Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007 (30800 XI).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

De heren Duyvendak, De Krom en Madlener hebben mij meegedeeld dat zij om 15.00 uur een algemeen overleg over de Betuweroute hebben en mitsdien graag eerder het woord voeren. Dat lijkt mij geen probleem. Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin met het amendement op stuk nr. 24 over het Google Earth-achtige monitoringsysteem rond het verdwijnen van de bossen en de klimaatverandering. Ik constateer tot mijn vreugde dat de staatssecretaris dat amendement inhoudelijk overneemt. Hij heeft voorts aangegeven te zullen zoeken naar een andere financiering en binnen een maand of drie te rapporteren aan de Kamer hoe hij dat overnemen van de inhoud heeft gerealiseerd. Ik trek dit amendement dus in.

De voorzitter:

Het amendement-Duyvendak (stuk nr. 24) is ingetrokken.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het amendement op stuk nr. 25 houd ik overeind. Dat gaat over extra geld en extra capaciteit voor het onderzoek naar de herstructurering van bedrijventerreinen. De minister stelt dat men daarmee bezig is, maar niet op de manier die mijn fractie voor ogen staat. Dat onderzoek is wel degelijk noodzakelijk.

Het amendement op stuk nr. 26 gaat over extra fte's. Ik geef toe dat het bijzonder is dat de Kamer zich daarmee bemoeit, maar de handhaving van de 55% inzamelingsverplichting van kleine flesjes loopt volstrekt niet goed, maar dat moet wel. Daarom grijpen wij in om dat alsnog zeker te stellen.

Ik dien twee moties in. De eerste gaat over het bedrijventerrein in de Hoeksche Waard. Dat is een lopende kwestie die voortvloeit uit de Nota Ruimte. In de provincie wordt er al aan gewerkt, maar ook gemeentelijk. Kort voor het verkiezingsreces is daar een motie over aangenomen. Daarin stond dat nut en noodzaak ervan zijn aangetoond. Het lijkt mij verstandig dat de Kamer daar nu opnieuw een uitspraak over doet, ook omdat provincie en gemeenten er nu mee bezig zijn. In de motie stellen wij dat nut en noodzaak niet zijn aangetoond. Dat betekent dat wij niet over kunnen gaan naar de volgende fase van de landschappelijke inpassing, de fase die de minister in eerste termijn benoemde. Wij zijn nog niet toe aan inpassing. De vraag is nog steeds of dat terrein er wel moet komen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nut en noodzaak van een bovenregionaal, havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoeksche Waard nu niet zijn aangetoond, ook niet door het recente onderzoek van Buck Consultants;

overwegende dat het geplande bovenregionale bedrijventerrein een onomkeerbare ingreep in het landschap van de Hoeksche Waard zou betekenen;

verzoekt de regering, de ontwikkeling van dit bedrijventerrein in de Hoeksche Waard stop te zetten zolang nut en noodzaak niet zijn aangetoond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Van der Staaij, Vermeij, Ouwehand, Van der Ham, Jansen en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 40(30800 XI).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn tweede en laatste motie gaat over kernenergie, een actueel en heet thema waar velen zich maatschappelijk over uiten. Ik denk dat het van belang is dat de Kamer duidelijk maakt wat haar positie in dit debat is. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kernenergie door voorstanders vaak naar voren wordt gebracht als mogelijke oplossing voor de klimaatverandering;

overwegende dat kernenergie gelet op de afval- en veiligheidsproblematiek en de snelle uitputting van uraniumvoorraden niet duurzaam is;

spreekt uit dat nieuwe kerncentrales geen optie zijn voor klimaatbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(30800 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Er moet mij even iets van het hart. Wij hebben onder uw aanvoering de Kernenergiewet controversieel verklaard en nu dient u bij de behandeling van deze begroting een motie in over een onderwerp waarvan u zelf hebt gezegd dat het controversieel is. Verklaart u eens hoe dit past binnen de parlementaire gebruiken?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat doe ik graag. Onderwerpen kunnen controversieel zijn in het verkeer tussen regering en Kamer als het kabinet demissionair is, waardoor de vertrouwensregel niet meer geldt. In zo'n situatie wordt alles in het verkeer met het kabinet wat lastiger en daarom doen Kamer en regering het wat rustiger aan, omdat de Kamer het kabinet niet meer kan wegsturen. Vandaar dat de Kernenergiewet, een voorstel van de staatssecretaris, controversieel verklaard is. Maar de motie die ik zojuist heb ingediend, raakt de regering niet, ze vormt alleen een uitspraak van de Kamer. De Kamer is verre van demissionair, want ze is net gekozen, zodat ze dit gerust kan doen. Het zou ook goed zijn, gelet op alle maatschappelijke commotie over dit onderwerp.

De voorzitter:

Ik maak hierover een formele opmerking. De Kamer moet nog vaststellen welke onderwerpen zij controversieel verklaart.

De heer De Krom (VVD):

Ik sluit mij toch aan bij de vraag van mevrouw Spies. Ik vind het uiterst merkwaardig dat de heer Duyvendak, bij uitstek degene die erop aandrong om dit onderwerp controversieel te verklaren, hierover nu toch een uitspraak van de Kamer vraagt. Ik vind dit staatsrechtelijk onjuist en ik volg zijn redenering dan ook niet. En nu de heer Duyvendak zelf zegt dat het geen oproep of een verzoek aan de regering is, lijkt het mij ook logisch dat de regering helemaal niets met deze motie hoeft te doen. Is de heer Duyvendak het hiermee eens?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het klopt, wat u zegt. Dit kabinet hoeft sowieso niet zoveel meer te doen, dus dit kabinet kan de motie voor kennisgeving aannemen en ik hoop dat het zo veel mogelijk voor kennisgeving zal aannemen. De Kamer markeert nu haar eigen positie in dit debat, en dat kan heel goed. En overigens hebben wij in de procedurevergadering niet dit onderwerp controversieel verklaard, maar de Kernenergiewet.

Mevrouw Van Velzen (SP):

U dient een motie in waarin de Kamer uitspreekt dat nieuwe kerncentrales geen optie zijn voor klimaatbeleid. Dit klinkt alsof er opties zouden zijn waarbij er nieuwe kerncentrales zouden kunnen worden gebouwd in het kader van werkgelegenheidsbeleid of zo. Is dit nu uw inzet of zegt u dat u een voorstander bent van een wettelijk verbod, terwijl u nu een slappe motie indient?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik vind dat u wel iets enthousiaster zou kunnen zijn. Ik dien een motie in omdat kerncentrales weer op de politieke agenda zijn gekomen vanwege de grote problemen met het klimaatbeleid; daarom refereer ik daaraan. Maar u mag de motie lezen als een uitspraak van de Kamer dat er geen kerncentrales zullen worden gebouwd. En u weet dat de toelichting bij een motie ook meetelt.

De heer Van der Ham (D66):

Al heel snel zullen wij allerlei discussies voeren over manieren om de klimaatdoelstellingen te kunnen halen. Samen met D66 heeft GroenLinks altijd heel veel kritiek op vooral nieuwe kerncentrales gehad. Volgens mij kunnen klimaatdoelstellingen veel beter op een andere manier worden gehaald, maar nu al uitspreken dat nieuwe kerncentrales nooit een optie zullen zijn, gaat wel heel ver. De PvdA heeft net als D66 altijd in haar verkiezingsprogramma opgenomen dat het een optie is, maar wel een laatste optie. Is het in uw denken onmogelijk dat nieuwe kerncentrales ooit een laatste optie zouden zijn, als al het andere niet blijkt te werken?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Als u wilt uitspreken dat nieuwe kerncentrales voor de komende tien jaar of de komende vijfentwintig jaar geen optie zullen zijn, dan ben ik natuurlijk bereid om mijn motie in die zin aan te passen.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. De minister komt op twee vragen van mij nog terug in tweede terug, zodat ik kort kan zijn. Ik ga ervan uit dat dat een positief antwoord zal zijn. Collega Van Velzen zal namens mij nog een motie indienen, en hetzelfde geldt voor collega Spies. Ik beperk mij daarom tot het indienen van één motie over biobrandstoffen, naar aanleiding van het drama rond de palmolie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland in lijn met de Europese afspraken het verplichte aandeel bij te mengen biobrandstoffen zal verhogen tot 5,75%;

overwegende dat het van groot belang is dat de stimulering van biobrandstoffen geen negatieve effecten mag hebben op het milieu of de wereldvoedselsituatie;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over alle relevante effecten van de verhoging van de doelstelling tot 5,75%, in ieder geval die met betrekking tot de economische en milieueffecten, en die voor de wereldvoedselmarkt;

verzoekt de regering voorts, voordat de doelstelling verder wordt verhoogd (in Europees verband) de gevolgen daarvan in kaart te brengen en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Spies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(30800 XI).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik zal het restant van mijn spreektijd gebruiken om een viertal moties in te dienen. Alvorens ik dat doe, wil ik minister en staatssecretaris danken voor hun beantwoording in eerste termijn. De eerste motie betreft de ernstige zaak van het overtreden van de wet door woningcorporaties.

De Kamer,Madlener

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat woningcorporaties bij monde van hun koepelorganisatie Aedes aangeven, uitgeprocedeerde asielzoekers/illegalen woningen aan te bieden en te huisvesten;

overwegende dat het huisvesten van illegalen en uitgeprocedeerde asielzoekers door woningcorporaties ongewenst is en wettelijk niet toegestaan is;

verzoekt de regering, direct een einde te maken aan het huisvesten van uitgeprocedeerde asielzoekers/illegalen door woningcorporaties, en de Kamer voor 1 februari de garantie te bieden dat woningcorporaties zich niet meer schuldig zullen maken aan dergelijke praktijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(30800 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regels voor het (ver)bouwen van woningen te ingewikkeld en omvangrijk zijn, de Kamer reeds lange tijd de wens heeft om het aantal regels rond particuliere woningbouwprojecten te verminderen, en de lokale overheden over voldoende instrumenten beschikken om ook zonder welstandstoezicht kwalitatief mooie wijken en woningen te realiseren;

verzoekt de regering, voor 1 juni 2007 een voorstel aan de Kamer te doen waarin het welstandstoezicht voor het (ver)bouwen van woningen uit de Woningwet van 2001 wordt geschrapt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(30800 XI).

De heer Van Bochove (CDA):

Wat is de relevantie van deze motie, gezien de wet- en regelgeving, waarbij het gemeenten al volstrekt vrij staat om welstandsvrij te bouwen?

De heer Madlener (PVV):

Gemeenten kiezen daar te weinig voor.

De heer Van Bochove (CDA):

Het is toch zeker de autonomie van de gemeenten, en het gemeentebestuur moet toch besluiten om dit te doen? Dat kunt u gemeenten toch niet opleggen?

De heer Madlener (PVV):

Dat kunnen wij wel doen, door het te schrappen uit de Woningwet. Dat stel ik dus voor.

Mijn derde motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verkoop van socialehuurwoningen aan de zittende huurders vele positieve effecten heeft op de leefbaarheid van de wijken;

overwegende dat het eigenwoningbezit dient te worden vergroot, waartoe de verkoop van socialehuurwoningen een belangrijke stimulans is;

voorts overwegende dat de woningcorporaties tot dusverre te weinig woningen aanbieden aan de huurders, terwijl vele huurders van corporatiewoningen graag de woning willen kopen;

verzoekt de regering, voor 1 juni 2007 een voorstel aan de Kamer te doen toekomen waarin een recht van koop aan zittende huurders van corporatiewoningen wordt verleend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(30800 XI).

De heer Madlener (PVV):

Mijn laatste motie betreft het zojuist gehoorde antwoord van staatssecretaris Van Geel, die niet van plan is de 80 km-zones af te schaffen en bijna heeft aangegeven het een goede maatregel te vinden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de 80 km-zones in veel gevallen de doorstroming van het verkeer belemmeren en extra files veroorzaken;

overwegende dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat in 2007 voornemens is om een proef te houden met het afsluiten van wegen met de bedoeling het effect op de plaatselijke milieuproblemen te onderzoeken, waardoor de verkeersdoorstroming verder belemmerd wordt;

verzoekt de regering, af te zien van dergelijke proefnemingen en de 80 km-zones direct af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(30800 XI).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Madlener weet dat de GroenLinks-fractie vorig jaar de beroemde motie-Van Gent/Veenendaal heeft ingediend om meer huurwoningen te verkopen. Die motie is ook aangenomen door de Kamer. Kan hij aangeven hoe hij dat voor zich ziet? Wil hij een algemeen kooprecht voor huurders? Dat vind ik interessant. Het gaat echter ook om tussenvormen en bijvoorbeeld anti-speculatiebedingen. Ik heb zelf een initiatiefwet liggen voor kooprecht van huurders. Mocht zijn motie onverhoopt niet worden aangenomen, begrijp ik het dan goed dat ik op zijn steun voor die initiatiefwet kan rekenen?

De heer Madlener (PVV):

Ons staat voor ogen dat de huurder, de potentiële koper, kan kiezen voor het kopen en het volledig eigendom verkrijgen van een woning. Hij kan deze dan tegen de marktprijs kopen. Dan zijn anti-speculatiebedingen dus niet nodig. Mevrouw Van Gent wil de huurder de keuze geven voor het kopen tegen een lagere prijs, waardoor met terugkoopregelingen en sociaal gebonden eigendom gewerkt moet worden. Wij kunnen die keuze steunen, want dat stimuleert de verkoop. Het liefst zien wij echter een volledig eigendomsrecht, zonder allerlei verkoopbelemmerende maatregelen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Zoals ik al zei, is vorig jaar de motie-Van Gent/Veenendaal ingediend – een leuke combinatie tussen GroenLinks en de VVD – over het verkopen van huurwoningen. Ik begrijp uit uw woorden dat u het met mij eens bent en dat u ook vindt dat het kabinet daar te sloom mee is omgegaan en dat een meer voortvarende aanpak noodzakelijk is.

De heer Madlener (PVV):

Zeker. In de praktijk zijn er te weinig woningcorporaties die de woningen aanbieden. Vaak passen zij alleen op de winkel. Een kooprecht legt het primaat bij de huurder. Dat zal de positie van huurders versterken en het aantal verkopen doen toenemen. Dus ik ben het geheel met u eens.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Allereerst wil ik de bewindspersonen bedanken voor de beantwoording. Ik ben niet op alle punten tevreden, maar daar kom ik later op terug.

Het debat over de huren zal in een later stadium plaatsvinden nu de Huurwet niet wordt behandeld in de Eerste Kamer. Mijn amendement op stuk nr. 15 is daarmee prematuur geworden. Tegen die achtergrond kan ik het intrekken.

De voorzitter:

Het amendement-Depla (stuk nr. 15) is ingetrokken.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Dan kom ik bij het punt van de huisvesting van tijdelijke buitenlandse werknemers.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de modernisering van het huurbeleid en de huurliberalisering. U hebt eerder een door mij ingediende motie gesteund om de wet in te trekken. Dat was de beroemde "motie-prullenbak". Ik kan u verklappen dat ik van plan ben om deze motie opnieuw in te dienen. Bent u nog steeds van mening dat dit wetsvoorstel ingetrokken moet worden? Het is namelijk trekken aan een dood paard. Welke combinatie er ook komt in een nieuwe regering, er is gewoon geen meerderheid voor in deze Tweede Kamer. Dus het lijkt mij beter om daar snel korte metten mee te maken. Bent u dat met mij eens?

De heer Depla (PvdA):

Volgens mij hebben wij er al korte metten mee gemaakt. Als u net als ik constateert dat er geen enkele meerderheid zal ontstaan voor het wetsvoorstel kunt u wel zo'n motie indienen, maar dat is dan toch ook niet meer dan wat papier verplaatsen? Het wetsvoorstel is dood en er moet iets nieuws komen. Toen wij een dergelijke motie de vorige keer indienden, met mijn hartelijke ondersteuning, lag dat wetsvoorstel nog in de Tweede Kamer en spraken wij daarmee uit dat dit gewoon van tafel moest. Nu is het voorstel door de Tweede Kamer gekomen, met de stem van onze fracties tegen en is de Eerste Kamer zo verstandig geweest om dat wetsvoorstel controversieel te verklaren. U concludeert net dat het nu ook dood is en ik zie dan ook de meerwaarde van zo'n motie niet. Als u haar per se wil indienen, moet u dat vooral doen, maar ik denk niet dat de wereld daardoor anders zal worden, want het wetsvoorstel is in feite al van tafel!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Pikant is wel dat uw fractie in onderhandeling is met het CDA, dat nog steeds nog wel een beetje leven in deze wet ziet. Ik wil u dan ook helpen door de wet morsdood te verklaren en te laten intrekken. Dat lijkt mij voor alle partijen wat helderder!

De heer Depla (PvdA):

Volgens mij hebt ook u onze verkiezingscampagne gevolgd waarin wij daarover heel eenduidige en duidelijke uitspraken hebben gedaan. U hoeft ons daar niet met een motie aan te houden of mee te helpen. Dat kunnen wij prima zelf. Wat ons betreft is dit wetsvoorstel van tafel en anders doen wij niet mee!

Voorzitter. De minister heeft in zijn beantwoording wel iets gezegd over buitenlandse werknemers, maar eigenlijk komt het erop neer dat hij dit een verantwoordelijkheid van de desbetreffende werkgevers en gemeenten vindt. Vervolgens zegt hij dat, als over een jaar of twee blijkt dat dit probleem nog niet is opgelost, hij er wel iets aan zal gaan doen. Dan is het wel te laat! Wij moeten erkennen dat wij meer tijdelijke werknemers krijgen. De problemen zullen zich geconcentreerd gaan voordoen en wij moeten nu actie ondernemen om ervoor te zorgen dat er tijdelijke huisvesting voor is, zodat wij niet over twee jaar met dergelijke problemen worden geconfronteerd. Tegen die achtergrond wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Madlener

constaterende dat het aantal (tijdelijke) arbeidsmigranten door het volledig vrije verkeer van werknemers per uiterlijk 1 januari 2009 voor werknemers uit Polen enDepla andere nieuwe EU-lidstaten fors zal toenemen;

constaterende dat er nu reeds problemen zijn met het huisvesten van deze tijdelijke werknemers;

constaterende dat dit leidt tot uitbuiting, overbewoning en overlast en daarmee de leefbaarheid van buurten onder druk komt te staan;

overwegende dat die problemen bij de te verwachten toename van het aantal (tijdelijke) werknemers zullen toenemen;

overwegende dat de onderzoekscommissie-Blok in haar rapport "Bruggen bouwen" (januari 2004, 28 689, nr. 9) geconcludeerd heeft dat de ontwikkelingen in immigratie sociale problemen in de grootstedelijke wijken hebben versterkt en een steeds zwaardere last hebben gelegd op de allerarmsten;

constaterende dat de werkgevers medeverantwoordelijk zijn voor het huisvesten van hun tijdelijke werknemers;

verzoekt de regering, in een nieuwe Huisvestingswet aandacht te besteden aan het huisvesten van bijzondere doelgroepen, zoals tijdelijke arbeidsmigranten;

en verzoekt de regering, met woningcorporaties resultaatafspraken te maken over de te leveren prestaties in het bouwen van passende (kamer)huisvesting voor tijdelijke arbeidsmigranten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(30800 XI).

De heer Depla (PvdA):

Dan het punt van het particulier opdrachtgeverschap. De minister is van mening dat het niet nodig is om de stimuleringsregeling die er nu is voor het stedelijk gebied open te stellen voor het landelijk gebied. Wij zijn dat wel van mening en daarom deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat (collectief) particulier opdrachtgeverschap een goede mogelijkheid biedt voor eigen initiatief om meer betaalbare woningen te bouwen;

overwegende dat de stimuleringsregeling alleen beschikbaar is voor gemeenten waarmee verstedelijkingsafspraken zijn gemaakt;

overwegende dat er op het platteland veel animo is voor het bouwen van betaalbare woningen via (collectief) particulier opdrachtgeverschap;

verzoekt de regering, de stimuleringsregeling ook open te stellen voor plattelandsgemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Bochove, Van Gent, Jansen, Thieme, Van der Staaij en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 48(30800 XI).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Het was een beleidsarme begroting, maar dat komt door de status van het kabinet. Er zijn nu zo'n 40 wijken waar op dit moment heel veel mensen wonen die er eigenlijk niet meer zouden willen wonen. Ik hoop dat wij over vier tot acht jaar kunnen zeggen dat het goed is geweest dat wij daar met zijn allen de schouders onder hebben gezet en dat het weer wijken zijn waar mensen graag naar toe willen. Ik hoop dat daar de komende tijd nog wat voorbereidend werk aan kan worden gedaan, zodat het nieuwe kabinet en de Kamer er een vliegende start mee kunnen maken en de bewoners van die buurten tevreden kunnen vaststellen dat wij werk maken van hun positie en die wijken sterker maken.

De heer Van Bochove (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Dit is de vijfde keer dat ik deelneem aan een behandeling van een begroting van het ministerie van VROM en ook deze wordt helaas weer versnipperd. Ik hoop dat dit in de toekomst anders zal gaan. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoord. Ik wil nog op twee punten terugkomen.

Het eerste betreft de reactie van de minister op de opmerkingen over de problematiek van de krimp van de bevolking en de klimaatproblematiek De minister heeft veel te vrijblijvend geantwoord. Hij zegt dingen als: wij moeten nog eens verder kijken dan wij tot nu toe hebben gedaan, enz., maar de urgentie is groot en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende:

  • - dat klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging en grotere afvalpieken in de grote rivieren ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de gebruiksmogelijkheden van met name laaggelegen gebieden in Nederland;

  • - dat de komende jaren in een deel van deze gebieden grote investeringen in rode functies op stapel staan, en dat hiervoor zeer forse bedragen zullen moeten worden uitgetrokken om ook in de toekomst de huidige bewoonde gebieden langs de kust en de grote rivieren goed tegen het water te kunnen beschermen;

Van Bochove

overwegende:

  • - dat een deel van de toekomstige maatschappelijke schade als gevolg van het mogelijk moeten opgeven van het intensief gebruik van laaggelegen gebieden kan worden voorkomen door nu af te zien van grootschalige investeringen in wonen, werken en infrastructuur in deze gebieden of deze investeringen op een meer innovatieve wijze te doen;

  • - dat door de verwachte afname van de bevolking als gevolg van de vergrijzing er wellicht meer fysieke ruimte ontstaat voor een klimaatbestendig ruimtelijk beleid met onder meer een groot accent op het herstel van natuurlijke processen langs kust en rivieren;

verzoekt de regering:

  • - te inventariseren welke gebieden bij een "worst case klimaatscenario" voor het einde van deze eeuw ernstig bedreigd zouden kunnen worden of voor grootschalige wateropvang nodig zouden kunnen zijn;

  • - aan te geven welke van deze gebieden op grond van de huidige Rijksnota's in aanmerking komen voor grootschalige investeringen in wonen, werken en infrastructuur;

  • - aan te geven of de voorgenomen investeringen in deze gebieden op een meer klimaatbestendige wijze gestalte zouden kunnen krijgen, hetzij in het gebied zelf, hetzij op een andere plek;

  • - bij de gevraagde analyse tevens aan te geven welke betekenis de voorziene terugloop van de bevolking in delen van Nederland kan hebben voor het formuleren van een meer klimaatbestendig ruimtelijk beleid;

verzoekt de regering voorts, de gevraagde analyse binnen acht maanden uit te voeren in samenwerking met de medeoverheden waaronder de waterschappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove en Depla. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(30800 XI).

De heer Van Bochove (CDA):

Wij hebben in het debat al gesproken over de verkoop van huurwoningen. Ook hier neemt de minister geen duidelijke stelling in. Hij zegt dat wij hier wellicht bij een goed aanbod naar moeten kijken. Ik constateer dat het Wooninvesteringsfonds, een toegelaten instelling, onder het voorstel valt dat ik in eerste termijn aan de minister heb voorgelegd. Het is belangrijk dat er ook voor dit fonds ruimte wordt gecreëerd. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment woningcorporaties huurwoningen niet mogen verkopen aan andere verhuurders voor minder dan 90% van de waarde van de woningen in onverhuurde staat;

overwegende dat dit een belemmering vormt voor onder meer het Wooninvesteringsfonds en institutionele beleggers om woningen van woningcorporaties over te nemen, terwijl er bij deze partijen wel belangstelling bestaat voor het opbouwen van een substantiële huurwoningportefeuille;

voorts overwegende dat overname van een deel van de woningvoorraad voordelen kan opleveren voor woningcorporaties in de vorm van het verkrijgen van meer financiële armslag voor het doen van noodzakelijke investeringen;

verzoekt de regering:

  • - het genoemde percentage van 90 substantieel te verlagen om zodoende het overnemen van woningen aantrekkelijker te maken;

  • - bij het vaststellen van een nieuwe ondergrens onder meer te kijken naar de wijze van waardebepaling van woningen binnen de zogeheten Aedex;

  • - voldoende waarborgen binnen de regeling in te bouwen wat betreft de positie van zittende huurders van mogelijk te verkopen woningen of woningcomplexen;

  • - de nieuwe regeling te beperken tot overname van woningen door het Wooninvesteringsfonds en bonafide verhuurders die serieus geïnteresseerd zijn in het opbouwen of verder uitbouwen van huurwoningportefeuilles, zoals institutionele beleggers;

  • - de Kamer binnen drie maanden te informeren over de precieze condities van de nieuwe verkoopregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(30800 XI).

De heer Depla (PvdA):

Kan de heer Van Bochove mij uitleggen wat de meerwaarde is van deze motie? Hij geeft korting aan de investeerders, daarmee verliezen corporaties ook geld, maar als zij het bedrag zouden lenen, zouden zij misschien tegen 90% kunnen verkopen en hetzelfde bedrag hebben. Ik snap niet waarom wij de particuliere beleggers een cadeautje moeten geven.

De heer Van Bochove (CDA):

Het is geen cadeautje, want het gaat om de verkoop van bewoonde woningen met alle lasten en lusten van dien. Ik spreek over 90% van de leegstandswaarde en daarmee is het alles behalve een cadeautje. Verder bereik ik hiermee dat de institutionele beleggers hun portefeuille uit kunnen breiden. Zij kunnen en willen graag investeren in ons land. Verder krijgen corporaties hierdoor de ruimte voor noodzakelijke investeringen, zonder dat daardoor een aanslag wordt gepleegd op hun aandelenportefeuille.

De heer Madlener (PVV):

Is het niet beter om woningcorporaties te verplichten om een woning altijd eerst aan de zittende huurder aan te bieden en pas daarna aan een of andere institutionele belegger?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb al vele malen een pleidooi gehouden voor de mogelijkheid dat huurders in staat worden gesteld om hun woning te kopen. Corporaties zouden dat dan ook zo veel mogelijk moeten doen. Ik ben echter tegen een verkoopplicht of een kooprecht.

De heer Madlener (PVV):

In uw motie vraagt u de regering volgens mij om corporaties te stimuleren woningen te verkopen aan institutionele beleggers. Betekent dat dat u niet wilt dat huurders daaraan voorafgaand de mogelijkheid krijgen om hun woning te kopen?

De heer Van Bochove (CDA):

Dit is een oude discussie. Ik herhaal mij dan ook wanneer ik zeg dat ik een voorstander ben van de mogelijkheid dat huurders hun woning kunnen kopen.

De voorzitter:

Ik ben het met de heer Madlener eens dat uw antwoord niet duidelijk is. Moet een woning nu wel of niet eerst aan de huurder worden aangeboden?

De heer Van Bochove (CDA):

Het is aan de corporatie om te bepalen hoe zij met haar bezit omgaat. Dat corporaties gestimuleerd moeten worden om hun woningen te verkopen aan zittende huurders, is een oude wens van mijn fractie. Wij hebben daarover al vaker van gedachten gewisseld. Moet een corporatie een woning altijd eerst aan de zittende huurder te koop aanbieden? Ik vind dat dat overgelaten moet worden aan de desbetreffende corporatie.

De heer Jansen (SP):

Ik bedank de minister voor zijn toezegging om de Kamer binnen een maand een brief te sturen over de uitvoering van de huurtoeslag. Ik zou graag enige richting geven aan de inhoud van deze brief en daarom kom ik met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurders die in aanmerking komen voor huurtoeslag, zeer afhankelijk zijn van de snelle en correcte afhandeling van hun aanvraag, omdat zij niet beschikken over liggende gelden om een lange wachttijd te overbruggen;

voorts overwegende dat huurders en verhuurders aangeven dat de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst een jaar na de start van de overgang van huursubsidie naar huurtoeslag nog steeds ver onder de maat is;

spreekt uit dat:

  • - complete aanvragen voor huurtoeslag en bezwaarschriften binnen vier respectievelijk zes weken afgehandeld dienen te worden;

  • - de Belastingdienst bij incomplete aanvragen zelf persoonlijk contact dient op te nemen met de aanvrager en een goed bereikbaar loket moet openen voor professionele partijen die namens aanvragers contact opnemen;

  • - de Belastingdienst bij overschrijding van de maximale afhandelingstermijn een vorm van financiële compensatie dient aan te bieden;

verzoekt de regering om binnen een maand een uitgewerkt voorstel aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen, Van Gent en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(30800 XI).

De heer Jansen (SP):

Dit voorstel kan worden toegevoegd aan de brief die de minister de Kamer reeds heeft toegezegd.

De minister heeft in eerste termijn gereageerd op het voorstel van mevrouw Van Gent om een staatscommissie in te stellen die de toekomst van de betaalbaarheid van het wonen onder de loep moet nemen. Hij vond dat een te controversieel onderwerp voor een demissionair kabinet. De SP-fractie heeft in eerste termijn voorgesteld om het voorgenomen onderzoek naar het verkleinen van de afstand tussen huren en kopen te verbreden en de Kamer te betrekken bij de probleemstelling. Dat lijkt mij een haalbare kaart voor een demissionair minister. Vandaar mijn volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de minister van VROM in 2007 onderzoek laat uitvoeren naar mogelijkheden om huur- en koopmarkten meer met elkaar te verbinden via bijvoorbeeld vouchers en verschillende eigendomsvormen;

  • - de Eerste Kamer recent de huurliberalisatiewet controversieel verklaard heeft;

  • - de belangrijkste geldstroom ter bevordering van het wonen momenteel de hypotheekrenteaftrek is;

spreekt de wens uit om het voorgenomen onderzoek naar het verbinden van huur- en koopmarkten te verbreden met de dossiers huurbeleid en fiscale regelingen in verband met het wonen;

verzoekt de minister van VROM om de Kamer te betrekken bij de formulering van de probleemstelling voor dit onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen, Thieme en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(30800 XI).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil de minister van VROM bedanken voor zijn antwoord, maar voor de GroenLinks-fractie was dit antwoord een vieze tegenvaller. Hij bezigt stoere woorden buiten de Kamer, maar slappe teksten binnen de Kamer. De minister laat het er toch een beetje bij zitten als het gaat om zaken als de hypotheekrenteaftrek en de ISV-middelen. Dit doet mij veel pijn, omdat ik mijn hoop erop had gevestigd dat deze minister op deze onderwerpen zou doorpakken.

Ik handhaaf de door mij ingediende amendementen op stuk nr. 19, nr. 18, nr. 21 en nr. 23. Dit zijn goede amendementen. Diverse fracties hebben in de verkiezingstijd aangegeven dat zij bijvoorbeeld de bezuinigingen op de huurtoeslag voor ouderen en alleenstaanden willen terugdraaien. Daarom moeten wij in de Kamer deze begroting niet als een soort bezigheidstherapie gaan behandelen omdat alles toch in de formatie zou terugkomen. Wij moeten nu gewoon doorpakken en dit soort lastige en vervelende dingen voor de burgers zo snel mogelijk goed regelen.

Ik trek het door mij ingediende amendement op stuk nr. 20 over de startersleningen in. De minister heeft mij namelijk toegezegd dat hij hiernaar heel serieus gaat kijken, omdat hij ook denkt dat er een tekort aan budget is. Ik hoop dat de Kamer zo verstandig is om tegen de tijd dat dit onderwerp aan de orde komt, boter bij de vis te doen.

De voorzitter:

Het amendement-Van Gent (stuk nr. 20) is ingetrokken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik was van plan om twee moties in te dienen. Ik houd het echter bij één motie, omdat ik mij aansluit bij de door de heer Jansen ingediende motie over het onderzoek naar hypotheekrenteaftrek, de betaalbaarheid van de huren en dergelijke. Ik neem aan dat ik deze motie ook nog mag ondertekenen, want het lijkt mij zinloos dat ik een eigen motie indien.

De motie die ik wel wil indienen, gaat over het intrekken van het wetsvoorstel Modernisering huurbeleid 2007. De heer Depla kan dan wel zeggen dat dit wetsvoorstel op leven na dood is, maar er kan nog wel een klein beetje leven in zitten. Het lijkt mij daarom helder om te zeggen dat wij dit wetsvoorstel morsdood verklaren en alle elementen die daarop van toepassing zijn van tafel vegen. De vorige keer, bij de behandeling van het wetsvoorstel net geen meerderheid behaald, nu zou deze motie wel een ruime meerderheid behalen als de fracties van de SP, de PvdA, D66, de PVV, de ChristenUnie en de Partij voor de Dieren doen waarvoor zij staan en daarom 85 zetels in de Kamer hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bij de Eerste Kamer voorliggende wijzigingen in het huurbeleid tot forse lastenverzwaringen leiden voor vrijwel alle drie miljoen hurende huishoudens, en met name voor starters op de woningmarkt;

overwegende dat door het voorgestelde huurbeleid de woningmarkt verder op slot komt te zitten doordat verhuizingen in veel gevallen zullen leiden tot een fors hogere huur;

overwegende dat de introductie van de WOZ-waarde in de huurprijs zeer omstreden is en zal leiden tot segregatie in steden en dorpen;

overwegende dat het nieuwe huurbeleid bovendien gepaard gaat met veel extra administratieve lasten voor huurders en verhuurders, onder meer door de dubbele huurverhoging in 2007 en de talloze verwachte WOZ-bezwaarprocedures;

verzoekt de regering, het wetsvoorstel Modernisering huurbeleid 2007 in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Jansen en Madlener. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(30800 XI).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik doe een beroep op de consistentie in het beleid van de overige fracties die ik zojuist noemde en waarvan de woordvoerders de motie nog niet hebben ondertekend.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil de bewindslieden hartelijk danken voor de beantwoording in eerste termijn. Ik wil nog een opmerking maken over een amendement en over een motie.

Het amendement dat ik heb ingediend over een vuurwerkheffing, heb ik op basis van de gedachtewisseling in eerste termijn gewijzigd ingediend op stuk nr. 39. De wijzigingen hebben betrekking op zowel de tekst als ook de toelichting. De tekst heb ik nu echt beperkt tot de heffing. De bestemming, het startersfonds, heb ik niet meer ingevuld. Dat heeft enerzijds te maken met de toezegging van de minister dat hij de Kamer een brief zou sturen als er problemen zouden ontstaan door overtekening. Anderzijds wil ik de discussie niet nodeloos ingewikkeld maken. Wij kunnen het nu echt uitsluitend over de vuurwerkheffing hebben, die dan onderdeel uitmaakt van het amendement. Voorts heb ik rekening gehouden met het gezegde door de toelichting op het amendement verder aan te passen. Er staat nu eveneens in dat ook wat ons betreft de verschuiving van ongewenste effecten natuurlijk tegengegaan moet worden en dat ook het bedrag geen dictaat is, maar een indicatieve inschatting. Ik hoop dat dit ertoe bijdraagt dat nu niet langer de moeilijkheden worden opgesomd, maar dat de mogelijkheden worden benut van een dergelijke vuurwerkheffing.

Tot slot een opmerking over de motie die collega Duyvendak heeft ingediend over de Hoeksche Waard. Wij hebben daar eerder uitgebreid over gesproken. Ik kan kortheidshalve zeggen dat wij in het licht van de huidige discussie over bedrijventerreinen en het feit dat er nog geen onomkeerbare invulling is gegeven aan een voorzien bovenregionaal bedrijventerrein, ook deze motie hebben gesteund. Wij blijven voorstander van de mogelijkheid dat er een regionaal bedrijventerrein komt op de Hoeksche Waard, maar geen terrein voor bovenregionaal havengebonden bedrijvigheid.

De voorzitter:

Dan komen wij nu tot het onderdeel milieu. Het woord is aan de heer Samsom, die nog drie minuten de tijd heeft.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. In eerste termijn zei ik al iets over de timing van dit debat. Na verkiezingen, na de afrekening door de kiezer en voordat wij zelf de rekening opmaken in de vorm van een formatie. Dat is niet het meest gelukkige moment. Het was dan ook niet het meest zinderende debat dat ik met deze staatssecretaris heb gevoerd. Het voordeel is dan wel weer dat dit debat niet zo erg uit de hand liep als dat met andere debatten wel eens gebeurt. Zo heeft ieder nadeel weer zijn voordeel.

Ik loop een aantal punten langs waar ik nog op terug wil komen. Allereerst de verpakkingen. In eerste termijn is daarover het een en ander gezegd en de staatssecretaris heeft wederom – maar dat doet hij eigenlijk al een jaar – gezegd: laat mij nou gewoon mijn gang gaan, of laat mij eigenlijk gewoon niets doen, want dan komt het vanzelf helemaal goed. Hij verwijst dan naar België en Duitsland.

In België is het dus alleen maar goed gekomen omdat er wettelijk één uitvoeringsorganisatie is aangewezen om namens alle verpakkingsclubs op te treden tegenover de gemeenten. Dat is precies wat er hier ontbreekt en dat is ook precies waar ik om vraag. Mij lijkt dat ook echt niet te veel gevraagd, aangezien er – ik heb het even nagevraagd – op dit moment 2900 mededelingen van losse bedrijven of bedrijfsgroepen bij VROM liggen waarin er wordt medegedeeld hoe men het verpakkingsprobleem denkt op te lossen.

Waarom doen wij dat niet gewoon veel simpeler? Dat kan met veel minder regels en veel minder bureaucratie, met één organisatie die namens de verpakkingsindustrie optreedt en die namens die industrie ook aanspreekbaar is op waar het ons uiteindelijk om gaat: hergebruik van al die materialen. En ja, daar hoort statiegeld of een verwijderingsbijdrage – let op de nuance – bij als belangrijke stok achter de deur. Zonder een van beide elementen, dat is mijn overtuiging, haal je die hergebruikpercentages sowieso niet. Daar hoort dus ook een sanctiemogelijkheid bij, want nu leunt de verpakkingsindustrie met zijn 2900 bedrijven nog steeds achterover en is er, terwijl 1 januari 2006 al bijna twaalf maanden geleden is, nog steeds niets gebeurd. Ja, ik handhaaf, zegt de staatssecretaris. Dat zal wel, maar het is niet genoeg. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds 1 januari 2006 de producent wettelijk verantwoordelijk is voor de kosten voor inzameling en verwerking van verpakkingen;

constaterende dat tot op heden de producenten niet voldoen aan deze wettelijke producentenverantwoordelijkheid, wegens het uitblijven van een onderhandelingsresultaat;

overwegende dat door deze onduidelijkheid de kosten van inname en verwerking nog steeds voor rekening van de burger komen en niet voor rekening van de producent en de consument;

verzoekt de regering, op korte termijn duidelijkheid te geven aan de gemeenten en het bedrijfsleven door:

  • a. de mogelijkheid van invoering van statiegeld of een verwijderingsbijdrage expliciet terug te brengen in de discussie met de producenten van verpakkingen;

  • b. bedrijven te verplichten om één organisatie verantwoordelijk te stellen voor de uitvoering van de producentenverantwoordelijkheid;

  • c. een sanctiemogelijkheid op te nemen in het besluit, om effectief te kunnen handhaven op het halen van de doelstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Duyvendak, Van der Ham, Van Velzen, Ouwehand en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 54(30800 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik heb in ieder geval een vraag over de juridische houdbaarheid van het tweede verzoek van de heer Samsom. Hij verzoekt om één instantie. Volgens mij moet daar eerst een hele hoop wetgeving voor worden aangepast.

De heer Samsom (PvdA):

De Raad van State heeft daar inderdaad het een en ander over gezegd, maar heeft niet geadviseerd om de boel in te trekken. De Raad van State heeft geadviseerd, het beter te regelen dan ik van plan was. Het maakt mij niet zo veel uit hoe wij het doen, als er maar een uitvoerende instantie komt. De staatssecretaris is mans genoeg om dat probleem te lijf te gaan.

Mevrouw Spies (CDA):

In de motie staat ook het woord "verplicht". Daardoor wordt zij lastig uitvoerbaar. Aan de ene kant moet er zo snel mogelijk en aan de andere kant verplicht een instantie komen waarvoor een heleboel wetten moeten worden gewijzigd.

De heer Samsom (PvdA):

Volgens ons kan het wel. Ik hoor graag wat de staatssecretaris erover in tweede termijn zegt. Desnoods haal ik het woord verplicht eruit, als het maar gebeurt. Volgens mij zijn wij het daarover eens. Op deze manier, met 2900 onderhandelingspartners is het niet te doen.

Voordat ik afrond, dien ik mijn belangrijkste motie van dit debat in. Zij gaat over het belangrijkste onderwerp van dit debat en van de komende decennia, als het aan ons ligt: het klimaat- en energieprobleem. De staatssecretaris heeft er in zijn functie van vertrekkende man al het een en ander over gezegd. Hij was ineens een stuk milder en ambitieuzer gestemd dan de afgelopen jaren, maar goed, dat incasseren wij maar in de vorm van de volgende motie die ik graag met collega Spies indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat klimaatverandering en eindige fossiele energievoorraden tot de meest omvangrijke problemen van de komende decennia behoren;Samsom

constaterende dat Nederland vooralsnog in de pas loopt met internationaal beleid, maar dat voor een adequate aanpak van het klimaat- en energieprobleem een ambitieuzer beleid nodig is;

overwegende dat Nederland niet alleen een grote verantwoordelijkheid, maar ook enorme mogelijkheden heeft om een ambitieus energie- en klimaatbeleid te voeren;

spreekt uit dat de Nederlandse regering in de eerste helft van 2007 een energie- en klimaatagenda voor de toekomst moet formuleren, waarin in ieder geval is opgenomen:

  • - een langetermijnvisie op de Nederlandse energievoorziening in de komende vijftig jaar;

  • - een stabiel investeringsklimaat voor energiebesparing en duurzame energie voor de komende twintig jaar;

  • - heldere, afrekenbare doelen, gericht op de lange termijn (2020) en op internationaal beleid;

  • - een koploperspositie van Nederland en gelijkgestemde landen in Europa op het gebied van energiebesparing en innovatief duurzaam energiebeleid;

  • - afdoende voorbereiding op de nu al onontkoombare veranderingen van ons klimaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom en Spies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(30800 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. In lijn met de heer Samsom heb ik aan het begin van mijn eerste termijn gezegd dat in de politiek timing belangrijk is en er vaak maar een moment is waarop je stappen kunt zetten. Volgens de CDA-fractie moeten de komende periode op het gebied van klimaatbeleid zeer grote stappen worden gezet. Dat is ook mogelijk. Ik begrijp dat de staatssecretaris in ieder geval de komende maanden nog heel wat kopjes koffie moet drinken met tal van organisaties dan wel individuele captains of industry, die nu ook hun beste beentje voor willen zetten. Ik wil tegen die dames en heren zeggen: dan ook boter bij de vis. Vandaar dat ik samen met de heer Samsom heb opgeroepen tot een nog ambitieuzer klimaatbeleid. Ik dank de staatssecretaris in ieder geval voor de toezegging om nog eens na te gaan in hoeverre bijvoorbeeld de labels op elektrische apparaten zoals wij die nu kennen een vorm van voortschrijdende normstelling in zich kunnen bergen, zodat wij de koelkasten die nu onder het A-label vallen, over vijf jaar onder het C-label laten vallen, omdat er tegen die tijd nieuwe producten op de markt zijn die dan onder het A-label vallen.

Ik heb in eerste termijn mijn teleurstelling uitgesproken over het feit dat wij nog steeds geen brief hebben ontvangen van de regering over de uitvoering van de motie om meer te doen aan energiebesparing en aan duurzame energie in de gebouwde omgeving. In een interruptiedebatje met de minister heb ik al aangegeven dat die teleurstelling jammer genoeg nog niet is weggenomen door de brief die wij van de regering hebben ontvangen. Hij krijgt het voordeel van de twijfel. Hij heeft toegezegd dat hij zich buitengewoon hard zal maken voor een resultaatverplichting samen met woningcorporaties en energieproducenten in de komende drie maanden om ervoor te zorgen dat er een inhaalslag wordt gemaakt op het gebied van energiebesparing. Dat wachten wij met spanning af. Ik ben heel benieuwd naar de burgerlijke ongehoorzaamheid van dit kabinet om een lager btw-tarief voor bijvoorbeeld spaarlampen in te voeren bij wijze van proef.

Op het gebied van de luchtkwaliteit hebben wij in eerste termijn ook een aantal punten naar voren gebracht. Op dat punt leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met het oog op het verbeteren van de luchtkwaliteit en de gezondheid van mensen gestart is met het differentiëren van de bpm in die zin dat hybride auto's minder betalen dan andere auto's;

overwegende dat het wenselijk is, dit systeem van differentiatie conform het principe "de vervuiler betaalt" verder uit te werken;

voorts overwegende dat niet alleen hybride auto's van een dergelijk voordeel gebruik zouden moeten kunnen maken, maar bijvoorbeeld ook auto's die rijden op aardgas of volledig op biobrandstof of mogelijk zelfs waterstof;

verzoekt de regering, bij de volgende begroting concrete voorstellen te doen voor het verder differentiëren van de bpm en mogelijk ook de motorrijtuigenbelasting, zodat schone en zuinige auto's minder betalen dan auto's met een grotere milieubelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies en De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(30800 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris in het overdrachtsdossier en, voor zover dat nog niet aan de orde is, in zijn eigen dossier de milieudrukcompensatie in relatie tot de NEC-richtlijn nadrukkelijk in het achterhoofd houdt en daarvoor mogelijk bij de Voorjaarsnota voorstellen aan de Kamer zal doen op het moment dat het ook nodig is om ook in financiële zin aanvullende maatregelen te nemen.

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris van het overzicht van subsidies die worden uitgekeerd aan natuur- en milieuorganisaties. Ik heb gevraagd om een rijksbreed overzicht, dus niet alleen van VROM. Dat verzoek herhaal ik toch nog maar eens voor de volledigheid.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Wij hebben daarnet een interruptiedebatje gevoerd over de milieudrukcompensatiemiddelen. Daarin is aangegeven dat de staatssecretaris het beleid zou hebben veranderd. Ik heb in de schorsing even nagezocht wat de genoemde brief uit 2003 behelst. Daarin staat: "Hiermee is het compensatiebeginsel niet van de baan". Ik hoor graag in tweede termijn van de staatssecretaris op welke manier de 2% economische groei en meer nu wordt gecompenseerd in de VROM-begroting.

Ik leg de volgende moties aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een integrale visie op milieu en duurzaamheid van belang is voor een adequaat beleid;

overwegende dat een minister met mandaat een coördinerende taak kan hebben op alle dossiers die raakvlak hebben met duurzame ontwikkeling;

spreekt de wens uit dat in het volgende kabinet een minister van Milieu moet worden aangesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(30800 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie vandaag met een voorstel komt om de uitstoot van CO2 door luchtvaartmaatschappijen verhandelbaar te maken;

constaterende dat het gratis weggeven van emissierechten bij de energiesector heeft geleid tot onwenselijk hoge "windfall profits", wat betekent dat de waarde van de gratis verkregen CO2-rechten wordt doorberekend in de prijs;

overwegende dat ook de luchtvaartsector de waarde van (gratis weggegeven) emissierechten zal doorberekenen aan de consument;

verzoekt de regering, er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat, indien de luchtvaartsector onder de emissiehandel gaat vallen, de emissierechten niet gratis worden weggegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Samsom, Duyvendak en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(30800 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Ik vind dit een heel sympathieke motie, maar ik heb een vraag over de termijnen waarop u dit voorstelt. Wij weten dat wij een toewijzingsplan ter goedkeuring hebben ingediend dat tot 2012 loopt. De molens malen in Brussel meestal niet heel snel, maar mocht het zo zijn dat de luchtvaartsector nog vóór 2012 toetreedt tot het emissiehandelssysteem, vindt u dan nog steeds dat de rechten niet gratis uitgekeerd mogen worden, in tegenstelling tot de uitkering aan bedrijven die nu al meedoen in dit systeem?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ga ervan uit dat de discussie over het binnen het emissiehandelssysteem brengen van de luchtvaart lang zal duren. Ik hoor graag hoe de minister dit inschat. Sterke economische krachten zullen zich daartegen teweer stellen, hoewel er ook een paar koplopers zijn die wel voorstander zijn van het systeem. Ik ga er vooralsnog van uit dat dit plan überhaupt vóór 2012 niet uitgevoerd zal worden. Daarom vind ik dat er in de tussentijd ook maatregelen getroffen moeten worden. Dat staat echter nadrukkelijk niet in deze motie, maar wel in de volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de luchtvaart een grote bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgassen;

van mening dat ook de luchtvaart een bijdrage moet leveren aan het klimaatbeleid dat de reductie van broeikasgassen tot doel heeft;

constaterende dat de minister van Verkeer en Waterstaat eerder aangaf (22112, nr. 49) dat het mogelijk is om via bilaterale en multilaterale afspraken te komen tot een kerosinetaks op buitenlandse vluchten voor luchtvaartmaatschappijen;

verzoekt de regering, bilaterale en multilaterale afspraken te maken over het invoeren van een kerosinetaks,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Van der Ham en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(30800 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Velzen

overwegende dat de aanleg van plantages voor onder andere palmolieteelt in Indonesië ten koste kan gaan van tropisch oerwoud en/of veenbossen;

overwegende dat niet alleen het verbranden c.q. kappen van oerwoud c.q. veenbossen leidt tot CO2-uitstoot, maar dat bovendien de mogelijkheid van CO2-opslag, de zogenaamde sink-functie, afneemt door het slinkende veenbosareaal;

verzoekt de regering, te bevorderen dat veenbossen onder de definities van het Kyotoprotocol vallen, waardoor bij investeringen in veenbossen CO2-credits kunnen worden verkregen;

verzoekt de regering, in de tussentijd een plan op te stellen, met name door de bewindslieden van VROM en voor Ontwikkelingssamenwerking, voor investeringen in veenbossen met als doel die duurzaam te behouden, onder gelijktijdige stimulering van de lokale economie en maatregelen ter bestrijding van illegale houtkap;

verzoekt de regering ten slotte, daarbij te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om financiële middelen ter beschikking te stellen om het plan te kunnen uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(30800 XI).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ten slotte ben ik nog steeds erg benieuwd naar de evaluatie van het groen beleggen, waarnaar ik in eerste termijn al gevraagd had. Ik hoop dat deze evaluatie nog aangeleverd kan worden.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van mijn vragen. Er is jammer genoeg een enkele vraag voor de staatssecretaris blijven liggen. Zo heb ik gevraagd waarom hybride auto's wel gesubsidieerd worden, terwijl auto's met een dure aardgasinstallatie fiscaal worden achtergesteld. Wil de staatssecretaris zich er met de minister van Financiën voor inzetten om deze achterstelling te beëindigen?

Ook over de bpm-differentiatie heb ik een aantal vragen gesteld. Die zijn niet allemaal beantwoord. Desondanks zal ik hierover een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit jaar de bpm-differentiatie naar relatieve zuinigheid is ingevoerd en dat daarbij is aangesloten bij het bestaande Nederlandse stelsel van energielabels;

overwegende dat absolute zuinigheid een beter criterium is dan relatieve zuinigheid, zowel vanuit het perspectief van milieu, van de consument, als van de autobranche;

verzoekt de regering, de bpm-differentiatie zo spoedig mogelijk en in overleg met de branche vorm te geven op basis van absolute zuinigheid;

verzoekt de regering tevens, in dit CO2-label naast de reguliere brandstoffen (benzine en diesel) alternatieve brandstoffen (bijvoorbeeld aardgas en biobrandstoffen) mee te nemen;

verzoekt de regering ten slotte, zich op Europees niveau in te zetten voor een uniform energielabel, geldend voor alle brandstofsoorten op basis van de milieukenmerken absolute zuinigheid, de uitstoot van fijnstof en NOx,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Van Velzen, Van der Staaij, Duyvendak en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 61(30800 XI).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

U heeft nog één minuut.

De heer Van der Ham (D66):

Dat gaat dan waarschijnlijk ten koste van onze spreektijd voor andere begrotingen.

De voorzitter:

Dat klopt.

De heer Van der Ham (D66):

Over het bedrijventerrein Hoeksche Waard zijn moties ingediend. Wij wachten af wat daarmee gebeurt.

Ik ben een beetje geschokt door de inzet van de regering met betrekking tot palmolie. De Algemene Rekenkamer gaat daar onderzoek naar doen. Ik zou daarnaast graag zien dat er enige zelfreflectie plaatsvindt van de kant van de regering, ook gelet op het beleid van de laatste acht jaar op dit punt. Ik dien daar de volgende motie over in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer meerdere malen heeft opgeroepen tot het niet subsidiëren van niet duurzaam geproduceerde palmolie (28665, nr. 72, en 30205, nr. 21) en heeft opgeroepen tot verduurzaming van de bestaande regeling;

overwegende dat nu ook de staatssecretaris van VROM heeft aangegeven dat een deel van de MEP-subsidie niet duurzaam lijkt te zijn besteed, te weten die voor de energieopwekking uit palmolie;Van der Ham

overwegende dat mogelijk 700 mln. niet goed besteed overheidsgeld betreft;

verzoekt de regering, op korte termijn een doorlichting te maken van het gevoerde beleid aangaande de MEP-regeling voor palmolie sinds 1998, en deze aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(30800 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik vind het bijzonder om de regering op te roepen tot zelfreflectie. Nog bijzonderder vind ik dat de heer Van der Ham het eigen onderzoek van de Kamer daarmee, door middel van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, wellicht tot een bot instrument maakt. Wij willen dat fundamenteel op een rijtje wordt gezet wat er allemaal goed en niet goed is gegaan rond de MEP. De heer Van der Ham heeft zelf aangegeven dat palmolie sinds 1998 expliciet in een wet is opgenomen als een van de instrumenten voor duurzame energie. Ik begrijp dan niet dat de heer Van der Ham, terwijl de Kamer een eigen onderzoek laat uitvoeren, de regering in een motie ook nog tot zelfreflectie oproept.

De heer Van der Ham (D66):

De heer De Krom en mevrouw Van Velzen hebben de motie meeondertekend. De Algemene Rekenkamer gaat berekenen waar het allemaal vandaan komt. De staatssecretaris en de minister hebben echter maar weinig gevolg gegeven aan aangenomen moties op dit punt. In die zin is wel degelijk enige zelfreflectie op zijn plaats. Ik zeg overigens niet dat er een heel uitgebreide notitie moet worden opgesteld, want dat doet de Rekenkamer. Ik stel mij voor dat de staatssecretaris van Milieu en de minister van Economische Zaken hierover een brief opstellen. De minister heeft in het debat aangegeven dat hij gaat overleggen over de vraag of hij dat wil. Deze motie roept de bewindslieden er slechts toe op de brief daadwerkelijk te schrijven en tevens de tijdbalk daarin mee te nemen. Ik ben benieuwd hoe zij op een en ander terugkijken. De staatssecretaris geeft zelf aan dat die 700 mln. waarschijnlijk niet goed is besteed. Ik vind dat daarover meer naar de Kamer moet komen dan alleen een opmerking in een krant of tijdens een radio-interview.

De heer Samsom (PvdA):

De Kamer doet meer dan alleen de Rekenkamer iets vragen. Wij hebben een duur onderzoeksbureau gevraagd de milieuwaarden van de MEP nog eens te bezien. Als de heer Van der Ham de motie in die zin wijzigt dat de Kamer in het dictum uitspreekt dat dit moet worden onderzocht, nemen wij dat graag mee. Ik zit namelijk mede namens de heer Van der Ham in de stuurgroep van dat onderzoek. Ik vind dat dit onderzoek alles moet bevatten wat maar enigszins met de MEP te maken heeft. Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat dit erbij hoort.

De heer Van der Ham (D66):

Ik zal dat overwegen, in overleg met de heer Samsom.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is mij niet duidelijk of datgene wat de heer Van der Ham in zijn motie vraagt, zich verhoudt tot de genoemde onderzoeken. Gaat dat elkaar niet in de wielen rijden? Wat is de reden dat de heer Van der Ham met zijn motie komt? Is het niet verstandiger de andere onderzoeken af te wachten en de regering in dat kader eerst om een reactie te vragen?

De heer Van der Ham (D66):

Het punt is dat de staatssecretaris uitspraken heeft gedaan waarover wij nu ook hebben gesproken, uitspraken waaruit blijkt dat waarschijnlijk een bedrag van 700 mln. niet goed is besteed. Dat vind ik nogal wat. Ik zou het dus niet bij een bespreking in dit debat willen laten. Ik zou het graag op papier zien, met een nadere motivering. Dit zou bijvoorbeeld ook bij het onderzoek van de Algemene Rekenkamer van pas kunnen komen, evenals bij het onderzoek dat de heer Samsom noemde. Wat ik vraag, hoeft ook helemaal niet uitputtend te zijn, want daar hebben wij nu juist de Algemene Rekenkamer voor.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het was mij niet bekend dat de Kamer inmiddels aan de Algemene Rekenkamer had gevraagd om dit te onderzoeken, dus ik zou graag mijn handtekening onder de motie schrappen, want er lijkt mij geen reden meer toe. Verder gaat het hierbij allemaal om het verleden, maar met het oog op de toekomst is het toch noodzakelijk dat de regering een keer helder beleid maakt met een goede afweging van luchtkwaliteit en klimaat, waarvan tot nu toe zeker geen sprake is geweest? Zou u uw motie niet in die zin kunnen aanpassen?

De heer Van der Ham (D66):

Wij kunnen over dit belangrijke onderwerp allerlei moties indienen, maar ik denk dat het onderzoek waarom ik vraag, wel degelijk een meerwaarde heeft, naast de onderzoeken die al worden gedaan, ook om in een brief van de staatssecretaris en de minister van Economische Zaken een nadere toelichting te verkrijgen op de uitspraken die de staatssecretaris in een paar zinnen heeft gedaan. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij dit zal overwegen, maar ik wil gewoon een toezegging. Als hij bereid is om een nadere toelichting toe te zeggen, kan ik de motie altijd nog intrekken.

Ik ben in interrupties al even ingegaan op het onderwerp kernenergie. Het lijkt mij niet goed om hier nu via een motie een beslissing over te nemen, want er komen nog heel wat debatten over. Wat ons betreft is een nieuwe kerncentrale in Nederland niet aan de orde, maar het is wel een – laatste – optie. Daarom heb ik zeker op dit moment geen behoefte aan de motie van de heer Duyvendak op dit punt.

Ten slotte dien ik nog twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vliegverkeer bijdraagt aan klimaatverandering en dat in het kader van "de vervuiler betaalt" gebruikers van vliegverkeer zouden moeten bijdragen aan het compenseren van de vervuiling, veroorzaakt door vliegverkeer;Van der Ham

overwegende dat binnen de Europese Unie in Frankrijk, Engeland, Denemarken en Malta en erbuiten in nog honderd landen een ticketheffing bestaat;

verzoekt de regering, een ticketheffing te ontwerpen en de opbrengsten daarvan aan onder andere duurzaam vliegverkeer te besteden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(30800 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor veel elektrische apparaten en auto's een verwijderingsbijdrage wordt betaald, die in een fonds wordt gestort en wordt aangewend om duurzame verwerking en recycling te financieren;

overwegende dat een deel van de producten waarvoor een verwijderingsbijdrage wordt betaald, geëxporteerd wordt naar ontwikkelingslanden zonder middelen en technologie om deze producten op een duurzame manier af te breken;

verzoekt de regering, een plan te ontwikkelen om de verwijderingsbijdrage voor naar ontwikkelingslanden geëxporteerde producten in een apart fonds te storten en dit fonds aan te wenden voor de financiering van duurzame milieuprojecten in de betreffende landen, en met pilotprojecten te onderzoeken of dit plan haalbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(30800 XI).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft er in dit debat over milieu de nadruk op gelegd dat de voortdurende druk op ons milieu al een poos volstrekt onhoudbaar is. Er zullen forse maatregelen genomen moeten worden om ervoor te zorgen dat de aarde niet al op heel korte termijn onleefbaar wordt. De veehouderij speelt hierbij een belangrijke rol en ze is volgens de Verenigde Naties een veel ernstiger vervuiler dan het verkeer en het transport. En aangezien Nederland de grootste veedichtheid van Europa heeft, is er alles voor te zeggen om in elk geval serieus te overwegen, milieuwinst te boeken door middel van inkrimping van onze enorme veestapel. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris hiertoe niet bereid is.

Wij hebben de staatssecretaris gevraagd om een antwoord over het ammoniakgat. De kans dat wij onze doelstellingen voor 2010 gaan halen, is volgens het RIVM 50%, wat al behoorlijk mager is. Nog steeds is onduidelijk of deze prognose is gebaseerd op metingen of berekeningen van de ammoniakemissie. Graag alsnog een antwoord hierop.

Ook onze vraag naar de compensatie van natuurschade is onbeantwoord gebleven. Het nagenoeg opheffen van de natuurbescherming in de Wet ammoniak en veehouderij (WAV) is destijds verdedigd met de aankondiging van de AMvB huisvesting. De WAV is al vier jaar van kracht, de AMvB huisvesting nog altijd niet. Dit betekent dat de schade aan de natuur flink kan toenemen. Waar blijven de compenserende maatregelen?

Mijn fractie heeft gevraagd op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het principe "de vervuiler betaalt", in relatie tot de veehouderij. Ook daarop graag alsnog een concreet antwoord. Op de luchtwassers heeft de staatssecretaris schriftelijk gereageerd, maar ook hierover blijft enige onduidelijkheid bestaan. Mag ik concluderen dat de staatssecretaris bevestigt dat de rundveesector geen luchtwassers toepast, en dat daarmee 60% van de ammoniakemissies buiten het bereik van deze techniek blijft? In hoeverre worden de wassers toegepast in de pluimveesector? Moeten wij hier vaststellen dat voor 25 mln. aan belastinggeld wordt gespendeerd aan een systeem dat naar schatting hooguit 10% van de emissies kan reduceren? Iets meer duidelijkheid in tweede termijn graag.

In de schriftelijke beantwoording is de staatssecretaris eveneens ingegaan op de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze stelt dat de aangewezen natuurgebieden in stand moeten blijven. Wij lopen al een aantal jaren achter op onze verplichtingen, en nu zegt de staatssecretaris dat wij tot 2015 moeten wachten. Dat vinden wij veel te lang. Verder wordt niet ingegaan op onze vraag of de inconsequentie ten aanzien van de Wet milieubeheer kan worden opgelost. Er kunnen straffeloos milieuvergunningen worden afgegeven die strijdig zijn met de Natuurbeschermingswet. Wordt daarmee gezegd dat natuur niet tot het milieu gerekend mag worden? Het is toch volstrekt logisch dat de Wet milieubeheer niet strijdig mag zijn met bijvoorbeeld de Wet bodembescherming en de Kernenergiewet? Wij vinden dat hetzelfde zou moeten gelden voor de Natuurbeschermingswet.

Wij dienen de volgende drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel natuur, bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij, als natuur bedoeld in de Natuurbeschermingswet bescherming tegen ammoniakemissies geniet, welke worden veroorzaakt door de veehouderij;

constaterende dat milieuvergunningen niet mogen worden verleend welke strijdig zijn met de WAV, maar wel milieuvergunningen mogen worden verleend welke strijdig zijn met de Natuurbeschermingswet;Ouwehand

overwegende dat dit onnodige onduidelijkheid geeft over de geldende natuurbeschermingsregels;

verzoekt de regering, de mogelijkheid en wenselijkheid te onderzoeken om aan te verlenen milieuvergunningen de eis te stellen dat deze niet strijdig mogen zijn met de Natuurbeschermingswet, bijvoorbeeld door de Natuurbeschermingswet te vermelden in artikel 8.9 van de Wet milieubeheer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Van Velzen en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(30800 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds kort de staatssecretaris van VROM tot het inzicht is gekomen dat palmolie vanuit het perspectief van duurzaamheid een minder wenselijke biomassabrandstof moet worden genoemd ten behoeve van energieopwekking;

constaterende dat de commissie-Cramer in het rapport Criteria voor duurzame biomassaproductie criteria heeft opgesteld voor meer en minder wenselijke biomassaverbranding;

overwegende dat buiten palmolie bij andere soorten biomassa kennelijk eveneens de vraag gesteld moet worden, of deze verenigbaar zijn met onder meer de eisen van duurzaamheid;

overwegende dat het verbranden van mest volgens de Ladder van Lansink als een minder wenselijke methode van afvalverwerking moet worden beschouwd;

overwegende dat ernstige twijfels bestaan over de verenigbaarheid van mestverbranden met de eisen van duurzaamheid;

verzoekt de regering, een notitie te overleggen waarin de verenigbaarheid van de principes van duurzaamheid en grootschalig mestverbranden uiteen worden gezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Samsom, Van Velzen en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66(30800 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat twee recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, waaronder die van 11 oktober 2006 (200602168/1), uitwijzen dat de Wet ammoniak en veehouderij geen deugdelijke bescherming biedt aan verzuringsgevoelige gebieden op minder dan 250 meter van veehouderijbedrijven;

constaterende dat hierdoor in strijd met de bedoeling van de wetgever schadelijke ammoniakemissies kunnen toenemen;

overwegende dat dit gat niet wordt verholpen door de voltooide wetswijziging van 1 februari 2006, aangezien artikel 6 in de genoemde uitspraak bepalend is;

overwegende dat snel handelen is geboden om deze omissie te verhelpen;

verzoekt de regering, op de kortst mogelijke termijn tot reparatiewetgeving te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67(30800 XI).

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. De bewindslieden hebben aangegeven direct te kunnen beginnen met de beantwoording. Ik verzoek de leden, gelet op de nog te behandelen onderwerpen en met het oog op de tijd, niet te interrumperen tijdens de tweede termijn van de bewindslieden. Tevens verzoek ik de bewindslieden om zo beknopt mogelijk te antwoorden.

Minister Winsemius:

Mevrouw de voorzitter. Ik zal kort ingaan op de ingediende moties.

De motie op stuk nr. 40 van de heer Duyvendak over de Hoeksche Waard is in strijd met het kabinetsbeleid. Ik moet derhalve aanvaarding van deze motie ontraden. Indien de Kamer hierover anders oordeelt, heb ik nader overleg nodig met de staatssecretaris van Economische Zaken.

De heer Madlener heeft een motie ingediend op stuk nr. 43 over wooncorporaties en uitgeprocedeerde asielzoekers. De corporaties dienen zich uiteraard aan de wet te houden. Huisvesten via een huurcontract is echter een private aangelegenheid. Als er een huisvestingsvergunning of een huurtoeslag nodig is, wordt wel de status gecheckt. Tegen die achtergrond moet ik aanvaarding van die motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 44 van de heer Madlener over de ingewikkelde regels voor het verbouwen van woningen. Daarin verzoekt hij om een versoepeling van de regels en om het schrappen van het welstandstoezicht. De heer Van Bochove gaf bij interruptie aan dat de gemeente zelf kan beslissen of welstandstoezicht wordt toegepast. Wij moeten niet treden in de bevoegdheden van de gemeenten. Tegen die achtergrond moet ik aanvaarding van die motie ontraden.

Met de inhoud van de motie op stuk nr. 45 van de heer Madlener over de verkoop van sociale huurwoningen aan zittende huurders en de positieve effecten ervan kan ik voor een groot deel instemmen. De regering wordt verzocht om de Kamer een voorstel te doen toekomen waarin een recht van koop aan de zittende huurders wordt verleend met betrekking tot corporatiewoningen. Dat is een inbreuk op het eigendomsrecht. Het is een zaak van de verhuurder. Wij willen het wel bevorderen. Wij willen dat graag in samenspraak met de gemeenten doen. In het kader van de Woonvisie is er veel mogelijk op dit gebied. Het is duidelijk dat dit wel in lijn is met de denkwijze van het kabinet. Toch moet ik tegen deze achtergrond aanvaarding van de motie ontraden.

Over de motie op stuk nr. 47 van de heer Depla over het huisvesten van tijdelijke werknemers uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie laat ik het oordeel graag aan de Kamer. Wij kunnen dit punt meenemen in de voorbereiding van het corporatiebod. Wij zullen bespreken wat er mogelijk is en de wijzigingen van de Huisvestingswet daarbij meenemen. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van wat er op lokaal niveau gebeurt op dit terrein.

Ook wat de motie op stuk nr. 48 betreft over BLS-subsidies van de heer Depla laat ik het oordeel aan de Kamer. Het is redelijk waarschijnlijk dat de motie zal worden aangenomen. Ik verzoek de Kamer daarbij in te stemmen met het geven van een zekere voorrang aan het stedelijk gebied, waar de moeilijkste opdrachten zitten en waar de grootschalige experimenten moeten plaatsvinden. Ik neem aan dat dit past in de lijn van de heer Depla.

De heer Depla (PvdA):

Ik kan daarmee instemmen.

Minister Winsemius:

Wij zouden het dan kunnen beschouwen als een ondersteuning van het beleid. Dat is nog mooier! Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

Mevrouw de voorzitter. In eerste termijn heb ik een vraag van de heer Van Bochove niet beantwoord, namelijk over de stichting van de SNV. De start daarvan is 1 januari, dus heel snel.

De heer Van Bochove heeft samen met de heer Depla een motie ingediend over de klimaatverandering op stuk nr. 49. Ik ben blij met die motie, want ook ik vind het een onderwerp dat in dit huis serieus op de agenda moet staan. Wij beschouwen deze motie als ondersteuning van ons beleid en zullen het gevraagde buitengewoon graag doen.

De motie op stuk nr. 50 van de heer Van Bochove gaat over verkoop van corporatiewoningen aan investeerders, beleggers, tegen minder dan 90%. Ik verzoek deze motie aan te houden omdat ik op dit moment niet kan overzien of en, zo ja, welke problemen er zijn met het Wooninvesteringsfonds. Wij zullen dat uitzoeken. Uitgangspunt is dat verlaging van het percentage echt nodig moet zijn. Wij zullen het nagaan en met een schriftelijke reactie komen.

De heer Van Bochove (CDA):

Wij zullen de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Bochove stel ik voor, zijn motie (30800-XI, nr. 50) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Winsemius:

Dank u wel!

De heer Jansen heeft gevraagd of het aantal socialehuurwoningen in Utrecht en Amsterdam achterloopt. Het klinkt een beetje gek, maar daar hebben wij weinig zicht op. Beide gemeenten hebben een taakstelling van 30% sociale woningbouw. De realisatie weten wij op dit moment niet. Het zijn regionale streefcijfers, maar wij zullen proberen dat uit te zoeken.

De heer Jansen heeft een motie op stuk nr. 51 ingediend met het verzoek om binnen een maand een uitgewerkt voorstel aan de Kamer voor te leggen over de uitvoering van de huurtoeslagregeling door Financiën c.q. VROM. Ik zou graag zien dat ook deze motie werd aangehouden, want wij kunnen het op dit moment niet overzien. Wij zullen het met Financiën opnemen en in de januaribrief zal die informatie staan, zoals wij hebben toegezegd.

De heer Jansen (SP):

Wat ons betreft, wordt deze motie aangehouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Jansen stel ik voor, zijn motie (30800-XI, nr. 51) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Winsemius:

Dank!

Dan heb ik een motie van de heer Jansen met de vraag om een onderzoek te beginnen en om de Tweede Kamer daarbij te betrekken naar het vervolg van het dossier huurbeleid en fiscale regelingen in verband met het wonen en dergelijke. Dat is te veel gevraagd, want dat is echt een kwestie voor de formatie. Hij vraagt onder andere naar de hypotheekrente en dergelijke. Als ik daar iets over zeg, wordt het onderzoek al gekleurd voordat het begonnen is en dat kan toch zijn bedoeling niet zijn en mij lijkt het niet aangenaam. Tegen die achtergrond moet ik de aanneming van de motie dan ook ontraden.

Voorzitter. Ik kom dan helaas bij mevrouw Van Gent, die ik al eerder moest teleurstellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat kunt u nog goedmaken!

Minister Winsemius:

Ik zal u dit keer nog meer teleur moeten stellen, want u vraagt mij om het wetsvoorstel Modernisering huurbeleid 2007 in te trekken omdat het toch al een dood paard is. Ik heb geleerd dat je aan een dood paard nooit moet trekken, zelfs niet intrekken! Bovendien, is het nu wel zo dood? Ik wil er geen discussie over oproepen, maar als de Eerste Kamer om haar moverende wijsheid, en niet om mevrouw Van Gent te treiteren, besluit om het toch te behandelen, dan zou de uitkomst wel eens interessant kunnen zijn. De Eerste Kamer kan dat nog besluiten. Het is controversieel verklaard, het is een zaak voor de formatie, dus eigenlijk zou mevrouw Van Gent mij dit niet kunnen vragen.

Staatssecretaris Van Geel:

Mevrouw de voorzitter. Het is altijd lastig om uit te maken op basis van welk kader moties en amendementen moeten worden beoordeeld. Ik heb dat gedaan en zal dat nu weer doen in relatie tot bestaand beleid, in relatie tot de lijn die voortborduurt op bestaand beleid en hiernaast heb ik nog een envelop liggen waar ik – na daarover toch wel een opvatting te hebben gegeven – een aantal zaken in zal stoppen voor de informateur of partijen die deel uitmaken van het kabinet dat uiteindelijk gevormd zal worden.

Ik moet nog een omissie goedmaken. Ik zou nog ingaan op de amendementen die in eerste termijn zijn ingediend en gewijzigd. Dit geldt onder meer voor het gewijzigde amendement van de heer Van der Staaij (stuk nr. 39 ter vervanging van stuk nr. 30) dat nu concreet is gericht op milieuaspecten en niet langer een koppeling bevat naar volkshuisvesting en wonen.

Het gewijzigde amendement van de heer Samsom (stuk nr. 38 ter vervanging van stuk nr. 29) heeft een andere dekking gekregen. Ik stel vast dat het daarmee aan gewicht heeft gewonnen, want de dekking is correct. Ik heb al gezegd dat ik van mening ben dat wij eerst de uitkomst van de evaluatie van de regeling in februari 2007 moeten afwachten om vast te stellen of de regeling als zodanig nog relevant kan zijn en bijdraagt aan de doelstellingen die wij willen bereiken. Het geld blijft wel staan, maar ik moet de aanneming van dit amendement om formele redenen ontraden.

Het amendement op stuk nr. 37 van mevrouw Van Velzen heeft betrekking op een bijdrage aan Ivoorkust voor het opruimen van het gif in de havenstad Abidjan. Deze bijdrage wordt afgeboekt op de post externe veiligheid van het ministerie VROM. Hoewel het amendement van de heer Samsom op dezelfde begrotingspost betrekking heeft, moet ik vaststellen dat dit dekkingsmiddel niet adequaat is. Voor LPG-installaties wordt geput uit de BIRK-gelden en als die niet beschikbaar zijn uit de middelen voor ruimtelijke kwaliteit. Ik heb in de discussie in de afgelopen dagen al gezegd dat de Nederlandse regering in het kader van UNEP een bijdrage zal leveren aan de oplossing van de menselijke en milieuproblematiek van Ivoorkust. Ik hoop dat de Kamer mij de ruimte wil geven om in goed overleg met UNEP vast te stellen wat het meest adequaat zal zijn. Ik verzeker de Kamer dat een bedrag als zodanig ons er niet van zal weerhouden om een goede bijdrage te leveren. Op grond van deze argumenten vraag ik aan mevrouw Van Velzen of zij bereid is om haar amendement in te trekken.

De heer Van der Staaij schrijft in het amendement op stuk nr. 39 en in de toelichting daarbij, dat een aantal bezwaren dat vorig jaar nog relevant was in de discussie, namelijk dat de hoogte van de heffing zou leiden tot een soort vuurwerktoerisme naar het buitenland en tot een verschuiving van siervuurwerk naar knalvuurwerk, minder relevant is naarmate het bedrag lager is. Dit is waar, maar de heer Van Bochove heeft er terecht op gewezen dat naarmate het bedrag lager wordt, de perceptiekosten naar verhouding zo hoog worden dat het nog maar de vraag is waar je mee bezig bent. Om deze reden ontraad ik de aanneming van dit amendement.

Overigens verwijs ik naar een onderzoek dat het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf destijds heeft uitgevoerd op verzoek van minister Pronk. Op grond van een aantal bezwaren dat daaruit naar voren kwam, moet worden geconstateerd dat dit minder zinvol is. Een laatste argument om dit amendement af te wijzen is dat dit, als het op deze wijze wordt geformuleerd, een zaak is die via de begroting van het ministerie van Financiën moet worden geregeld.

De motie over kernenergie is geformuleerd als een uitspraak van de Kamer. Het beleid van dit kabinet is dat die optie niet moet worden uitgesloten. Daarom moet ik de aanneming van deze motie ontraden. De overige argumenten die onder andere door mevrouw Spies zijn genoemd, zijn in mijn ogen relevant.

De motie op stuk nr. 42 over biobrandstoffen geeft een goede balans tussen de continuïteit van beleid en de wens dat ook in de toekomst bij nieuwe formuleringen de duurzaamheidsaspecten een rol zullen spelen. Ik acht deze motie in deze vorm uit te voeren.

Ik heb in eerste termijn al gezegd waarom ik de argumenten die ten grondslag liggen aan de motie op stuk nr. 46 over de 80 km zone afwijs. Het milieubelang is niet gediend met het schrappen van die zones.

De motie op stuk nr. 54 over statiegeld en verpakkingen verdient een nadere toelichting naar aanleiding van de drie onderdelen die erin zijn neergelegd. In de motie wordt gesproken over de mogelijkheid van de invoering van statiegeld of een verwijderingsbijdrage. Deze mogelijkheid zou ingebracht moeten worden in de discussie over producentenverantwoordelijkheid. Dat onderdeel van de overweging is op zichzelf uitvoerbaar. Ik heb al vaker aangegeven dat ik een afspraak heb gemaakt met het bedrijfsleven over 55% inzameling kleine flesjes. Dat is een element. Ik heb verder eerder aangegeven dat de verwijderingsbijdrage in het bedrijfsleven in toenemende mate bespreekbaar is.

De motie stelt de verplichting voor om te komen tot één organisatie. Ik vind dat een probleem. Ik heb al aangegeven dat wij het niet moeten overdrijven. Er zijn twee grote organisaties die 90% dekken. Ik kan het ook niet wijzigen, want dat betekent wel degelijk een wijziging van de AMvB. Ik heb, zoals eerder aangegeven, de eventuele verandering van het besluit losgeknipt. In januari ga ik het bespreken met onder andere de VNG en het bedrijfsleven. Ik zal de Kamer berichten over wat dat heeft opgeleverd. Ook ik wil een efficiënte organisatie.

De fractie van de heer Samsom moet hiermee maar gaan oefenen, maar de Kamer moet ook rekening houden met de uitvoerbaarheid en voorspelbaarheid van beleid. De Kamer is medewetgever. Wij hebben samen deze AMvB gemaakt. Dat is beleid dat wij moeten uitvoeren. Wij kunnen dus niet even tussendoor, op het laatste moment de suggestie wekken dat het weer anders moet. Enige continuïteit in het beleid is wenselijk. Dat zijn mijn aarzelingen. De Kamer moet ze zelf maar wegen. De Kamer zal aanvoelen dat ik een aantal sympathieke elementen zie en mee wil buigen. In zijn totaliteit moet ik aanneming van de motie ontraden. Misschien dat de heer Samsom na deze nadere duiding en mijn toezegging kan beslissen om de motie in te trekken.

Mevrouw Spies en de heer Samsom hebben een motie ingediend over het klimaatbeleid voor de lange termijn. Deze motie is een mooie aanmoediging voor de nieuwe regering. Ik stop deze motie dan ook met alle plezier in de envelop waarover ik eerder sprak.

Mevrouw Spies en de heer De Krom hebben op stuk nr. 56 een motie ingediend over de bpm. Ik heb inderdaad wat weinig gezegd over de differentiatie van de bpm. In de motie wordt de regering gevraagd om de differentiatie uit te breiden naar aardgas, biobrandstof en waterstof. Met name vraagt de motie om een verdere differentiatie van de bpm en de motorrijtuigenbelasting. Dat lijkt mij op zichzelf prima. Het is ook in lijn met het bestaande beleid dat een toetsingskader is voor de beoordeling van de moties. Het zet een stap verder op de ingezette lijn. Ik heb tot mijn vreugde geconstateerd, hoewel dat misschien minder relevant is, dat de minister van Financiën bij de behandeling van zijn begroting over de vergroening van het verkeer een positieve grondhouding heeft ingenomen. Vandaar dat ik de motie zou kunnen overnemen.

Mevrouw Van Velzen en mevrouw Thieme hebben een motie ingediend over de minister van Milieu. Wij hebben al zo vaak gezegd dat dit moet dat ik de motie overbodig vind.

Mevrouw Van Velzen heeft een motie ingediend over de CO2-uitstoot. Dit verdient een korte toelichting, omdat het voorstel zeer vers is. De Milieuraad heeft ermee ingestemd. Er komt dus een emissiehandelssysteem voor de luchtvaart. Daarover wordt geen politieke discussie meer gevoerd. Ik had het eerder gewild dan 2012, maar helaas wordt het toch 2012. Dat is jammer, maar zo is de discussie in de Milieuraad nu eenmaal gelopen. De Commissie heeft nu een voorstel gedaan. Ik heb steeds aangegeven dat je een relatie moet leggen naar andere economische instrumenten. Je moet even bekijken wat kan.

Ik zie tot mijn vreugde dat in het voorstel van de Commissie ook een deel veilen zit. In de eerste periode, 2011-2012, wordt 90% cadeau gedaan en 10% geveild. Zes jaar later zijn die percentages 60 cadeau en 40 veilen. Daarmee is de motie eigenlijk overbodig. In het krachtenveld dat zich de komende tijd zal ontwikkelen rondom dit dossier, zullen wij elementen als de andere economische instrumenten moeten zien als een wijze en verstandige lijn. In goed overleg met de betrokkenen, ook met de luchtvaartsector, zullen wij hieruit moeten komen. Ik denk dus dat deze motie overbodig is.

De motie op stuk nr. 59 gaat over het invoeren van een kerosinetaks bij buitenlandse vluchten. Er zijn twee partners nodig om afspraken te maken, dus het hangt ook af van de andere partners. Ik vind het belangrijker dat wij ons de komende tijd op de ticketbelasting concentreren binnen het emissiehandelsysteem, dan dat wij aankoersen op kerosinebelasting in kleinere kring. Ik ontraad dan ook de aanneming van deze motie.

Ik sta sympathiek tegenover de motie op stuk nr. 60 over de palmolieteelt. Ik vind het buitengewoon belangrijk om de komende tijd op een goede manier met bebossing en ontbossing om te gaan in het kader van Kyoto. Wij kunnen dit niet realiseren op korte termijn. Zo kan een en ander pas na 2012 onder het CDM worden gebracht. Ik leg de motie zo uit dat de gedachten die erin staan, onderdeel uitmaken van de architectuur voor post-Kyoto. Ik beschouw de motie in dat licht als een ondersteuning van het beleid. De komende maanden gaan wij werken aan het ontwerpen van die post-Kyoto architectuur.

De motie-Huizinga-Heringa op stuk nr. 61 bevat drie componenten. Wat betreft de bpm-differentiatie en de alternatieve brandstoffen merk ik op dat ik daar nog niet aan toe ben. Of er sprake is van relatieve of absolute zuinigheid moet nog worden geëvalueerd. Ik wil weten wat het grootste milieueffect heeft en dat weet ik op dit moment niet. Ik kan niet instemmen met een motie waarin al sprake is van een imperatieve formulering inzake absolute zuinigheid, terwijl voor mij nog niet zeker is of het huidige systeem niet beter is. De Europese Commissie komt in 2007 met een evaluatie van de huidige regeling. Wij moeten proberen op Europees niveau tot uniformiteit te komen. Ik kan nu niet een motie overnemen waarin al een absolute uitspraak wordt gedaan over bijvoorbeeld absolute zuinigheid. Sommige elementen begrijp ik, andere zaken komen te vroeg en weer andere dingen belemmeren ons in het uniformeren van de labelling op Europees niveau.

Over de motie op stuk nr. 62 merk ik op dat ik de argumentatie van sommige leden van de Kamer erg overtuigend vond, namelijk dat er geen sprake moet zijn van drie sporen. Op grond van de discussie die wij de afgelopen jaren met elkaar hebben gevoerd, is het kabinet gekomen met voorstellen voor verduurzaming van de biomassa en de biobrandstoffen. Dit is gebeurd mede op verzoek van de Kamer, en er wordt hard aan gewerkt. Tijdens de discussie over de verplichting tot het toevoegen van biobrandstoffen hebben wij een Kamerbreed compliment gekregen voor de wijze waarop wij dit aanpakken. Ik vind het bijzonder om nu vast te stellen dat wij niet zouden hebben gewerkt conform de lijn die ook door de Kamer is uitgezet. Wat moet ik dan? Moet ik iets volhouden wat slecht is omdat het ooit zo is besloten? De Kamer mag van mij verwachten dat ik volstrekt open en transparant ben en zeg: dit deugt niet, het moet anders. Ik heb daarvoor geen onderzoeken nodig. Ik wil best een chronologisch verslag maken, maar het echte onderzoek heeft de Kamer zelf in elkaar gezet. Ik ontraad daarom de aanneming van de motie.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 63. Ik heb aangegeven dat ticketbelasting belangrijk is. Voor de partijen die nu betrokken zijn bij de informatie maakt de ticketbelasting onderdeel uit van de financiële dekking van het huishoudboekje van het Rijk. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over, maar ik neem aan dat een en ander in een nieuw regeerakkoord zijn beslag zal krijgen.

Wat wordt gevraagd in de motie op stuk nr. 64 van de leden Van der Ham en Samsom, wil ik best onderzoeken. Ik zie wat het probleem is met de verwijderingsbijdrage. Wij hebben daar al over gediscussieerd. Ik wil de haalbaarheid hiervan onderzoeken. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De motie van de leden Ouwehand en Duyvendak op stuk nr. 65 betreft bestuursrechtspraak en de reparatie van de Wet ammoniak en veehouderij. Wij hebben een uitvoerige discussie gevoerd over deze wet, die nu bij de Eerste Kamer ligt. Ik heb er geen behoefte aan om nu aan reparaties te gaan werken van deze wat moeizaam tot stand gekomen wet. Daarom wijs ik deze motie af.

De motie op stuk nr. 66 van mevrouw Ouwehand gaat over de commissie-Cramer en mestverbranding. Ik heb al toegezegd dat ik zal onderzoeken hoe de mestverbranding in de duurzaamheidsdiscussie een plek kan krijgen. Ik ontraad derhalve het aannemen van deze motie. Ik had dit immers al toegezegd.

De motie op stuk nr. 67 betreft een onderdeel van de toepassing van de Wet ammoniak en veehouderij. Ik ontraad het aannemen van deze motie. Wij hebben nu een ammoniakwetgeving gerealiseerd. Die moet haar beslag krijgen, ook waar het gaat om natuurgebieden, in de beheersplannen. Dat is het kader waarbinnen wij deze discussie verder moeten voeren. Ik ga een wetsvoorstel dat zojuist door deze Kamer is vastgesteld niet openbreken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De motie op stuk nr. 57 betreft een verzoek aan de Kamer om zich uit te spreken om voortaan een minister voor milieu te hebben. Ik vind het erg pijnlijk dat juist deze staatssecretaris, die daar zo blij mee is, het aannemen van deze motie ontraadt. Ik vraag hem om zich iets positiever uit te laten over deze motie, die boven zijn bed zou moeten hangen.

De heer Samsom (PvdA):

Wellicht moet ik mijn motie over zwerfafval herformuleren. Kan de staatssecretaris mijn motie niet beschouwen als een aanmoediging in het komende overleg met de VNG? Ik heb tenminste begrepen dat hij het besluit gaat veranderen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat het verbranden van mest zal worden meegenomen in de criteria voor biobrandstoffen. Daarom wil ik de motie op stuk nr. 66 intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van der Ham/De Krom (30800-XI, nr. 62) en de motie-Ouwehand c.s. (30800-XI, nr. 66) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

In de eerste termijn heeft de minister toegezegd om terug te komen op de toezegging van minister Dekker over een onderzoek naar de overdrachtsbelasting. Ik zou daar graag nog een antwoord op krijgen.

Minister Winsemius:

De resultaten van het onderzoek inzake overdrachtsbelasting zijn begin 2007 beschikbaar. De schriftelijke beantwoording van vragen over onrechtmatige bewoning zal ook begin 2007 aan de Kamer worden gezonden.

Staatssecretaris Van Geel:

Mijn standpunt over het benoemen van een minister voor milieu is bekend. Ik had ook kunnen zeggen dat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 57 aan de Kamer laat. Dit onderwerp hoort echter volgens mij echt thuis bij de formateur en de fracties die een regering gaan vormen. Mijn persoonlijke wens, die ik hier en buiten deze Kamer heb uitgedragen, doet daar niets aan af. Om deze reden richt ik mij vooral op de formatie en degenen die daarbij zijn betrokken. Dat geldt met betrekking tot andere moties die over de toekomst gaan.

Omdat ik graag tot overeenstemming wil komen, heb ik altijd de neiging om moties zo ver op te rekken dat wij denken dat wij het eens zijn, maar er zijn grenzen. Het is een stap te ver als de heer Samsom verwoordt dat het feit dat ik ten aanzien van de producentenverantwoordelijkheid bereid ben met de VNG te praten over hoe het anders beter kan, betekent dat ik het besluit ga bijstellen. Die interpretatie kan ik niet aan de motie geven. Ik heb gezegd dat wij ten aanzien van de andere onderdelen meebewegen. Maar zoals deze motie nu is geformuleerd, gaat het net iets te ver om een positief oordeel erover te kunnen geven.

Ik dank mevrouw Ouwehand voor het intrekken van haar motie op stuk nr. 66.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond te stemmen over de moties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wij hebben afgesproken, pas te stemmen over de amendementen wanneer alle begrotingen zijn behandeld.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven