Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2007 (30800 IV).

De voorzitter:

Ik richt een speciaal woord van welkom tot de gasten in onze voorzittersloge, de heer Comenencia, de heer Wawoe en de heer Warnink. Fijn dat u er bent!

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Daar staan wij weer! Andere ruimte, een ietwat andere samenstelling en een andere agenda! Laten wij toch even beginnen waar wij de vorige week zijn gestopt. Er valt nog veel te bespreken over de staatkundige verhoudingen.

Vorige week heeft de fractie van de Partij van de Arbeid minister Nicolaï gecomplimenteerd met de voortvarende onderhandelingen. Mij moet echter wel van het hart dat ik het gevoel heb dat die voortvarendheid een keerzijde heeft. De minister confronteert de Kamer met voldongen feiten en lijkt soms te vergeten dat de Kamer nog alle vrijheid heeft om straks de wettelijke vertaling en de uitwerking van de afspraken te verwerpen. Ik heb er het volste vertrouwen in dat wij er uit komen. Vorige week heeft de PvdA-fractie haar steun voor de hoofdlijnen en de balans van het akkoord nadrukkelijk uitgesproken.

Wij blijven wel onze vraagtekens zetten bij de wenselijkheid om Sint Maarten als half eiland de status van land binnen het Koninkrijk te geven. Wij willen weten of de optie waarvoor gekozen is door de K3 ook besproken is met Sint Maarten. Ik was niet tevreden over het antwoord vorige week. Ook wil ik weten hoe het gaat met de samenwerking met Saint Martin. Zoals de situatie nu is en zolang niet duidelijk is of alle opties met Sint Maarten zijn doorgenomen, blijft de Partij van de Arbeid haar ernstige twijfels houden over de werkbaarheid van het akkoord.

Wij willen van dit debat geen herhaling van het voorgaande AO maken. Wij hebben enkele nieuwe vragen, om te beginnen over de status van de eilanden in de EU, de zogenaamde UPG- of LGO-status. De Nederlandse regering heeft in de brief van 15 december jongstleden aangegeven af te willen wachten wat het resultaat is van de analyse van de status van het eiland Mayotte. Behalve dat ik dit opvallend afwachtend vind van de minister, vraag ik mij praktisch af wie de analyse maakt, aangezien het verzoek van Mayotte om een impact-studie is afgewezen.

De aandacht richt zich nu vooral op de drie kleinere eilanden, terwijl volgens mij ook Sint Maarten, Aruba en Curaçao onderzocht moeten worden. Hoe staat de minister hierin?

Ik vraag mij in dit kader nog iets af. Moeten wij straks alle eurobiljetten uit de handel nemen? De K3-eilanden staan heel klein op de biljetten, in het hoekje bij het kaartje van Europa, naast Frans Guyana en Guadeloupe. Moeten nu Sint Eustatius, Saba en Bonaire er bij getekend worden? Ik stel deze luchtige vraag omdat ik een serieus beeld wil krijgen van de status die de eilanden gaan krijgen.

Een ander punt is het DELTAplan Onderwijs van de Antilliaanse regering. Gisteren hebben de Antillen een brief gestuurd, mede ondertekend door burgemeester Opstelten. Zij omarmen de plannen van minister Leeflang en vragen onze minister, dat ook te doen. Is minister Nicolaï hiertoe bereid? Kan hij zo spoedig mogelijk concreet reageren op dit verzoek, door suggesties en voorstellen te doen hoe Nederland kan inhaken op dit plan? Ik zal hierover zo nodig een motie indienen.

Verder maken wij ons zorgen over het gebrek aan voortgang bij de bestrijding van illegale arbeid, ondanks een eerder ingediende motie. Kan de minister hierop reageren?

Ik wil de minister wijzen op twee elementen van het plan-Leerdam, om te beginnen de opvang op de Antillen van Nederlandse verslaafden met een Antilliaanse achtergrond. Ik heb al eerder gevraagd om daadkracht vanuit Nederland. Hoe staat het daarmee?

Ook vraag ik mij af hoe het gaat met de wetgeving die veroordeelde Antillianen en Arubanen in de gelegenheid stelt om terug te keren naar huis na het uitzitten van hun straf in Nederland. Ik heb dit punt bij de vorige begrotingsbehandeling ook aangekaard. Als mensen niet in Nederland ingeschreven staan en zonder enig perspectief rondzwerven, moeten zij de mogelijkheid krijgen terug te keren. Minister Donner heeft dit erkend en in december 2003 een passende oplossing beloofd. Is die oplossing er al?

Ik overweeg een motie in te dienen die ertoe strekt dat Nederland via artikel 40 van het Statuut de Antillen kan steunen in hun aanpak van de jeugdproblematiek door jongeren die door naar Nederland te komen de sociale vormingsplicht ontduiken, terug te begeleiden naar de Antillen.

Ook ben ik zeer benieuwd hoe het gaat met de culturele schil rond de koninkrijkspelen; één van de punten van het plan-Leerdam. De minister kon deze vraag verwachten.

Ik dank de minister voor de informatie over de AMFO. Ik lees dat de bedrijfsprocessen worden uitbesteed en dat de benoeming van de leden van de raad van toezicht wordt voorbereid. Dat is prima, maar het duurt allemaal wel ontzettend lang! Gelooft de minister nog echt in een goede afloop en een snelle oplossing? Evenals bij het debat over de staatkundige verhoudingen geldt ook hier dat structuren één ding zijn maar dat het welzijn van de mensen altijd voorop moet blijven staan!

Mevrouw Sterk (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Vorig jaar bij de begrotingsbehandeling heeft mijn zeer gewaardeerde oud-collega Wim van Fessem gezegd: het gaat niet goed met de Nederlandse Antillen: de schuldenlast stijgt, dus ook de rentebetalingen; het onderwijs gaat achteruit, de werkloosheid stijgt en dus ook de armoede, de geweldscriminaliteit is in 2004 toegenomen, er is onvoldoende financiële discipline en de Nederlandse Antillen dreigen figuurlijk door het ijs te zakken. Wij moeten hoop blijven koesteren en vertrouwen blijven hebben. Waarom? Omdat wij allemaal graag willen dat het goed gaat met de Nederlandse Antillen, Nederland voorop!

Wie had durven dromen dat een jaar later goed nieuws te brengen was? Eindelijk zijn de bestuurders over hun eigen schaduw heen gestapt en hebben het belang van de bevolking vooropgesteld. Dat heeft geleid tot de historische akkoorden die onlangs zijn gesloten over de staatkundige vernieuwingen. Deugdelijk bestuur, goed onderwijs, goede sociale voorzieningen, goede overheidsfinanciën en een goede rechtshandhaving zijn nu een stuk dichterbij. Dat is winst voor alle partijen maar vooral voor de bevolking van wat nu nog de Nederlandse Antillen heet.

Het komende jaar moet veel duidelijk worden over de concrete uitwerking van deze akkoorden. Zoals ik al zei tijdens het algemeen overleg: er zullen nog de nodige hobbels komen. Belangrijk is in ieder geval dat Kamerbreed de opvatting wordt gedragen dat het proces onomkeerbaar is en dat de eisen van de Eilandsraad met betrekking tot Curaçao onacceptabel zijn. Om met de adviseur van de kleine Antilliaanse landen de heer Hans Hillen te spreken: dit is geen dictaat van Nederland dat per brief in Willemstad is afgeleverd, het is een proces van onderhandeling. De CDA-fractie meent dat het maximale gedaan is. Verder gaat zij niet. Dit is de bottomline. Bovendien blijkt de bevolking van Curaçao een totaal andere mening te hebben dan de Eilandsraad. Het wordt hoog tijd dat die mening voorop wordt gesteld door de politici op Curaçao.

Als Kamerlid heb ik de hele dag teletekst aan. Zojuist las ik daarop dat er inmiddels provincies op jacht zijn op de K3-eilanden en dat Noord-Holland zich Bonaire, Sint Eustatius en Saba wil toe-eigenen. Ik hoor graag een reactie van de minister. Leeft diezelfde wens ook bij de K3-eilanden?

De CDA-fractie vindt het van het grootste belang dat de deugdelijkheid van bestuur en goede overheidsfinanciën geborgd zijn. In Nederland hebben wij bijvoorbeeld baat bij de Algemene Rekenkamer wat het toezicht op het financieel beheer betreft. De CDA-fractie hoort graag hoe de minister aankijkt tegen de mogelijkheid om de Hoge Colleges van Staat, natuurlijk met uitzondering van het parlement, hun diensten te laten verlenen aan Sint Maarten en eventueel Curaçao. Wij zijn van mening dat zij een goede bijdrage kunnen leveren aan het financieel beheer en aan andere taken die de Hoge Colleges hier hebben.

Vorige week hebben wij het DELTAplan Onderwijs gekregen. Doel van dit plan is om alle activiteiten gericht op jongeren te bundelen. De CDA-fractie vindt het een buitengewoon belangrijk initiatief. Het verdient immers de voorkeur Antilliaanse jongeren perspectief te bieden op de Nederlandse Antillen zelf. Onderwijs bevat de sleutel tot een betere positie en is met werk het beste antwoord op armoede. Dit plan zal dan ook van betekenis zijn voor Nederland en in het bijzonder voor de Nederlandse Antillengemeenten. In 2011 zal dit moeten leiden tot een samenhangende aanpak, maar 2011 is wel erg ver weg. Sommige jongeren zullen absoluut niet meer in aanmerking komen voor deze aanpak. Wellicht is er weer een ander kabinet op de landen; wij weten hoe snel het daar kan wisselen. Wat de CDA-fractie betreft, is het nodig dat er een versnelling plaatsvindt. Wat gebeurt er tussentijds tot 2011? Welke rol is eventueel weggelegd voor Nederlandse gemeenten? Ik noemde net de Antillengemeenten. Op welke termijn zal de commissie worden ingesteld die de regie van de uitvoering ter hand zal nemen? Wat betekent het afhaken van Curaçao in het traject naar staatkundige vernieuwingen voor de uitwerking van het DELTAplan? Juist op Curaçao zijn de problemen het grootst en is ook de bevolking het grootst. Daar vindt de sociale vormingsplicht plaats. Het feit dat zij nu niet meedoen met het programma zou consequenties kunnen hebben voor het DELTAplan, dat uiteindelijk geïncorporeerd zal moeten worden in de staatkundige vernieuwingen. Dit baart ons zorgen. Wij horen graag hoe de minister hiertegen aankijkt en welke mogelijkheden er nog zijn. Ook vragen wij ons af in welke zin er financiële steun wordt gegeven bij dit DELTAplan.

Wij hebben al vele malen gesproken over de onvoldoende functionerende voogdijregeling. Die regeling is van belang om te voorkomen dat minderjarige Antilliaanse jongeren hier in Nederland tussen wal en schip raken. Wij horen graag de laatste stand van zaken op dit punt.

Tijdens het algemeen overleg heeft de CDA-fractie de wens uitgesproken dat er ondersteuning komt bij de bestuurlijke transformatie, met name op de kleine eilanden. Wij hebben toen vragen gesteld over de gemeentesecretaris op Saba. De minister had mij toegezegd dat hij in eerste termijn hierop zou terugkomen, dus ik hoor graag zijn antwoord.

Armoede is een hardnekkig probleem op de eilanden. Bij de vorige begroting kondigde de toenmalige minister aan dat de poverty reduction strategy in 2007 klaar zou zijn. Dat betekent dat die pas klaar is nadat de sociaal-economische initiatieven klaar zijn. Is er nog ruimte om ook de conclusies van deze analyse daarbij te betrekken?

Tot slot is er nog de focus op Aruba. De schuldpositie van Aruba baart ons nog steeds zorgen. Die is, zoals ook uit het onderzoek blijkt, wel iets beter dan op de Nederlandse Antillen, maar wij weten hoe kwetsbaar de situatie op Aruba is. Fidel Castro is op dit moment ziek en wij weten niet wat er in de toekomst met Cuba gebeurt. Met het toerisme gaat het op dit moment goed op Aruba, maar het is in zekere zin een kaartenhuis. Als er op Cuba iets verschuift, kan dat consequenties hebben voor Aruba. Met de Nederlandse Antillen is een stevig traject ingestoken wat de schuldsanering betreft, maar wat is er nu precies met Aruba afgesproken? Uit de brief van 7 december jongstleden blijkt dat er een vervolg op het onderzoek is ingesteld en dat daarbij sprake is van een zekere medewerking van het ministerie van Justitie. Kan de minister er iets explicieter op ingaan? Welke afspraken zijn er gemaakt? Kunnen wij volgend jaar bij de begroting stellen dat de schuldpositie van Aruba sterk is verbeterd? Dat zou voor iedereen goed zijn.

Ik kom tot mijn conclusie. Er staat het Koninkrijk een spannend jaar te wachten waarin veel aspecten van de uitwerking van de staatkundige vernieuwingen concreet vorm moeten krijgen. Dat is een belofte voor de toekomst. Wat de CDA-fractie betreft, zijn de bestuursakkoorden onomkeerbaar en ononderhandelbaar. Wij wensen de minister veel succes en wijsheid.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. 2007 wordt hoe dan ook een cruciaal jaar voor de toekomst van het Koninkrijk der Nederlanden. Zal het lukken om de koninkrijksrelaties per juli effectief te veranderen en te verbeteren of wordt het een crisis? Op de eilanden van de Nederlandse Antillen zijn stormachtige ontwikkelingen aan de gang; wij hadden het daar recentelijk al over. Daar is het nu crisis. De Nederlandse regering is het afgelopen jaar bereid gebleken, de statutaire waarborgfunctie in te zetten om problemen het hoofd te bieden. Gezien de crisisverschijnselen van financiële en bestuurlijke aard, wordt de druk om de waarborgfunctie toe te passen, groter en veel omvattender.

De SP-fractie heeft in het verleden ook gepleit voor het gebruik van de waarborgfunctie en heeft daarbij vooral de nadruk gelegd op armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. De beleidsdoelstelling is dat per 1 juli 2007 het aantal gewelddadige roofovervallen met 50% moet zijn gedaald. Wat is op dit moment de stand van zaken op dat terrein? Wat is het tussentijdse oordeel? Is er de noodzaak om in te grijpen, bijvoorbeeld met minder of juist meer mensen? Wat zijn in het licht van de grote financiële moeilijkheden, maar ook in het licht van de staatkundige verhoudingen in de Nederlandse Antillen de vooruitzichten voor de realisering van het DELTAplan Onderwijs, dat vorige maand door de regering van de Nederlandse Antillen is gepubliceerd? Het welslagen van onder andere dit plan is van belang voor de middellange termijn, niet alleen voor de Antillen, maar ook voor ons hier in Nederland. Iedereen spreekt er vandaag over.

Ik kom op Aruba. In de begroting schrijft de minister dat het zorgwekkend is dat de overheid van Aruba er niet in geslaagd is om de begrotingstekorten te beteugelen. De laatste poging tot het invoeren van een belasting op bedrijfsomzetten, heeft alle sociale verhoudingen op scherp gezet. Vorige week heeft de koningin zelfs een brandbrief van een aantal maatschappelijke organisaties gekregen. Grijp in, riep de brief, er is brand op Aruba. Wat is de reactie van de Nederlandse regering op deze situatie? Ziet zij een rol voor zichzelf weggelegd? Is zij bereid om de regering van Aruba in overleg met de sociale partners aan een oplossing te laten werken waardoor de overheidsfinanciën worden gesaneerd en basisvoorzieningen voor de komende jaren worden gegarandeerd?

Vorige week heeft mijn fractie al gemeld, met spanning te wachten op de precieze begrenzing van het verschijnsel "openbaar lichaam". De SP-fractie wil een geval behandelen, namelijk de onduidelijke of onbekende positie van het oliebedrijf Valero op Sint Eustatius. Sint Eustatius komt bij Nederland, maar wat volledig buiten beschouwing blijft – tot nu toe ook in alle publicaties – is de bijdrage van het Amerikaanse bedrijf Valero dat een grootschalige olieterminal aan het eiland heeft. Totaal onduidelijk is welke voorwaarden aan Valero zijn gesteld. Wat betaalt het bedrijf voor de overslag van de olie aan de overheid? Is het een reële prijs of zit het bedrijf er voor een koopje? In het verleden hebben wij immers al eerder deals gezien. Komt het geld aan Sint Eustatius ten goede of vloeit het geheel of gedeeltelijk in een andere kas en, zo ja, welke dan? Is het juist dat het eilandbestuur graag een grotere bijdrage van Valero had ontvangen dan uiteindelijk het geval is en, zo ja, om welk bedrag gaat het dan? Dit zijn slechts enkele van de vragen die opkomen bij het beschouwen van de situatie. De SP-fractie wil graag het contract op tafel hebben. Is de minister bereid om, indien daar behoefte aan is, het eilandbestuur te adviseren bij een eventuele heronderhandeling over de voorwaarden waaronder het bedrijf op het eiland mag werken? De behoefte daaraan heeft het eilandbestuur namelijk al laten doorschemeren. Als blijkt dat aan het welzijn van de bevolking niet voldoende wordt bijgedragen door het bedrijf, onder welke voorwaarden accepteert Nederland dan de aanwezigheid van het bedrijf? Ik krijg graag de toezegging dat de Kamer zo spoedig mogelijk hierover wordt geïnformeerd, zodat ook dit soort grote bedrijven bijdraagt aan het welzijn van de bevolking en niet alleen een handige en goedkope locatie veiligstelt.

Ook het milieu hebben wij vorige week aan de orde gesteld. Aan de hand van een aantal vragen heb ik geprobeerd, zicht te krijgen op het toekomstige milieubeleid ten opzichte van de Antillen. Toen al heb ik het Kyoto-akkoord aangestipt. De regering zei toen terecht dat zij eerst ging onderzoeken wat deze afspraak precies voor de Antillen betekent. Het is echter wel van belang om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over dit soort kwesties. Ik vraag de regering dan ook, voor 1 februari volgend jaar een aparte notitie te schrijven of een apart hoofdstuk in de verdere plannen in te ruimen over de toepassing van Nederlandse en internationale wetgeving in de Nederlandse Antillen, zowel op de kleine drie als op de andere eilanden. Wij kunnen de minister de vragen doen toekomen, zodat wij ze nu niet allemaal behoeven te stellen. Als ik dan denk aan het bericht dat ons vanmiddag bereikte met betrekking tot de provincie Noord-Holland, dan vraag ik mij af of deze provincies wel weten wat zij precies aangaan. Wij als Kamer weten het niet. Zeker waar het gaat om het toezicht houden op wetgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving waar de provincie een belangrijke taak heeft, vraag ik mij af of men wel weet welke verplichtingen men aangaat.

Dan een aparte casus wat betreft de zorg. Nederland heeft geen socialezekerheidsverdrag met de Antillen gesloten. In de oude situatie van voor 1 januari 2006 waren mensen met een Nederlandse AOW, een Nederlands pensioen of een uitkering particulier verzekerd tegen acceptabele kosten. Na de invoering van het nieuwe zorgstelsel zijn deze mensen niet verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet en hebben de Nederlandse zorgverzekeraars de verzekering van hun Antilliaanse cliënten opgezegd. De mensen moeten nu zelf voor hun verzekering zorgen. De minister van VWS Hoogervorst heeft pogingen gedaan om een socialezekerheidsverdrag af te sluiten met de Antillen. Vooralsnog zijn die pogingen gestrand. Tijdens het laatste algemeen overleg over het zorgstelsel van 5 oktober jongstleden zei de minister het volgende daarover: "Met de Nederlandse Antillen heeft ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden waarin een mogelijke oplossingsrichting is gevonden. Vastgesteld is dat dit voor Aruba niet nodig is." Dat leidt tot de volgende vraag. Zijn er al vorderingen wat betreft het oplossen van de problemen met betrekking tot de zorgverzekering op de Antillen? Wij krijgen nog steeds berichten dat mensen met een AOW-tje van € 600 als gevolg van het nieuwe zorgstelsel een verzekering van € 434 moeten afsluiten. Dat kan echt niet. Er heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden met de Antillen over een socialezekerheidsverdrag. Wat heeft dat dan opgeleverd? Is er al zicht op een oplossing? Als de minister niet in staat is om dit nu hier vandaag te beantwoorden, dan doe ik ook hier het verzoek om voor 1 februari 2007 met een oplossing te komen voor deze problemen. Kan de minister dat toezeggen?

Kortom, het is nodig dat de Nederlandse regering een sterke beleidsinspanning doet om de actuele crisisverschijnselen te stoppen en op korte termijn met concrete beleidsmaatregelen te komen die aan de bevolking duidelijk maken dat krachtig bestuur tot perspectief leidt. Dat is niet alleen van belang voor de Antillen maar ook voor ons. Daarbij moeten grote bedrijven reële belasting betalen zodat zij bijdragen aan een effectief bestuur dat wordt geleid door betrouwbare en effectieve bestuurders. In 2007 zal en moet het ervan komen.

De heer Weekers (VVD):

Mevrouw de voorzitter. In de beleidsagenda voor de komende tijd staat de staatkundige vernieuwing van de Nederlandse Antillen centraal. De vorige week hebben wij daar uitvoerig bij stilgestaan en hebben wij minister Nicolaï geprezen voor het bereikte en historisch te noemen akkoord. Dat moet de basis vormen om de vicieuze cirkel van armoede, criminaliteit en slecht bestuur te doorbreken en de bevolking van de Antillen perspectief te bieden op een betere toekomst.

Maar met staatkundige vernieuwing alleen zijn wij er natuurlijk niet. Uiteraard moeten de rechtspleging en rechtshandhaving ordentelijk geregeld zijn, moet het huishoudboekje op orde worden gebracht en moet een zodanige structuur worden aangebracht dat het niet opnieuw uit de hand loopt. Financiële discipline is een kernwaarde voor goed en degelijk bestuur, maar vooral ook de uitvoering van publieke taken zoals onderwijs, milieuzorg en rechtshandhaving moeten op orde worden gebracht. Daar heeft mijn fractie nog de nodige zorgen over.

De vicevoorzitter van de Raad van State, de heer Tjeenk Willink, heeft in het afgelopen voorjaar tijdens de contactplanbijeenkomst behartigenswaardige woorden gewijd aan de verhoudingen binnen het Koninkrijk. Hij zei onder meer: "De regelingen van het Statuut worden vooral gezien als grenzen voor wederzijdse interventies, minder als mogelijkheden om gemeenschappelijke problemen ook gemeenschappelijk te lijf te gaan. En zo zijn in de loop van de jaren twee grondpatronen ontstaan. De steeds verdergaande integratie van Nederland in een gemeenschappelijke Europese rechtsorde en een eigenlijk stilstaande relatie van de Antillen en Aruba met Nederland in Koninkrijksverband. Termen als 'autonomie' en 'zelfredzaamheid' bepalen nog steeds de toon van de onderlinge discussie en dat wringt niet alleen, het draagt eraan bij dat problemen niet worden opgelost maar erger worden. Problemen van verwaarloosd onderwijs, schrijnende armoede, niet vanzelfsprekende rechtsbescherming en stijgende criminaliteit worden ondanks of dankzij de autonomie niet kleiner maar groter. Als het Koninkrijk in het geval van dit soort landenoverstijgende problemen voor de burgers onzichtbaar blijft, welk inhoudelijk bestaansrecht heeft het dan nog?" Tjeenk Willink heeft ook verwezen naar het publieke debat over de toekomst van het Koninkrijk. Dat werd georganiseerd door het Comité 2004 van prof. Pieter van Vollenhoven en prof. Jamie Saleh. Iedereen was het daar eens over de stelling dat handhaving van de status quo ook uit politiek oogpunt geen optie meer was. De landen moesten kiezen voor hechtere banden, of op termijn afscheid nemen. Met de slotverklaring van het bestuurlijk overleg is er gekozen: de K3 is ondubbelzinnig voor hechtere banden met Nederland in de vorm van bijzondere gemeenten. Ik heb begrepen dat Noord-Holland zich ook al als provincie heeft gemeld om zich daarover te ontfermen. Nu is het wachten natuurlijk nog op Limburg die zich meldt voor de status aparte.

Hoe moeten wij de keuze van Curaçao en Sint Maarten voor een status aparte duiden? Moeten wij die duiden als afscheid op termijn? Of moeten wij die keuze duiden als hechtere banden met Nederland, gelet op de gekozen structuur ten behoeve van rechtszekerheid, deugdelijkheid van bestuur en van financiën?

Ten aanzien van de landen met de status aparte uiten wij een aantal zorgen. In de eerste plaats doelen wij op de afwijzing van het akkoord door Curaçao. Ik hecht eraan om nogmaals te zeggen dat de VVD-fractie achter dat akkoord staat. Hetzelfde geldt voor de afspraken over de voorwaardelijke schuldsanering, mits alle afspraken onverkort en con amore worden nagekomen. Wij geven dit kabinet geen millimeter ruimte om de onderhandelingen op dat punt te heropenen en evenmin het volgende en het navolgende kabinet. De stelling is: take it or leave it. Ik vind dat aan Curaçao nog even de gelegenheid moet worden geboden om voor zichzelf alles op een rijtje te zetten, maar er komt een moment waarop wij zeggen dat het eiland de kans heeft gehad. Dan rest slechts de optie dat Nederland op basis van de waarborgfunctie ingrijpt, indien dat nodig is. Meer autonomie kan dan slechts worden bereikt door afscheid te nemen van het Koninkrijk. Ik zou dat betreuren, omdat ik bij de bevolking een andere voorkeur bespeur. Zij wil aanhaken bij het bereikte akkoord en samenwerken aan een betere toekomst. Ik verzoek de minister om beide scenario's uit te werken en met de andere eilanden voortvarend aan de slag te gaan om de afspraken in het akkoord te effectueren.

In de tweede plaats maken wij ons zorgen over de keuze van Sint Maarten voor de status aparte. Is die wel verstandig, gelet op de schaalgrootte, het aantal inwoners en de relatief grote grensoverschrijdende problemen? De heer Leerdam heeft zich dat vorige week ook al afgevraagd. Is het mogelijk om uit een bevolking van 33.000 mensen op verantwoorde wijze een politiekorps en een eigen parket te formeren? Zo ja, zijn die op termijn integer te houden? Kan ook de intentiecapaciteit zelfstandig op orde worden gebracht en gehouden? Ik kan nog meer van dergelijke vragen stellen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Wat wenst de heer Weekers daaraan te doen? Het is immers een keuze geweest van de betreffende bevolking. Die heeft betrekking op de autonomie van Sint Maarten. De bevolking van Sint Maarten heeft gestemd voor een status aparte. Het is mogelijk dat wij van mening zijn dat dit lastig of zelfs niet goed mogelijk is, maar de vraag is wat de heer Weekers van de minister verlangt.

De heer Weekers (VVD):

Ik vraag de minister om alle consequenties nog eens op een rijtje te zetten. Een aantal zaken moet nog worden uitgewerkt. Het is mogelijk om voor bepaalde door mij geschetste problemen een praktische oplossing te vinden in de vorm van functieroulatie of iets dergelijks. De minister zal zeker meer praktische oplossingen in petto hebben. Uiteraard is de keuze aan Sint Maarten. Ik hecht eraan om dat voorop te stellen. Als men eenmaal voor een status aparte heeft gekozen, is er echter geen weg meer terug. Het is dus heel belangrijk om die consequenties goed op een rijtje te zetten.

Mevrouw Sterk (CDA):

De heer Weekers heeft zojuist ten aanzien van Curaçao de woorden "take it or leave it" gebruikt. Hij doelde toen op het akkoord. In dat akkoord is ook de status aparte van Sint Maarten vergrendeld. Kijkt de heer Weekers daar anders tegenaan?

De heer Weekers (VVD):

Er zijn twee smaken: een bijzondere gemeente of een status aparte conform de uitwerking in het slotakkoord. Die keuze is inmiddels gemaakt. Mijn fractie heeft er echter geen bezwaar tegen als binnen het palet van die twee keuzes Sint Maarten een andere keuze maakt. Ik ga er overigens van uit dat de huidige keuze gehandhaafd blijft.

Mevrouw Sterk (CDA):

De heer Weekers maakt het er niet duidelijker op. Hij zegt dat een andere keuze van Sint Maarten inhoudt dat er nog een ander akkoord kan komen. Ik hoor graag of de VVD-fractie haar handtekening onder het huidige akkoord zet, ook wat betreft de status van Sint Maarten.

De heer Weekers (VVD):

Wij hebben gezegd voor dit akkoord te gaan. Dat heb ik vorige week bij het AO ook al gezegd. Ik geef geen enkele onderhandelingsruimte aan Curaçao. Daarvoor geldt: take it or leave it. Binnen het palet van de twee keuzes: bijzondere gemeente of status aparte, is het goed als Sint Maarten de consequenties nog eens overziet. Ik roep daarbij ook de woorden van de heer Leerdam van vorige week in herinnering. Ik maak mij over de keuze van Sint Maarten de nodige zorgen. Uiteindelijk leg ik mij echter neer bij de keuze die Sint Maarten maakt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dergelijke discussie kunnen veel verwarring oproepen. De heer Weekers kent de brief van Sint Maarten van vorige week over het akkoord. Daarin geeft Sint Maarten duidelijk aan dat de deal is gesloten. De heer Weekers wil Sint Maarten meer keuzes voorleggen binnen het akkoord. Ik heb echter sterk de indruk dat Sint Maarten daar niet op zit te wachten. Wat is dan de portee van de opmerkingen van de heer Weekers? Hij zegt immers het akkoord te steunen.

De heer Weekers (VVD):

Dat heeft mevrouw Van Gent goed gehoord. Ik heb zorgen over de uitwerking van het akkoord. Als de status aparte is uitgewerkt en volledig is neergeslagen, is er immers geen weg meer terug. Ik bekijk de schaal en de praktische problemen daarbij. Daarom is het beter om de consequenties van deze keuze goed uit te schrijven. Daar is helemaal niets mis mee. Als Sint Maarten blijft bij de brief van vorige week, is dat overigens prima.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Weekers weet dat er binnen het Koninkrijk bij een status aparte afspraken kunnen worden gemaakt over de rechtshandhaving. Dat zou ik heel verstandig vinden.

De heer Weekers (VVD):

Die mogelijkheid is er. Nu wordt er echter een basiskeuze gemaakt. Vandaar mijn vraag om alle consequenties op een rijtje te zetten. Vervolgens kan bijvoorbeeld geconcludeerd worden dat het wenselijk is om problematische consequenties binnen het Koninkrijk of in samenwerking met andere Antilliaanse eilanden op te lossen. Ik heb al de suggestie gedaan van functieroulatie bij de politie. Dat kan ook toegepast worden bij de parketten. Ik noem ook de uitwisseling van detentiecapaciteit. Dergelijke uitwerkingsvragen komen echter volstrekt anders te liggen als gekozen wordt voor de positie van bijzondere gemeente.

Laat er geen enkel misverstand over bestaan dat de VVD-fractie zich achter het akkoord heeft geschaard. De keuze voor een status aparte of een bijzondere gemeente is uiteindelijk aan Sint Maarten.

De derde zorg is de divergentie die ontstaat tussen de status aparte van Aruba enerzijds en die van Curaçao en Sint Maarten anderzijds. Ik deel de opvatting van het kabinet dat de nieuwe constructie van de status aparte, zoals neergelegd in het slotakkoord, veel beter is dan de constructie die indertijd met Aruba is aangegaan. Dat is reden om met Aruba te spreken over modernisering van die status aparte en om te proberen tot synchronisatie te komen met de nieuwe constructie van de status aparte. Ik vraag de minister of hij daartoe pogingen wil ondernemen. In het kader van het dossier van de rechtsstaat zou het ook goed zijn als de procureur-generaal echt boven alle eilanden kon functioneren en volstrekt onafhankelijk was van de plaatselijke politieke situatie. Op dat punt hebben wij zorgen. Als de argumenten op tafel worden gelegd, dan zou Aruba daar gevoelig voor moeten zijn. Wat gebeurt er als wij tussentijds onverhoopt moeten stoppen met de overname van rentebetalingen omdat bijvoorbeeld afspraken niet worden nagekomen of het bestuur of het huishoudboekje niet op orde is? Wat gebeurt er als de schuld uiteindelijk niet wordt overgenomen? Is daar ook over nagedacht? Wie moet dan wie, en op welke wijze, uit het moeras trekken?

Uiteindelijk gaat het natuurlijk maar om één ding, namelijk om het oplossen van de problemen die de bevolking ervaart. Op de punten van het verwaarloosde onderwijs, de schrijnende armoede, de niet vanzelfsprekende rechtsbescherming en de stijgende criminaliteit moet daarom worden aangepakt. Kan de minister aangeven welke resultaten wij op deze terreinen in de komende jaren heel concreet mogen verwachten? De doelstellingen in de begroting komen niet verder dan stijging van het aantal gediplomeerden dat werk vindt of reductie van het aantal drop-outs. Kwalitatieve termen als "stijging" of "reductie" getuigen van onvoldoende ambitie. Bovendien zijn de begrotingsdoelstellingen daardoor onvoldoende taakstellend, controleerbaar en afrekenbaar. Ik vraag de minister om alsnog met concrete en meetbare doelstellingen te komen op terreinen van onderwijs, armoedebestrijding en veiligheid.

Mijn fractie wil dat het afgelopen is met de vrijblijvendheid. Hoe zit het in dit verband met de criminaliteitsontwikkeling? Wat zijn de cijfers? Wat zijn de resultaten van de meer intensieve samenwerking tussen de Antillen en Nederland en welke ontwikkeling kunnen wij verwachten? Hoe wordt concreet het grootste zorgpunt, de jeugd, aangepakt? Er wordt wel vaker gezegd: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Wie de jeugd verwaarloost, verwaarloost echter ook de toekomst en dat zou onverantwoord zijn. Het kabinet geeft in de begroting aan dat de opvang en aanpak van Antilliaanse jongeren op de Antillen en in Nederland twee kanten zijn van dezelfde medaille. Ik ben het daar van harte mee eens. Het bieden van toekomstperspectief met werk begint met goed onderwijs; daarin hebben drop-outs geen plaats.

Er is een start gemaakt met de pilot sociale vormingsplicht en deze wordt thans uitgebreid. Dat betekent echter niet dat het onderwijs op orde is. De taalproblematiek heeft het onderwijs decennia lang gegijzeld. Minister Leeflang heeft die taalstrijd beslecht en heeft het DELTAplan Onderwijs opgesteld. Uit de slotverklaring van het bestuurlijk overleg blijkt dat Nederland deze initiatieven ondersteunt. Mijn fractie vindt het belangrijk dat deze ondersteuning niet bestaat uit louter woorden. Met lippendienst investeren wij niet in de toekomst. De daad moet bij het woord worden gevoegd. De ondersteuning moet zijn weg vinden in een concrete en gezamenlijke aanpak. Dat is geen kwestie van geld maar van organisatie en bestrijding van bureaucratie, zowel daar als hier.

Binnen het Koninkrijk moet de vraag worden gesteld welke normen gelden voor een minimaal niveau van onderwijs. Daar ligt de basis voor een kansrijke toekomst. Ik vraag de minister om een drietal concrete toezeggingen. Ten eerste verzoek ik hem om het DELTAplan aan te wijzen als samenwerkingsbeleidskader; met het statuut kan veel meer gezamenlijk worden gedaan dan nu is geregeld, als wij dat tenminste willen. Tjeenk Willink stelde op dit punt de retorische vraag of wij een andere keuze hebben. Ten tweede verzoek ik de minister om zo spoedig mogelijk de technische bestuurscommissie in te stellen waar om wordt gevraagd, die in gezamenlijkheid zorg draagt voor de aansturing en de regie van de uitvoering van het DELTAplan. De uitvoering van beleid moet uit de sfeer van de politiek worden getrokken en aan professionals worden opgedragen. Ten derde verzoek ik de minister om in gezamenlijkheid dat DELTAplan financieel door te rekenen op de vraag wat nodig is om het onderwijs als één van de meest cruciale basisvoorzieningen van jongeren op de Antillen duurzaam te verankeren. Vervolgens kan bezien worden of dit mogelijk is door herschikking van middelen; als meer nodig is, dan moet dit punt onder de aandacht van de informateur worden gebracht.

De andere kant van de medaille moet ook worden geregeld. Daarbij gaat het om aanvullende maatregelen voor de kansarme Antilliaanse jongeren in Nederland. De heer Leerdam heeft in zijn eerste termijn gepleit voor meer samenwerking om jongeren die op de Antillen de sociale vormingsplicht ontduiken, terug te sturen zodat deze plicht serieus wordt genomen. Dat verzoek ondersteun ik krachtig. Zelf ga ik nog een stapje verder: wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel inzake de terugkeerregeling van de minister verwachten? Hij heeft daarover vorige week al iets gezegd. Verder roep ik mijn collega's op om ook deze kant van de medaille onder ogen te zien en mee te werken aan een oplossing. Door aandacht te geven aan beide kanten van de medaille, kunnen problemen worden opgelost, perspectief worden geboden en draagvlak worden gecreëerd voor investeren in het Koninkrijk.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De Nederlandse Antillen bestaan in principe niet meer: een historisch moment in de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden. Al vele jaren terug heeft Aruba afscheid genomen van de Nederlandse Antillen door als autonoom land binnen het Koninkrijk door te gaan. Recentelijk hebben Bonaire, Saba en Sint Eustatius ervoor gekozen om ook uit de Antillen te stappen en als Koninkrijkseiland te opteren voor een directe band met Nederland. In de komende maanden zal deze keuze verder worden uitgewerkt in een concreet stappenplan. Vanwege de uniformiteit pleit de PVV-fractie ervoor de status van een Koninkrijkseiland zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de status van een zelfstandige gemeente in Nederland.

Sint Maarten heeft gekozen voor een vergelijkbare status als Aruba en wenst derhalve een status aparte. Het was beter geweest als Sint Maarten, gelet op de kleinschaligheid, had gekozen voor een status als Koninkrijkseiland, zoals ook de heer Weekers betoogde. Het is echter niet anders. De heer Weekers heeft terecht gezegd dat, als toch wordt gekozen voor een status aparte voor Sint Maarten, deze zo veel mogelijk uniform moet zijn met de status van Aruba.

Alleen Curaçao weet nog niet precies wat het wil. Nadat eerder dit jaar het slotakkoord in concept werd getekend, is het nu zonder opgaaf van reden verworpen door de Eilandsraad van Curaçao. Daarmee heeft Curaçao zichzelf buitenspel gezet. Dat is niet alleen erg dom maar ook een gemiste kans. De ingeslagen weg wordt nu met de andere eilanden gecontinueerd. Wat zijn de consequenties van deze impasse voor de voortgang van het hervormingsproces? Het is onbegrijpelijk en onverantwoord dat Curaçao het slotakkoord heeft verworpen. Zoals bekend, staat het water Curaçao tot aan de lippen: hoge werkloosheid, torenhoge schulden die als een molensteen om de nek hangen, veel criminaliteit, problemen in het onderwijs en de zorg; zo kan ik nog wel even doorgaan. Als men de helpende hand had aanvaard, was er voor de bevolking van Curaçao perspectief geweest op verbetering. Zonder dit akkoord en de schuldsanering kan er geen betere positie voor de burgers van Curaçao worden gerealiseerd.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb vorige week een overleg gemist maar ik luister goed naar de woorden van de heer Van Dijck. Kan ik daaruit opmaken dat de lijn van de erfopvolger van de Groep Wilders, de Partij voor de Vrijheid, 180 graden is gedraaid? De heer Wilders gaf toch keer op keer aan dat de Antillen "met een grote schop het Koninkrijk uit" moesten? Nu hoor ik de heer Van Dijck zeggen dat het een gemiste kans is dat het akkoord niet door Curaçao is omarmd. Verder beschouwt hij de nauwere band die de K3 willen met Nederland, als een gegeven. Kan de heer Van Dijck een toelichting geven op de gemaakte draai?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik weet niet of u recentelijk ons verkiezingsprogramma hebt gelezen. De heer Wilders heeft ooit het idee geopperd om afscheid te nemen van de Antillen. Mede door mijn komst, is dat idee verder uitgewerkt en is daaraan meer vorm gegeven in het licht van de huidige ontwikkelingen. Bepaalde zaken die zich recentelijk hebben voorgedaan, kun je tenslotte niet meer terugdraaien. Je blijft niet bij een standpunt dat onrealistisch is geworden.

De heer Pechtold (D66):

U zegt dat er vorm is gegeven aan het standpunt van de heer Wilders, maar dat standpunt was "wegwezen". U zegt dat u zich neerlegt bij het gegeven dat dit akkoord is bereikt. Dat vind ik zeer opmerkelijk, want het is toch altijd de Partij voor de Vrijheid die blijft strijden voor een minderheidsstandpunt als zaken hier door een meerderheid anders worden geregeld. Heb ik het goed dat het standpunt met uw komst, als kenner van deze materie, is verrijkt en dat wij vanaf nu ook met uw partij constructief over de toekomst van het Koninkrijk kunnen praten?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als ik mijn betoog vervolg, kunt u die conclusie misschien later trekken.

De Partij voor de Vrijheid wil duidelijkheid van de minister over de consequenties van deze impasse voor de voortgang van het hervormingsproces. De Kamer heeft vorige week terecht in unanimiteit gezegd dat over de inhoud van het slotakkoord niet meer valt te onderhandelen met Curaçao. De PVV-fractie wil de eilandsraad dan ook met klem vragen om zijn beslissing, in naam van de bevolking van Curaçao, te heroverwegen. De PVV is van mening dat deze heroverweging geen open einde mag hebben, omdat deze impasse de voortgang van het proces van bestuurlijke vernieuwing ernstig frustreert. Daarnaast geldt dat hoe langer Curaçao wacht, des te precairder de financiële situatie van het eiland wordt. Met alle gevolgen van dien.

Daarom stellen wij voor om Curaçao tot de verkiezingen in april 2007 de tijd te gunnen om te komen tot herbezinning met betrekking tot de bestuurlijke status van het eiland. Uiterlijk een maand na de verkiezingen van Curaçao zal het slotakkoord moeten zijn getekend. Tekent Curaçao dit akkoord dan niet, dan kiest men er kennelijk voor geen onderdeel uit te willen maken van het hervormingsproces, maar kiest men bewust voor een plaats aan de zijlijn. Wij kunnen niet blijven wachten. Laat ik helder zijn. De PVV-fractie hoopt dat Curaçao er alsnog voor zal kiezen om het slotakkoord te onderschrijven. Mocht dit niet gebeuren binnen een maand na de verkiezingen van april 2007, dan is men zelf en niemand anders voor de volle honderd procent verantwoordelijk voor de situatie die dan ontstaat, inclusief een door ons voorgestane inzet om Curaçao niet langer deel te laten zijn van het Koninkrijk. Ik overweeg daartoe in tweede termijn een motie in te dienen.

Over de begroting heb ik nog enkele vragen waarop ik nu verder zal ingaan. In de begroting ziet mijn fractie weinig terug van de staatkundige vernieuwingen, terwijl deze toch grote kosten met zich meebrengen. Hierbij valt te denken aan de installatie en exploitatie van verschillende entiteiten, zoals het Gemeenschappelijke Hof van Justitie, de Beheerraad, de procureur-generaal, het parket in eerste aanleg, het RST en de overheidskredietbank. Dit zijn allemaal kosten die niet terugkomen in de begroting. Heeft de minister enig zicht op de manier waarop deze kosten worden verdeeld over de verschillende partners? Deze vraag mag hij overigens ook schriftelijk beantwoorden, omdat het een veelomvattende vraag is. Hetzelfde geldt voor de vele departementen die zijn betrokken bij het proces, namelijk de ministeries van Financiën, BZK, Justitie en Defensie. Ook daarvan zouden wij graag een overzicht krijgen van de begrote kosten en hoe deze aan de verschillende departementen zijn gealloceerd.

De werkgroep Algemene Financiële Positie is bezig met een onderzoek naar het financieel beheer en de schuldpositie van de Nederlandse Antillen. Kan de minister iets zeggen over de status van dit onderzoek en zijn er al uitkomsten bekend? Is onderzocht hoe de schuldquote van de Nederlandse Antillen tot stand heeft kunnen komen? Waarom is er niet eerder ingegrepen? Betreft dit ook een schuld aan Nederland of aan derden?

Aruba kent ook een nijpende schuldenproblematiek, bleek enkele weken geleden uit een reactie op een brandbrief van het bedrijfsleven van Aruba aan de Koningin. Hoe zal met de problemen op Aruba, een tekort van 800 mln., worden omgegaan? Kan de minister verklaren waarom de verplichtingen in 2006 ten aanzien van autonomiebevorderende maatregelen 2,5 keer zo hoog zijn als die in 2007? Is dit toe te schrijven aan het proces van bestuurlijke vernieuwing?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. De Antillen en Aruba hebben mijn hart gestolen, maar ik heb geleerd om mijn verstand te blijven gebruiken als het hierover gaat. Er is veel mogelijk op de eilanden, er is ook veel te doen en zij hebben veel potentie. Wij hebben het vaak over de problemen van de Antillen en Aruba en dat is ook belangrijk, maar ik zou het ook willen hebben over het perspectief.

Er moet met een open blik worden bekeken hoe dingen beter kunnen. Daar moeten wij de ogen niet voor sluiten. Dat indringende beroep moet zowel hier als overzee worden gedaan. Ik heb het overigens niet over zaken als de omstreden terugkeerregeling en de databank voor lastige Antillianen. Ik vraag mij trouwens af wat het kost om die op te zetten. Ik ben er zeker niet enthousiast over. Het verziekt de verhoudingen en het lost de problemen niet op. Het zijn schijnoplossingen en die weg moeten wij volgens mij niet ingaan.

De fractie van GroenLinks beschouwt de slotverklaring, waar wij vorige week al uitgebreid over hebben gediscussieerd, als een nieuwe start. De structuur moet goed geregeld zijn, maar het allerbelangrijkste is dat het goed gaat met de mensen op de Antillen en Aruba. Armoede, onderwijs, werk, huisvesting, duurzame ontwikkeling, gezondheidszorg en rechtshandhaving zijn allemaal zaken waar het uiteindelijk om moet gaan. Het zijn allemaal terreinen waarop nog steeds veel problemen bestaan.

De fractie van GroenLinks ondersteunt de slotverklaring. Ik heb vorige week ook gezegd dat wat Curaçao nu doet een potje blufpoker is met, in mijn ogen, een te hoge inzet. Er wordt straks geen geld meer in dat eiland gepompt. Het enige resultaat zal zijn dat Curaçao gaat verzuipen en dat de bevolking zwaar de dupe wordt van de bestuurlijke manoeuvres die er nu plaatsvinden. Ik vind het een zeer zware verantwoordelijkheid. Het is goed dat er nu eindelijk licht in de tunnel is wat betreft de schuldsanering van de Antillen, want dat is een molensteen om de nek geweest bij het aanvangen van de toekomst op een goede manier. Wij zitten niet te wachten op een faillissement van het akkoord of op een faillissement van Curaçao. Als het echter deze kant op blijft gaan, wordt de situatie daar zeer ernstig.

Het moet mij van het hart dat de slotverklaring erg sociaaleconomisch is gericht. Dat is wel te begrijpen, maar er zijn natuurlijk meer zaken te doen. De duurzaamheid en de duurzame ontwikkeling van de eilanden zijn ook van groot belang. De parels in de West, zoals zij wel eens worden genoemd, hebben er baat bij dat er een leefbare samenleving ontstaat waarin de waarden milieu, monumenten en het cultureel erfgoed ook een duidelijke plek krijgen. De olieraffinaderij van Shell op Curaçao levert ernstige milieuproblemen op waaraan de bevolking wordt blootgesteld. Er zou werkelijk eens een doorbraak moeten plaatsvinden op dit terrein.

De sociale en economische ontwikkeling en de ecologie komen wat mij betreft tegelijk aan bod met het oog op sociale rechtvaardigheid ten aanzien van de huidige en toekomstige generatie. Dat is een heel vrije vertaling van "Brundtland". Ik wil een dringend beroep doen op de minister om hier meer werk van te maken. Op de Nederlandse Antillen en Aruba is de rijkste biodiversiteit in het Koninkrijk te vinden: de tropische nevelwouden, de droge bossen, de semi-woestijnen, de mangrovebossen, de koraalriffen, het Bonaire National Marine Park. Ik zou er uren over kunnen uitweiden. Het is allemaal even prachtig. Maar als wij niet oppassen, gaat het allemaal de afgrond in. Dat moeten wij echt zien te voorkomen. Daarom zullen wij er in moeten investeren en meer aandacht voor moeten vragen.

Koningin Beatrix heeft onlangs de eilanden bezocht. Ook zij heeft haar grote bezorgdheid uitgesproken over de toenemende druk van het toerisme. Het toerisme is uitermate belangrijk, maar de toeristen komen er juist ook heen omdat de eilanden zo prachtig zijn en zoveel moois te bieden hebben qua natuur. Daardoor komt deze natuur onder druk te staan. De koningin heeft gezegd dat hierin meer moet worden geïnvesteerd en dat er beter naar moet worden gekeken. Het zouden GroenLinks-teksten kunnen zijn. Het Rijk steekt 1 mln. in natuurbehoud en natuurbescherming. De Postcode Loterij heeft 2 mln. ter beschikking gesteld. Er is echter nooit goed onderzoek gedaan naar de bedreigingen voor het natuurbehoud en het natuurbeheer en naar een goede invulling van het toekomstperspectief. Ik verzoek de minister om dat te gaan doen. Ik overweeg hiervoor in tweede termijn een motie in te dienen. Het zit mij echt hoog dat hieraan zo weinig gebeurt.

Ten aanzien van hulpfondsen, geldstromen en ontwikkelingsgelden naar de Antillen hanteer ik het uitgangspunt dat de mensen sterk gemaakt moeten worden. Daarin moeten de middelen worden geïnvesteerd in plaats van in consultants en onderzoeksinstellingen met dure rapporten en analyses. Op die manier maak je de consultants rijk maar worden de mensen niet sterker. Ik verzoek de minister een kritische analyse te maken van de geldstromen die naar de Antillen gaan om te bezien of het geld ook werkelijk wordt geïnvesteerd waar het zou moeten. De mensen op de Antillen en Aruba moeten sterker worden gemaakt, niet degenen die hun diensten aanbieden om mooie rapporten te schrijven. Naar mijn mening leidt dat laatste niet tot het doel dat wij nastreven. Ik laat het hierbij. Op andere momenten zullen wij nog alle gelegenheid krijgen om hierover uitgebreid door te praten.

De minister zal het met mij eens zijn dat de huisvesting extra aandacht behoeft. Vorig jaar heb ik daarvoor aandacht gevraagd. De minister stelt dat 0,3% van het vermogen van de corporaties mag worden ingezet voor buitenlandse garantstellingen. Van de 20 mld. in Nederland komt dat neer op 6 mln. In hoeverre wordt deze mogelijkheid concreet benut? Ik meen dat het absoluut beter kan. Ik maak mij zorgen over de huisvesting van veel mensen op de Antillen en Aruba. Daarvoor hebben wij een medeverantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Ortega-Martijn, die haar maidenspeech zal houden. Ik wens haar veel succes.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Niets dan lof voor deze minister die heeft verklaard in het kabinet te willen blijven omdat de situatie op de Nederlandse Antillen en Aruba hem zou nauw aan het hart ligt. Niets dan lof omdat een wisseling van ministers zo kort voor de vorming van een nieuw kabinet tot extra vertraging in de aanpak van de grote problemen zou hebben geleid. Ik zeg opzettelijk "extra", want het proces van staatkundige vernieuwing en de aanpak van verschillende deelproblemen op het gebied van deugdelijk bestuur, rechtshandhaving, armoedebestrijding, onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid loopt voortdurend vertraging op.

Bij de begrotingsbehandeling vorig jaar lagen twee richtinggevende moties ter tafel. Beide moties spraken zowel over de toekomstige staatkundige verhoudingen als over de aanpak van deelproblemen en schuldsanering. Mijn fractie was toen en is nog steeds van mening dat de eilanden eerst duidelijkheid moet worden geboden over de toekomstige staatkundige verhoudingen. Zo kan volstrekt helder en transparant naar de uitgangssituatie toe worden gewerkt. De deelproblemen kunnen stevig worden aangepakt. Dat standpunt werd niet door een meerderheid gedeeld. De uitvoering van de motie van onze collega Van Fessem, waarin vooral werd ingezet op de aanpak van de problemen en de schuldsanering, met een stevige rol daarin voor de Nederlandse regering, haalde een meerderheid. Mijn fractie moet echter constateren dat van de inzet, het formuleren van een eindperspectief voor de staatkundige verhoudingen tussen de eilanden en Nederland, nog te weinig terecht is gekomen.

De minister zegt het onomwonden. Voor hem is de discussie over de staatsvorm op dit moment nog ondergeschikt. Eerst moeten de deelproblemen worden aangepakt. De werkelijkheid blijkt vaak robuuster dan wij denken. Volgens mijn fractie is juist wat betreft de staatkundige verhoudingen een en ander verkeerd gelopen op Curaçao. Onder andere in de beleving van Curaçao betekent een autonome status plat gezegd het volledig verschoond zijn van elke verantwoordelijkheid ten opzichte van de andere eilanden.

De minister leek bij zijn aantreden een vliegende start te maken. De miniconferentie met de kleinere eilanden, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, verliep heel succesvol. Er werd overeenstemming bereikt over het perspectief van staatkundige vernieuwing en over de aanpak van de problematiek, een prachtig resultaat, dat mijn fractie toejuicht. Naar de mening van mijn fractie is er overigens wel sprake van veel open eindjes. Hopelijk zal bij de uitkristallisering van deze open eindjes in de toekomst het proces geen stagnatie oplopen door weerstand van de eilanden, door verschillen in perceptie. Mijn fractie vraagt zich daarom af of een paralleltraject, waarbij er ook aandacht is voor de staatkundige verhoudingen, niet effectiever zal zijn.

In het algemeen overleg van 13 december zei de minister dat pas als de zaken op orde zijn de stap naar zelfstandigheid en de status van land volgt. Hoe gaat de minister waarborgen dat bij de uitwerking van de verschillende afspraken in consensuswetgeving en duidelijke criteria en normen partijen niet zullen verzanden in uitzichtloze discussies over onderwerpen die met staatsrechtelijke verhoudingen te maken hebben? Mijn vraag over de waarborg vindt zijn beslag doordat in de beleving van Curaçao de slotverklaringen niet toe werken naar nieuwe staatkundige verhoudingen, maar naar geherstructureerde Nederlandse Antillen. Is er op alle eilanden, gelet op de hervormingen en toekomstige staatkundige structuren, wel voldoende besef dat het nog steeds gaat om één Koninkrijk? Hoe verklaart de minister anders dat de vastlegging van de onderlinge samenwerkingsrelaties in consensuswetgeving zoveel weerstand oproept? Waarom heeft Curaçao er moeite mee dat het moet gaan voorzien in politie-inzet en/of detentiecapaciteit voor de eilanden, die als openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet ingericht zullen worden? Is het terecht dat het zich afvraagt of dit een afgeschoven verantwoordelijkheid van Nederland is? Zal er in de toekomst nog steeds sprake zijn van steunen op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan?

Hoe moeten wij de positie van Aruba in dit geheel zien? Volgens de Aruba-deal is 2009 het laatste jaar waarin Nederland een bijdrage stort in het Fondo Desaroyo Aruba, het FDA, voor de uitvoering van projecten in het kader van de samenwerking? Is dit het moment om met Aruba nieuwe afspraken te maken, vergelijkbaar met die met de twee toekomstige landen, Sint Maarten en Curaçao? Wordt vanuit Nederland schuldsanering dan de inzet?

Mijn fractie blijft twijfelen aan de haalbaarheid van de autonome status van Sint Maarten. Echter, wij nemen genoegen met de toezegging van de minister in het AO van 13 december dat het Koninkrijk voldoende garandeert dat de stap verantwoord is.

De voorzitter:

Mevrouw Ortega, u bent al een beetje over uw spreektijd heen. Een minuut geleden ging het lichtje al branden. Wilt u proberen af te ronden?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Dat is goed, maar u mocht mij eigenlijk niet interrumperen, mevrouw de voorzitter!

Het valt mij op dat de slotverklaring niet ingaat op alle deelproblemen. Het gaat daarin vooral over deugdelijk bestuur, financieel beheer, rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding. Problemen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en socialezekerheidswetgeving worden nauwelijks genoemd.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen over het DELTAplan. Ik wil wel van de minister weten of hij het voornemen heeft om tegemoet te komen aan de door minister Leeflang gevraagde overbruggingsfinanciering.

In de slotverklaring van de miniconferentie met Bonaire, Saba en Sint Eustatius is opgenomen dat een onderzoek wordt ingesteld naar de implicaties van de UPG-status op deze eilanden. Indien blijkt dat de Europese Commissie niet instemt met het houden van dit onderzoek, wat gaat de minister dan doen?

Een ander punt van zorg is de magische datum van 1 juli 2007. In hoeverre is deze nog haalbaar? Als dit niet het geval is, heeft de minister dan een andere mijlpaal voor ogen? Maar wat als Curaçao blijft weigeren de grote broer van de eilanden te blijven? Wil dit proces slagen, dan is naar mijn mening verbroedering onontbeerlijk! Herkent en erkent de minister deze voorwaarde?

Het is voor ons allemaal frustrerend dat Curaçao de slotverklaring heeft afgewezen. Staatsrechtelijk gezien staat de Eilandsraad in zijn recht. Mijn fractie heeft gerechtigheid en rechtvaardigheid hoog in het vaandel. In dat licht blijven wij pleiten voor het bieden van duidelijkheid aan de eilanden over de toekomstige staatkundige verhoudingen. Op die manier kan helder en transparant naar de uitgangspositie worden gewerkt, kunnen de deelproblemen stevig worden aangepakt en loopt het proces geen stagnatie op. Ik wens de minister dan ook veel wijsheid, daadkracht en sensitiviteit toe bij het begeleiden van de voortgang van het proces.

De voorzitter:

Mevrouw Ortega, mag ik u van harte gelukwensen met dit buitengewoon zelfbewuste en welbespraakte eerste optreden in deze Kamer? Ik vind u echt een aanwinst voor onze Kamer.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mij past enige terughoudendheid als oud-bewindspersoon op deze portefeuille. Al weet ik dat met die traditie niet altijd rekening is gehouden in het recente verleden, toch zal ik de portefeuille slechts voor in ieder geval de duur van de periode van Balkenende III op dit onderwerp volgen. Dat is een overzichtelijke periode. Mede omdat deze begroting 2007 voor de Nederlandse Antillen en Aruba grotendeels al onder mijn verantwoordelijkheid is opgestart, past die terughoudendheid mij des te meer.

Wij hebben te maken met de belangrijkste liberale minister in dit kabinet. Vorige week gaf de minister-president aan dat dit kabinet vanwege het landsbelang in deze vorm bleef zitten. Hij noemde daarbij twee redenen, waaronder Uruzgan. Ik vond dat toen een wat dun argument, aangezien de minister die hiervoor verantwoordelijk was daarvoor nog uw functie had geambieerd. Daarmee viel voor mij heel begrijpelijk en overtuigend het landsbelang onder het koninkrijksbelang, namelijk van deze minister. Ik wil de minister en zijn ambtenaren zeer complimenteren met wat er de afgelopen maanden is gedaan en bereikt, met wat er nog voorligt en met de rust die daarbij wordt betracht. Er breekt een belangrijk jaar aan voor de Nederlandse Antillen en Aruba, al meen ik wel dat wij elke keer weer belangrijke jaren in deze relaties tegemoet zien. Ik hoop en verwacht dat wij de komende maanden tot de verkiezingen de rust weten te bewaren en dit proces zorgvuldig weten te houden. Het is van groot belang dat wat nu is voorgelegd door de Nederlandse regering, ook door de bevolking daar kan worden gewogen. Naar onze mening zal zij dat ook zeker doen.

Ik heb slechts twee vragen. De eerste vraag is of deze minister zich de taak wil toe-eigenen om op weg naar een nieuwe kabinetsperiode een langetermijnagenda voor de komende vier jaar te maken. Mijn fractie heeft er behoefte aan dat wij in een nieuwe kabinetsperiode, los van een eventuele onderhandelingsagenda over het staatkundige, onze taak oppakken in tal van zaken, of het nu gaat over de ecologie, het sociale, de monumentenzorg of al andere die zaken die van groot belang zijn voor het dagelijks leven op de eilanden. Wij praten nogal snel over raffinaderijen en onze rol daarin, over toerisme en dergelijke. Ik wil voor de komende jaren graag wat helderder afspreken waarmee wij ons wel bemoeien, hoe wij dat doen en hoe wij onze invloed aanwenden en waarmee niet. Het lijkt mij een schone taak voor deze minister om daartoe een voorzet te doen, gezien de kennis die hij daarover in zeer korte tijd heeft kunnen opbouwen.

Mijn laatste vraag, een begrijpelijke vraag voor sommigen die mij kennen, is hoe het staat met het weeshuis op Sint Maarten van de I Can Foundation.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Voordat ik tot mijn bijdrage kom, wil ik graag mevrouw Ortega van harte geluk wensen met haar maidenspeech. U begon met niets dan lof aan het adres van de minister. Ik meen dat die woorden, niets dan lof, ook op uw eigen maidenspeech van toepassing zijn. Het was cum laude, het was enthousiast en doorwrocht. Aan het einde viel mij een eigenschap op waarvan u vast nog veel plezier zult hebben in de Kamer, namelijk een zekere onverstoorbaarheid wat de tijdsklem betreft waarin wij hier wel eens worden gedrukt. Dat belooft wat.

Dan ga ik naar de begroting voor Koninkrijksrelaties of misschien nog niet helemaal. Ik zat te denken: goed bestuur, stabiel bestuur. Hoe zou men op de Antillen aankijken tegen Nederland, als je daar in een jaar of wat voor de vierde keer iemand aan ziet komen die zegt de minister voor Koninkrijksrelaties te zijn? Dat is dan met enig goed recht, want wij hebben inderdaad te maken met nogal wat wisselingen. Ik weet niet of het helemaal helder wordt of voldoende rechtvaardiging biedt, als je zegt dat wat wisselingen in die post te maken hadden met staatkundige vernieuwing. Hoe het ook zij, wij hebben gelukkig te maken met continuïteit van het beleid inzake de koninkrijksrelaties, ook vanuit Nederland. Ik denk dat het goed is dat wij daar vandaag nog eens op terugkijken. In dit licht is het de vraag wat er in de afgelopen jaren is bereikt Er is daar en hier voortdurend gewerkt aan de verbetering van processen. Er zijn allerlei afspraken gemaakt, ook op heel concrete terreinen waarover grote zorgen bestonden en nog bestaan. Ten aanzien van overheidsfinanciën, armoede en criminaliteit is nog steeds een negatieve tendens zichtbaar. Ik hoop dat in de toekomst geoogst kan worden wat in deze periode is gezaaid. Is dat een reële verwachting? In hoeverre kan de ambitie om de zelfstandigheid van de Koninkrijkspartner te bevorderen, de komende tijd dichterbij komen? Die ambitie is in het afgelopen jaar naar voren gebracht om zichtbaar en effectief bij te dragen aan een oplossing van de knellende problemen.

In dit licht kom ik op een punt waarop wel degelijk iets bereikt is, namelijk het akkoord over de nieuwe staatkundige structuur. Dit is onmiskenbaar een belangrijke stap, waar al jaren naar werd uitgezien. Ik voeg mij graag in de rij van degenen die hun complimenten hebben uitgesproken voor het boeken van dit resultaat. Gezien de praktische problemen op het terrein van armoede, criminaliteit en financiën, wil ik nog wel weten of de minister verwacht dat dit een basis oplevert waardoor een ombuiging van de zorgelijke trends op dit terreinen kan worden bewerkstelligd. De begroting legt niet voor niets de vinger bij de heersende bestuurscultuur op de Antillen. Hoe gaat de Nederlandse regering daarmee om? Is er op het punt van de bestuurscultuur zicht op vooruitgang?

Ik denk trouwens dat er voortdurend inspanning nodig blijft op allerlei gebieden, allereerst door de Antillen zelf, maar in aanvullende en stimulerende zin zeker ook vanuit het Koninkrijk. Ik noem de aandacht die aan jongeren wordt besteed – dat onderwerp is vandaag niet voor niets veel genoemd – bijvoorbeeld door middel van de sociale vormingsplicht. Wij vinden het van groot belang dat op de handhaving en naleving daarvan wordt toegezien.

De Eilandsraad van Curaçao heeft het gesloten akkoord afgewezen. Daar is in een algemeen overleg al uitgebreid over gesproken. Het eiland heeft daar formeel uiteraard het recht toe, maar het is wel een problematische situatie. Ook moet voorkomen worden dat andere eilanden de dupe worden van de onzes inziens onverstandige houding van Curaçao. Welk perspectief ziet de minister in de gegeven omstandigheden verder voor dit eiland?

Bij het onderzoek naar het financiële beheer van de Antillen bleek een duidelijk gebrek aan financiële discipline. Inmiddels wordt de feitelijke financiële situatie beter in beeld gebracht, maar het komt er natuurlijk op aan dat een en ander daadwerkelijk tot een beter beleid leidt. In dit verband vraag ik de minister nog om in te gaan op een nauwelijks gekwantificeerde doelstelling in de voorliggende begroting ten aanzien van het onderwijs. Kan hier niet nog een slag worden gemaakt?

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat hij direct kan antwoorden, als wij akkoord gaan met de schriftelijke beantwoording van een aantal vragen. Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen bestaat.

Minister Nicolaï:

Voorzitter. Mijn aanbod om direct te antwoorden, heeft te maken met de orde van de Kamer op de laatste dag voor het kerstreces. Ik wil graag een poging wagen.

Ik begin met mijn hartelijke felicitaties over te brengen aan mevrouw Ortega. Niets dan lof. Verder dank ik alle woordvoerders voor hun opmerkingen en vragen en vooral voor hun complimenten en hun steun. Vorige week hebben wij hier al over gesproken in een algemeen overleg. Het is heel verheugend en goed voor het gehele proces dat wederom Kamerbreed wordt aangegeven dat dit de lijn is die wordt gevoerd waar het gaat om de verhoudingen met de Antillen. Een enkeling citerend, komt het neer op: geen millimeter minder garanties en geen cent meer aan te bieden. Het is ook zo belangrijk omdat er heel goed wordt meegeluisterd aan de andere kant, Curaçao voorop. Het is voor iedereen heel goed om te weten waar men aan toe is en dat daarmee impliciet aangegeven wordt dat er geen sprake is van nieuwe rondes, nieuwe kansen, welke coalitie ook gevormd zal worden. Op dit punt is dit het aanbod en blijft dit het aanbod.

Iedereen spreekt zich hier dus ook expliciet uit tegen elke vorm van heronderhandelen. Wij hebben harde afspraken gemaakt waaraan wij de eilanden houden en zij ons ook. Het is inderdaad geen Nederlands dictaat, zoals mevrouw Sterk de heer Hillen citeerde. Het is een afspraak die wij met alle partijen hebben gemaakt en waar alle volksvertegenwoordigingen, de meeste unaniem en de overige vrijwel unaniem, mee hebben ingestemd, op de Eilandsraad van Curaçao na. In het algemeen overleg hebben wij geconstateerd dat aan dit laatste door iedereen verschillende kwalificaties werden gegeven. Ik heb het toen in ieder geval als onverantwoord tegenover de bevolking bestempeld, maar dat neemt niet weg dat het het democratisch recht van de Eilandsraad is om die positie in te nemen.

Wat betreft de voortgang leek de heer Leerdam zich enige zorgen te maken in de zin dat het ziens inziens ook weer niet te hard mag gaan, aangezien de Kamer nog steeds over een heleboel zaken gaat. Hij heeft daarin natuurlijk volstrekt gelijk; de Kamer gaat ook over de akkoorden en de afspraken die wij gemaakt hebben en vervolgens over alle uitwerkingsstappen die gezet worden. Dat betreft stappenplannen en rijkswetten die hier aan de orde zullen komen.

De heer Van Dijck vroeg naar de betekenis van de impasse. Welnu, er is mijns inziens geen impasse. Wij gaan namelijk door waar wij kunnen. Wij gaan door met de kleinere drie, wij gaan door met Sint Maarten en met de Nederlandse Antillen waar het gaat om het voorbereiden van het worden van een land en het voorbereiden van het worden van een openbaar lichaam binnen het Nederlands staatsbestel. Ook wij gaan door met het voorbereiden van wetgeving etc. Waar Curaçao wel meedoet, graag, want het is en blijft welkom. Waar het niet meedoet, kunnen wij de zaken vergaand en wat betreft de kleine drie zelfs geheel regelen zonder Curaçao.

De heer Van Dijck suggereerde nog dat dit niet zonder tijdsbepaling zou mogen zijn. Ik deel zijn zorg maar het leidt bij mij niet tot de behoefte aan een ultimatum, omdat Curaçao in toenemende mate zelf ziet wat de consequenties zijn van het niet meedoen. Dat zien ze in financiële zin, in het niet of niet voldoende betrokken zijn bij nadere uitwerkingsstappen etc. Laten wij hopen dat dit hen zozeer aan het denken zet dat zij alsnog een andere positie gaan innemen. Ik kan dus niet meegaan met de conclusie die de heer Van Dijck eraan verbindt om een soort deadline te verbinden aan de periode van een maand na de verkiezingen op Curaçao op 20 april. Bovendien, hoeveel recht van spreken hebben wij in Nederland om hun voor te houden dat zij binnen een maand een nieuwe regeringscoalitie of een nieuw bestuurscollege gevormd zouden moeten hebben?

Mevrouw Ortega heeft nog gesproken over de streefdatum van 1 juli 2007. Het is door de eilanden als wenselijke datum uitgesproken. Van begin af aan heb ik al aangegeven dat ik die datum zeer ambitieus vind, maar dat het eerder in hun handen is dan in de onze. Van Nederlandse kant maken wij het ook waar. Dat hebben wij ook laten zien, aangezien wij in hoog tempo stappen hebben gezet. De realiteit gebiedt in ieder geval te zeggen dat ik mij bij 1 juli volgend jaar niet veel kan voorstellen. Ik herhaal dat het eerder aan hen is. Zeker voor Curaçao wordt het elke week onwaarschijnlijker. Naarmate de weken vorderen, ligt het immers verder achter.

Ondanks de steun van de voltallige Kamer voor het akkoord en het daaraan vasthouden, is met name door de heer Leerdam, de heer Weekers, de heer Van Dijck en mevrouw Ortega-Martijn gesproken over Sint Maarten. Vanzelfsprekend wordt het, als het werkelijk een land is, een piepklein land. Het is mooi, maar piepklein. Er zijn overigens kleinere landen in de wereld. Het aardige is dat Sint Maarten niet zelfstandig is, want het maakt onderdeel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Ik deel de zorgen enigszins, maar niet het pessimisme. Wij zullen op Sint Maarten namelijk eerst orde op zaken stellen. Pas als met een schone lei kan worden begonnen, kan de nieuwe status ingaan. Veel belangrijker is dat in het slotakkoord op de meest cruciale punten, waaronder de rechtshandhaving in alle opzichten en de financiën, afspraken zijn gemaakt en garanties zijn geboden voor samenwerking binnen het Caribisch gebied en binnen het gehele Koninkrijk. Die garanties maken het juist verantwoord om die stap te zetten. Er zijn vervolgens twee mogelijkheden: een piepklein, goed functionerend land of het bredere verband van het Koninkrijk dat mogelijkheden geeft om op de goede manier te helpen en zo nodig in te grijpen. In het eerste geval is iedereen gelukkig en daartegen zal de Kamer geen bezwaar hebben. In het tweede geval valt het tegen – het is overigens ietwat onaardig om daarover op dit moment te speculeren – maar dan is er dus dat bredere verband van het Koninkrijk. Die geschetste concrete samenwerking is reëel. Er zal dus niet een korps en een parket komen die los van de andere eilanden functioneren. Het is juist de bedoeling om te rouleren. Die optie werd bij interruptie al genoemd. Er zullen centrale diensten komen en opleidingen bij bijvoorbeeld de politie zullen centraal worden georganiseerd in plaats van per eiland of land. Ik ben ervan overtuigd dat de door de Kamer gewenste garanties ook voor Sint Maarten onderdeel uitmaken van de afspraken.

Een aantal Kamerleden heeft over Aruba gesproken. Ik deel de zorg van onder anderen mevrouw Sterk over de financiële situatie van Aruba. Ik doel dan vooral op de schuld. Wij constateren dat er sprake is van een ongelukkige beweging: de economie groeit en de staatsschuld eveneens. Er kan dus niet worden gesproken van een goed beleid. Onder anderen mevrouw Sterk heeft gevraagd wat daar gebeurt en welke extra garanties worden afgegeven. Wij hebben ondertussen betere afspraken gemaakt met de Arubaanse regering. Ik noem structureel overleg tussen de ministers van Financiën en een voortgangsrapportage van de begrotingscyclus aan de Rijksministerraad. De regering aldaar heeft het voornemen om bij landsverordening begrotingsnormen vast te leggen en zichzelf dus als het ware ook in de touwen te zetten. Er is kort geleden een begrotingstoezichtscommissie ingesteld. Wij hebben afgesproken dat ook Nederland daarin zitting neemt en als waarnemer betrokken is. Nederland kan dan dus meedenken en ook de vinger op de zere plek leggen als dat nodig is. Ik kan nu niet garanderen dat het voldoende garanties zijn. Dat kan de Kamer ook niet van mij verwachten. Duidelijk is wel dat het betere afspraken zijn in vergelijking met de eerdere.

De heer Van Bommel heeft gesproken over de zogenaamde brandbrief van het Arubaanse bedrijfsleven en een aantal respectabele instituties aldaar. Wij moeten ons realiseren dat het een zaak van Aruba is. Het is dus niet in de eerste plaats aan de Nederlandse regering om wat dat betreft stappen te nemen. De plannen waartegen wordt geageerd zijn bovendien niet van zodanige aard dat er reden is om een beroep te doen op de waarborgfunctie. Ik constateer wel dat met de nieuwe omzetbelasting – dat is de concrete aanleiding voor die brief – zaken moeizaam verlopen. Het is niet aan mij om daarover al te zeer te analyseren, laat staan om daarover al te veel oordelen te geven. Omdat ik voor een en ander vanuit Nederland of vanuit het Koninkrijk niet verantwoordelijk ben, bemoei ik mij er dus niet mee. Wel zit daar een gouverneur die op de achtergrond een goede rol speelt in dat proces. Wij zijn er zeer bij betrokken in informerende zin. Er is echter geen reden om op te treden.

Mevrouw Ortega wijst er terecht op dat in het jaar 2009 de procedure voor de samenwerkingsgelden, de stichting FDA, voor Aruba afloopt. Dat is het moment om deze procedure te evalueren. Gaan wij door en zo ja, hoe? Het is echter ook het moment om het geheel van omgang met en eventuele nieuwe afspraken met Aruba aan de orde te stellen. Enkele afgevaardigden, zoals de heer Weekers, hebben erop gewezen dat indertijd met de status aparte voor een vorm van zelfstandigheid is gekozen die nu niet geldt voor Curaçao en Sint Maarten. Nu liggen er veel betere en helderder afspraken. Er liggen ook meer garanties dan voor Aruba toen die de status aparte kreeg.

De heer Weekers en anderen vragen of het een goed idee is om Aruba zo veel mogelijk te betrekken bij de afspraken met Curaçao en Sint Maarten. Het antwoord is een volmondig ja. Voor een aantal zaken is het zelfs vereist om het slotakkoord uit te kunnen voeren. Een hof voor het Caribische gebied is een essentieel onderdeel van de afspraken. Dat geldt ook voor Aruba. Daarover bestaat goede samenwerking. Ook andere delen van de rechtshandhaving, en ook het openbaar ministerie, kunnen beter op een wat grotere schaal georganiseerd worden dan alleen Curaçao, Sint Maarten en de kleine drie. Aruba kan goed meedoen.

Aruba zit, ook mentaal, in een andere fase. Zij hebben de status aparte binnen en vragen niet om schuldsanering. De aandrang om zich te voegen naar de wensen van anderen ligt anders. De regering van Aruba staat echter open voor gesprekken over meer samenwerking. Mij is expliciet gevraagd wat ik ga doen. In de weken die mij nog gegeven zijn, ga ik verder met Curaçao, Sint Maarten, de kleine drie, en met Aruba, juist vanwege de nauwe samenhang.

Iedereen heeft gesproken over de kleine drie. De heer Van Dijck heeft gezegd dat er duidelijkheid moet komen door deze zo veel mogelijk een gemeente te laten worden analoog aan de Nederlandse gemeenten. Ik ben het daarmee eens als uitgangspunt. Gewone gemeenten worden het natuurlijk nooit. De redenering is dat op de kleine eilanden van toepassing wordt wat op de Nederlandse gemeenten van toepassing is, behalve als er reden is om daarvan af te wijken. Dat kan zijn vanwege het insulaire karakter, het tropische klimaat en wat niet al. Op die manier moet het pakket aan wetgeving van toepassing worden verklaard.

Ik geef mevrouw Ortega toe dat er sprake is van veel open einden. Dat wordt nog een langdurig proces, omdat het per wetgevingsgebied moet worden bekeken. In het akkoord is vooral een aantal principiële afspraken gemaakt. De belangstelling voor de kleinere eilanden is groot. Mevrouw Sterk en anderen hebben erop gewezen dat de provincie Noord-Holland zich heeft gemeld. Die wil zich graag ontfermen over de drie kleinere eilanden. Ik heb informeel al meerdere commissarissen gesproken die ook zeer geïnteresseerd waren. Dat houdt een zeer warm welkom in voor deze eilanden als zij richting Nederland gaan. Ik moet erbij zeggen dat wij niet weten of zij dan onder een provincie gaan vallen. In meer strikte zin worden het immers geen gemeenten maar openbare lichamen. Er is dan ook geen noodzaak om die onder een provincie te laten vallen. Een voordeel is echter de verkiezing van de Eerste Kamer. De kleine eilanden krijgen uiteraard net zo goed als iedereen stemrecht voor de Tweede en de Eerste Kamer. Ook dat leidt niet automatisch tot de consequentie dat zij onder een provincie moeten vallen. Ik dank iedereen, Noord-Holland voorop, voor de interesse. Wij komen daar nog over te spreken.

Een enkele opmerking over de meer financiële aspecten van de overgang. De heer Van Dijck zei dat ik dit eventueel schriftelijk kan afdoen. Ik kan hierover een algemene opmerking maken: op dit moment is die niet precies te begroten. Er wordt nu een stappenplan gemaakt. Dat moet voor 1 februari gereed zijn. Daar hangt geen begroting aan, maar het geeft met concrete plannen wel aan wat er gaat gebeuren. Uiteindelijk zullen er kosten zijn die op departementale begrotingen drukken, zeker in het geval van de kleine drie, die steeds meer onderdeel worden van het Nederlandse staatsbestel. Op allerlei manieren wordt hier dus uitwerking aan gegeven, maar een totaaloverzicht is in dit stadium niet te leveren.

De heer Van Dijck vroeg ook meer in het algemeen naar de schuld van Curaçao en de Nederlandse Antillen: schuld aan wie en hoe is die ontstaan? Het gaat grotendeels om een binnenlandse schuld, een intern gefinancierde schuld. Een klein deel van het totale bedrag betreft een schuld aan Nederland. Over de totstandkoming kunnen we lang of kort spreken, maar het gaat hier om de bekende vicieuze cirkel of spiraal: als je te weinig let op de verhouding tussen je inkomsten en uitgaven en je geeft meer uit dan er inkomt, moet je gaan lenen en uiteindelijk moet je nog meer gaan lenen om die rente op de leningen te betalen. De Nederlandse Antillen zaten in een dergelijke dodelijke spiraal. Naar mijn stellige overtuiging is de sanering in het plan de enige manier om daaruit te komen. Voor Curaçao is dit niet van toepassing zolang het niet meedoet.

Vrijwel iedereen heeft gesproken over het DELTAplan, het plan van de Antilliaanse regering voor onderwijs, in het bijzonder minister Leeflang. De heer Leerdam vroeg of de Nederlandse regering daarop kan inhaken. Ik vind inderdaad dat wij dat moeten doen. Ik moet wel een enkele relativerende opmerking maken. Het plan is goed, het bevat precies de hoofdlijnen voor een betere organisatie van het onderwijs en meer dan dat. Mijn concrete antwoord op de vraag hierover van de heer Weekers is dat dit volgens mij het kader voor de verdere samenwerking op het gebied van onderwijs en sociale vorming kan zijn. Wat mij betreft kan de commissie ook snel worden ingesteld. Mijn kanttekening is dat het slechts gaat om papier. Dat is onaardig om te zeggen want ik waardeer het initiatief, maar het is werkelijk papier en ik maak mij zorgen over hoe het wordt gedragen en over de uitvoerbaarheid. Dat moet immers wel van de eilanden, de toekomstige landen, komen. Ik wil niet te pessimistisch zijn of dit goede plan onderuithalen, maar er is nog nauwelijks een begin van een besef dat dit concreet moet gaan gebeuren en dat de eilanden zelf commitment moeten tonen. Dat is absoluut vereist voor succes. Voor de financiële doorrekening moeten we eerst weten wat er moet gebeuren; die is op dit moment dus niet mogelijk. Bovendien is dat niet aan mij, maar aan de Antilliaanse regering. We moeten bezien wat de uitvoering behelst en wat de eilanden zelf willen en kunnen doen. Er zullen kosten aan zijn verbonden die in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de eilandregeringen vallen. De heer Weekers zei – en ik vertaal hem wat vrij – dat er, als daarover meer duidelijkheid bestaat en er meer geld nodig is, er ook nog een formateur is om briefjes te bekijken; wie weet wat voor goede dingen nog kunnen worden afgesproken.

Ik heb hiermee de vragen van de heer Weekers over het DELTAplan beantwoord, één element uitgezonderd. Dat brengt mij echter op een heel ander punt. Het is natuurlijk ook in het belang van Nederland dat dit op goede manier wordt opgepakt. Het DELTAplan is breder dan onderwijs; het omvat ook die zogenaamde "sociale vorming" en een werk- en leerplicht, tot 24 jaar nota bene. Op papier ziet dat er uitstekend uit. Het helpt bij de problemen die de Nederlandse gemeenten hebben met overlast veroorzakende Antilliaanse jongeren. Ik zie dat de heer Weekers mij een vraag wil stellen, maar misschien kan ik hem voor zijn. Hij vroeg concreet wanneer het wetsvoorstel over de terugstuurmogelijkheid naar de Kamer wordt gestuurd. Ik had inderdaad aangekondigd dat het kabinet zich daarover zou buigen. Het kabinet heeft dat gedaan en vanochtend besloten om de aangepaste versie die in de ministerraad voorlag, opnieuw naar de Raad van State te sturen. De Raad van State heeft kritisch gereageerd op het eerste voorstel, maar dit voorstel is wezenlijk gewijzigd, waarbij goed is gekeken naar de kritiek. Het is de beste weg om eerst de Raad van State daarover te laten oordelen, met het verzoek om met spoed een advies uit te brengen. Dat zal vervolgens met spoed behandeld worden.

De heer Weekers (VVD):

Ik ben heel blij met deze laatste toezegging. Het is voor de haalbaarheid in de Kamer van belang dat het wetsvoorstel wordt voorzien van een hernieuwd advies van de Raad van State. Ik kom nog even terug op dat DELTAplan. De minister wijdt daar mooie woorden aan maar hij zegt ook dat dat op het bordje van de Antillen ligt, op het niveau van de landen. Ik proef bij hem de neiging om te denken: ik zie wel of zij het willen uitvoeren, want dan wil ik het wel steunen. Ik stel echter voor om het punt te beschouwen als een gemeenschappelijk probleem waarvoor een gemeenschappelijke oplossing moet worden geformuleerd. Vanuit Nederland kan daar met de verantwoordelijken op de Antillen de schouders onder gezet worden. Op die manier is een en ander beter en sneller van de grond te trekken. Ik constateer namelijk dat de minister waardering heeft voor de inhoud van dat plan.

Minister Nicolaï:

Ik hoor nu een reactie vanuit de zaal alsof ik een beetje afstand zou nemen van het plan. Dat is echter zeker niet het geval. Ik denk dat het plan een inhoudelijk kader geeft. Met mijn beantwoording van de expliciete vraag van de heer Weekers probeerde ik aan te geven dat dit het kader moet zijn voor de organisatie van onderwijs en sociale vorming op de Antillen, ook met betrekking tot onze bijdrage. Wij doen natuurlijk al veel; wij betalen 15 mln. per jaar aan onderwijs. Dat bedrag kan volgens de lijnen van het DELTAplan worden ingezet. Voor sociale vorming betalen wij nu al geld; laat dat een plek krijgen in dat DELTAplan. Laten wij verder niet alles op alles laten wachten. Ik wil de bal niet helemaal daar leggen. Er zijn contacten met het vakministerie van OCW en met de VNG, die ik zeer toejuich. De commissie zal begin volgend jaar aan de gang gaan, althans worden ingesteld. Ik laat dus niet alles op alles wachten. Wij moeten echter reëel zijn in onze verwachtingen.

De heer Weekers (VVD):

Ik zet toch een stapje verder. Wij zijn er natuurlijk niet met het bestemmen van geld dat toch al overgemaakt zou worden voor het onderwijs op de Antillen. Het gaat erom, samen een stukje verantwoordelijkheid daarvoor te nemen en de bureaucratie aan te pakken. Er moet verantwoordelijkheid worden genomen voor de organisatie daarvan. Hierop heb ik gewezen in eerste termijn. Ik vrees dat anders de bal voortdurend wordt overgespeeld. Ik proef bij de minister wel bereidheid, maar ik zou graag zien dat dat DELTAplan niet alleen in woorden erg mooi is, maar mede vanuit Nederland in daden wordt omgezet.

Minister Nicolaï:

Ik wil niet verwijzen naar het warme enthousiasme van de provincie Noord-Holland, maar wij halen veel naar ons toe als wij op deze lijn doorgaan. Wij moeten ons wel realiseren dat onderwijs geen zaak van het Koninkrijk is. Het is een zaak van het land en van de landen. Dat moeten wij niet op zijn kop willen zetten; het oog moet worden gehouden waar de primaire verantwoordelijkheid ligt. Bovendien moet niet alleen naar het land worden gekeken, want de eilanden zitten daar nog onder en daar ontbreekt het voorlopig aan medewerking. In dat licht past het niet om het een gezamenlijk project van de Nederlandse Antillen of van het Koninkrijk te maken.

De heer Weekers (VVD):

Het valt niet van een liberaal te verwachten dat hij pleit voor het volledig overnemen van de verantwoordelijkheid. Het Statuut sluit echter niet uit dat bij dergelijke wezenlijke basisvoorzieningen de schouders er gezamenlijk onder worden gezet door deze te benoemen als gemeenschappelijk beleidskader. De problemen kunnen daarmee krachtiger worden aangepakt. De bureaucratie en de decennialange strijd over het onderwijs kunnen daarmee worden doorbroken, zodat stappen voorwaarts worden gezet. Dat is niet alleen van belang voor de Antilliaanse jeugd aldaar maar ook voor de kansarme Antilliaanse jeugd hier, die uiteindelijk een toekomst moet worden geboden in het Caribisch gebied.

Minister Nicolaï:

Ik ben het met de heer Weekers eens dat dit een belangrijk punt is. Zijn bevlogenheid spreekt mij aan, maar ik ben bang dat het niet helpt als Nederland zich er te zeer mee gaat bemoeien. Wij proberen juist om de eilanden het voortouw te laten nemen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Op 30 november heeft mevrouw Leeflang de minister een brief gestuurd over het DELTAplan, waarin zij een aantal vragen heeft gesteld over hoe verder kan worden gegaan met het programma. Is deze brief al beantwoord? Zo ja, kan de Kamer daar inzicht in krijgen?

Minister Nicolaï:

De brief is nog niet beantwoord. Ik spreek mevrouw Leeflang vermoedelijk weer wanneer ik in januari op Curaçao ben. Ik onderhoud een goed en regelmatig contact met haar en heb alle vertrouwen in de lijnen die zij uitzet.

Ik kom bij de discussie over welke status de eilanden moeten krijgen ten opzichte van de Europese Unie: UPG of LGO? De heer Leerdam en mevrouw Ortega hebben daarover gesproken. De heer Leerdam vroeg expliciet hoe het zit met het Mayotte-onderzoek en wees erop dat het niet alleen relevant is voor de kleine drie maar ook voor de andere eilanden. Mevrouw Ortega vroeg: als de Europese commissie het niet doet, gebeurt er dan niks? Het klopt dat de wens om dit door de Commissie te laten uitzoeken, niet wordt gehonoreerd. De Commissie gaat dit pas uitzoeken als het verzoek wordt gedaan om een eiland de UPG-status te geven. Wij moeten niet naar elkaar blijven kijken, dus ik heb binnen de regering de verantwoordelijkheid genomen – die ligt primair bij Buitenlandse Zaken – om de voor- en nadelen op korte termijn op een zakelijke manier op een rij te zetten. Dat is inderdaad primair gericht op de kleine drie, omdat zij concreet het verzoek hebben gedaan om de UPG-status te krijgen. Met hen is afgesproken om daar snel naar te kijken. Hierover zijn nog geen conclusies getrokken, maar het lijkt mij een logische vraag. De UPG-status voor openbare lichamen die onder Nederland vallen, is geen noodzakelijke maar wel een voor de hand liggende conclusie. De regeringen van Sint Maarten, Curaçao en Aruba zijn niet of nauwelijks geïnteresseerd; voor een deel staan zij zelfs negatief tegenover de gedachte. Ik vind het in ieder geval wel degelijk nuttig om ook voor de andere eilanden de voor- en nadelen op een rij te zetten.

De heer Leerdam heeft een specifieke vraag gesteld over de subsidies van de AMFO. Iedereen vond het volgens mij hard nodig dat deze instelling werd opgeheven. Hij maakt zich zorgen over de vraag of wel snel genoeg wordt voorzien in de opvolging. De nieuwe AMFO zal per 1 april 2007 gaan functioneren. Omdat het om een nieuwe stichting gaat, zal deze echter anders gaan heten. De lopende projecten worden netjes afgewikkeld. Ik denk dat dit voldoende in tempo plaatsvindt. De belangrijkste projecten betreffen de armoedegerelateerde projecten. Deze zijn netjes overgenomen door SONA en daarmee is voorkomen dat er een gat ontstond.

In het kader van armoede zijn concreet de poverty reduction strategies genoemd, waarover ik de Kamer al per brief heb geïnformeerd. Dit is een cruciaal onderdeel van het sociaaleconomische initiatief. Daarmee bedoelen wij de volle breedte, inclusief armoede. Dat is een belangrijk instrument om, naast de staatkundige veranderingen, werkelijk verbeteringen in het welstands- en welvaartsniveau van mensen aan te brengen. Wij gaan daar hard mee door. Het gaat primair echter om plannen van de eilanden. Natuurlijk is er een verschil met de eilanden die graag door willen met de samenwerking, zoals Sint Maarten, en Curaçao dat dit niet wil.

Mevrouw Sterk heeft gevraagd naar de rol van de Hoge Colleges van Staat, zoals de Algemene Rekenkamer, bij de transitie en misschien daarna. Wij gaan bekijken wat die rol kan zijn. Ik denk dat er mogelijkheden zijn. Het is mijn planning om voor 1 februari 2007 een stappenplan te hebben, zowel voor de kleine drie eilanden als voor Curaçao. Daarin kan worden meegenomen wat de rol van dergelijke Hoge Colleges kan zijn.

Mevrouw Sterk (CDA):

Is dat een concrete toezegging dat dit ook inderdaad wordt bekeken?

Minister Nicolaï:

Dat wordt bekeken.

Over concrete toezeggingen gesproken: de volgende doe ik niet. Wij gaan er niet voor zorgen dat er van Nederlandse zijde een gemeentesecretaris wordt aangesteld op Saba die gedeeltelijk door Nederland wordt betaald. Doelt mevrouw Sterk overigens niet op Sint Eustatius? Daarvan weet ik immers dat dit speelde. Ik zie dat zij "nee" schudt. Wij willen de kleine eilanden met man en macht helpen, want daar ontbreekt natuurlijk veel deskundigheid die wij wel kunnen bieden. Laten wij hun werk echter niet overnemen, want ik denk dat dit een verkeerde manier zou zijn. Waar wij kunnen, bieden wij ondersteuning met alle mogelijke vormen van expertise, workshops en door het sturen van deskundigen. Ik denk alleen niet dat het een goede stap is om daar Nederlanders te droppen die het werk simpelweg overnemen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Kunt u aangeven hoe u dan wel hulp biedt? Wij hebben die concrete vraag voorgelegd gekregen met betrekking tot ondersteuning voor het transformatieproces. Welke handreiking kunt u dan wel doen?

Minister Nicolaï:

Ik weet niet hoe concreet mevrouw Sterk dit nu mondeling van mij wil horen. Ik weet dat hierover nauw overleg plaatsvindt met het ministerie van Financiën, want dit heeft niet alleen met goed bestuur maar ook met deugdelijke financiën te maken. Ook de VNG is hierbij nauw betrokken. Dat betekent concreet dat er tijdelijk mensen heen gaan die deelnemen aan werkgroepen. Zij bieden daarnaast expertise en geven advies.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Volgens mij heeft de minister een vraag van mij gemist met betrekking tot armoedebestrijding. Ik heb expliciet gevraagd om de hulpfondsen en geldstromen die van hier naar daar gaan, eens kritisch door te lichten om te zien waar dat geld blijft. Het gaat mij met name om consultants, onderzoeksinstellingen, enzovoort, want ik heb de indruk dat daar veel geld naar toe gaat. Dit terwijl dat geld ten goede moet komen aan de mensen daar en niet aan dat soort bureaus.

Minister Nicolaï:

Die vraag stond iets later op mijn lijstje, maar ik geef met alle plezier nu het antwoord. De programma's worden volgend jaar geëvalueerd. Wij moeten de effecten dan scherp in beeld hebben. Ik weet niet of dit mevrouw Van Gent gerust stelt, maar het gaat niet zozeer om consultants. Deze plannen worden gemaakt en uitgevoerd door ambtenaren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat weet ik ook, maar er zijn altijd allerlei externen bij betrokken. U zegt dat de programma's volgend jaar worden geëvalueerd. Dat is natuurlijk prachtig. Kunt u mij toezeggen dat mijn zorgpunt daar expliciet in wordt meegenomen? Het geld is namelijk niet oneindig en moet wel op de juiste plek terechtkomen.

Minister Nicolaï:

Dat zeg ik toe. De vragen over huisvesting en woningcorporaties zal ik op een later moment schriftelijk beantwoorden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Daar ben ik blij mee. Het zou prachtig zijn als u hier met de minister van VROM en wellicht met de koepel van corporaties nader over zou spreken. Hier zijn gewoon kansen en mogelijkheden. Laten wij kijken of wij iets met die 6 mln. iets kunnen doen.

Minister Nicolaï:

Mevrouw Van Gent en de heer Van Bommel hebben het milieu aan de orde gesteld. De heer Van Bommel vroeg mij om te kijken naar de toepassing van internationale verdragen en wetgeving en de consequenties daarvan op het milieubeleid en de handhaving daarvan op alle eilanden. Ik wil dat doen. Ik kan niet toezeggen dat ik dat voor 1 februari doe. Als ik in februari mag rapporteren, kan ik aan dit verzoek tegemoet komen.

Mevrouw Van Gent wees op de zorg voor het milieu, en dan concreet voor de natuur en de biodiversiteit. Ik kan haar verzekeren dat ik daar persoonlijk zeer van onder de indruk ben. De biodiversiteit in dat deel van het Koninkrijk is prachtig om te zien, maar er zijn ook zorgen. Op sommige eilanden zijn er snelle ontwikkelingen met betrekking tot toerisme en de bouw die daarmee samenhangt. Wij moeten dit soort zaken niet vanuit Nederland willen regelen. Wij kunnen het wel in de gaten houden. Dat doen wij ook. De gouverneur ziet er in de eerste plaats op toe als het een eilandzaak betreft en die wordt vervolgens door het land in de gaten worden gehouden. Pas in laatste instantie komt de regering in beeld of de minister. Zo nodig ben ik beeld.

Er speelt bijvoorbeeld een zaak met betrekking tot mangrovebossen, een klein uniek gebied op Bonaire. Er wordt gebouwd, maar er was, om het vriendelijk te zeggen, onduidelijkheid over de vergunningverlening daarvoor. Onze gouverneur was gelukkig alert en legde daar de vinger op. Ik heb vervolgens zijn besluit gesteund om de vergunning te laten schorsen. Er moet nu worden besloten of de schorsing moet worden opgeheven of dat het besluit moet worden vernietigd. Ik deel de zorg voor dit soort zaken en dat zijn geen loze woorden. Ik heb in november een besluit genomen over een tienjarige subsidieregeling, dus voor zeer lange termijn, voor de organisatie Dutch Carribean Nature Alliance. Dit is een overkoepelende organisatie die zeer belangrijk en onmisbaar werk doet. Deze krijgt structurele mogelijkheden om haar werkzaamheden de komende tien jaar voort te zetten.

De heer Van Bommel had een vraag over de zorgverzekering. Er is wel degelijk iets gebeurd. Minister Hoogervorst is hierover in overleg getreden en er vindt ook ambtelijk overleg plaats. Ik zal de zorg hierover aan hem overbrengen en ik zal de Kamer hier voor 1 maart over informeren.

De heer Van Bommel (SP):

Die zorg was al overgebracht. Er moeten nu stappen worden gezet in het belang van mensen die op korte termijn problemen zullen krijgen met hun zorgverzekering. Dat is het acute aan de situatie. Ik had gevraagd om maatregelen te nemen voor 1 februari, niet om de Kamer voor 1 maart te berichten. Dat is te laat. Ik zou graag al in januari een bericht van u ontvangen waarin u schrijft in welke richting wordt gedacht zodat wij daar dan later eventueel nog met u over kunnen debatteren.

Minister Nicolaï:

Ik kan dat niet toezeggen omdat ik er eerst over zou moeten spreken met mijn collega die er verantwoordelijk voor is. Ik zal in ieder geval de wens van de heer Van Bommel overbrengen.

De heer Pechtold heeft een ander specifiek punt naar voren gebracht: "zijn" weeshuis, als ik het zo mag noemen. De koningin is er op bezoek geweest. Zij was te spreken over de situatie daar.

De heer Van Bommel heeft expliciet gevraagd naar de bestrijding van de geweldscriminaliteit. In het kader van het plan Veiligheid Nederlandse Antillen werken de zogenaamde Atraco-teams. Deze zijn zeer effectief. Een sterk cijfer is dat het aantal overvallen in de eerste tien maanden van 2006 met 50% is gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. Er worden dus heel grote vorderingen geboekt.

De heer Leerdam heeft gevraagd naar de Koninkrijkspelen en in het bijzonder de cultuur eromheen. Daar worden mooie plannen voor gemaakt. Als ik goed ben geïnformeerd, zal een driedaags programma worden ingevuld met culturele activiteiten van Aruba, de Antillen en Nederland. Er is een bedrag in de orde van grootte van vier ton mee gemoeid.

De heer Leerdam heeft aandacht gevraagd voor de Antilliaanse verslaafden uit Nederland in de Nederlandse Antillen. Ik verwijs naar de toezegging van toenmalig minister Donner om hiervoor een oplossing te bieden.

Ook over de voogdijregeling kan ik niet de door mevrouw Sterk gevraagde nadere informatie geven, omdat het niet tot mijn verantwoordelijkheden behoort. Begin januari zal een tripartiete overleg plaatsvinden. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd.

Rekening houdend met de agenda van de Kamer ben ik meteen met de beantwoording begonnen. Onder dat voorbehoud meen ik de meeste gestelde vragen te hebben beantwoord. Tot slot wil ik enkele algemene opmerkingen maken.

De voorzitter:

Als er nog een vraag is blijven liggen, kan de heer Van Bommel dit nu melden, maar hij heeft ook nog een tweede termijn.

De heer Van Bommel (SP):

Wellicht heeft de minister schriftelijke beantwoording in gedachte voor de kwestie Valero, het bedrijf waarover vragen leven en klachten bestaan. Ik neem aan dat hij anders nu door zijn ambtenaren kan worden geïnformeerd.

Minister Nicolaï:

Dit valt inderdaad, zoals de heer Van Bommel zelf al veronderstelde, onder de categorie schriftelijke beantwoording. Ik moet daarvoor wel meer tijd vragen, al was het maar omdat het niet mijn verantwoordelijkheid is maar de verantwoordelijkheid ter plaatse ligt. Ik moet mijn informatie dus eerst daarvandaan halen.

Tot slot merk ik op dat iedereen gelukkig nog eens heeft betoogd dat wij nu wel heel veel aandacht hebben voor de staatkundige veranderingen en de nieuwe staatkundige positie, maar dat dit een middel is. Iedereen koos er zijn eigen woorden voor, ik kies de mijne. Het doel is een verbetering van de situatie op de eilanden. Op alle eilanden is dat hard nodig. Op sommige eilanden is het zelfs heel hard nodig. Ik weet ondertussen uit eigen ervaring hoewel energie er kan gaan zitten in de staatkundige discussie, daar nog meer dan hier. Het zou heel goed zijn wanneer wij deze zo snel mogelijk achter ons kunnen laten en de energie kunnen richten op het wegnemen van de armoede, het verbeteren van de positie van de mensen, het verbeteren van de economie en van de werkgelegenheid, het verbeteren van de rechtszekerheid, het verbeteren van goed bestuur en ga zo maar door. Ik ben heel blij dat iedereen dat opnieuw heeft betoogd. Ik meen dat het tevens de beste typering is voor alle mensen die aan de andere kant van het water hebben ingestemd met deze stappen. Mevrouw Sterk gebruikte eveneens de woorden dat de bestuurders en vertegenwoordigers, in het belang van de bevolking, in staat zijn geweest om met dit akkoord over hun schaduw heen te springen.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister. Gelet op de tijd zal ik de introductie die ik nog had, maar schrappen. Ik ben erg blij met de betrokkenheid van de minister bij het welzijn van de mensen in het Koninkrijk, in het bijzonder op de Antillen en Aruba. Hij heeft gezegd dat hij het DELTAplan Onderwijs een goed plan vond, maar de heer Weekers en de PvdA hebben duidelijk aangegeven dat wij er nu ook gezamenlijk onze schouders onder moeten zetten. Daarom hebben wij een motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Leerdam

overwegende dat de regering van de Nederlandse Antillen een DELTAplan Onderwijs heeft ontwikkeld mede met het doel om het toekomstperspectief voor Antilliaanse jongeren op de Antilliaanse eilanden zelf kansrijk te maken;

tevens overwegende dat dit plan kan rekenen op de steun van de 21 Antillianengemeenten in Nederland en ook door de regering in de Slotverklaring van 2 november jongstleden expliciet is ondersteund;

van mening dat de verbetering van het toekomstperspectief voor Antilliaanse jongeren op de Antilliaanse eilanden nog steeds urgent is en dat daarbij rekening gehouden dient te worden met komende veranderingen in de staatkundige verhoudingen;

verzoekt de regering, in dit licht haar steun aan dit DELTAplan Onderwijs in overleg met de Antillianengemeenten en de Nederlands-Antilliaanse regering op korte termijn te concretiseren en de Kamer daarover vóór 1 februari aanstaande te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Weekers, Pechtold, Van Bommel, Van Gent, Van der Staaij, Ortega-Martijn, Thieme en Sterk.

Zij krijgt nr. 15(30800 IV).

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Wij willen wel duidelijk maken dat wij tegen de toelatings- en terugkeerregeling zijn. Wij willen niet op een discriminatoire manier met het plan omgaan. Vanwege de voortvarende manier waarop de Antillen met de sociale vormingsplicht bezig zijn, zijn wij een heel andere mening toegedaan dan de fractie van de VVD. Wij willen gezamenlijk optrekken, om een toekomst te bieden aan de Antilliaanse jongeren die in de problemen raken. Vandaar ook de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat alleen in nauwe samenwerking tussen de Nederlandse Antillen en Nederland tot een adequate aanpak van Antilliaanse probleemjongeren kan worden gekomen;

overwegende dat op de Nederlandse Antillen de sociale vormingsplicht is ingevoerd;

overwegende dat het ongewenst is dat Antilliaanse jongeren zich aan deze wettelijke plicht kunnen onttrekken door naar Nederland af te reizen, en dat daarom bij de uitvoering en handhaving van de sociale vormingsplicht Nederlandse ondersteuning gewenst is;

constaterende dat artikel 40 van het Statuut de mogelijkheid biedt tot wederzijdse bijstand binnen het Koninkrijk bij het uitvoeren van juridische vonnissen;

verzoekt de regering, met de Nederlands-Antilliaanse overheid nadere afspraken op basis van artikel 40 van het Statuut te maken over de ondersteuning door en in Nederland bij de handhaving van de sociale vormingsplicht en verder bij de aanpak van de jeugdproblematiek in het algemeen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Weekers, Van der Staaij en Sterk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(30800 IV).

De heer Leerdam (PvdA):

Rest mij om de minister voor de resterende dagen veel steun toe te wensen bij de uitvoering van zijn plannen. Ik zou zeggen: ga ervoor! Wij staan achter de plannen. Wij zijn zeer vereerd dat wij ook voor de cultuur iets hebben kunnen betekenen, samen met hem.

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Op een aantal vragen komt nog schriftelijk antwoord. Dat gebeurt in ieder geval met betrekking tot de kwestie-Valero. Ik begrijp dat, want die is nogal complex en er zitten nogal wat haken en ogen aan.

Ik dank de minister voor zijn antwoorden op de concrete vragen, o.a. de vraag over de gewelddadige roofovervallen. Wat de minister daarover meldt, is alleszins bemoedigend.

De minister geeft toe dat het bij Aruba nog niet goed loopt. Nederland blijft op de achtergrond een rol spelen. Mijn vraag richtte zich specifiek op zaken die zowel in Nederland als op de Antillen en Aruba als basisvoorzieningen worden gezien. Ik denk dan aan gezondheidszorg waarvoor overheidsfinanciën nodig zijn. De betrokkenheid van Nederland, of het laten informeren van Nederland zoals de minister het noemt, moet vooral gericht zijn op dergelijke basisvoorzieningen, opdat omwille van de bevolking aldaar voorkomen wordt dat er op termijn niet of nauwelijks meer op te lossen problemen ontstaan.

Ik dank de minister voor zijn toezegging dat er in februari informatie van het ministerie komt over het naleven van internationale verdragen over het milieu. Dat is belangrijk omdat wij niet exact weten wat de gevolgen van dergelijke belangrijke verdragen zijn. In Nederland is het al moeilijk om deze te implementeren c.q. na te leven, laat staan op de Antillen waar de kennis in dezen minder is. Wellicht is hier Nederlandse deskundigheid nodig. Ik roep de minister dan ook op, daarin ruimhartig te zijn.

Minder gelukkig ben ik met het antwoord over de zorgverzekering. Daar ligt namelijk een concreet probleem. Dit is al besproken met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik wil via de volgende motie het kabinet een aansporing geven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inwoners van de Nederlandse Antillen met een Nederlandse AOW, pensioen of uitkering na invoering van het zorgstelsel niet verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet zijn;Van Bommel

tevens constaterende dat na invoering van het nieuwe zorgstelsel Nederlandse particuliere zorgverzekeraars de verzekering van hun Antilliaanse cliënten hebben opgezegd;

constaterende dat dit velen in deze positie voor grote financiële problemen heeft gesteld;

van mening dat deze situatie onaanvaardbaar is;

overwegende dat Nederland geen socialezekerheidsverdrag heeft gesloten met de Nederlandse Antillen;

constaterende dat, ondanks een poging van de minister van VWS om een socialezekerheidsverdrag met de Antillen af te sluiten, dit tot op heden niet is gelukt;

verzoekt de regering, voor 1 februari 2007 een sluitende oplossing voor deze groep in de Nederlandse Antillen voor te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(30800 IV).

De heer Weekers (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de minister hartelijk danken voor zijn antwoorden en zijn constructieve optreden.

De minister sloot zijn antwoord af met de opmerking dat de staatkundige vernieuwing vooral moet worden gezien als een middel om straks de problemen waarmee de bevolking op de Antillen wordt geconfronteerd, op een effectieve manier op te lossen of helpen op te lossen. Ik ben dat zeer met hem eens. Dat heeft de afgelopen jaren heel veel energie gekost en is geresulteerd in het slotakkoord. Ik ben van mening dat alle energie nu volledig moet worden aangewend om de problemen daadwerkelijk op te lossen.

Ik heb niet voor niets in het begin van mijn eerste termijn de vicevoorzitter van de Raad van State aangehaald. Hij zei een halfjaar geleden al dat de regelingen van het Statuut vooral beschouwd worden als grenzen van wederzijdse interventies en minder als mogelijkheden om gemeenschappelijke problemen ook gemeenschappelijk te lijf te gaan. Dit laatste vind ik met name een aansporing voor Nederland om een andere houding in te nemen bij zaken waar Nederland niet verplicht is om de handen uit de mouwen te steken of waarvan gezegd kan worden dat het een kwestie van de eilanden zelf. De houding moet zijn: laten wij die problemen samen aanpakken! Een paar van die problemen heb ik in eerste termijn al genoemd, zoals de toestand van het onderwijs. Ik proef wel sympathie bij de minister, maar ik vind toch dat er meer daad bij het woord moet worden gevoegd. Daarom heb ik de motie van de heer Leerdam meeondertekend.

Hetzelfde geldt voor het milieu. Dat thema raakt ook ons: milieu en biodiversiteit. Ik heb een motie meeondertekend die mevrouw Van Gent zal indienen. Het is van groot belang om deze thema's gezamenlijk op te pakken. Ook die thema's zijn afgelopen zomer uitvoerig benoemd.

De laatste motie die ik heb meeondertekend, is die van de heer Leerdam over handhaving van de sociale vormingsplicht. Hij heeft daarin aangegeven dat zijn fractie tegen een terugkeerregeling of een toelatingsregeling is. Toch is het in mijn beleving een opstapje daar naartoe, want het heeft hetzelfde doel, zij het dat de heer Leerdam de groep zeer sterk afgrenst. Ik ben van mening dat het door hem beoogde doel overeenkomt met het doel dat de VVD beoogt. Alleen zouden wij nog een stapje verder willen gaan. Voor diegenen die in het verleden niet onder een dergelijke vormingsplicht vielen, moeten wij een andere juridische titel bedenken die niet discriminatoir is en die deugt. Daarom ben ik zeer benieuwd naar het aangepaste wetsvoorstel en naar het commentaar van de Raad van State. Ik hoop dat de PvdA daardoor kan worden overtuigd dat het een oplossing is voor een breed gevoeld probleem.

Ik heb zorgen geuit over de afwijzing van Curaçao, over de status aparte van Sint Maarten en over de schaalgrootte van en divergentie tussen de status aparte van Aruba enerzijds en de status aparte van de andere twee nieuwe landen op de Antillen anderzijds. Ik vond het antwoord van de minister overtuigend, maar "the proof of the pudding is in the eating". Wij zullen de minister en zijn opvolger zeer scherp volgen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De minister heeft zojuist in een toelichting gezegd dat hij als het ware toelaat dat Curaçao pas op de plaats maakt met zijn beslissing en gewoon in de Nederlandse Antillen blijft zitten onder het Statuut. Met andere woorden: als Curaçao zegt dat het twee jaar gaat nadenken, blijven de Nederlandse Antillen twee jaar bestaan met één lid, Curaçao, en blijft het huidige Statuut twee jaar in stand met één eiland in de Nederlandse Antillen. Voor ons is dat onacceptabel. Wij hebben deze weg gezamenlijk ingeslagen. De bevolking van Curaçao heeft er duidelijk voor gekozen om in het Koninkrijk te blijven met een status aparte. Wij vinden dat de regering van Curaçao daar gehoor aan dient te geven. Dat er een gelegenheidsmeerderheid is van kleine partijen die dat nu tegenhouden, vinden wij onacceptabel. Daarom hebben wij in een motie ervoor gekozen om een ultimatum te stellen, enerzijds om de regering van Curaçao alsnog mee te laten liften in het proces van staatkundige verandering en anderzijds om de bevolking een extra kans te gunnen om te kiezen voor die partijen die het slotakkoord in het hart sluiten. Met andere woorden: wij kiezen voor de verkiezingen als deadline. Maar wij vinden ook dat Nederland zich iets harder kan opstellen, als het slotakkoord om de een of andere reden na die verkiezingen alsnog wordt verworpen. Kennelijk kiezen de bevolking van Curaçao en de meerderheid van de Eilandsraad dan niet meer voor het Slotakkoord. De PVV vindt dat wij dan een keiharde lijn moeten inzetten om afscheid te nemen van Curaçao uit het Koninkrijk. De minister zegt dat wij dit niet eenzijdig kunnen doen, maar wij kunnen het wel tot beleid maken dat de liefde van twee kanten moet komen en dat er dus wordt ingezet op het nemen van afscheid op alle punten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

betreurt de verwerping van het Slotakkoord door Curaçao;

spreekt uit dat Curaçao nog uiterlijk tot de verkiezingen in april 2007 de tijd krijgt om het Slotakkoord alsnog ongeclausuleerd te ondertekenen;

verzoekt de regering, indien Curaçao het Slotakkoord niet uiterlijk een maand na de verkiezingen in april 2007 heeft ondertekend, de relatie met Curaçao als deel van het Koninkrijk der Nederlanden af te bouwen en derhalve zijn vertrek uit het Koninkrijk als uitgangspunt en inzet te nemen voor alle contacten met Curaçao,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(30800 IV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het is natuurlijk zo dat structuren geen monden voeden, maar wij moeten nu wel even doorbijten waar het gaat om het Slotakkoord. Ik zou zeggen: hoe sneller het allemaal rond is, hoe sneller wij een blik op de toekomst kunnen werpen. Immers, daar gaat het uiteindelijk allemaal om. Er rust een zware verantwoordelijkheid op ons allen om de ernstige problemen aan te pakken. De GroenLinks-fractie is er klaar voor. Zij is ook klaar met het spreken over structuren. Dat moet nu maar eens afgelopen zijn, want zo komen wij geen stap verder.

Ik dank de minister ook voor zijn opmerkingen over de duurzaamheid. Ik voelde de passie echt naar mij toe stromen. Dat is heel plezierig, maar het gebeurt nog te vaak dat incidenten de aanleiding vormen om dingen aan te pakken of in te grijpen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bescherming van het milieu van de Nederlandse Antillen en Aruba blijkens de rijksbegroting Koninkrijksrelaties voor het jaar 2007 een van de basistaken van de overheid is waarop burgers de overheid moeten kunnen aanspreken;

verzoekt de regering om in nauwe samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba onderzoek te laten doen naar de huidige stand van zaken van duurzaam natuurbeheer en -behoud op de Nederlandse Antillen en Aruba en een toekomstperspectief te formuleren voor de versterking van dit duurzame natuurbeheer en -behoud,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Leerdam, Van Bommel, Pechtold, Ortega-Martijn en Weekers.

Zij krijgt nr. 19(30800 IV).

Minister Nicolaï:

Voorzitter. Ik heb nog niet alle moties ontvangen, maar ik begin al wel met het geven van een reactie.

In zijn eerste motie vraagt de heer Leerdam om het concretiseren van de betrokkenheid van de Nederlandse regering bij het DELTAplan. Ik kom graag aan dat verzoek tegemoet. In de motie wordt gevraagd om dat voor 1 februari te doen. Dat is wel heel snel, maar het stappenplan voor de uitwerking van een aantal staatkundige veranderingen moet ook tegen die tijd gereed zijn. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over, maar ik zal zeker uitvoering geven aan het verzoek, aannemende dat de motie wordt aangenomen en hopende dat ik 1 februari haal.

De tweede motie van de heer Leerdam betreft de samenwerking vanuit Nederland bij het handhaven van de sociale vormingsplicht die in het Caraïbisch gebied van ons Koninkrijk bestaat. Het is niet eenvoudig om over deze motie een oordeel te geven. Hoewel ik de bedoeling ervan onderschrijf, is mij bekend dat elke link die gelegd wordt tussen mogelijkheden voor terugsturen enerzijds en het DELTAplan inclusief de sociale vorming waarmee de Antilliaanse regering bezig is anderzijds, door de overkant als zorgelijk wordt beschouwd en zelfs een averechts effect zou kunnen hebben voor het vertrouwen in genoemd DELTAplan. Dit is meer een oproep aan de heer Leerdam om deze consequentie mee te wegen, dan dat ik aanneming van de motie ontraad. Dat laatste zeker niet, omdat ik de daarin vervatte wens op zichzelf een heel logische vind. Formeel laat ik het oordeel over de motie dus aan de Kamer over.

Dan de motie van de heer Van Bommel over de problemen inzake de zorgverzekering. Ik had hem reeds toegezegd zijn zorg op dit punt wederom over te brengen aan mijn collega van VWS. Ook heb ik reeds namens mijn collega de vrijheid genomen om de heer Van Bommel toe te zeggen dat de Kamer erover geïnformeerd zal worden in februari. Wat de motie echter vraagt, kan ik echt niet voor mijn rekening nemen, want anders zou ik in de verantwoordelijkheid treden van mijn collega van VWS. Ik kan hier gewoonweg niet toezeggen dat er voor 1 februari een sluitende oplossing zal zijn. Derhalve ontraad ik aanneming van deze motie.

De heer Van Dijck vraagt in zijn motie de relatie met Curaçao af te bouwen indien het binnen een maand na de verkiezingen aldaar niet alsnog instemt met het slotakkoord. Welnu, dat kan niet. Wij hebben een Koninkrijksverband waarbinnen de ene partij niet tegen de andere partij kan zeggen: gaat u maar richting uitgang van het Koninkrijk. Zowel juridisch als politiek kan het niet. Bovendien vind ik het niet het juiste signaal, daar de bevolking ervoor kiest om binnen het Koninkrijk te blijven en er mogelijkerwijs voor kiest om alsnog binnen de reikwijdte van het slotakkoord te vallen. In ieder geval heeft het bij referendum uitgesproken om binnen het Koninkrijk te willen blijven. Dus wij zouden ons wel driedubbel dingen aanmatigen over de hoofden van de volksvertegenwoordigers en de bevolking heen als wij deze stap zouden zetten. Ik ontraad dan ook aanneming van de motie.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij vragen ook niet om een eenzijdig afscheid nemen. Wij vragen de bevolking – vandaar de verkiezingstermijn – om zich uit te spreken over het al dan niet onderschrijven van het slotakkoord. Als de bevolking het niet wil, heeft het ook geen zin om door te gaan op de ingeslagen weg van de staatkundige verandering. Wij kunnen natuurlijk wel de relatie afbouwen. Je kunt bij iemand elke dag op bezoek gaan of je kunt die persoon een keer in de maand bellen, in beide gevallen heb je een relatie.

Minister Nicolaï:

Ik ga geen relatie afbouwen. Het is ook echt ondenkbaar dat de Kamer hier zou uitspreken dat in enig geval die relatie afgebouwd zou moeten worden. De motie geeft dan ook een verkeerd signaal, hoewel ik de overwegingen van de heer Van Dijck die achter de motie schuilen, wel tot op vrij grote hoogte deel, namelijk dat de Eilandsraad van Curaçao een grote verantwoordelijkheid neemt door het af te wijzen en de raad ook zelf de consequenties onder ogen moet zien. Die consequenties zullen ernstig genoeg zijn om de volksvertegenwoordigers aldaar aan het denken te zetten.

Ik kom bij de motie-Van Gent met het verzoek om onderzoek te doen naar duurzaam natuurbeheer. Ik zeg toe dat ik graag aan haar verzoek tegemoet kom, indien de motie wordt aangenomen.

De heer Weekers heeft gevraagd waarom wij de discussie over Curaçao steeds voeren in het kader van de vraag wie zich met wie mag bemoeien. Hij heeft gevraagd of het niet beter zou zijn om in die discussie de vraag centraal te stellen wie aan wie hulp kan bieden. Op een aantal eilanden heb ik zowel bij de bevolking als bij volksvertegenwoordigers en bestuurders geconstateerd dat zij beseffen dat het zelf kiezen door het eiland voor nauwere samenwerking misschien wel de ultieme emancipatievorm is. Wij zijn bezig om dat te bewerkstelligen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven