten en schoolleiders aan dat de wijze van invoering tot een onverantwoorde situatie in het onderwijsveld leidt. Ik heb destijds inderdaad aan minister Plasterk gevraagd of de urennorm misschien zou moeten worden verlaagd, omdat de norm arbitrair was vastgesteld. Ik heb de staatssecretaris vandaag echter niet gevraagd, die urennorm te herzien. Ik heb haar om een verantwoorde invoering gevraagd, zodat de mensen die handen en voeten geven aan het onderwijs in Nederland, zich door de politiek gesteund en gesterkt voelen. Het is niet de bedoeling om structureel het onderwijs te overbelasten.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA):

De fractie van de Partij van de Arbeid was destijds niet voor het amendement over die 1040 uren, omdat zij de problemen voorzag. De GroenLinksfractie heeft toen voor de aanneming van dit amendement gestemd, dus ik vind het grote woorden van de heer Dibi. Hij is er zelf medeverantwoordelijk voor dat de scholen die norm moeten invoeren. De staatssecretaris en de minister hebben al meerdere malen aangekondigd dat zij onderzoek zullen doen naar de oorzaken waarom sommige scholen de norm wel redden, andere scholen net niet en een aantal scholen helemaal niet. Waarom kan de heer Dibi de uitkomsten van dit onderzoek niet eerst afwachten? Anders staat hij in september voor de vierde keer hier om deze discussie opnieuw te herhalen. Dat lijkt mij vrij zinloos.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wat mij misschien anders maakt dan mevrouw Kraneveldt, de heer Bosma en andere politici in deze Kamer, is dat ik bereid ben, nu en dan toe te geven dat je soms ergens voor stemt, wat achteraf gezien misschien te arbitrair is vastgesteld. Dan is er sprake van een voortschrijdend inzicht. Het zou iedereen sieren als men dat zou toegeven. Deze urennorm heeft geleid tot een onverantwoorde situatie in het onderwijs. Wij maken ons allemaal zorgen over de kwaliteit. Ik heb dan het recht, daarvoor aandacht te vragen.

De heer Jasper Van Dijk (SP):

Die onderwijstijd is heel belangrijk en moet worden gehandhaafd, want er moet genoeg les worden gegeven. Het is echter wrang als scholen die urennorm keihard moeten handhaven, terwijl de oorzaken nog worden onderzocht. Ik noem de bezuinigingen en het enorme toekomstige lerarentekort. De staatssecretaris moet ervoor zorgen dat de mensen weer in de rij zullen staan om leraar te worden. In Vrij Nederland van vorige week staat dat er volgens minister Plasterk managers in het voortgezet onderwijs zijn, die twee keer zo veel verdienen als een leraar. Dat kan toch niet! Wat gaat de staatssecretaris doen om dit in de toekomst te voorkomen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De heer Van Dijk vraagt wat ik ga doen om ervoor te zorgen dat leraren hun vak weer met plezier gaan uitoefenen, zodat de studenten weer in de rij staan om leraar te worden. De commissie-Rinooy Kan is daar volop mee bezig. Wij wachten eerst de aanbevelingen van die commissie af. Ik hoop van harte dat die ons zullen helpen om dat plezier weer terug te brengen. Ik vind het ook ontzettend belangrijk dat wij straks weer mensen kunnen aantrekken die bereid zijn om het onderwijs in te gaan, ook gelet op de geprognosticeerde tekorten die eraan komen.

Voor de salarissen van de managers in het onderwijs geldt wat voor alle openbare instellingen geldt, namelijk dat het salaris van de minister-president de top en de norm is. Men mag daar niet boven komen. De scholen en de besturen hebben wat dat betreft een eigen verantwoordelijkheid. Loopt het uit de hand, dan moeten wij bezien wat wij kunnen doen. Het is heel demotiverend dat docenten een stuk minder verdienen dan managers, terwijl de eersten belangrijk werk doen.

De heer Jan de Vries (CDA):

De CDA-fractie is van oordeel dat je een goede onderwijskwaliteit niet kunt bereiken zonder voldoende onderwijstijd. De wetgever heeft daarvoor een norm gesteld. Het is goed dat die wordt gehandhaafd. Ik ben blij dat de staatssecretaris de rapportage van de inspectie afwacht. Het lijkt mij goed als de heer Dibi dat ook wat meer doet. Tegelijkertijd moeten wij kijken naar de eventuele gevolgen van het hanteren van de norm voor de scholen. Het is goed dat de staatssecretaris dit meeneemt, zodat wij ook integraal naar die gevolgen kunnen kijken.

De staatssecretaris heeft eerder toegezegd dat zij ook zal kijken naar de vraag of de scholen voldoende financiële middelen krijgen om het personeel te bekostigen. Op verzoek van de CDA-fractie kijkt de staatssecretaris daarnaast opnieuw naar de becijfering. Is zij bereid niet alleen het inspectierapport over voldoende onderwijs naar de Kamer te zenden, maar ook tegelijkertijd de uitkomsten van het nadere onderzoek naar de bekostiging van het voortgezet onderwijs?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik zal de heer De Vries daar schriftelijk over informeren. Ik begrijp de intentie, maar ik wil even bezien of dat haalbaar is. Ik ben het eens met de opmerkingen van de heer De Vries over het handhaven en het goed kijken naar de gevolgen van het hanteren van de norm.

De voorzitter:

Ik vind het prima dat mevrouw Van Gent een vraag stelt, maar dan zit de minister van VROM hier wel voor niets, want wij komen daardoor niet toe aan de laatste vragen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Een korte vraag. De heer Dibi heeft terecht iets losgemaakt, maar ik vraag de staatssecretaris wel, gelet op de urennorm, of zij ook met geld over de brug komt. Of is zij van mening dat dit met de huidige middelen lukt? Dat moet wel duidelijk worden voor de scholen, niet zozeer met het oog op het management, maar meer met het oog op de leerlingen die nu geen les krijgen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Het lijkt er nu even te veel op dat de urennorm een nieuw feit is. Nee, het is geen nieuw feit. De urennorm stond altijd al in de wet. De urennorm die tot 1067 uren opliep, is teruggebracht tot 1040 uren. Als er geen nieuwe feiten zijn, hoeft dat dus niet per se gepaard te gaan met nieuw geld. Dit was al beleid, maar het werd niet uitgevoerd. Sinds twee jaar letten wij er scherper op dat het uitgevoerd wordt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Hoe gaat u het dan regelen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik vind niet dat er bij voorbaat nieuwe financiën voor nodig zijn. Nogmaals, voor bestaand beleid heb je geen extra geld nodig. Er is heel veel bestaand beleid. Daar gaan wij ook niet opeens extra geld bij leggen. Wij gaan ervan uit dat er met de lumpsum altijd tijd is geweest voor voldoende lesuren. Het gaat om vijfenhalf uur per dag: van half negen tot twee, mij dunkt. Dat is wat ik vraag van de scholen. Ik zal heel goed kijken naar het rapport van de inspectie, en de punten die daarin aan de orde komen. Ik betrek ook de geluiden uit het voortgezet onderwijs erbij. In oktober zal ik bij de Kamer terugkomen.

De voorzitter:

Tot mijn grote spijt moet ik vaststellen dat wij geen tijd meer hebben voor de laatste van de vier vragenreeksen, die van mevrouw Neppérus. Ik verontschuldig mij jegens de minister van VROM, die hier dus voor niets zit.

Naar boven