Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend tijdens het debat over de PKB Derde Nota Waddenzee, te weten:

- de gewijzigde motie-Gerkens/Duyvendak over militaire activiteiten in de Waddenzee (26431, nr. 70);

- de motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff over uitbreiding havens Waddeneilanden (26431, nr. 71);

- de motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff over de diepte van de vaargeulen (26431, nr. 72);

- de motie-Atsma c.s. over overgangen van zoet naar zout water (26431, nr. 73);

- de motie-Snijder-Hazelhoff c.s. over uitzonderingen op de hoogtebepaling voor nieuwe bebouwing (26431, nr. 74);

- de motie-Snijder-Hazelhoff/Atsma over zeewaartse uitbreiding van havens en bedrijventerreinen in Den Helder en Harlingen (26431, nr. 75);

- de motie-Snijder-Hazelhoff/Atsma over een convenant inzake een integraal beleid voor het beheersbaar maken en houden van recreatie en toerisme op de Waddenzee (26431, nr. 76);

- de motie-Huizinga-Heringa c.s. over de nadere invulling van het convenant inzake een integraal beleid voor het beheersbaar maken en houden van recreatie en toerisme op de Waddenzee (26431, nr. 78);

- de motie-Duyvendak over begrenzing van het PKB-gebied (26431, nr. 79);

- de motie-Duyvendak over de nadere invulling van de natuurlijke waarden en kenmerken in relatie tot gaswinning (26431, nr. 80);

- de motie-Duyvendak over verbod op vluchten van ultralightvliegtuigen boven de Waddenzee en het overige Waddengebied (26431, nr. 81);

- de motie-Duyvendak over het schrappen van de uitzondering voor vluchten vanaf het luchtvaartterrein Texel rechtstreeks naar het vasteland en vice versa (26431, nr. 82);

- de motie-Duyvendak over een verbod op laagvliegen voor recreatieve vluchten (26431, nr. 83).

(Zie notaoverleg van 9 oktober 2006.)

De voorzitter:

De motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff (26431, nr. 71) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de PKB de uitbreiding van de havens van de Waddeneilanden nagenoeg onmogelijk maakt;

overwegende dat mede met het oog op de veiligheid en het voorkomen van het "droogvallen" van schepen op zandplaten een beperkte uitbreiding van de havens van de Waddeneilanden ten behoeve van de recreatievaart mogelijk moet blijven;

verzoekt de regering,

  • - in de PKB, blz. 15, onderdeel h, na de als concrete beleidsbeslissing gemarkeerde zin "Bestaande havens en bedrijventerreinen direct grenzend aan de Waddenzee mogen niet zeewaarts worden uitgebreid." de volgende als concrete beleidsbeslissing te markeren zinnen toe te voegen: "Een uitzondering wordt gemaakt voor een beperkte uitbreiding van de voor de recreatievaart bestemde havens van de Waddeneilanden, indien noodzakelijk vanwege onder meer veiligheid en er geen alternatieve passende oplossing mogelijk is. Het convenant zoals bedoeld onder o. in deze PKB is hierbij richtinggevend.";

  • - indien een beperkte zeewaartse havenuitbreiding noodzakelijk blijkt, de betreffende PKB-begrenzing van het Waddengebied aan te passen door middel van een partiële wijziging van deze PKB,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (26431).

De motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff (26431, nr. 72) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor het voortbestaan en de ontwikkeling van de havens in het Waddengebied essentieel is dat deze bereikbaar zijn voor de huidige en toekomstige scheepvaart;

voorts overwegende dat een aantal havens nu al problemen ondervinden met hun bereikbaarheid;

verzoekt de regering, in de PKB, onderdeel d,

  • - het tekstblok bovenaan blz. 14 "De bereikbaarheid van havens en eilanden tot en met dat het project economisch rendabel is." te vervangen door: "De bereikbaarheid van havens en eilanden wordt gewaarborgd in de vorm van aanlegmogelijkheden voor veerboten en streefdieptes/normering voor de vaargeulen. Voor beide geldt het naar de streefdiepte/normering van 2006 te actualiseren uitgangspunt dat vaartuigen die op dat moment gezien hun diepgang en afmetingen de havens bij gemiddelde zeestand en wind konden aandoen dit ook in de toekomst moeten kunnen. Hierbij wordt rekening gehouden met de economische en technische ontwikkelingen in de scheepvaart. In aansluiting op natuurlijke ontwikkelingen in de vaargeuldiepte zijn incidenteel verdere verdiepingen van de hoofdvaargeulen mogelijk, onder de voorwaarde dat dit past binnen het afwegingskader zoals aangegeven in de PKB. Gezien de economische potenties van de havens van Den Helder, Harlingen en Delfzijl alsmede de Eemshaven, kan voor de vaargeulen naar deze havens in uitzondering op de vastgestelde streefdieptes/normering tot verdere verdieping worden overgegaan, onder de voorwaarde dat dit past binnen het afwegingskader van deze PKB. Voor de vaargeul naar Harlingen kan het daarbij gaan om een verdieping tot minimaal 7.50 meter beneden NAP.";

  • - de vervangende tekst te markeren als beslissing van wezenlijk belang,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Atsma en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (26431).

De motie-Atsma c.s. (26431, nr. 73) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet minimaal twee nieuwe overgangsgebieden van zoet naar zout water wil creëren;

overwegende dat het creëren van dergelijke overgangsgebieden risico's met zich mee kan brengen voor de landbouw en dat daarom dergelijke plannen niet gerealiseerd mogen worden zonder voldoende steun vanuit de agrarische sector;

verzoekt de regering, in de PKB, blz. 12 en 13, na de als beslissing van wezenlijk belang gemarkeerde zin "Het kabinet streeft naar (...) één natuurlijke zoet-zoutovergang in het waddengebied te realiseren." de volgende zin toe te voegen: "Realisering hiervan kan alleen geschieden indien de plannen ook en voldoende worden gesteund door de regionale land- en tuinbouworganisaties.",

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Atsma, Snijder-Hazelhoff en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (26431).

De motie-Snijder-Hazelhoff/Atsma (26431, nr. 75) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het voor de sociaal-economische ontwikkeling van het waddengebied noodzakelijk is dat de havens ontwikkelingsmogelijkheden hebben en dat de offshore-industrie voor de regio behouden wordt;

overwegende, dat alleen op basis van een zorgvuldige planologische afweging besloten kan worden of er mogelijkheden liggen voor binnen en buitendijkse ontwikkeling van havens en bedrijvigheid;

overwegende, dat zich in drukke periodes problemen voordoen met de lokale luchtkwaliteit in Den Helder door de opstelling van auto's voor de veerboot;

overwegende, dat zich op middellange termijn door initiatiefnemers een concreet plan kan aandienen voor zeewaartse uitbreiding van de havens en bedrijventerreinen in Harlingen en dat dit plan begeleid zal zijn door onderzoek, waarbij het onderzoek tenminste de noodzaak, de effecten op de natuur en het landschap, de afweging van (binnendijkse) alternatieven en mogelijke compensatie zal beschrijven;

verzoekt de regering, de cursieve, blauwgedrukte tekst onder H op pagina 15 "Bestaande havens en bedrijventerreinen direct grenzend aan de Waddenzee mogen niet zeewaarts worden uitgebreid." te wijzigen in "Bestaande havens en bedrijventerreinen direct grenzend aan de Waddenzee, uitgezonderd Den Helder, mogen niet zeewaarts worden uitgebreid. In Den Helder is zeewaartse uitbreiding in het geval van een verlegging van de Tesoveerhaven mogelijk, op voorwaarde dat er een zorgvuldige planologische afweging plaatsvindt en dat dit past binnen het afwegingskader van de PKB.";

verzoekt de regering tevens, "Voor eventuele nieuwe uitbreiding van de haven van Harlingen bij voorkeur te kiezen voor een binnendijkse uitbreiding. Wanneer echter uit een concreet plan dat onderbouwd is met onderzoek en dat leidt tot het inzicht dat een zeewaartse uitbreiding bij Harlingen mogelijk is binnen het afwegingskader van de PKB, dit mogelijk te maken. Op basis van voornoemd onderzoek zal de planologische afweging moeten plaatsvinden waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van zowel de Waddenzee als het binnendijks gelegen gebied betrokken worden",

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (26431)

De gewijzigde motie-Snijder-Hazelhoff/Atsma (26431, nr. 90) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor de sociaal-economische ontwikkeling van het waddengebied noodzakelijk is dat de havens ontwikkelingsmogelijkheden hebben en dat de offshore-industrie voor de regio behouden wordt;

overwegende dat alleen op basis van een zorgvuldige planologische afweging besloten kan worden of er mogelijkheden liggen voor binnen- en buitendijkse ontwikkeling van havens en bedrijvigheid;

overwegende dat zich in drukke periodes problemen voordoen met de lokale luchtkwaliteit in Den Helder door de opstelling van auto's voor de veerboot;

overwegende dat zich op middellange termijn door initiatiefnemers een concreet plan kan aandienen voor zeewaartse uitbreiding van de havens en bedrijventerreinen in Harlingen en dat dit plan begeleid zal zijn door onderzoek, waarbij het onderzoek tenminste de noodzaak, de effecten op de natuur en het landschap, de afweging van (binnendijkse) alternatieven en mogelijke compensatie zal beschrijven;

verzoekt de regering, de cursieve, blauwgedrukte tekst onder H op pagina 15 "Bestaande havens en bedrijventerreinen direct grenzend aan de Waddenzee mogen niet zeewaarts worden uitgebreid." te wijzigen in "Bestaande havens en bedrijventerreinen direct grenzend aan de Waddenzee, uitgezonderd Den Helder, mogen niet zeewaarts worden uitgebreid. In Den Helder is zeewaartse uitbreiding in het geval van een verlegging van de Tesoveerhaven mogelijk, op voorwaarde dat er een zorgvuldige planologische afweging plaatsvindt en dat dit past binnen het afwegingskader van de PKB";

verzoekt de regering tevens, "Voor eventuele nieuwe uitbreiding van de haven van Harlingen bij voorkeur te kiezen voor een binnendijkse uitbreiding. Wanneer echter uit een concreet plan dat onderbouwd is met onderzoek en dat leidt tot het inzicht dat een zeewaartse uitbreiding bij Harlingen mogelijk is binnen het afwegingskader van de PKB, dit mogelijk te maken. Op basis van voornoemd onderzoek zal de planologische afweging moeten plaatsvinden waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van zowel de Waddenzee als het binnendijks gelegen gebied betrokken worden",

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze nader gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (26431).

In stemming komt de gewijzigde motie-Gerkens/Duyvendak (26431, nr. 70).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff (26431, nr. 87).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de Groep Wilders, de Groep Eerdmans/Van Schijndel, D66, de VVD, het CDA, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Atsma/Snijder-Hazelhoff (26431, nr. 88).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de Groep Wilders, de Groep Eerdmans/Van Schijndel, de SGP, het CDA, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Atsma c.s. (26431, nr. 89).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de Groep Wilders, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Snijder-Hazelhoff c.s. (26431, nr. 74).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de Groep Wilders, de Groep Eerdmans/Van Schijndel, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Snijder-Hazelhoff/Atsma (26431, nr. 92).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de Groep Wilders, de VVD, de Groep Eerdmans/Van Schijndel, het CDA, de SGP, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Snijder-Hazelhoff/Atsma (26431, nr. 76).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de Groep Wilders, de VVD, het CDA, de LPF, de Groep Eerdmans/Van Schijndel en de Groep Van Oudenallen voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Huizinga-Heringa c.s. (26431, nr. 78).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Duyvendak (26431, nr. 79).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Duyvendak (26431, nr. 80).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Duyvendak (26431, nr. 81).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de Groep Eerdmans/Van Schijndel, D66 en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Duyvendak (26431, nr. 82).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Duyvendak (26431, nr. 83).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Volgens mij hebt u een motie verkeerd aangeduid, waardoor wij even in verwarring raakten. Wij willen in ieder geval geacht worden voor de nader gewijzigde motie op stuk nr. 92 te hebben gestemd.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fractie van de ChristenUnie wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden voor de nader gewijzigde motie op stuk nr. 92 te hebben gestemd.

Naar boven