Vragen van het lid Haverkamp aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat er een tekort aan agenten op straat is in Amsterdam.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Afgelopen donderdag werd uit een onderzoek van de NOS duidelijk dat er in Amsterdam structureel te weinig agenten op straat zijn en dat van de agenten die wel de straat op gaan, een deel onervaren is. Volgens de Amsterdamse politievakorganisaties komt op deze wijze de veiligheid in probleemwijken in gevaar, niet alleen voor de bewoners van deze wijken, maar ook voor de agenten zelf. Als voorbeeld wordt de Linnaeusstraat in Amsterdam-Oost genoemd. Daar horen 50 agenten per dag op straat te lopen, maar in de praktijk zijn het er volgens de bond 30. Ik heb zelf mee mogen lopen met het Horecateam in Den Bosch en toen gemerkt hoe belangrijk het is dat, wanneer agenten om assistentie vragen, die ook wordt gegeven.

Mijn eerste vraag aan de minister is of zij de zorg van de Amsterdamse politievakorganisaties en de CDA-fractie deelt. Kan de minister aangeven of al voor het NOS-onderzoek bij haar bekend was dat sprake was van onderbezetting bij het korps Amsterdam? Zo ja, wanneer wist de minister dat? Wat heeft zij sindsdien ondernomen? Zo neen, hoe kan het dat de NOS blijkbaar beter op de hoogte is van de situatie in Amsterdam dan de minister?

Ik wil ook nog iets breder dan Amsterdam kijken. Een van de speerpunten van dit, maar ook van het vorige kabinet is het streven naar meer blauw op straat. Is het voor de minister mogelijk, desnoods schriftelijk, inzichtelijk te maken of er bij andere korpsen sprake is van onderbezetting?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. De verantwoordelijkheid voor het aantal politieagenten op straat ligt bij de korpsbeheerder. Ik wil daarom een zekere terughoudendheid betrachten bij het geven van antwoord op de gestelde vragen. Anders gaat de minister van Binnenlandse Zaken zich bemoeien met het aantal agenten dat op straat loopt in alle gemeenten in Nederland. Dat is volgens het kabinet niet de taak en de rol van de minister van Binnenlandse Zaken. Op dit moment bespreekt de Eerste Kamer een wet die door de Tweede Kamer is aanvaard. Daarin gaat het over de rol van de rijksoverheid bij het bepalen van landelijke prioriteiten. Daarbij gaat het over het bepalen van landelijke prioriteiten en niet over de vraag hoeveel agenten in welke gemeente in Nederland op straat lopen. Uiteraard hebt u alle recht om vragen te stellen. Ik zal dus ook wat meer informatie geven, maar dan wel tegen de achtergrond die ik zojuist heb geschetst.

Met het korps Amsterdam-Amstelland is de afspraak gemaakt dat er in 2010 5739 fte's aan het werk moeten zijn. In 2006 was de sterkte van het korps 4751. Dat betekent dat daar nog wel wat vacatures te vervullen zijn. Ik ga ervan uit dat in 2010 het korps Amsterdam-Amstelland op sterkte zal zijn. Nogmaals, dat is een verantwoordelijkheid van het korps zelve.

De tijd die het korps daarvoor nodig heeft, is vooral een gevolg van het feit dat het vier jaar duurt om politieagenten op te leiden. Dat betekent dus ook dat je een aantal jaren van tevoren kunt bedenken hoeveel mensen nodig zijn. Verder geeft het korps zelf aan dat men nogal last heeft gehad van uitstroom, namelijk uitstroom vanuit het korps Amsterdam-Amstelland naar andere korpsen en andere landelijke diensten. Een beoordeling ervan laat ik aan het korps zelve over.

De heer Haverkamp (CDA):

Wie betaalt, bepaalt. Uiteindelijk stellen wij hier gezamenlijk de begroting van het ministerie vast. Daarin staat ook aangegeven welke gelden beschikbaar worden gesteld voor de politie. Ik vind het dan ook het recht vanuit de Kamer om te controleren wat er met dat geld gebeurt. Ik verwacht wel van de minister dat zij korpsbeheerders erop aanspreekt wanneer die bepaalde afspraken niet nakomen, want het is een ernstige onderuitputting. Er zijn veel te weinig mensen op straat. Het is niet alleen een prioriteit van dit kabinet, maar ook van voorgaande kabinetten. Kan de minister ook aangeven of zij verwacht dat het korps Amsterdam-Amstelland de prestatieafspraken nakomt? De opleidingen zijn, als het goed is, gevuld. Het duurt vier jaar voordat de mensen zijn opgeleid, maar dan kun je nu ook extrapoleren of men het redt in 2010 en wat men moet doen, als men het niet redt. Begrijp ik de toezegging van de minister dat zij ons wil informeren goed, dat wij per korps een overzicht krijgen welke afspraken zijn gemaakt voor 2010 en hoe zij verwacht dat die afspraken nagekomen worden?

Minister Ter Horst:

Uiteraard doet de minister alles wat de Kamer vraagt. Mijn inzet zou nu juist zijn dat ik af wil van de afspraken over sterkte en meer wil gaan – de Kamer steunt dat ook, want de Kamer heeft niet voor niets de wet over de versterking van de bevoegdheden naar de regionale korpsen toe goedgekeurd – in de richting van afspraken over inhoud. Daarom gaan wij ook een beperkt aantal landelijke afspraken maken met de korpsen. Dan zal per korps gespecificeerd worden wat het voor de korpsen betekent. Er zullen gesprekken plaatsvinden over de vraag of de korpsen zich wel of niet aan die afspraken houden. Mijn inzet is en ik hoop dat de Kamer die met mij wil delen, méér inhoudelijke afspraken en minder afspraken over sterkte. Ik moet heel eerlijk zeggen dat het mij een biet zal zijn of een politiekorps 5739 mensen heeft of 5600. Dat zegt namelijk helemaal niets over de prestatie van een korps.

Dat gezegd hebbende, wil ik uiteraard de Kamer tegemoet komen en aangeven welke afspraken er zijn met de korpsen over het aantal mensen zij in 2010 in hun korpsen aan het werk zouden moeten hebben.

Ik ga ervan uit dat het het korps Amsterdam Amstelland lukt om in 2010 het genoemde aantal fte's in het korps te hebben.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden hun plaatsen in te nemen.

Geachte medeleden, vrijdag 20 april hebben wij het bericht ontvangen dat korporaal Cor Strik van de Luchtmobiele Brigade tijdens een patrouille in de provincie Helmand in Afghanistan door een explosie om het leven is gekomen. Onze gevoelens van deelneming gaan uit naar hen die hem zo dierbaar waren: zijn ouders, de overige familieleden, zijn vrienden en zijn vriendin. Ik zal hun namens u allen onze deelneming betuigen.

Volgende week vrijdag is het 4 mei. Wij herdenken dan alle Nederlandse slachtoffers die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn omgekomen. Onze gedachten zullen op die dag ook bij Cor Strik zijn.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Op 24 oktober 2006 heeft de Kamer besloten, de verdediging in de Eerste Kamer van wetsvoorstel 30415 (Wet op de parlementaire enquête 200.) op te dragen aan de leden Van de Camp, Boelhouwer, Griffith en Van der Staaij. Ik stel voor dat de heer Depla de plaats inneemt van de heer Boelhouwer, die geen zitting meer in de Kamer heeft.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De ontvangen brieven en wetsvoorstellen staan op een lijst die op de tafel van de griffier ligt. Op die lijst staan voorstellen over hoe de Kamer deze stukken kan gaan behandelen. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaar is gemaakt tegen deze voorstellen, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven